Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 06/11/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de omzettingsverplichting van de EU-Dienstenrichtlijn
De voorzitter: Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier: Mijnheer de voorzitter, de Europese Dienstenrichtlijn, bijgenaamd Bolkesteinrichtlijn, verplicht lidstaten van de EU hun dienstenmarkt ten gunste van aanbieders in andere lidstaten vrij te geven. Het Europees Parlement heeft deze richtlijn in 2006 aangenomen. De richtlijn moet een einde aan alle belemmeringen van de vrije dienstenmarkt maken.
Tijdens de commissievergadering van 27 oktober 2007 heeft de minister verklaard dat het omzettingsproces tegen het einde van december 2009 moet worden afgewerkt. Dit betekent dat Vlaanderen ongeveer drie jaar tijd heeft gekregen om het proces af te ronden. Tijdens die periode moeten beperkende regels op hun strijdigheid met de Europese Dienstenrichtlijn worden beoordeeld en vervolgens worden geëlimineerd. Bepaalde beperkende regels kunnen, rekening houdend met de beginselen van de evenredigheid en de noodzakelijkheid, evenwel behouden blijven.
Tijdens diezelfde commissievergadering heeft de minister tevens verklaard dat de Vlaamse overheid was begonnen met de werkzaamheden om te bepalen welke wetgeving in detail moet worden onderzocht en welke wetgeving buiten het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Hiertoe is een onder de verantwoordelijkheid van de minister ressorterende stuurgroep opgericht.
Tijdens de commissievergadering van 26 juni 2008 heeft de minister verklaard dat ze zich vooral op de financiële ondersteuning van ondernemingen concentreerde en dat toenmalig minister Bourgeois zich vooral met de vermindering van de regeldruk bezighield. In het kader van de omzettingsverplichting zou u zich echter ook meer met dat laatste punt gaan bezighouden.
Mevrouw de minister, in welke fase bevindt de stuurgroep met betrekking tot de Europese Dienstenrichtlijn zich? Is er al een lijst van decreten die aan herziening toe zijn? Welke timing volgt de stuurgroep? Zal de herziening voor het einde van 2009 worden voltooid? Wanneer zal het Vlaams Parlement hierover worden geïnformeerd? Hoe zal u in die stuurgroep de vermindering van de regeldruk aanpakken? Zijn in dit verband al concrete initiatieven genomen?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de voorzitter, ik heb recent het genoegen gehad een door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) georganiseerde studiedag over de omzetting van de Europese Dienstenrichtlijn bij te wonen. Ik vermoed dat de vraag om uitleg van mevrouw Fournier geïnspireerd is door wat daar is gezegd. Er is die dag in elk geval verklaard dat er in Vlaanderen nog heel wat werk aan de winkel is.
Ik moet hier onmiddellijk aan toevoegen dat de Vlaamse Regering heel wat verder staat dan, pakweg, de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Op de slides stond gewoon dat hierover geen gegevens beschikbaar waren. Dit is maar een kleine kanttekening bij het gevoerde beleid.
Ik zou de minister twee bijkomende vragen willen stellen. Indien ze het antwoord nu niet kan geven, mag ze dat natuurlijk altijd naderhand schriftelijk bezorgen.
Normaal gezien, zou de prescreening in maart 2008 zijn afgerond. Dat was de oorspronkelijke timing. Op dat moment bleek echter nog niet alle informatie over alle beleidsdomeinen te zijn binnengelopen. Het betreft hier de oplijsting die verband houdt met de prescreening die aan de eigenlijke screening voorafgaat. Is er nu nog een vertraging? Kan de minister meedelen met betrekking tot welke beleidsdomeinen er nog moet worden gewacht?
Wat de toekomstige screening betreft, heb ik vernomen dat de dienstenimpacttoets zal worden aangewend als het instrument om nieuwe regelgeving te analyseren. Op die manier zal worden nagegaan of nieuwe regelgeving conform de Europese Dienstenrichtlijn is opgesteld. Het is blijkbaar de bedoeling dit alles in de handleiding voor de regelgevingsimpactanalyse (RIA) te integreren. De RIA is natuurlijk enkel van toepassing op ontwerpen van decreet en niet op voorstellen van decreet. Ik begrijp natuurlijk dat dit met het onderscheid tussen de uitvoerende en de wetgevende macht te maken heeft. Kan de minister eens nagaan of in een mogelijkheid zal worden voorzien om ook het werk van de wetgevende macht op een of andere manier aan de Europese Dienstenrichtlijn te toetsen? Het gaat hier immers om de administratieve vereenvoudiging. Het zou enigszins contradictorisch zijn de Vlaamse Regering in het kader van de conformiteit enorme inspanningen te laten leveren en voor de wetgevende macht totaal niet in een screening te voorzien. De RIA bestaat niet voor parlementaire initiatieven. Ik begrijp dat het om aparte bestuursniveaus gaat. We zouden een manier moeten vinden om het decreetgevend werk van het Vlaams Parlement aan de dienstenimpacttoets te onderwerpen.
De voorzitter: De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys: Mijnheer de voorzitter, ik wil me gewoon bij de vraag om uitleg van mevrouw Fournier aansluiten. Ik heb in oktober 2007 de door haar aangehaalde vraag om uitleg met de verwijzing naar de inspanningen van toenmalig minister Bourgeois gesteld. Ik wil geen nieuwe elementen toevoegen. Ik sluit me aan bij de vraag om uitleg zoals ze door mevrouw Fournier is geformuleerd.
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst en vooral toelichten in welke fase de stuurgroep zich bevindt. De Vlaamse stuurgroep die de omzetting van de Europese dienstenrichtlijn op ambtelijk vlak voorbereidt, is sinds de commissievergadering van 27 oktober 2007 uiteraard actief gebleven. In het kader van de prescreening zijn in de loop van de voorbije maanden namens de verschillende beleidsdomeinen resultaten ingediend. Op 19 juli 2008 heeft de Vlaamse stuurgroep de Vlaamse Regering een eerste positieve lijst met regelgeving meegedeeld. Deze lijst omvat regelgeving die onder het toepassingsgebied van de Europese Dienstenrichtlijn valt en derhalve moet worden gescreend. Deze screening betreft een toetsing aan de beginselen van de non-discriminatie en aan het verbod op het gebruik van economische criteria inzake noodzakelijkheid en evenredigheid.
De beslissingen van de Vlaamse Regering van 21 maart 2008 en 9 mei 2008 hebben de te volgen werkwijze politiek vastgelegd. Hierbij heb ikzelf als Vlaams minister van Economie een co?rdinerende en opvolgende rol toegewezen gekregen. In dat verband wordt momenteel onderzocht in welke mate de ingediende resultaten van de prescreening volledig in overeenstemming zijn met de EDRL-uitzonderingsgronden en met het voorzorgsbeginsel dat de Vlaamse Regering bij de prescreening hanteert. Dat voorzorgsbeginsel stelt dat men in geval van twijfel de regelgeving in kwestie toch onder het toepassingsgebied van de EDRL laat vallen.
De net geciteerde regeringsbeslissingen hebben ook een eerste invulling gegeven aan de wijze waarop de administratieve vereenvoudiging en de uitbouw van het uniek loket moeten gebeuren. Tevens heeft de Vlaamse Regering op 9 mei jongstleden een vernieuwende screeningsmethode aanbevolen, met name de dienstenimpacttoets, om de Vlaamse regelgeving die onder het toepassingsgebied valt, te toetsen aan de criteria van noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid.
Mijn beleidsvoornemen is dat de Vlaamse Regering pas zowel de prescreenings- als de screeningsresultaten zou valideren, indien die volledig in overeenstemming zijn met de EDRL-bepalingen. Belangrijke hulpmiddelen om hieraan te voldoen, zijn voor de prescreening het vademecum tot omzetting van de Dienstenrichtlijn en voor de screening de dienstenimpacttoets. Ik kan immers niet genoeg wijzen op de juridische aansprakelijkheid en risico´s voor de Vlaamse overheid als geheel die kunnen voortvloeien uit een onvolledige of foutieve omzetting van de Dienstenrichtlijn. Niet alleen zijn we vatbaar voor gerechtelijke acties door de Europese Commissie of andere lidstaten, maar ook door buitenlandse rechtssubjecten, met bijhorende schadeclaims, die zich geschaad zouden menen te voelen in hun verdragsrechtelijk recht op grensoverschrijdende handel in diensten, zoals bepaald in de artikelen 43 en 49 van het EG-Verdrag, die overigens directe werking hebben. Ik zal hierover binnenkort een nota overmaken aan de Vlaamse Regering.
Ter informatie kan ik nog meegegeven dat het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie, samen met het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een studiedag hebben georganiseerd op 11 oktober jongstleden, over de gevolgen van de EDRL voor de lokale besturen, onder meer met betrekking tot de prescreening en screening van regelgeving en hun rol in de werking van het uniek loket. Meer opvolging en begeleiding van de lokale besturen bij het omzettingsproces van de EDRL is verder ook gepland.
Met betrekking tot het tweede element van uw vraag kan ik u antwoorden dat er vandaag nog geen lijst voorhanden is van decreten die aan herziening toe zijn. De ´positieve´ lijst met regelgevingen waarover ik het zonet had, betekent nog niet dat die regelgeving al moet worden aangepast. Eerst moeten deze regelgevingen nog worden gescreend of getoetst aan de diverse EDRL-beginselen die ik heb opgesomd. Wanneer blijkt dat de Vlaamse regelgeving hiermee strijdig is, komen we natuurlijk in de herzieningsfase.
De timing van de prescreening is vertraagd door de werkzaamheden met betrekking tot de omzetting van het EU-reglementeringspakket van 29 november 2005 betreffende de financiering van diensten van algemeen economisch belang (DAEB). Ik zal daar nader op ingaan bij de laatste vraag. Het antwoord op uw vraag is dus behoorlijk genuanceerd. De werkzaamheden gaan vooruit, maar ze hebben wel wat vertraging opgelopen. Extra impulsen zullen ongetwijfeld opnieuw nodig zijn. De einddatum voor de omzetting blijft 28 december 2009, want het blijft onze verdragsrechtelijke verplichting die toe te passen. Zelf stel ik alles in het werk om dat te realiseren. Daarom zal ik nogmaals een regeringsnota voorleggen aan de Vlaamse Regering, om alle collega´s ter zake te responsabiliseren.
Het Vlaams Parlement zal uiteraard tijdig worden geïnformeerd, via de geëigende kanalen, over de parlementaire werkzaamheden die nodig zijn voor de omzetting. Ik kan ter zake, gelet op wat ik heb gezegd, nog geen exacte datum geven.
Graag wil ik ook nog de rolverdeling tussen de Vlaamse minister bevoegd voor bestuurszaken en mezelf verduidelijken. De Vlaamse minister van Bestuurszaken is belast met twee beleidsdossiers die raakvlakken hebben met de omzetting van de EDRL, hoewel, voor alle duidelijkheid, die dossiers niet samenvallen met het lopende omzettingsproces van de Dienstenrichtlijn.
Ten eerste is er de vastlegging van de diensten van algemeen belang (DAB) en de diensten van algemeen economisch belang in het kader van de omzetting van het Europees reglementeringspakket van 29 november 2005 met betrekking tot de financiering van DAEB´s, ook het Altmarkpakket genaamd. Immers, de Vlaamse regelgeving die de DAB´s regelt, valt uit het toepassingsgebied van de EDRL, en voor de DAEB´s is dat gedeeltelijk het geval. Over deze kwestie werd door de Vlaamse Regering nog geen beslissing genomen, maar voor de EU moet die aangelegenheid voor het einde van dit jaar afgehandeld zijn.
Ten tweede is er de meting en de vermindering van de administratieve lasten. Op 8 en 9 maart 2007 besliste de Europese Raad dat de EU alle administratieve lasten die aan de Europese regelgeving verbonden zijn, tegen 2012 met 25 percent moet verminderen. Tevens moeten de lidstaten elk voor zich en uiterlijk in 2008 nationale richtcijfers met een vergelijkbaar ambitieniveau vastleggen. In navolging van deze Europese beslissing, bepaalde de Vlaamse Regering op 29 juni 2007 over te gaan tot de meting van de administratieve lasten van de Vlaamse regelgeving. Die nulmetingen vormen de basis voor de opmaak van de actieplannen, met concrete projecten tot administratieve vereenvoudiging en met de bepaling van de reductiedoelstelling per beleidsdomein. De actieplannen stellen Vlaanderen dus in staat om door gerichte inspanningen te komen tot een gevoelige daling van de administratieve lasten tegen 2012.
Gelet op de verplichting van de EDRL tot administratieve vereenvoudiging en de deadline van eind 2009 tot omzetting van de EDRL, is het daarom mijn bedoeling om die twee beleidssporen nog meer in elkaar te integreren en tijdens de komende maanden de methode van de actieplannen versneld in te zetten voor een daadwerkelijke administratieve vereenvoudiging van die regelgeving die volgens artikel 5 van de EDRL moet worden vereenvoudigd. De Vlaamse minister van Bestuurszaken blijft uiteraard de bevoegde en verantwoordelijke minister voor die administratieve vereenvoudiging.
Het antwoord op de concrete vragen van mevrouw De Ridder zal ik nog opvragen. Het klopt wel dat we contact hebben gehad met een aantal sectoren die getuigen dat het Vlaamse Gewest blijkbaar het enige beleidsniveau is dat die oefening momenteel aan het maken is.
De voorzitter: Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik heb daar niets meer aan toe te voegen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.