Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 16/10/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de projectaanvragen in het kader van het lokaal flankerend onderwijs
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, ik stel mijn vraag naar aanleiding van een vraag van de heer Wouter Beke, die zijn schouders gezet heeft onder een project van het lokaal flankerend onderwijsbeleid in Leopoldsburg.
Het project was een voortvloeisel uit een rapport van het lokaal overlegplatform gelijkekansenonderwijs. Dit project werd goedgekeurd voor de duur van een jaar maar met het vooruitzicht op een verlenging van twee jaar, weliswaar gegeven in een mondeling akkoord.
Leopoldsburg was niet alleen: er sprongen nog andere gemeenten mee in de dans van het lokaal flankerend onderwijsbeleid. Wij hebben in onze gemeente ook iets gedaan, maar we hebben geen project ingediend. In Leopoldsburg voldeed men aan de voorwaarden van cofinanciering, men trok medewerkers aan. Er is een hele dynamiek ontstaan in die verschillende gemeenten met stuurgroepen met professionele mensen.
Begin 2008 werd de verlenging van het project van Leopoldsburg ingediend en allicht nog van andere gemeenten, maar groot was de ontgoocheling toen bleek dat einde juni de subsidies voor 2008-2009 niet werden gecontinueerd en de verlenging niet werd goedgekeurd.
Op het terrein brengt dergelijke manier van benadering heel wat frustraties met zich mee. Projectsubsidies zijn in de aanvangsfase te verantwoorden maar wanneer projecten slechts perspectief krijgen op een levensduur van één jaar, dan zijn ze ten dode opgeschreven en stellen we ons zelfs de vraag wie er nog zou instappen. Een project is natuurlijk altijd beperkt in de tijd. Ofwel is het project zo goed dat je het opneemt in een reguliere werking, ofwel trekt men er besluiten uit voor regelgeving in de toekomst.
Hoeveel projecten in het kader van het lokaal flankerend onderwijsbeleid werden er vorig jaar opgestart? Hoeveel projecten mochten na één werking niet meer rekenen op overheidssteun?
Wat is de reden van stopzetting van die steun? Hoe ziet u de continuering van deze van overheidssteun verstoken projecten eventueel toch gebeuren? Op welke wijze werden de vrijgekomen middelen, door stopzetting van de eerste goedgekeurde projecten, geheralloceerd? Welke projecten in welke gemeenten werden via deze herallocatie goedgekeurd?
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zou bijna beginnen met te zeggen dat ik blij ben met de vraag van mevrouw Heeren. Blij in die zin dat met deze vraag aangetoond wordt en een voorbeeld gegeven wordt van wat wij als opmerking hadden bij de bespreking van het decreet op het lokaal flankerend onderwijsbeleid.
Ik heb het toen zeer lang gehad over het feit dat de Vlaams Belangfractie het onderscheid tussen centrumsteden en niet-centrumsteden - en vooral dan het budget dat kon worden besteed - onaanvaardbaar vond. Wij kregen toen zeer weinig bijval van de andere commissieleden. Ik stel nu vast dat dit inderdaad zo´n voorbeeld is.
Ik heb u hierover in juni een schriftelijke vraag gesteld. Ik heb het antwoord twee weken geleden gekregen. Ook dat antwoord maakte duidelijk dat de vrees die ik geuit heb bij de bespreking van dat voorstel, waarheid werd. Alle projecten ingediend door de centrumsteden, zijn goedgekeurd, behalve een. Dat werd niet goedgekeurd omdat de projectaanvraag niet overtuigde. Van de projecten die ingediend zijn door niet-centrumsteden, vind ik op uw website wel een overzicht van 14 geselecteerde projecten. Maar in het antwoord op mijn vraag worden er 22 opgesomd die niet geselecteerd werden. Niet alle 22 waren inhoudelijk goed. Ik kan het ermee eens zijn dat een aantal voorstellen niet voldeden. Maar ik stel vast dat er ook projecten met voldoende kwaliteit niet worden goedgekeurd en dat dit enkel te wijten is aan het budget dat op was.
Daarom wil ik hier nog maar eens de vraag herhalen om een extra budgettaire inspanning voor de niet-centrumsteden te doen. Als er zoveel aanvragen worden ingediend, dan is het duidelijk dat dit decreet een dynamiek op gang heeft gebracht en dat gemeenten vragende partij zijn en de noodzaak inzien van dergelijke projecten. Mijnheer de minister, overweegt u maatregelen om het bedrag voor de niet-centrumsteden aan te passen?
De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb altijd gedacht dat het de bedoeling was om de projecten sowieso voor drie jaar te laten lopen en ook goed te keuren. Tenzij ik het totaal bij het verkeerde eind heb, kan de nieuwe oproep immers pas in 2010 gebeuren. Het is dus logisch dat die goedgekeurde projecten normaliter drie jaar zouden lopen. Het is inderdaad niet wenselijk dat de financiële steun na een jaar plots wordt teruggeschroefd. Dan passen we beter de bedragen aan, zodat de projecten wel ten volle hun kans krijgen voor de periode, zoals dat normaliter, dacht ik, ook was gepland.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, om te beginnen ben ik blij dat mevrouw Michiels zegt dat het nieuwe decreet zo´n belangrijke dynamiek tot stand heeft gebracht.
Mevrouw An Michiels: Ik heb ook bij de bespreking gezegd dat ik dat wel verwachtte.
Minister Frank Vandenbroucke: Inderdaad. U vraagt meer budgettaire middelen. Daar moet ik natuurlijk op antwoorden dat die eindig zijn. We hebben keuzes gemaakt. Die middelen liggen vast. Het debat gaat over een procedure. Ik wil daar vooral de aandacht op vestigen.
Ik geef eerst een paar feiten. Mevrouw Heeren, u vroeg me over hoeveel projecten het ging. In het schooljaar 2007-2008 werden 41 projecten gesubsidieerd: 26 in centrumsteden en 15 in niet-centrumsteden. Tijdens het schooljaar 2008-2009 krijgen drie projecten uit niet-centrumsteden geen subsidies meer. Ook in de centrumsteden hebben er verschuivingen plaatsgevonden: voor sommige projecten werd geen aanvraag meer ingediend, en daarnaast werden er nieuwe projecten ingediend.
Wat was de reden van de stopzetting van die steun? De selectie is gebeurd op basis van de procedure zoals beschreven in de artikelen 3 tot en met 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 tot regeling van de procedure voor de toekenning van subsidies aan projecten in het kader van het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau. De projectvoorstellen worden beoordeeld door een commissie die is samengesteld uit twee afgevaardigden van het ministerie van Onderwijs en Vorming, een afgevaardigde van het agentschap voor Binnenlands Bestuur, een afgevaardigde van de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten en een externe deskundige. Van de in het schooljaar 2007-2008 goedgekeurde projecten, diende één gemeente geen nieuwe projectaanvraag in. Twee andere projecten, waaronder Leopoldsburg, werden niet geselecteerd door de commissie. Ik heb het advies van de commissie integraal gevolgd.
U moet een onderscheid maken tussen het projectjaar 2007-2008 en het projectjaar 2008-2009. In 2007-2008 werden er ad hoc subsidies toegekend voor één jaar. Het decreet op het flankerend onderwijsbeleid en het bijbehorende subsidiebesluit waren toen immers nog niet in voege. Vanaf het projectjaar 2008-2009 geldt het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 tot regeling van de procedure voor de toekenning van subsidies aan projecten. Het is pas in dat besluit dat de projecten, mits gunstige evaluaties, uitzicht krijgen op een driejarige subsidieperiode.
De projecten die tijdens het schooljaar 2007-2008 projectsubsidies ontvingen, hebben nooit de garantie noch beloftes gekregen dat hun projecten volgend jaar opnieuw zouden worden geselecteerd. Een onafhankelijke commissie heeft me advies gegeven over alle projectaanvragen. Het advies is neergeschreven in het verslag van de ambtelijke commissie van 15 april 2008 ´Selectie van niet-centrumsteden voor projectsubsidies in het kader van het lokaal flankerend onderwijsbeleid in het schooljaar 2008-2009´. Wat de centrumsteden betreft is het advies neergeschreven in het verslag van de ambtelijke commissie van 14 mei 2008 getiteld ´Selectie van de centrumsteden voor projectsubsidies in het kader van het lokaal flankerend onderwijsbeleid in het schooljaar 2008-2009´.
Er werd me vervolgens gevraagd op welke wijze de door de stopzetting van de eerste goedgekeurde projecten vrijgekomen middelen opnieuw werden geheralloceerd. Een herallocatie is eigenlijk niet de juiste terminologie. Zoals uiteengezet, werden de projecten geselecteerd volgens de procedure beschreven in het procedurebesluit van 18 april 2008. Zoals artikel 9 vereist, heeft de commissie me een gemotiveerde rangschikking van de projectvoorstellen gegeven. Ik heb het advies integraal gevolgd.
Ten slotte werd me gevraagd welke projecten of gemeenten via die herallocatie werden goedgekeurd? In Halle en Lier werden in vergelijking met 2007-2008 nieuwe projecten opgestart.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Als u het advies volgt, dan is dat zo. Ik stel echter voor dat de motivering van die ambtelijke werkgroep dan ook zou worden overgemaakt, bijvoorbeeld aan die betrokken gemeenten. Ik heb begrepen dat u zegt dat het eigenlijk maar over drie gemeenten gaat waarvan de projecten niet zijn geselecteerd. Heb ik dat goed begrepen?
Minister Frank Vandenbroucke: Ja, maar het verbaast me enigszins dat die gemeenten geen motivering zouden hebben gekregen, of toch niet informeel op de hoogte zouden zijn. Er is één gemeente die geen project heeft ingediend. De twee andere hebben een negatieve beoordeling gekregen. Die gemeenten, waaronder Leopoldsburg, zouden inderdaad een motivering moeten krijgen. Ik wil controleren of dat is gebeurd, maar ik denk het eigenlijk wel.
Mevrouw Veerle Heeren: Dat zou dan de voorbije week moeten zijn gebeurd, sinds de indiening. Ik heb alleszins van mijn collega, de heer Wouter Beke, begrepen dat de ontzetting omdat ze er niet bij waren, ontzettend groot was. Blijkbaar was er een goed dossier, maar wie ben ik om daarover te oordelen? Als het advies van die ambtelijke werkgroep gemotiveerd is, dan heb ik er geen probleem mee dat over te maken. Ik stel echter voor dat het wordt beargumenteerd tegenover de betrokken schepenen en gemeenten. Dan kunnen ze in de toekomst allicht ook bijsturen. Daarvoor is dat belangrijk.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik zal dat nakijken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.