Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 04/11/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het zelf produceren van elektriciteit door particulieren en bedrijven
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de minister, hoewel ik geen lid ben van deze commissie wil ik toch de volgende vraag stellen.
In het streven naar duurzame ontwikkeling is het ontwikkelen van duurzame vormen van energieproductie de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen. De duurzame bronnen zoals wind, zon, biomassa en het energie-efficiënt omgaan in WKK-installaties vragen het herdenken van de netten en creëren nieuwe problemen op het distributienet. Dit geldt zeker voor bijvoorbeeld grootschalige windparken.
Steeds vaker worden particulieren of bedrijven zelf producent van elektriciteit. We kennen de PV-systemen, er zijn de windmolenparken, en nu maken ook de kleine windmolens hun opwachting. Die kunnen in theorie op het net worden gezet. Regelmatig blijkt dit praktisch moeilijk haalbaar. Nochtans zal dit de komende jaren steeds vaker voorkomen. Uit alles blijkt dat we naar nieuwe netten moeten evolueren en dat het tijdperk waarin uitsluitend van op enkele grote productiesites voldoende stroom op het net werd gezet, achter ons ligt. Dit creëert nieuwe uitdagingen.
Mevrouw de minister, beschikt u over een overzicht van de regionale knelpunten om elektriciteit op verschillende plaatsen op het laagspanningsnet te brengen? Hoe zult u deze knelpunten aanpakken en de netten beter aanpassen op verschillende leveranciers? Werden alle infrastructurele problemen op de netten reeds opgelost? Wat is de houding van de distributienetbeheerder inzake decentrale productie? Hoe ziet u de uitbouw van de netten in de toekomst? Hoe wilt u problemen vermijden met de continuïteit van het aanbod?
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Op initiatief van collega Rombouts zijn hier destijds heel wat discussies geweest over de aansluitbaarheid van de tuinbouwbedrijven. Ook collega Moerman heeft dat hier al aangekaart. Het is geëindigd met een motie op 5 mei 2008.
Mevrouw de minister, hoe kunnen de distributinetbeheerders (DNB´s) proactief optreden zodat we dit in investeringsplannen kunnen omzetten? Mevrouw de minister, stuurt u hierop aan? De decentrale installaties zijn hier en daar succesvol. Kunnen we een aantal zaken ook niet clusteren om het eenvoudiger te maken?
De ongelijke spreiding van de aansluitingskosten was een knelpunt. Hoe zit het met de solidariteitsmechanismen? Maken die enige kans? Kunnen ze gemodereerd worden ingevoerd? De ongelijke verdeling van de groenestroomcertificaten wordt mee verrekend. Het verschil tussen 450 en de marktwaarde moet door de distributienetbeheerders worden verrekend in de prijzen.
Betreffende een aantal suggesties in verband met mogelijke oplossing vraag ik naar de stand van zaken. Ik weet dat in mijn provincie een aansluiting is geweigerd. Het gaat om een enorm groot dossier. Dergelijke zaken moeten ook met Elia worden besproken. De vraag is of er ook op het niveau van de federale overheid gesprekken over een gezamenlijke aanpak worden gevoerd. De verdeling van de kosten tussen de grote productiecentrales moet in elk geval met Elia worden besproken.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ik ben ook benieuwd naar het gevolg dat aan onze resolutie is gegeven. Die resolutie omvat een aantal aanbevelingen om de omschakeling mogelijk te maken naar een net waarin de decentrale productie veel meer wordt ingeschakeld. Een aantal van die gesuggereerde maatregelen zijn ondertussen al door de vorige sprekers aangehaald. Ik denk dan aan de solidarisering van de kosten, aan de groenestroomcertificaten en aan het proactief inspelen op de inschakeling van clusters van decentrale energie in de investeringsplannen van de netbeheerders.
Een belangrijk element dat hier nog niet ter sprake is gekomen, is de door ons voorgestelde modus vivendi tussen de netbeheerders en Elia, de beheerder van het hoogspanningsnet. Die modus vivendi moet tot de meest kostenefficiënte aanpak leiden. Indien het goedkoper is ergens een nieuwe hoogspanningspost te plaatsen waarop clusters van decentrale warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK-installaties) kunnen worden aangesloten, moet de goedkoopste oplossing worden gevonden.
Mevrouw de minister, hoe staat het met de specifieke aanbeveling om tot een modus vivendi met de hoogspanningsnetbeheerder te komen?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, deze problematiek is hier al eerder aan bod gekomen. Een tijdje geleden heeft mevrouw Moerman om een oplijsting van alle bestaande problemen gevraagd. Ik verwijs dan ook gedeeltelijk naar het debat dat we toen hebben gevoerd.
Ik wil mevrouw Poleyn eerst even duidelijk maken welke verschillende aansluitingsniveaus er zijn.
Het laagspanningsnet gaat tot 1 kilovolt (kV). Er zijn geen regionale knelpunten gekend. Indien er toch zouden zijn, mag me dat altijd worden gemeld. De grote meerderheid van de decentrale productie-eenheden die op het laagspanningsnet worden aangesloten, zijn kleine tot middelgrote fotovoltaïsche zonnepanelen. Die panelen zijn relatief goed verspreid en leveren niet echt problemen met het net op.
Recent zijn een aantal problemen op het middenspanningsnet, tussen 1 kV en 30kV, vastgesteld. Aangezien de energieprijzen zijn gestegen, hebben de glastuinders massaal voor WKK gekozen om hun serres te verwarmen. Op bepaalde plaatsen heeft dit tot een verzadiging van het net geleid. Hierbij speelt niet enkel de capaciteit van het net een belangrijke rol. De toegevoegde decentrale installaties zorgen voor een stijging van de spanning en van het kortsluitvermogen.
De VREG heeft dit jaar voor het eerst een zestal beroepen behandeld tegen de weigering van een netbeheerder om een WKK-installatie aan te sluiten. Tijdens de behandeling van de vraag om uitleg van mevrouw Moerman waren we nog niet zo ver. Bij de beoordeling van de investeringsplannen van de netbeheerders heeft de VREG bijkomend aandacht geschonken aan de weigeringsgronden. Op basis hiervan zijn een aantal regionale knelpunten op het middenspanningsnet geïdentificeerd.
Het belangrijkste knelpunt ligt in de buurt van de Noorderkempen. In dit gebied is de afname van elektrische energie vrij laag en is de afstand tot de transformatorposten langer dan in verstedelijkte of geïndustrialiseerde gebieden. Er zijn dan ook plannen om de glastuinbouw in Hoogstraten, Rijkevorsel en Loenhout meer te clusteren.
In de regio Mechelen-Lier-Putte doet zich een gelijkaardig probleem voor. De capaciteit van het net is verzadigd en de vragen om de aansluiting van decentrale productie kunnen helemaal niet meer worden beantwoord zonder versterking van het net.
Het volstaat uiteraard niet problemen te identificeren en klachten te behandelen. We moeten een manier zoeken om structurele oplossingen te bieden. We moeten hierbij rekening houden met de beleidsdoelstellingen inzake kwalitatieve WKK. Dat moet in orde zijn. Bovendien moeten we de tarieven van de netbeheerders onder controle houden. De heer Decaluwe heeft hier al naar verwezen. We moeten vermijden dat de verrekening van de kosten in een kleinere regio tot een enorme piek leidt.
De VREG, de betrokken netbeheerders en de ondernemers, die ook betrokken partij zijn, voeren momenteel intens overleg om een structurele oplossing voor die knelpunten uit te werken. Samen met de sectororganisaties worden plannen uitgewerkt die tot een economisch verantwoorde oplossing moeten leiden. We moeten ons hierbij op het macro-economisch en niet op het individueel niveau focussen. We moeten geen structurele oplossing voor elke individuele producent uitwerken: we moeten de problemen macro-economisch aanpakken.
Het lijkt me bijzonder moeilijk de netten preventief te versterken om op elke vraag te kunnen ingaan. Indien die investeringen op langere termijn worden afgeschreven, worden ze gesocialiseerd en vallen ze ten laste van alle consumenten in dat gebied. Het is belangrijk alle kosten en baten af te wegen. Dit betekent dat de overheid bij de ontwikkeling van nieuwe elektriciteitsproductiecapaciteit moet nadenken over bepaalde aspecten inzake de ruimtelijke ordening. Er is al naar de verwevenheid van bevoegdheden verwezen. We moeten gebieden kunnen voorbehouden. De geconcentreerde decentrale productie moet daar een plaats kunnen krijgen.
Wat de vierde vraag van mevrouw Poleyn betreft, kan ik melden dat de netbeheerders zich aanvankelijk bijzonder terughoudend hebben opgesteld. De netten zijn niet voor decentrale injecties ontworpen, dat was toen immers nog geen mode. Om die reden zijn al snel technische problemen ontstaan.
Ten gevolge hiervan hebben de netbeheerders binnen de koepelorganisatie Synergrid de technische voorschriften herbekeken. Het gaat om de voorschriften voor de plaatsing van decentrale productie-installaties parallel met het distributienet. Voor ze worden gepubliceerd, worden die voorschriften voor nazicht aan de VREG overgemaakt. De VREG moet met alle betrokken partijen overleggen. De toegang tot het net moet zoveel mogelijk worden vergemakkelijkt. Bovendien moeten, waar mogelijk, de Europese standaarden worden gehandhaafd. We moeten dit organiseren op een manier die we op het niveau van de Europese overheid kunnen verdedigen. De netbeheerders willen de aansluitbaarheid van meer installaties door middel van betere voorschriften garanderen. De VFEG is het eens met dit principe. Er lopen evenwel nog discussies over een aantal praktische toepassingsmodaliteiten. Ik stel in elk geval een kentering ten goede vast. De netbeheerders proberen proactief oplossingen voor de vastgestelde knelpunten te vinden. We hebben al een hele weg afgelegd. De houding van de netbeheerders is nu gericht op het oplossen van problemen. Daarna kunnen structurele oplossingen tot stand komen.
Het is uiteraard de bedoeling de netten beter te benutten. We moeten produceren op de plaatsen waar en de ogenblikken waarop er wordt verbruikt. Om dit te kunnen organiseren, moet er meer worden gemeten en moeten allerlei zaken beter worden geregeld. Een denkspoor dat op dit vlak circuleert, betreft de zogenaamde smart grids.
Het onderzoek naar de mogelijkheden en de kosten van smart metering vormen op dit vlak een eerste stap. Smart metering maakt het mogelijk op elk ogenblik na te gaan wat nodig is en wat wordt aangemaakt. Smart metering toont de verbruikte energie op afstand en stuurt alle gegevens door. Bovendien levert dit de verbruiker, de producent en de netbeheerder bijkomende informatie op over de kwaliteit en de spanning van de stroom.
Indien zich storingen voordoen, moet de decentrale productie kunnen worden afgeschakeld. Als er problemen zijn, moet het mogelijk zijn dit van het net te halen. Aan de andere kant moet het ook een bijdrage kunnen leveren aan de ondersteuning van de netten. Men moet ervoor zorgen dat die twee voorwaarden vervuld zijn.
In plaats van manuele regelingen zouden steeds meer automatische regelingen geïntroduceerd moeten worden, onder meer op het vlak van spanningsregeling.
Ik beoog vooral te zeggen dat vandaag effectief gewerkt wordt aan oplossingen, maar dat we blijvend de kosten en baten op een goede manier tegen elkaar moeten afwegen.
Mijnheer Decaluwe, mijnheer Martens, als er aansluitproblemen zijn, wordt natuurlijk altijd de vraag gesteld wie de investeringskost moet dragen. In bepaalde dossiers, zeker wat het dossier Antwerpse Noorderkempen betreft, zien we dat de netversterking en netuitbreiding op het loutere niveau van de distributie niet echt aangewezen is of zelfs onmogelijk zou kunnen zijn. De vermogens die daar aangesloten moeten worden, zouden wel eens zo hoog en talrijk kunnen zijn dat het gewoon economisch en geografisch verstandiger en goedkoper zou zijn om het hoogspanningsnet uit te bouwen, in plaats van alleen maar het middenspanningsnet.
Boven 70 kilovolt zijn de gewesten niet meer bevoegd, maar is de federale overheid bevoegd. Het gewest kan - en dat is bijzonder jammer, mijnheer Martens - Elia geen openbaredienstverplichtingen opleggen. Ik zou dat zeer graag doen, maar dat kan niet. Elia zelf is vandaag veeleer terughoudend om het transmissienet uit te breiden en een nieuwe post aan te leggen, zonder garantie dat er voldoende aansluitingen zijn. We komen dan in het verhaal van de kip en het ei terecht, wat jammer is.
Het gewest, de distributiesector en Elia plegen op dit ogenblik overleg om de zaak te regelen. De vorige vergadering met Elia, Eandis, VREG en de sectororganisatie vond plaats op 23 oktober. We proberen dus tot oplossingen te komen, maar het zou fout zijn om het op het niveau van het distributienet te regelen en alles te verrekenen. Het is beter dat het niveau dat het meest geschikt is om een ingreep te doen, die ingreep ook doet. Ik hoop dat op niet zo lange termijn witte rook uit de schouw kan komen.
Mijnheer Decaluwe, mijnheer Martens, ik denk dat, wat de solidarisering betreft, er niet echt problemen zijn met de aansluitkosten. Wat de groenestroomcertificaten betreft, mijnheer Martens, weet u zeer goed dat er gesprekken lopen om te zoeken naar een solidariseringsmechanisme dat de balans maakt en zorgt voor goede investeringen op de goede plaats, met een maximaal rendement. Op dat punt wordt dus ook gewerkt aan een decretaal initiatief.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat het aantal regionale knelpunten beperkt blijft en dat u zoekt naar realistische en haalbare oplossingen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.