Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 16/10/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de nood aan een informatiecampagne ´leren en werken´
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de minister, beste collega´s, in het begin van deze legislatuur, op 18 oktober 2005, stelde ik hier een vraag over het feit dat het aantal leerlingen in de leertijd dramatisch daalde, ondanks het succes inzake tewerkstelling voor de jongeren achteraf. Dit vormde voor mij de aanleiding om te pleiten voor een betere afstemming en doorstroming tussen de drie systemen voor alternerend leren en werken. Daarnaast leek mij ook een informatiecampagne zinvol.
Intussen is er in deze commissie en in dit parlement heel wat gebeurd. Op 8 juli 2008 hebben we het decreet Leren en Werken goedgekeurd. Met dit decreet worden de drie vormen van deeltijds leren en deeltijds werken beter op elkaar afgestemd. Een en ander is nu in september voor een deel van start gegaan.
Mijn tweede vraag uit 2005, naar de nood aan een evaluatiecampagne, blijft evenwel overeind. De goedkeuring en de inwerkingtreding van het decreet is een interessante aangelegenheid, die we moeten aangrijpen om publieke aandacht te schenken aan deze sector, die kampt met een - meestal onterecht - negatief imago. We hebben de laatste jaren natuurlijk zelf ook een aantal pijnpunten blootgelegd. De mensen horen dus vooral negatieve zaken over het gebrek aan voltijds engagement, de problematiek van het spijbelen enzovoort. Er komen heel weinig positieve berichten over deze sector.
Het is nochtans een volwaardig alternatieve sector voor wie het voltijdse leren op school niet langer ziet zitten. Ik wil niet pleiten voor minder leerlingen in het voltijdse systeem en meer in het deeltijdse, maar voor een correct en eerlijk beeld van de deeltijdse sector in de publieke opinie.
Mijnheer de minister, hebt u de indruk dat de inschrijvingscijfers voor de leertijd, bijvoorbeeld in vergelijking met het deeltijdse onderwijs, in dezelfde verhoudingen liggen als in 2005? Of verwacht u dat daar een verandering optreedt? Verwacht u een andere verhouding tussen de drie vormen van leren en werken door het nieuwe decreet?
Gaat u ermee akkoord dat een algemene informatiecampagne aan het brede publiek over het nieuwe landschap voor alternerend leren en werken, en over het volwaardige alternatief voor een voltijdse leeropleiding interessant kan zijn? Zo ja, hoe wilt u dat concreet aanpakken?
In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 16 maart 2007 over werkleerplekken sprak u over een impulsprogramma voor de kwaliteitsverbetering van werkleerplekken. Wat is de stand van zaken daaromtrent?
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Mijnheer de minister, tijdens de gedachtewisseling over het ontwerp van decreet inzake leren en werken hebben wij al gezegd dat erover moest worden gewaakt dat het systeem van leren en werken inhoudelijk voldoende gewaardeerd bleef. Volgens ons was het toen nog al te vaak een opvangbak voor probleemjongeren.
Ik sluit mij dan ook graag aan bij de vraag van mevrouw Poleyn om een informatiecampagne rond dit systeem, en zeker rond het nieuwe systeem. Ik wil het pleidooi nog eens herhalen om ook jongere leerlingen daarbij te betrekken en om het systeem ook bij hen bekend te maken via een informatiecampagne, en niet pas op het ogenblik dat ze dreigen af te haken. Al van jongs af aan moeten we hun duidelijk maken dat ook dit een volwaardig systeem is en dat dit kan leiden tot een goede opleiding en een goede werkervaring.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Poleyn, het nieuwe decreet is pas op 1 september 2008 in werking getreden. Daardoor en ook omdat de leerlingenpopulatie in het dbso pas na enige tijd in het schooljaar stabiliseert, is het nog te vroeg om nu al definitieve cijfers te geven voor dit schooljaar. Ik kan u wel al meedelen dat in vergelijking met oktober 2007 het aantal leerlingen in oktober 2008 met 4,8 percent is gestegen, van 5776 naar 6053.
Eén reden voor deze stijging is wel dat een aantal jongeren, zo´n 180, in uitvoering van het decreet sinds dit schooljaar niet langer in de autonome centra voor deeltijdse vorming (CDV) maar in de centra voor deeltijds onderwijs (CDO) ingeschreven zijn.
Wat de leertijd betreft, waren er op 1 oktober 3716 leerovereenkomsten afgesloten. Ook dat cijfer moeten we met zorg hanteren, omdat het in de loop van het jaar eveneens wijzigt. Tegen het jaareinde is er meestal een aangroei. Zo waren er op 31 december 2007 4051 leerovereenkomsten afgesloten. Je kunt daar voorzichtig uit concluderen dat er in de leertijd, in tegenstelling tot de trend, in vergelijking met vorig jaar wellicht geen sterke achteruitgang zal zijn. (Opmerkingen van mevrouw Sabine Poleyn)
In het geheel is er een stijging voor het ´deeltijds´. In de leertijd zitten we op 1 oktober aan 3716 leerovereenkomsten. Vorig jaar zaten we in december aan 4051 leerovereenkomsten. Dat aantal groeit nog aan in de komende periode. We kunnen het aantal dus niet voorspellen, maar ik denk niet dat er sprake zal zijn van een belangrijke daling, en dat is al enigszins geruststellend.
U vraagt of ik een andere verhouding verwacht door het nieuwe decreet. Ik verwacht niet dat door het nieuwe decreet de verhouding tussen het deeltijds onderwijs en andere deeltijdse leersystemen plots sterk zal veranderen, maar wat ik wel verwacht, en waarvoor ik zal blijven ijveren, is dat het aantal jongeren in die systemen, dat effectief een voltijds engagement heeft, stijgt. Ik kan u daar wel wat cijfers over geven. In oktober 2007, dus v??r het decreet in werking trad, ging het om 58,2 percent van de betrokken jongeren die voltijds bezig waren. Momenteel bedraagt het alvast 68,2 percent of een stijging met 10 percent.
Ik ben mij er van bewust dat we na 1 jaar niet op 100 percent voltijds engagement zullen landen, en dat was ook niet onze verwachting, maar ik denk dat we hier een opmerkelijke verbetering zien. Als dezelfde tendens zich in de komende maanden doorzet als tijdens het vorige schooljaar, moeten we dit schooljaar nog een verhoging van 5 tot 10 percent kunnen realiseren.
U vraagt of een algemene informatiecampagne nuttig kan zijn. Ik ben het helemaal met u eens dat we door het stemmen van een decreet alleen, geen mentaliteit zullen wijzigen. De decretale basis is wel noodzakelijk als een kader van waaruit dan allerlei andere acties kunnen worden opgezet om de doelstellingen die we voor ogen hebben, te bereiken. Er is reeds veel gecommuniceerd, maar ik ben het met u eens dat we het brede publiek, en zelfs de onderwijsmiddens, nog meer moeten informeren over het gewijzigde stelsel van leren en werken.
U vraagt hoe ik dat wil aanpakken. Mijn administratie zal een concreet communicatieplan opstellen waardoor alle actoren die kunnen bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het decreet, verder geïnformeerd zullen worden over de wijze waarop het decreet concreet uitgevoerd wordt en over de bijdrage die zij daartoe kunnen leveren. Het spreekt voor zich dat de invulling van een aantal aspecten van dit decreet niet enkel door het onderwijs kan gebeuren; ook de sectoren moeten een inspanning blijven leveren. Er is een aandachtspunt nodig in het kader van de sectorconvenants. Een van de doelstellingen van het decreet bestaat erin de drie bestaande systemen te harmoniseren, maar de meersporigheid te behouden. Ik wil veel aandacht besteden aan een degelijke studiekeuze en studieloopbaanbegeleiding.
U stelt dat ik in antwoord op uw schriftelijke vraag van 16 maart 2007 ook sprak over een impulsprogramma voor de kwaliteitsverbetering van werkleerplekken. In uw vraag van 16 maart 2007 verzocht u inderdaad om informatie over het project WELP, dat de afkorting is van ´werkleerplek´, en de verdere verspreiding ervan. Dit project heeft ons veel geleerd over het belang van kwaliteitsvolle werkleerplekken. De problematiek van de werkleerplekken is echter ruimer dan enkel de praktijkervaringen in het deeltijds onderwijs. Het betreft de ruime vraag naar het verbeteren van de kwaliteit van werkplekleren.
Omdat het Nederlands hier enigszins gecompliceerd wordt, zeg ik u dit ter verduidelijking: werkplekleren is het aanleren en toepassen van competenties in werksituaties en omvat naast de invulling van werkleerplekken ook stage, duaal leren, groepspraktijk en dergelijke.
Samen met de sociale partners en de onderwijskoepels hebben we tien uitdagingen geformuleerd in het verder ontdekken, ontwikkelen en inzetten van competenties. Werkplekleren is een van deze uitdagingen. Daarvoor hebben we al heel wat denksporen uitgewerkt, bijvoorbeeld door het verzamelen van goede praktijkvoorbeelden. Daarmee hebben we een generieke leidraad opgesteld: ´Kwaliteitsvol werkplekleren´. Ook binnen het stelsel van leren en werken, kan die leidraad een nuttig instrument zijn. Bepaalde kwaliteitsaspecten uit deze leidraad hebben we vertaald in actielijnen. Zo wensen we verder in te spelen op een goede opvolging van de dbso-leerlingen en leerjongeren aan de hand van een performant registratiesysteem, het bevorderen van bedrijfsstages voor leerkrachten, ook binnen het deeltijds onderwijs, en het versterken van de regionale samenwerking door de inschakeling van de bruggenbouwers. Ik verwijs graag naar mijn website waar u onder de afdeling ´werkplekleren´ nog meer informatie kunt vinden, en ook naar het sectorevent van 8 december 2008, waar we dit thema verder zullen uitwerken.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil u graag bedanken voor uw cijfers en uw antwoord.
Het stemt me positief dat de inschrijvingscijfers in de leertijd niet zo dramatisch dalen als de voorbije jaren en dat het voltijds engagement lijkt toe te nemen bij meer jongeren.
U stelt dat het communicatieplan waar uw diensten aan werken, gericht is tot alle betrokken actoren en sectoren, maar zult u zich ook richten tot het brede publiek?
Minister Frank Vandenbroucke: Dat heb ik alleszins nog niet beslist.
De voorzitter: Het incident is gesloten.