Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 12/11/2008
Interpellatie van de heer Bart Caron tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het wegwerken van de wachtlijsten in voorzieningen voor mensen met een handicap
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijn interpellatie werd op 14 oktober ingediend. Dat is ongeveer een maand geleden. Zij werd door een aantal gebeurtenissen in de samenleving en door een aantal acties en signalen doorkruist. En nu ook, mijnheer de minister, door uw toelichting bij de begroting.
Mijn interpellatie werd ingegeven door de signalen die ik heb ontvangen uit het veld. Het uitbreidingsbeleid gaat door zoals aangekondigd. Maar in welke mate worden er in 2009 nog nieuwe engagementen genomen? Of gaat het om het uitvoeren van het bestaande uitbreidingsbeleid?
Het was de gewoonte dat in de sector van de gehandicaptenzorg heel veel van de plaatsen die werden toegekend in voege traden in het najaar, vaak op 1 september. Die plaatsen hebben in de grootste mate een budgettaire weerslag op het volgende begrotingsjaar. Voor een plaats die op 1 september in voege treedt, betaal je voor dat jaar vier twaalfden van de rekening, en het jaar nadien twaalf twaalfden. Zo is er bij gelijkblijvend beleid een noodzakelijke stijging.
Als deze systematiek wordt aangehouden, zal pas de volgende regering beslissingen nemen over een eventueel extra uitbreidingsbeleid. Daarover is er in de sector commotie. Men vindt dat de uitbreiding nu niet mag stilvallen. Het gaat dan zowel over residentiële als over ambulante plaatsen, persoonlijke assistentiebudgetten (PAB) enzovoort. Het gaat over de hele waaier van activiteiten.
Is het inderdaad zo dat er onder uw verantwoordelijkheid, mijnheer de minister, geen enkel nieuw engagement meer komt gedurende het volgende begrotingsjaar? Is het zo dat er geen extra middelen bovenop de al bestaande engagementen worden toegekend? Welk effect heeft dit op de wachtlijsten? En dan heb ik het uiteraard niet over de plaatsen die al in het najaar zijn toegekend. Een belangrijk aspect is dat bij een versneld investeren in infrastructuur, zoals nu gebeurt, ook de werking, de invulling ervan, moet kunnen gebeuren. Er moeten werkingsmiddelen kunnen worden toegekend. Is die verhouding evenwichtig? Zal er niet te veel met VIPA-middelen (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) in infrastructuur worden geïnvesteerd, die dan leegstaat? Dat zou pas droevig zijn.
Hoe zit het met het uitbreidingsbeleid? Komt er een extra inspanning in 2009? Hoe is de verhouding in de financiering voor de infrastructuur?
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik sluit mij aan bij de interpellatie van de heer Caron. Vlak voor het herfstreces, mijnheer de minister, hebt u een zeer openhartig interview gegeven aan De Standaard. De eerlijkheid waarmee u toegeeft dat het een verkeerde verkiezingsbelofte was, siert u. U zegt dat u er niet in zult slagen om de wachtlijsten weg te werken. Daar komt het toch op neer. Maar uw fractie heeft hier gedurende jaren altijd bij elke gelegenheid over die wachtlijsten aan de alarmbel getrokken. Het was de grote belofte waarmee u naar de vorige verkiezingen bent gegaan. Ik hoop dat u nu ten aanzien van de kiezer iets eerlijker zult zijn. Personen met een handicap hebben hier geen boodschap aan. Die mensen hebben al hun hoop gezet op uw partij. U, mijnheer de minister, hebt de zaak altijd genuanceerd, maar uw voorgangster, mevrouw Vervotte, heeft hier herhaaldelijk gezegd dat de oppositie zich geen zorgen hoefde te maken: tegen 2009 zouden er in de sector van de personen met een handicap geen wachtlijsten meer zijn.
We zijn nu op een klein halfjaar van de verkiezingen en moeten vaststellen dat er aanzienlijke wachtlijsten bestaan. Ik zou toch durven vragen, mijnheer de minister, om toch nog eens na te gaan of er geen tandje kan worden bij gestoken om alsnog een behoorlijk pak extra plaatsen te creëren. Wij zullen de gelegenheid hebben om hier uitvoerig op terug te komen naar aanleiding van de begroting.
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mijnheer de voorzitter, toen ik het interpellatieverzoek van de heer Caron las, ben ik een en ander gaan opzoeken. De heer Caron stelt uitdrukkelijk dat er in nul euro is voorzien, dat de sector in de kou blijft staan enzovoort. Ik wil daar een ander cijfer tegenoverstellen: in 2009 bedraagt het budget van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap 1.098.000.000 euro - ik rond af. In vergelijking met vorig jaar is dat een stijging met 55,7 miljoen euro of 5,3 percent. We hebben dat net gehoord in de toelichting bij de begroting.
We hadden het even over de beleidsbrief die we hebben ontvangen, zij het enkel nog maar via de pc. Maar dat heeft mij er niet van weerhouden om het hoofdstuk over het gehandicaptenbeleid door te nemen. Daar staan zeer boeiende cijfers en gegevens in. Zonder er helemaal op in te gaan, geef ik hier een vergelijking van de budgetten tussen de vorige en de huidige legislatuur. We hebben 30 percent meer geïnvesteerd in het Vlaams Agentschap en we hebben de middelen voor het uitbreidingsbeleid verhoogd met 60 percent. Daarnet konden we ook in de toelichting van de minister horen dat 37 percent van de middelen voor Welzijn gaat naar personen met een handicap.
Wij hebben altijd gepleit voor een en-enbeleid. Aan de ene kant zijn er de voorzieningen, de residentiële plaatsen, en aan de andere kant zijn het er het PAB en het persoonsgebonden budget (PGB). Ook daar hebben we het nodige trachten te doen. 30 percent van de middelen van het uitbreidingsbeleid hebben we geïnvesteerd in een persoonsgebonden financiering. Dat resulteerde tot op heden in iets meer dan 1200 bijkomende PAB´s. De zwaarste noden krijgen daar het eerst een plek toegewezen. Er is een spoedprocedure ingevoerd voor volwassenen en kinderen met een snel degeneratieve aandoening. Sinds de invoering van het decreet is er ook in geld voorzien voor het PGB. Het PGB-decreet bestaat al jaren. Daar werd vier miljoen euro in geïnvesteerd. Deze commissie heeft daar altijd op gehamerd. Wij moesten vernieuwen. Er is ook nog extra geld voor onderzoek en voor een voortraject.
Ik wil niet ontkennen dat de wachtlijsten niet weg zijn. De wachtlijsten - en dat is een persoonlijk aanvoelen - zullen nooit meer verdwijnen. Maar dat zal de toekomst uitwijzen. Wel zijn wij voor het meerjarenplan waarin voorzien was maar waarvoor geen middelen waren opzijgezet de engagementen nagekomen. Wij hebben elk jaar de nodige uitbreidingen gedaan. Het meerjarenplan 2003-2007 is volledig gerealiseerd. Er is vorig jaar nog tien miljoen euro extra naartoe gegaan. Het is nu zaak om een nieuw meerjarenplan op te maken. Het moet een meerjarenplan zijn waar we, in tegenstelling tot het verleden, wel een berekening maken en in middelen voorzien.
Dat is dan ook mijn vraag. Wat is hier de stand van zaken? Werd de sector daar al bij betrokken? Wat is de timing?
We hebben allemaal op de site van het Vlaams Agentschap de recente gegevens gezien. We moeten niet alleen kijken naar de bestaande wachtlijsten. Dat is inderdaad een cruciaal probleem. Iedereen weet hoe daar in het verleden op is ingezet. Het siert de minister dat we heel duidelijk maken wat onze ambities en doelstellingen zijn en dat we een meerjarenplan opmaken.
Wanneer en hoe krijgen we een zicht op de acute noden die op dit moment in de sector bestaan? Dat lijkt mij cruciaal om het debat te voeren over de middelen: welke middelen, en wanneer en waar ze worden ingezet.
Ik heb nog een laatste, praktische vraag in de marge. Als er een nieuw meerjarenplan komt, kunnen we dan niet afstappen van het systeem met opstap in september en een splitsing over de twee begrotingsjaren? Ik weet niet precies wanneer en hoe dat is ontstaan. Ik blijf het heel ingewikkeld vinden. Kunnen we niet gewoon, zoals in andere beleidsdomeinen, het zaakje per begrotingsjaar regelen?
Mevrouw Mieke Vogels: Ik wou oorspronkelijk niet het woord nemen, maar nu ik mevrouw Jans hoor, voel ik het kriebelen om toch een en ander te zeggen.
Mevrouw Jans, er was een meerjarenplan opgemaakt. Een meerjarenplan kan nooit de volgende regering binden. Elke regering en elk parlement is meester over het eigen budget. Als deze regering bijvoorbeeld voor sociale huisvesting een tienjarenplan wil maken dat vastligt tot 2019, kan de volgende regering of het volgende parlement perfect stellen dat het niet wordt uitgevoerd. Het argument dat er niet in geld was voorzien, is flauwekul. Wel belangrijk is dat de vorige regering inderdaad een meerjarenplan heeft gemaakt. Daardoor lag het meerjarenplan weer op de tafel van de onderhandelingen voor het huidige regeerakkoord. De huidige regering heeft dat plan overgenomen. Hoogstwaarschijnlijk zal de volgende regering dat ook doen voor het nu voorliggende plan Sociale Huisvesting. In die zin steun ik de interpellanten: het is belangrijk, mijnheer de minister, dat er ook voor de gehandicaptensector nu al een meerjarenplan wordt gemaakt dat op de onderhandelingstafel van de volgende regering kan liggen. Dit moet een beetje een voorafname zijn en duidelijk maken dat het parlement het belangrijk vindt dat de volgende regering investeert in gehandicaptenzorg.
Mevrouw Jans, het is heel eenvoudig te verklaren waarom de budgetten gesplitst zijn. Een begroting wordt pas op het einde van het jaar goedgekeurd. Stel dat je in de begroting 2009 in honderd nieuwe plaatsen voorziet, dan zijn die plaatsen op het terrein pas in oktober of november gecreëerd. Maar in die begroting 2009 is wel een budget ingeschreven alsof er twaalf maanden voor dat personeel zou moeten worden betaald. Als je maar drie maanden van de twaalf ingeschreven maanden betaalt; verliest het budget negen maanden. Dat bedrag werd niet uitgegeven en het vloeit terug naar de begroting. Daarom werd er destijds voor gekozen om het budget te splitsen. We zeggen dat we zoveel plaatsen zullen maken, maar we schrijven er maar weinig in. In de begrotingscontrole trek je dat gedeeltelijk recht. De bedoeling is dat de middelen van Welzijn op het eind van het jaar niet zouden terugvloeien naar de grote pot.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de minister, collega´s, ik had zelf een interpellatieverzoek ingediend. Het werd geweigerd met verwijzing naar de interpellatie van de heer Caron. Maar dat is geen probleem, ik kan mij naadloos aansluiten bij de vragen die hij heeft gesteld.
Iedereen is het erover eens dat de sector van personen met een handicap wordt gekenmerkt door een aantal aanhoudende noden. Die worden geformuleerd in aanbevelingen en adviezen, bijvoorbeeld vanuit het Raadgevend Comité van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Zij hadden naar aanleiding van de begroting 2009 een niet onbelangrijk lijstje met prioritaire vragen opgesteld: het verbeteren van de personeelsomkadering, de uitbreiding van het PGB-experiment en een uitbreidingsbeleid voor 2009, wat in het kader van deze interpellatie heel belangrijk is.
Het comité vraagt ook een uitbreidingsbeleid voor 2009 - en dat is in het licht van deze interpellatie heel belangrijk - dat ?zeker zo performant is als in het huidige jaar?. Dat wil zeggen: minimum 32,5 miljoen euro recurrent op jaarbasis. Het vraagt ook inspanningen ten voordele van minderjarigen met ernstige gedragsstoornissen, een volgehouden aandacht voor de uitstroom van mensen met een handicap uit de gevangenissen en aandacht voor de problematiek van de personeelsnorm en de reële personeelsbezetting, de PR/PN-discussie (huidig maximaal subsidieerbaar personeelskader versus de personeelsnorm voor de personeelsstop). Het vraagt dat NGT-projecten recurrent worden gemaakt en dat de managementruimte wordt verruimd.
Deze grote noden zijn bekend, ze staan trouwens al jaren op papier. Wat mevrouw Jans zegt, is op zich correct: er zijn al enorme inspanningen gebeurd in deze sector. We hebben ze ook altijd gesteund en toegejuicht, maar er werden ook enorme verwachtingen gecreëerd in de sector. In vragen, interpellaties en tijdens begrotingsbesprekingen werd al meerdere keren aangestipt dat ze wellicht niet ingelost zullen worden. Ondertussen weten we zeker dat ze niet ingelost zullen worden en dat leidt tot frustraties en tot heel zure reacties van de sector.
Ik heb hier al een paar keer verwezen naar het verkiezingsprogramma van uw partij. Nu wordt een grote bocht gemaakt.
Minister Steven Vanackere: Lees het eens voor. Ik moet eerlijk zeggen dat ik blijf zoeken naar de zinnen die worden geciteerd. Ik zou graag hebben dat u ze voorleest.
De heer Bart Van Malderen: Ik hoef ze niet voor te lezen. Tijdens een vorige gelegenheid heb ik al verwezen naar het regeerakkoord. Daarin staat letterlijk: ?We komen de gedane beloftes na?. Ik hoef niets voor te lezen op uw verzoek, want dit staat er letterlijk in.
Minister Steven Vanackere: Dat zal wal zijn, het zou er nogal aan mankeren. Stel dat een regering zou zeggen dat ze de gedane beloftes niet nakomt.
De heer Bart Van Malderen: Het ging over het wegwerken van de wachtlijsten. We kunnen daar een enorme exegese van maken.
Minister Steven Vanackere: We moeten serieus zijn.
De heer Bart Van Malderen: Ik ben heel serieus en ik zal u een heel serieuze vraag stellen. Mijn vraag is simpel. U hebt daarnet een projectie gemaakt en u had het over een stijging met 5,3 percent. Ik heb u voorafgaand gevraagd hoe het zit met de verhouding van de reële groei van het budget in het algemeen en het aandeel van de inflatie en de index daarin. Mijn vraag is simpel: komt er op het terrein, met een stijging van 5,3 percent in het hoofdstuk ´personen met een handicap´, een uitbreiding? Ja of neen?
Ik betwist niet dat er de voorbije jaren uitbreiding werd gecreëerd. Ik heb absoluut begrip en zelfs erkenning voor die verdiensten. We hebben altijd ook gezegd dat we willen inzetten op zowel uitbreiding als op zorgvernieuwing: met meer geld meer doen. Voor zover ik nu al kan oordelen, stel ik vast, ook aan de hand van de beleidsbrief, dat nu consistent wordt voortgedaan. De vraag is of er op het moment dat er geen uitbreidingsbeleid komt in nettocijfers, niet moet worden ingezet op de andere poot. Moeten we niet effectief een garantie bieden op het vlak van zorg? We hebben hier al meerdere keren aangetoond dat het ontbreken van de zorggarantie mee aanleiding geeft tot het groeien van wachtlijsten: mensen zetten zich preventief op een wachtlijst omdat ze niet zeker zijn dat op het moment dat de nood moet worden ingevuld, hij ook kan worden ingevuld. Dat leidt tot wachtlijsten. U hebt daar in het verleden een punt van gemaakt. Voor ons is een wachtlijst vooral een middel om de koorts te meten. Wat voor ons belangrijk is, is proberen om de garantie op zorg aan te bieden voor het moment dat men die nodig heeft. Belangrijk daarbij lijkt me dat wanneer we weten dat we de verkiezingsbelofte niet kunnen invullen, we weten welke garantie er is op een meerjarenprogramma. Ik ben ondertussen al de derde of vierde spreker die ernaar vraagt. In het verleden werd dit programma al vaak aangekondigd en ik zou graag weten wat de stand van zaken is.
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wens me kort aan te sluiten bij de vragen die hier al werden gesteld en ik probeer om niet in herhaling te vallen. We stellen vast dat we in deze commissie, over alle partijgrenzen heen, dezelfde bekommernis hebben en dat stelt me enigszins gerust. De voorbije jaren hebben we een enorme budgetuitbreiding gekend, zowel voor welzijn als voor de gehandicaptensector, maar die heeft er niet toe geleid dat de problemen volledig verdwenen zijn.
Mijnheer de minister, u stelt altijd dat wanneer alle problemen opgelost zijn, uw taak hier ten einde is en u geen minister van Welzijn meer moet zijn. (Opmerkingen)
Dat zal inderdaad wel kloppen en ik weet dat u aandacht hebt voor de problematiek. Ik zal me niet mengen in het debat over de politieke uitspraken die al werden gedaan door de verschillende partijen, want het is aan de individuele partijen om hun uitspraken te verdedigen of recht te zetten, maar ik heb toch twee korte opmerkingen.
Net als mevrouw Jans vraag ik me af waar het nieuwe meerjarenplan blijft. Dat is een belangrijk instrument voor de toekomst en hier werd altijd gesteld dat er een nieuw meerjarenplan moet komen. We moeten er vrij snel duidelijkheid over krijgen.
Ik betreur het dat we zo lang hebben moeten wachten op de uitvoering van het PGB-experiment, want daarover heeft het vorige parlement nog gestemd. Ik betreur dat we zo lang hebben moeten wachten op het decreet. Als dat iets vroeger uitvoering had gekregen, zouden we misschien sneller zicht hebben gekregen op een aantal problemen waarmee we nu worden geconfronteerd.
Ik kijk uiteraard uit naar uw antwoord.
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, natuurlijk is het spijtig dat het PGB-experiment lang op zich liet wachten. In 2001 werd daarover gestemd en werd het goedgekeurd, hier in het parlement, maar er werd nooit eerder in financiële middelen voorzien. Ik vraag me dan af waarom decreten worden goedgekeurd als er verder totaal geen invulling aan wordt gegeven. (Rumoer)
Ik vind dit een zinvolle opmerking. In 2001 werd een decreet goedgekeurd, en het is minister Vanackere die voor het eerst in vier miljoen euro voorziet. Eerder werd in geen enkel budget voorzien.
Wat de vraag naar een nieuw meerjarenplan betreft, wil ik even in herinnering brengen dat het vorige meerjarenplan - want er wordt hier veel gesproken over verwachtingen - zodanig was opgesteld dat bij een volledige uitvoering ervan, de wachtlijsten weg zouden zijn. Dat was de bedoeling van het meerjarenplan 2003-2007. Nu, na de uitvoering van dat meerjarenplan en nadat er tijdens deze legislatuur meer dan 4600 extra plaatsen werden gecreëerd, stellen we vast dat de wachtlijsten langer zijn dan ooit tevoren en sneller groeien dan ooit tevoren.
We erkennen dat, de cijfers staan vast, maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat het nieuwe meerjarenplan de doelstellingen en de realiteit iets dichter bij elkaar legt? Het vorige meerjarenplan had ambitieuze doelstellingen: het werd volledig uitgevoerd maar heeft de doelstelling totaal niet gehaald. Hoe kunnen we een nieuw meerjarenplan opstellen dat iets dichter aansluit bij de realiteit en de praktijk? We merken nu dit mankement op aan het vorige. Op voorhand kon men dat niet weten, we kunnen het alleen maar nu vaststellen.
De heer Bart Caron: Collega, ik wil kort even reageren op de opmerkingen over het PGB. Het is waar dat het zes jaar geduurd zal hebben voor het PGB-decreet een eerste stap in de richting van de uitvoering kent. Dat is jammer, maar we mogen de waarheid geen geweld aandoen. De vorige regering had er geen geld meer voor en daarom werd het niet uitgevoerd. Zo simpel is het. De laatste twee jaren van de vorige legislatuur waren arme jaren. De waarheid gebiedt ons om ook dat te zeggen.
De huidige regering heeft dat in het begin niet opgepakt. Ik betreur dat vanuit een politiek oogmerk, maar tegelijk wil ik ook nuanceren. Ik waardeer van minister Vanackere dat hij het nu wel oppakt en dat hij dat doet in navolging van de resolutie die we samen in het parlement hebben ingediend. De waarheid is genuanceerd.
Ik maak ook gebruik van deze gelegenheid om me te verontschuldigen. In mijn interpellatie heb ik het PGB immers niet vermeld en ik geef toe dat het absoluut om nieuwe middelen gaat. Het is een stap vooruit en die wordt gezet buiten alle kaders en meerjarenplannen die bestonden. Ik heb dit niet vermeld en dat was fout.
Ook ik hoop dat er een nieuw meerjarenplan op tafel ligt. Het is belangrijk om een instrument te hebben om te gebruiken bij volgende regeringsonderhandelingen, maar ook om in de verkiezingsprogramma´s op deze nood te wijzen. Ik hoop dat niemand van ons het nog in zijn hoofd haalt om te denken dat we alle bestaande wachtlijsten in de samenleving kunnen wegwerken. Wel moeten we de gedrevenheid die we in dit debat hebben, inzetten ten voordele van deze zaak.
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Caron, scripta manent, wat geschreven is blijft. Wat uitgesproken is, hoort men en vindt men terug in het verslag, maar in de voorbereiding van uw interpellatie, zoals die in het Bureau is toegekomen, las ik een paar zinnen die onmogelijk uit uw eigen pen zijn gekomen. Ik kan me immers niet voorstellen dat een goed geïnformeerd parlementslid zinnen schrijft in de zin van: u doet niets. Ik ben ervan overtuigd dat een medewerker van u zich op een zeker ogenblik heeft laten gaan. (Opmerkingen)
Mijnheer de voorzitter, ik zie dat het geachte lid instemmend knikt bij mijn analyse.
Iedereen moet kijken naar de verklaringen die zijn of haar partij in het verleden en in het heden heeft afgelegd en iedereen moet ter zake verantwoordelijkheid durven nemen en durven incasseren. Aan de andere kant komt er ook een ogenblik waarop het politieke debat nodeloos verzuurd wordt indien men blijvend in herinnering brengt dat een oppositiepartij ooit heeft gezegd: ?Kijk naar de wachtlijsten en dan weet u wat er aan de hand is.? Het is eerlijk en rechtvaardig dat diezelfde partij, eenmaal ze de macht heeft gekregen om er zelf wat aan te doen, wordt geconfronteerd met haar eerdere uitspraken, maar op zeker ogenblik beseft men, op basis van het beginsel, dat ook onze minister-president bijzonder dierbaar is, namelijk het ´voortschrijdend inzicht´, dat het totaal aantal opgeloste zorgvragen in de zes eerste maanden, het eerste semester van 2008, namelijk 2893, een getal is dat zeker zo relevant is als de wachtlijst, die in 2003 begon met 3000 tot 4000 mensen en die blijft toenemen.
Welke cijfers zijn de meest relevante? Eerlijk gezegd, denk ik dat bij een politieke analyse van wat men beleidsmatig doet, de toename van het aanbod en het adequaat zijn van dat aanbod, dat wil zeggen dat het voldoende inspeelt op de werkelijke noden van personen met een handicap, zeker relevanter is voor een goed politiek gesprek en daarenboven ook nog voldoende voedsel voor kritiek levert, dan de verwijzing naar een getal, namelijk het getal van alle mensen die zeggen dat ze nog op iets wachten en die in 50 percent van de gevallen reeds een bepaalde vorm van ondersteuning krijgen, maar die inderdaad hebben verklaard dat ze nog niet volledig de zorg hebben gekregen waar ze graag aanspraak op willen maken.
Dat is een interessant gegeven, maar als we in elk debat over de ontwikkelingen - en ik spreek dit nu echt wel uit, los van de persoon die hier nu zit en die hier morgen zal zitten - deze of een volgende minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin blijven interpelleren op basis van de wachtlijsten alleen, dan geloof ik niet dat we in Vlaanderen naar een volwassen debat gaan. Veel relevanter wordt het om te kijken waar extra zorg werd aangeboden en of men daarmee dichter komt bij het concept van de zorggarantie. Dat is een concept dat moet toelaten om aan alle Vlamingen te verzekeren dat ze wanneer ze zorg van een bepaald belang, van een bepaalde hoogdringendheid, nodig hebben, niet nodeloos lang moeten wachten op de zorg die Vlaanderen hun verschuldigd is. En het besef dat we dit niet alleen thermometermatig kunnen opvolgen aan de hand van een cijfer, is hier al lang doorgedrongen. We moeten er dan ook rekening mee houden in onze bespreking.
Het is waar wat mevrouw Jans zei: men heeft in 2003 op zeker ogenblik een meerjarenplan gemaakt. Terecht merkt mevrouw Vogels op dat dat de volgende regering niet heeft vastgepind. Het was wel met een sterk moreel gezag bekleed. Dat was inderdaad een meerjarenplan waarmee men de wachtlijsten wou wegwerken. Men geloofde daar toen in. Men heeft daarbij een aantal denkfouten begaan die verschoonbaar zijn en helemaal niet te maken hebben met slechte politieke wil, maar wel met onvoldoende inzicht in de aard van de wachtlijsten. Er was vooral onvoldoende inzicht in de redenen waarom steeds nieuwe mensen zich meldden om zorg te ontvangen. Ik kom straks nog terug op het volgende meerjarenplan. Ik denk dat we een genuanceerder plan moeten maken dan toen mogelijk was.
Mijnheer Caron, er wordt in de begroting 2009 uitbreidingsgeld ingeschreven voor bijkomende plaatsen. De begroting plant 21 miljoen euro extra die de uitbreidingsopstap van september 2008 vervolledigt en recurrent maakt. Daarmee wordt het sluitstuk gelegd van een operatie van meer dan vijf opeenvolgende jaren van uitbreidingsbeleid onder de verantwoordelijkheid van deze regering. We hebben dus een perfect spiegelbeeld. Geen jaar dat er tussenuit valt. Het is de vijfde operatie van de regering die vijf jaar verantwoordelijkheid draagt.
Uit de cijfers van de toelichting bij de begroting blijkt dat er in 2008-2009 twee nieuwigheden zijn. Er is voor de eerste keer al in de initiële begroting uitbreidingsbeleid gepland. In de vorige jaren was er niets ingeschreven voor nieuw beleid, maar alleen het nodige geld om de eerder besliste uitbreidingen recurrent te maken. Wie denkt dat ik nu stop met de voortzetting, heeft het aanpassingsblad nog niet gezien en heeft het niet bij het rechte eind. Het is wel zo dat ik bij de initiële begroting alleen maar het geld inschrijf om te doen wat in het verleden ook altijd gebeurde, namelijk de vervollediging naar een volledig jaar. Tweede nieuwigheid is dat er geen 22,5 miljoen euro werd ingeschreven - het cijfer dat in het meerjarenplan van de vorige legislatuur naar voren was geschoven als de oplossing voor de wachtlijsten - maar een bedrag van 36 miljoen euro. Ik durf hierover toch wel deze politieke stelling in te nemen. We zijn er nog niet maar iedereen die wil kijken naar het ritme van de uitbreiding moet er toch rekening mee houden dat we, hadden we hier 22,5 miljoen euro gepland, gevolgd door een nieuw opstapje, bij wijze van spreken minder geld hadden ingezet dan de 36 miljoen euro die er nu staat. Mede in het licht van wat mevrouw Jans zegt, lijkt het me zinvoller om bij de opmaak van de begroting al zo duidelijk als mogelijk te maken wat men in een jaar kan realiseren.
Een uitbreidingsbeleid begint eigenlijk in januari. Ik heb respect en begrip voor de uitleg die mevrouw Vogels geeft: wanneer men in de zomer in de regering overeenstemming bereikt over een budget voor het komende jaar, dan moet dat in het najaar worden goedgekeurd door het parlement, en dan kan men in januari niet starten. Met permissie, dat geldt in alle sectoren, ook in de kinderopvang en andere initiatieven. Daar bestaan oplossingen voor. Dat kunnen politieke oplossingen zijn, ze hebben te maken met engagement en meerjarenplannen. Men moet de budgetten finetunen en rekening houden met een opstartfase.
Ik geloof dat we in de toekomst transparanter en duidelijker te werk zullen gaan als we in een volgende legislatuur aan uitbreidingsbeleid doen - vijf jaar lang, net als nu - en dat begint op 1 januari 2010. Ik geloof dat men perspectief moet bieden aan de organisatoren die nieuwe plaatsen maken. Dat perspectief realiseert men niet speciaal door jaar na jaar te zeggen: zo veel mogen erbij in die provincie en we gaan dat nu beslissen. Dat kan men veel beter bereiken door een perspectiefplan te maken van vijf jaar. Men kan zich dan in een programmatie inschrijven. In goed overleg met de ROG´s (Regionaal Overleg Gehandicapten) kan worden afgesproken: wie is er snel genoeg klaar, wie kan dat invullen? Dan kan men vijf jaar goed werken.
Ik zal ingaan, mijnheer Caron, op uw opmerking over de VIPA-buffer. U noemt het niet met zo veel woorden. U zegt dat heel wat voorzieningen in de afgelopen jaren met VIPA-middelen hebben geïnvesteerd in extra accommodatie, die nu leeg zou moeten blijven staan. Dat is niet juist! U kent de formule van de VIPA-buffer. Hij laat de organisator toe om al werken uit te voeren, daarvoor al subsidies te ontvangen en al een morele garantie - of zelfs meer - te hebben dat er voldoende middelen komen voor personeel en werking op het moment dat die plaatsen afgewerkt zijn. Ze zijn als het ware gereserveerd in het uitbreidingsbeleid.
In de VIPA-buffer van 2004 zitten nog een aantal initiatieven die nog aan het bouwen zijn. Ik weet dat. Die kunnen pas een bijkomende erkenning en exploitatiemogelijkheid vragen in het kader van het uitbreidingsbeleid als hun infrastructuur klaar is. Het Vlaams Agentschap moet ervoor zorgen dat de initiatieven die klaar zijn, de garantie krijgen om in het uitbreidingsbeleid aan bod te komen. Er is daarbij rekening gehouden met alle bouwwerken die hun afwerking krijgen in deze legislatuur. Verder dan dat kan ik niet gaan discussiëren. In meerjarenplan 2010-2014 van de volgende legislatuur wordt rekening gehouden met de nodige extra middelen voor de ingebruikname van voorzieningen die men nu nog aan het bouwen is. Er is geen reden tot paniek in de sector. Dat we geen middelen zouden plannen om cliënten te ontvangen terwijl de wachtlijsten nog altijd bestaan, zou wel een vreemde werkwijze zijn.
In maart 2008 heb ik, bij de toelichting van het uitbreidingsbeleid 2008 -2009, melding gemaakt van mijn voornemen tot het opstellen van een ´meerjarenplan - meerjarenoefening´ voor de gehandicaptensector. Dit meerjarenplan beslaat de periode van 2010 tot en met 2014. Het is dus opnieuw een plan dat zich uitspreidt over vijf opeenvolgende jaren. Het VAPH is volop bezig met de voorbereiding van deze meerjarenoefening. Het zal geen klassiek meerjarenplan zijn dat gebaseerd is op de bestaande aanbodsvormen. Op basis van de discussies - ook in deze commissie - en gesprekken met de sector - gebruikers zowel als instellingen - zijn we allemaal gaan beseffen dat we meer rekening moeten houden met de verschillende te verwachten vraagstellingtypes van personen met een handicap. Rekening houdend met de schatting van het aantal van dergelijke vraagstellingtypes, meer vraag- dan aanbodgestuurd, is het de bedoeling met een meerjarenplan voor de dag te komen. Men zal hierbij rekening houden met de zorggradatieprincipes: het plan zal dus een kostprijsberekening inhouden die rekening houdt met de aan de persoon gekoppelde nood aan ondersteuning. Bij de vraagstellingtypes bij de jongeren zal dit plan rekening houden met de ontwikkelingen in de belendende sectoren, dus in de sectoren van de integrale jeugdhulp: jongerenwelzijn, geestelijke gezondheidszorg, Kind en Gezin, het algemeen welzijnswerk en onderwijs. Het moet meer intersectoraal zijn.
Ik zou dat graag klaar hebben tegen het einde van het jaar. In de loop van het voorjaar 2009 wil ik de operatie doen. Mevrouw Vogels zegt terecht dat geen enkel plan de toekomstige regering kan binden. Dat weet ik. Het zal dus niet mijn plan zijn. Het moet het plan worden van zo veel mogelijk politieke actoren die het best van al vertegenwoordigd zijn in het gelegitimeerde Vlaams Parlement van vandaag. Zij moeten beseffen dat het een plan voor de toekomst is en dat de door de kiezer gelegitimeerde politici zullen beslissen wat ze ermee willen aanvangen. We weten heel goed waarover we spreken. Het plan 2003 is een opstap geweest naar een keuze in deze legislatuur. Als we het plan zo kamerbreed mogelijk voor elkaar krijgen, kunnen we op diezelfde manier voor 2010-2015 de verdere uitbreiding in deze sector gestalte geven.
U verwacht van mij dat ik op de uitbreiding wijs, meer dan op de wachtlijsten. Ik wil toch nog eens benadrukken dat in vijf jaar tijd 128 miljoen euro is ingezet op extra aanbod voor personen met een handicap. Elke miserabilistische analyse is werkelijk bezijden de waarheid. De waarheid is dat voor deze sector een zeer gewichtige inspanning werd geleverd. Men heeft me vorige week gezegd dat er nog personeelstekort is in de sector van personen met een handicap. Als we de normen van de jaren zeventig hanteren, mankeren we 2200 personeelsleden. De heer Van Malderen wees erop: tussen het reële aantal personeelsleden en de zogenaamde norm - PR versus PN - gaapt een kloof van circa 2200 personeelsleden. Ik wil natuurlijk rekening houden met de werkdruk, dat hebben we in deze legislatuur al een beetje gedaan met VIA. In deze periode zijn er geen 2200 maar 2500 personeelsleden bijgekomen. Er zijn dus enorm veel mensen aangeworven. Ze hebben inderdaad vooral ingestaan voor extra aanbod voor mensen die zorg behoeven.
Het zal altijd een evenwichtsoefening blijven tussen twee doelstellingen. Men moet voldoende zorg kunnen aanbieden, er mogen niet te veel mensen te lang wachten op geschikte zorg en wie instaat voor die zorg moet voldoende omkaderd zijn om het te kunnen volhouden. We gaan die beginselen opnemen in dat meerjarenplan. Dat plan zal rekening moeten houden met de legitieme verzuchtingen betreffende de werkdruk. De zorg voor personen met een handicap is niet zo gemakkelijk te vergelijken met de geplogenheden van de jaren zeventig.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijnheer de minister, dank u voor uw uitleg. Ik mis één antwoord: het verschil tussen de 22,5 en de 36 miljoen euro voor 2009 is me niet helemaal duidelijk. Misschien kunt u mij de technische uitleg nog bezorgen. Het gaat onder meer over het PGB-experiment.
Minister Steven Vanackere: Het gaat gewoon over extra geld. De bedragen worden verhoogd.
De heer Bart Caron: Goed, dat is duidelijk.
Minister Steven Vanackere: Dus nog meer dan de vier miljoen en het miljoenknelpunt.
De heer Bart Caron: Het is dus meer dan de twaalf twaalfden van de vier twaalfden van 2008, plus het PGB.
Minister Steven Vanackere: Men heeft bij de initiële begrotingsopmaak in de zomer van vorig jaar niet alleen beslist om het bij het begin van de budgettaire oefening al te bepalen, maar men heeft ook beslist om het op te trekken.
De heer Bart Caron: Dank u.
Ik wil me verontschuldigen: er zaten foutjes in mijn interpellatie en de toon ervan was niet correct. Ik wil hier vandaag overigens niet de politieke discussie over de wachtlijsten opnieuw openen. Ze is oneindig en dat blijft zo. U hebt een heel goed antwoord gegeven op de vragen.
Er zijn aanzienlijke inspanningen geleverd in de afgelopen jaren, dat zal niemand ontkennen. Ze zijn historisch. Aan de andere kant moeten we erkennen dat we voor nog grotere inspanningen staan. De uitdagingen blijven enorm.
Ik hoop dat het nieuwe meerjarenplan niet alleen over de middelen en noden gaat, maar ook over de zorgvernieuwing. U hebt het over vraaggestuurde zorg en zorggradatie. Alleen het voorzien in middelen in de bestaande zorgvormen zal echter niet volstaan om de problemen definitief op te lossen. We zullen veel dieper moeten graven en meer fundamenteel nadenken over de zorg voor personen met een handicap. Hoe gaan we dat opnemen en integreren in andere zorgvormen? We gaan die discussie nu niet voeren.
Ik hoop dat de sector met uw antwoord voldoende inziet dat er wel degelijk een uitbreiding is, dat er geen stilstand is, zoals sommigen suggereren.
De heer Bart Van Malderen: Ik stel min of meer dezelfde vraag als deze die de heer Caron heeft gesteld. 36 miljoen euro voor 2008-2009, hoeveel extra plaatsen is dat op het terrein? Dat was een van mijn twee vragen, naast die over het meerjarenplan.
Ik ben tevreden met uw antwoord, mijnheer de minister, als u zegt dat we met een meerjarenplan moeten streven naar een zorggarantie. U hebt daarvan enkele contouren geschetst. De heer Caron heeft op het belang van zorgvernieuwing gewezen. Maar we moeten ook oog hebben voor de geschikte zorg. Mijnheer de minister, u zegt dat vandaag 50 percent van de zorgvragers al in zorg zit. Dat betekent dat een aantal mensen niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Dat is een zeer belangrijk gegeven.
Ik ben ook tevreden met uw standpunt over de intersectorale benadering. We moeten met Onderwijs en andere welzijnstakken samenwerken.
Ook de problematiek van de werkdruk is belangrijk. Er is een besparing geweest. Normen uit de jaren zeventig worden vandaag niet meer gehaald. Dat leidt tot werkdruk. Het is een legitieme vraag. Maar er is ook de vaststelling dat men daar vertrokken is van een momentopname. Dat doet nogal wat mensen in de sector pijn: sommige instellingen hebben het moeilijker dan andere omdat men op een gegeven moment een foto heeft gemaakt. Die foto is vrij arbitrair gemaakt, naar aanleiding van een begrotingsbespreking. In functie van de personeelsbezetting, op een bepaald tijdstip, in een bepaalde instelling, heeft men de PR vastgelegd. Het is moeilijk om daar lineaire oplossingen naar voren te schuiven omdat het probleem zo gefragmenteerd is. Sommigen hebben er meer nood aan dan anderen.
Minister Steven Vanackere: Inderdaad, mijnheer Van Malderen. Ik geef een antwoord op uw concrete vraag. Ik had het overgeslagen omdat ik dacht dat het feitelijke informatie was.
In de periode waarover we nu spreken, met dit uitbreidingsbeleid, komen er 556 ambulante plaatsen bij, 332 residentiële of semi-residentiële plaatsen, 310 extra PAB-toekenningen, 200 PGB-toekenningen in het kader van het experiment dat u allemaal kent, 150 eenheden bijkomende capaciteit voor de centra voor ontwikkelingsstoornissen (COS). Voor die COS´en is er ook een bijkomende verhoging van de subsidiëring per COS. Er komen ook ongeveer 1500 extra uren in het urencontingent doventolken bij, en 2237 trajectenbegeleidingen voor de diensten voor thuisbegeleiding en ambulant wonen. Met deze opsomming hebt u nog niet alles. Er zijn nog twee nieuwe instrumenten gecreëerd. Voor twee miljoen euro kunnen de belangrijkste knelpuntdossiers die op de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) staan een oplossing krijgen via een wat persoonsgebondener convenantregeling. Ook die twee miljoen euro reken ik bij de uitbreiding van het aanbod. En er is ook nog één miljoen euro ingezet voor het verhelpen van dringende noodsituaties. Ik kan dat nu moeilijk vertalen naar plaatsen of mensen. U kunt wel volgens de regel van drie - hoewel dit natuurlijk niet de eenvoudigste gevallen zijn - berekenen dat hiermee nog een bijkomend aantal mensen kan worden geholpen.
Ik wil ook nog eens inspelen op wat de heer Van Malderen terecht onderstreept: de problematiek van de PR/PN. Bijna alle voorzieningen moeten met minder personeelsleden werken dan wat een enigszins theoretische maar toch een bestaande norm nodig is. Dit is echter niet evenredig over de sector verdeeld. Elke aanpak van de PR/PN-problematiek moet rechtvaardigheidshalve beginnen met voorzieningen met een laag PR/PN-percentage. Dat is ook al gebeurd want in het kader van het uitbreidingsbeleid is het sinds twee jaar zo dat diegene die in het uitbreidingsbeleid zit en daarenboven een lage PR/PN heeft, een 100 percentfinanciering krijgt. Op die manier doen we een kleine tegemoetkoming ten aanzien van die voorziening.
Ik ben het volledig met u eens, mijnheer Van Malderen, dat we zullen moeten beginnen met wie er het ergst aan toe is. Daar moeten we extra inspanningen leveren.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Tack en door de heer Caron werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.