Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 12/11/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Greet Van Linter tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de correlatie tussen het gebruik van gsm en het voorkomen van tumoren
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, al een aantal jaren worden her en der dingen gezegd of veronderstellingen gedaan die nu worden bevestigd door een studie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), namelijk dat veelvuldig en langdurig mobiel telefoneren kanker kan veroorzaken. Vooral de cijfers over het verband tussen mobiel telefoneren en de ontwikkeling van een hersentumor, zijn onrustwekkend. In 2007 heb ik hier ook al een vraag over gesteld en toen was er al een Zweeds onderzoek dat op dit verband wees.
Onlangs werd een studie met de naam 'Interphone' uitgevoerd door het International Agency for Research on Cancer (IARC), dat afhangt van de WGO. In een aantal landen werd het verband bestudeerd tussen het mobieletelefoongedrag van de patiënt en de kanker waaraan hij leed. Het gaat om voorlopige resultaten, de definitieve resultaten worden volgend jaar verwacht, maar het IARC zelf vindt ze belangwekkend genoeg om ze nu al vrij te geven en stelt dat "mobiel bellen, zeker voor kinderen, moet worden beperkt en dat we uit voorzorg maar beter een vast toestel kunnen gebruiken".
Ook in ons land bekijkt men deze materie met aandacht en wordt vooral aan de K.U.Leuven onderzoek gedaan. Ook daar zegt men dat we dringend het voorzichtigheidsprincipe moeten hanteren. Dat zei ook minister Vervotte in een antwoord op een vraag van mij van 14 maart 2007. Toen bleek al dat er nieuwe elementen waren die we niet blindelings naast ons konden neerleggen, en dat het aangewezen was om het voorzichtigheidsprincipe te hanteren.
Vorig jaar werd hier ook een hoorzitting gehouden en ook toen bleek dat de bezorgdheid die er al enige tijd heerst over niet-ioniserende stralen, niet onterecht is. De beschadiging op cellulair niveau mag als bewezen worden beschouwd en men pleitte ook daar voor preventieve maatregelen en vooral voor meer meetcampagnes. Tot op heden waren er inderdaad een aantal tegenstrijdige studies, maar de voorlopige resultaten van de studie van de WGO zijn toch duidelijk.
Anderzijds moet ik ook stellen dat dergelijke apparatuur niet meer uit ons dagelijks leven weg te denken is en dat het ook wel niet de bedoeling zal zijn om die te bannen. Het komt erop aan om een attitude te ontwikkelen waarbij we leren hoe we er op een gezonde manier mee kunnen omgaan.
Het is duidelijk dat er een verschuiving is geweest van de bezorgdheid over straling van gsm-masten naar de bezorgdheid over het gebruik van de gsm zelf. Dat schrijft u zelf in uw beleidsbrief 2007-2008, omdat er nu sprake is van hogere vermogens. Na de hoorzitting stelde u dat u al deze gegevens eens goed zou bekijken en zou proberen om alles naar waarde te schatten, maar toch sprak u toen nog van geruststellende resultaten van de onderzoeken en pleitte u enkel voor voorzichtigheid. U hebt daar ook een aantal campagnes aan gekoppeld via de LOGO's (lokaal gezondheidsoverleg) en de scholen. In antwoord op een schriftelijke vraag meldde u in oktober 2007 dat er geen nieuwe campagne is gepland, maar dat de ontwikkelingen permanent worden gevolgd.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn vrij simpel. Zult u de bevestiging van de studie afwachten of zult u nu reeds beleidsmaatregelen treffen?
Met welke maatregelen zult u in uw beleid het hoofd bieden aan deze problematiek?
Vindt u dat de tot nu toe gevoerde campagnes in scholen, LOGO's en dergelijke moeten worden bijgestuurd, en zo ja, op welke manier zal dat gebeuren?
Ik heb nog een laatste vraag die niet in mijn schriftelijke uiteenzetting werd opgenomen, maar die ik toch wel graag had gesteld. In antwoord op een actuele vraag in 2007 stelde minister Vervotte: "Ik ben altijd bereid om een gesprek aan te knopen met de consumenten. Ik zal dat ook overmaken aan federaal minister van Consumentenzaken Vandenbossche, om na te gaan of ze bereid is om een initiatief te nemen." Ik wou hier even op inpikken. Ik weet dat dit niet uw woorden, maar die van uw voorgangster zijn, maar hebt u stappen gezet of hebt u gesprekken gevoerd met Consumentenzaken?
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Linter, de recente mededeling van het IARC over de Interphone-studie die de mogelijke gezondheidsrisico's van mobiel bellen onderzoekt, maakt tot op vandaag nog geen wetenschappelijk eenduidige besluiten mogelijk. Het IARC stelt zelf dat de voorlopige resultaten geen of nog geen oorzakelijk verband kunnen aantonen tussen gsm-gebruik en kanker. Wel is er een statistisch verband tussen langdurig gsm-gebruik en hersentumoren vastgesteld. We hebben allemaal voldoende statistiek gevolgd om te weten dat twee dingen die tegelijkertijd voorkomen, niet noodzakelijk betekenen dat het ene voortvloeit uit het andere en dat men heel voorzichtig moet zijn met statistische verbanden die nog niet als oorzakelijk kunnen worden omschreven.
Recent verscheen ook een meta-analyse van Hardell en anderen, waarin de auteurs tot de conclusie komen dat sommige tumoren zoals een glioma, relatief vaker voorkomen aan de kant van het hoofd waar de gsm meestal tegen het oor wordt gehouden. Ook hier gaat het over een statistische associatie, niet over een wetenschappelijk bewezen causaal verband. De door Hardell gebruikte onderzoeken waren die van de Interphone-studie plus eigen onderzoek.
In die context ben ik het eens met de coördinator van de studie, Elisabeth Cardis, die pleit voor voorzichtigheid, maar niet voor strengere normen noch voor strenge waarschuwingen of verboden inzake gsm-gebruik zoals dit nu wel gebeurt voor producten met ondubbelzinnig bewezen kankerverwekkende eigenschappen zoals tabak. Zij preciseert dat "op basis van de huidige kennis, er voorzichtig moet worden gehandeld door kinderen aan te raden de gsm doordacht te gebruiken en de voorkeur te geven aan een vast toestel". U hebt dit ook geciteerd.
Door het Vlaamse volksgezondheidsbeleid wordt in Klasse al een folder verspreid die aandacht geeft aan het gsm-gebruik door kinderen. Daarin krijgen zowel ouders als kinderen aanbevelingen om op een doordachte manier gebruik te maken van de gsm. Kinderen zouden immers gevoeliger kunnen zijn voor radiogolven, ook al zijn daar tot nu toe geen expliciete wetenschappelijke bewijzen voor.
Mevrouw Van Linter, de inhoudelijke boodschap van de tot nu toe gevoerde campagnes hoeft eigenlijk niet te worden bijgestuurd op basis van de gegevens die vandaag beschikbaar zijn. Uiteraard zal, gelet op mogelijk nieuwe inzichten, de basis van de boodschap steviger en meer uitgesproken worden onderbouwd dan tot nog toe het geval is, maar de maatregelen die op basis van het voorzichtigheidsprincipe tot nog toe door de Vlaamse overheid werden voorgesteld, blijven onverminderd - en ook 'onvermeerderd', heb ik zin om te zeggen - gelden. Zij hoeven niet aangescherpt noch genuanceerd te worden.
Ook de preventieboodschap van de medisch milieukundigen bij de LOGO's, die weliswaar meer gericht is op de problematiek van de gsm-zendmasten en minder op die van het privégebruik van de gsm-toestellen, blijft na deze nieuwe onderzoeksresultaten gelden.
Er is ten slotte geen contact geweest met de federale minister van Consumentenzaken.
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik het goed begrijp, pleit u voor een status-quo in afwachting van echte wetenschappelijke resultaten. Welke studies beschouwt u dan als echt wetenschappelijk?
Minister Steven Vanackere: De studies waarover we spreken, zijn wetenschappelijk. Alleen is het soms ook wetenschappelijk om vast te stellen dat de gegevens die men naast elkaar zet, niet toelaten om op een wetenschappelijk verantwoorde manier te stellen dat er een causaal verband is. Wat vandaag nog niet voorligt, is een studie die voldoende de wetenschappelijke toets doorstaat en tegelijkertijd het causale verband aantoont. In het licht daarvan trek ik de conclusie dat de Vlaamse overheid op basis van het voorzichtigheidsbeginsel al een aantal adviezen had gegeven, meer bepaald over het gsm-gebruik van kinderen, een gebruik dat om tal van redenen best niet overdreven wordt. Vandaag hebben we geen enkele indicatie dat we strenger of rigider moeten zijn dan in onze bestaande aanbevelingen.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de minister, ik kan daarmee akkoord gaan, want het mag in geen geval de bedoeling zijn om paniek te creëren, we moeten een gulden middenweg vinden. Ik blijf dit dossier in elk geval volgen om te zien of ook u het blijft volgen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.