Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 04/11/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Elke Roex tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de verlenging van de pilootprojecten 'Centrum voor Kinderopvang'
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Mijnheer de minister, in de literatuur over de sector en in nieuwsbrieven las ik dat de projecten van de centra voor kinderopvang (CKO's), die in mei 2007 werden opgestart, verlengd worden. Uit een tweede voortgangsrapport van Kind en Gezin is gebleken dat de projecten iets meer tijd nodig hebben om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken. Daarmee wordt aan de CKO's de mogelijkheid geboden om een verlenging tot eind 2009 aan te vragen. De doelstellingen zouden dezelfde blijven. De afgelopen periode blijkt echter te kort om al te kunnen spreken van resultaten, laat staan effecten. Daarom vindt u het aangewezen en verantwoord om dit vernieuwingsproces alle kansen te geven en de proefperiode met een jaar te verlengen.
In het voortgangsrapport van Kind en Gezin staat in de laatste paragraaf: "Indien het doel van de Vlaamse overheid is het lokaal beleid kinderopvang verder te versterken en te enten op de lokale opvangrealiteit, lijkt een CKO het meest effect te hebben wanneer het werkingsgebied van het CKO en het Lokaal Overleg Kinderopvang identiek is. In dat geval is het meestal ook eenvoudiger het lokaal bestuur te motiveren het CKO-gebeuren mee te ondersteunen. Aandachtspunt is dan wel de verschillende rollen van CKO en Lokaal Overleg Kinderopvang te bewaken." Uit dat citaat blijkt dat er toch een aantal tussentijdse beleidsconclusies getrokken kunnen worden.
We weten ook dat de CKO's slechts één onderdeel waren van het vernieuwingsproces in de kinderopvang. In totaal waren er vier aangekondigde strategische doelstellingen. Zo was er de keuze tot dereguleren en vereenvoudigen. Er werd een nieuw eenvormig vergunningssysteem aangekondigd voor infrastructuur, personeelsnormen en alle normeringen op het vlak van de kinderopvang. De basis daarvoor zou worden gelegd in een nieuw decreet betreffende de kinderopvang. Daarnaast werd ervoor geopteerd de kinderopvang beter af te stemmen op de lokale behoeften inzake de drie maatschappelijke functies van kinderopvang en de toegankelijkheid voor ouders. Daar past het project CKO in. Ook wilde men kinderopvang toegankelijk maken door een gericht opnamebeleid, voldoende kwaliteitsvolle opvangplaatsen en betaalbare opvang, via onder andere het uitbreidingsbeleid, opnamebeleid, kwaliteit en ouderbijdrageregelingen. Om deze doelen te kunnen realiseren, zo stelde men, heeft de Vlaamse overheid stabiele opvangvoorzieningen als partner nodig. Men wilde maatregelen nemen om de leefbaarheid van deze voorzieningen te verzekeren.
Mijnheer de minister, we hebben in deze commissie al maatregelen besproken met betrekking tot de realisatie van een aantal van die doelstellingen. Er werden er ook al een aantal aangekondigd. Ik mis echter een globaal overzicht of een globale samenhang van alle maatregelen, een soort tussentijds rapport, waarin de verbinding wordt gemaakt tussen de strategische doelstellingen in een algemeen plan van aanpak.
In de nota over het vernieuwingsproces was aangekondigd dat de "strategische keuzes op zich staan, maar ook onderling verbonden zijn. Kind en Gezin werkt dit strategisch plan concreet uit in haar beheersovereenkomst." Ik verwacht dan ook dat er een strategisch plan volgt om het vernieuwingsproces op sporen te zetten en de samenhang tussen de genomen maatregelen aan te tonen.
Mijnheer de minister, hoeveel projecten voor CKO worden verlengd? Worden ze bijgestuurd op basis van individuele evaluaties en conclusies uit het voortgangsrapport? Welke projecten worden niet verlengd en wat is de reden? Welke conclusies trekt u zelf uit de pilootervaringen na één jaar? Worden de projecten bijgestuurd op basis van deze conclusies? Uit het voortgangsrapport blijkt duidelijk dat er uitklaring en afstemming nodig is tussen het CKO en het lokaal overleg kinderopvang. Worden hiervoor specifieke maatregelen genomen? Wat gebeurt er met de andere doelstellingen van het vernieuwingsproces? Is er een strategisch opvolgingsplan opgemaakt waarin de samenhang van de doelstellingen wordt bewaakt? Zo ja, krijgen wij daar inzicht in? Indien er geen opvolgingsplan is, hoe zal u de samenhang dan bewaken? Dat is bijzonder belangrijk. We zijn heel blij met de maatregelen. We hebben ook zelf aan de kar getrokken, ook voor de ouderbijdrageregeling. Het is wel belangrijk om een globale visie te hebben en een globale weg af te leggen. We moeten ook duidelijk zien wat het einddoel is. Op de website van Kind en Gezin lezen we nog steeds dat er een nieuw decreet - waarin onder meer de vergunningsplicht wordt geregeld - wordt verwacht in het voorjaar van 2009. Klopt deze informatie nog steeds? Zo niet, wat is de nieuwe timing?
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Mevrouw Roex, ik heb inderdaad de principiële beslissing genomen om de CKO-projecten met één jaar te verlengen. Hiervoor moeten ze wel een aanvraag doen voor 28 november. Daarin moet onder andere een zelfevaluatie uitgaande van hun oorspronkelijk actieplan, evenals een actualisatie van het actieplan voor 2009 opgenomen zijn. Elk van de 16 proefprojecten kan worden verlengd op basis van een individuele gemotiveerde aanvraag tot verlenging, en de kwalitatieve beoordeling hiervan. Het is dus de bedoeling de projecten te verlengen. Wel moet er een evaluatie en een vernieuwing van het actieplan bij de aanvraag gevoegd worden. Het is mijn ambitie om met minder projecten het laatste jaar in te gaan.
U vraagt me wat de conclusies zijn na één jaar. Naar onze smaak is er momenteel onvoldoende materiaal om definitieve conclusies te trekken. Vandaar ook de keuze tot verlenging. Ik zie wel een bevestiging van de grote heterogeniteit van ons opvanglandschap. Er moet ook nog een behoorlijke weg worden afgelegd om lokaal/regionaal tot samenwerking te komen, in het bijzonder met betrekking tot het aanbod. De factor tijd speelt hier dus zeker mee.
Toch waag ik me aan een aantal vaststellingen. Het gaat echter niet om definitieve conclusies. Ik wens immers dat die CKO's de kans krijgen om nog een jaar te werken vooraleer we echte conclusies trekken. Starten vanuit praktische samenwerking biedt kansen om tot lokale of regionale netwerking te komen, waarbinnen men dan ook inhoudelijk kan gaan werken: de pedagogische functie van de kinderopvang of het opnamebeleid ten aanzien van kwetsbaren. Door de mensen te doen samenwerken, wordt een vruchtbaar overleg tot stand gebracht over zaken die wat verder af liggen, maar die zeker niet de minst belangrijke zijn.
Deelnemen aan een CKO is voor diensten voor onthaalouders en zelfstandige opvangvoorzieningen zeker niet evident. Het lokaal bestuur heeft meestal ook een belangrijke rol binnen het CKO. Het werkt of werkt niet naargelang het engagement vanuit het lokaal bestuur. Een registratiesysteem dat helpt bij een meer efficiënt en gecoördineerd registreren van opvangvragen en hier een aanbod aan koppelt, mag niet op zich staan. Het is essentieel dat men dit onderbouwt met een gedragen opnamebeleid, dat ook voluit kansen geeft aan categorieën van mensen die vandaag nog te vaak worden uitgesloten. Het mag dus niet gaan om een louter machinale vertaling van een realiteit. Er moet ook een beleid aan gekoppeld worden. Op vele plekken is dat nog een uitdaging.
Hiermee hangt voor 2009 een belangrijke vraag samen: waar ligt inzake het opnamebeleid de grens tussen het gemeenschappelijke van het CKO en de autonomie van elke voorziening, onder meer op het vlak van de opname? De CKO-proefprojecten moeten in 2009 meetbare en concrete resultaten kunnen voorleggen waaruit de meerwaarde van het werken als CKO blijkt. Die meerwaarde moet niet enkel blijken voor de opvangvoorzieningen zelf, maar in de eerste plaats ook voor de gezinnen met opvangvragen. Wat dat betreft, moet men afstand doen van een logica van satisfactiemeting bij de intermediairen van dit hele proces. Men moet gebruik maken van indicatoren die aantonen dat dit ook echt een positieve impact heeft op de vragers van de opvang. Er loopt momenteel een onafhankelijk evaluatieonderzoek door een extern onderzoeksbureau. De resultaten worden begin 2009 verwacht. Op basis van die resultaten kunnen de proefprojecten desgevallend bijgestuurd worden.
U zegt dat uit het voortgangsrapport duidelijk blijkt dat er uitklaring en afstemming nodig is tussen het CKO en het lokaal overleg kinderopvang. In de basistekst is het verschil tussen beide wel degelijk aangegeven. Het lokaal overleg kinderopvang is vooral een gemeentelijke adviesraad, die ook andere leden heeft dan de mensen die bij de opvang zelf betrokken zijn. Ik denk aan de vertegenwoordigers van ouders, het jeugdwerk. In principe is ze beperkt tot één gemeente. De samenwerking is niet echt gebaseerd op afdwingbare engagementen. Het CKO gaat over het aanbieden van kinderopvang onder de vorm van een samenwerking tussen een groep van voorzieningen die in verscheidene gemeenten kan werken. De engagementen zijn meer afdwingbaar. Er is dus wel degelijk een verschil. In de praktijk blijkt dit echter niet overal evident, onder meer omdat vaak dezelfde mensen verschillende rollen vervullen en in beide structuren aanwezig zijn.
Het is de bedoeling natuurlijk dat beide structuren zoveel mogelijk complementair gaan werken. We kunnen nu niet ingrijpen, want het is nog een proefperiode. Dus moet deze uitklaring zeker een aandachtspunt zijn bij de beleidsconclusies na de CKO-proefperiode.
De vier centrale doelstellingen in het strategische plan kinderopvang blijven zeer actueel door een aantal recente feiten waarnaar uzelf ook verwijst, namelijk de inzet van heel wat nieuwe middelen om de betaalbaarheid van de opvang ruimer te garanderen, het creëren van zeer veel bijkomende en diversifiërende opvangplaatsen, maar ook het bijsturen van de prioriteitsregels van de erkende opvang en het ontwikkelen van een eenvormig vergunningssysteem voor de gehele kinderopvang in samenwerking met de sector en ten slotte ook het werken naar samenwerkingsverbanden zoals CKO's, die in deze vraag aan bod komen.
Deze ontwikkelingen maken dat de centrale doelstellingen van het strategisch plan bijzonder actueel blijven. De bewaking van de samenhang gebeurt in essentie door Kind en Gezin. Immers in de beheersovereenkomst is het werken rond en het voorbereiden van het vernieuwingsproces een strategische doelstelling. We bewaken dat door de manier waarop Kind en Gezin de synthesedoelstellingen formuleert en bewaakt.
Wat de website betreft, heb ik opdracht gegeven aan Kind en Gezin om deze aan te passen. Ik heb niet veel opdrachten aan te geven want ze beschikken over de vrijheid om te schrijven wat ze willen. Wel hebben we gemeld dat het geen actuele informatie meer is. En het staat niet langer op de website.
Ik bevestig voorts dat een decreet Kinderopvang natuurlijk een doel blijft, maar niet meer tijdens deze legislatuur. Wel bereiden we een decretale aanpassing voor. We doen dat door bijvoorbeeld de ervaringen uit de CKO proefprojecten te integreren, maar ook door de ontwikkeling van een eenvormig vergunningssysteem, de verruiming van het systeem van inkomensgerelateerde ouderbijdragen, en het ontwikkelen van een geïntegreerd competentiebeleid voor de gehele kinderopvang.
Ik ga ermee akkoord dat het prettiger zou zijn om een soort van grand design te maken van de kinderopvang en dan pas aan de slag te gaan. In een zeker opzicht, doordat de Vlaamse overheid beslist heeft om fenomenaal veel extra middelen te investeren, meer dan 70 miljoen euro in 2009 als extra injectie in de kinderopvang, worden we eigenlijk geconfronteerd met het concrete feit dat we heel veel doen. Het is niet wijs om te wachten op een grand design. Ik betwist de stelling als zou er geen visie zijn. Ik ben ervan overtuigd dat een visie wordt geformuleerd door de concrete stappen die worden gezet. In ieder geval weet ik dat een visie zonder budget voor de ouders minder oplevert dan een budget waarvan men eventueel kan zeggen dat de synthetische visie erop onder de vorm van een nieuw decreet nog wat achterblijft. Ik heb het gevoel dat elk van de stappen de betaalbaarheid van het aanbod garandeert en de maatregelen ook de zelfstandigen zoveel mogelijk levenskansen tracht te geven. Het zijn krachtlijnen die wel degelijk getuigen van een visie van de Vlaamse Regering inzake kinderopvang.
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Ik ben ervan overtuigd dat er heel wat nuttige en positieve ervaring wordt opgedaan, nuttige informatie wordt vergaard en denkprocessen worden opgezet, zowel inzake de CKO's als de vergunningen, en meer bepaald de competentieprofielen, infrastructuurnormen en dergelijke meer. Het enige wat mij verontrust, is dat het voor ons bijzonder moeilijk is om dit op te volgen omdat we weinig controle hebben over de richting die de kinderopvang uitgaat. Ik begrijp dat u niet klaar bent om een nieuw decreet kinderopvang op te stellen, zelfs niet in het voorjaar 2009. Ik heb daar alle begrip voor, en heb er niet zoveel kritiek op. We zijn echter bezig met pilootprojecten waarin sommige aspecten worden uitgeprobeerd. Daaraan zijn ideologische en inhoudelijke keuzes verbonden, zelfs al zijn het proefprojecten. Als men competentieprofielen ontwikkelt die voor de hele sector moeten gelden, dan zitten daar ook inhoudelijke, politieke en ideologische keuzes in vervat. Met de verlenging laten we de sector twee jaar experimenteren rond een strategie voor de toekomst van de kinderopvang. Politiek krijgen we weinig zicht op wat er gebeurt. Ik zou het wel appreciëren als we in de commissie meer tijd konden besteden aan de ervaringen die er geweest zijn na 1 jaar CKO. Ik denk dat de ervaringen belangrijk zijn, alsook het vooruitgangsrapport dat Kind en Gezin heeft opgesteld. Het is belangrijk op het juiste moment de juiste politieke conclusies te trekken. Ik heb schrik dat als we te lang wachten, er al keuzes zullen gemaakt zijn die ons verplichten om een bepaalde inhoudelijke richting uit te gaan.
Minister Steven Vanackere: Door de verlenging tot eind 2009 is er voor de CKO's geen echt risico. Daar conclusies uit trekken die van een definitieve opzet vertrekken, is niet correct. Het is precies de bedoeling door te vertrekken van een werking die langer dan 1 jaar duurt, wijs en aanbevolen te kunnen concluderen. Het is niet de bedoeling om resoluut een bepaalde richting uit te gaan.
De voorzitter: Er zou dacht ik eind 2009 een eerste evaluatie komen. Misschien is het nuttig om deze aan de commissie voor te leggen om er zo een eerste zicht op te krijgen.
Het incident is gesloten.