Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 16/10/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Cindy Franssen tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de toegang tot het huursubsidiestelsel voor mensen die een initiatief voor beschut wonen verlaten
De voorzitter: Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen: Mijnheer de minister, in de verslaggeving wil ik uitdrukkelijk verwijzen naar de schriftelijke neerslag van mijn vraag, omdat die nogal lang en technisch is.
Om het ontoereikende aanbod van sociale woningen te compenseren werd destijds gezocht naar een alternatief om het huren op de privé-markt te ondersteunen, namelijk de huursubsidie, een maandelijkse tegemoetkoming die de huurprijs betaalbaar moet maken en houden. Het nieuwe stelsel heeft bepaalde gevolgen voor de mensen die klaar zijn om vanuit het beschut wonen over te stappen naar een reguliere woonst. Vaak moet je eerst een initiatief laten draaien om er de kinderziektes uit te krijgen.
Het beschut wonen werd indertijd gecreëerd om mensen met een psychiatrische problematiek die jarenlang in een psychiatrisch ziekenhuis verbleven meer integratiekansen te bieden. Deze initiatieven staan in voor de begeleiding en de huisvesting. Hierbij staat de bewoner zelf in voor zijn huisvestings- en leefkosten. De huisvestingskosten voor de bewoners werden laag gehouden, gezien hun beperkte inkomen.
Door dat beperkte inkomen vinden de meeste mensen die klaar zijn om het beschut wonen te verlaten vaak geen geschikte, betaalbare woning. Door de wachtlijsten komen deze mensen bij ontslag uit het initiatief voor beschut wonen niet in aanmerking voor een sociale woning en amper ook voor een woning via een sociaal verhuurkantoor. Door de nieuwe regeling inzake huursubsidies komen deze mensen ook niet meer in aanmerking voor een huursubsidie, ondanks hun gering inkomen. Dat is een van de grote problemen die ik hier wil aankaarten.
Om in aanmerking te komen voor huursubsidies moet aan een aantal, terechte, voorwaarden worden voldaan. Zo mag men geen eigen woning hebben en wordt een bepaalde inkomensgrens gehanteerd. De woning die verlaten wordt, mag niet conform zijn. De nieuwe woning moet wel conform zijn en mag geen kamerwoning zijn. Tot slot wordt een maximumhuurprijs voor de nieuwe woning vooropgesteld.
Nu volgen een aantal perverse effecten in het nieuwe systeem. In het oude stelsel volstond een domicilie van minstens zes maanden in een voorziening om als dakloze te worden erkend. Dit gaf op zijn beurt recht op een huursubsidie als was voldaan aan de inkomens- en eigendomsvoorwaarde. In het nieuwe stelsel komt men enkel als dakloze in aanmerking als men via het OCMW een federale installatiepremie heeft verkregen als dakloze. Er zijn enkele voorwaarden om de federale installatiepremie via het OCMW te krijgen.
Om onder deze maatregel te vallen moet men als enig inkomen het leefloon hebben of andere vervangingsinkomens. Bovendien kent het OCMW deze installatiepremie toe aan personen zonder woonst met als doel deze persoon in de mogelijkheid te stellen zich een uitzet aan te schaffen. Een bewoner beschut wonen die het initiatief wenst te verlaten beschikt meestal over een uitzet, maar voor het OCMW komt die persoon niet in aanmerking voor de installatiepremie.
Non-conformiteit van de te verlaten woning op basis van technische gebreken kan uiteraard niet worden ingeroepen. Het beschut wonen wordt gereglementeerd en streng bewaakt. De woningen van de initiatieven voor beschut wonen worden gecontroleerd door het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie en Toezicht en moeten voldoen aan de vereisten van de Vlaamse Wooncode. Eenzelfde redenering geldt voor non-conformiteit op basis van overbewoning. Daar kunnen we dezelfde argumentatie toepassen op basis van technische gebreken.
Een woning die wordt verlaten, wordt beschouwd als niet aangepast aan de fysieke mogelijkheden van een bejaarde of van een persoon met een handicap als ze onvoldoende technische uitrustingen heeft en te weinig kansen biedt tot zelfstandig wonen en maatschappelijke integratie. De niet-aangepastheid van een woning is in theorie wel in te roepen voor bewoners van het beschut wonen, niet zozeer door het gebrek aan fysieke toegankelijkheid, maar wel door het gebrek aan één van de maatschappelijke voorzieningen. De afwezigheid van een apotheek binnen een afstand van 600 meter van de te verlaten woning bijvoorbeeld, kan als argument worden ingeroepen om aan te tonen dat de huidige woning van beschut wonen niet aangepast is. Hier zit opnieuw een addertje onder het gras.
Om de integratiekansen van bewoners van het beschut wonen te verhogen, liggen de woningen van die initiatieven vaak in een dorps- of stadskern, waarbij de noodzakelijke faciliteiten voor dagelijks levensonderhoud in een beperkte straal voorradig zijn. In theorie kan het wel, maar in de praktijk kan dit argument dus niet worden ingeroepen. De nieuwe woning waartoe men zijn toevlucht neemt, moet aangepast zijn als het argument van niet-aangepastheid van de te verlaten woning wordt ingeroepen.
Ik stel voor, mijnheer de minister, dat mensen die minstens zes maanden in een zorgvoorziening gedomicilieerd waren en klaar zijn om zelfstandig te gaan wonen, recht krijgen op de huursubsidie, mét behoud uiteraard van de algemene voorwaarden van inkomen en eigendom, maar zonder de voorwaarde van het verkrijgen van de federale installatiepremie.
Dat past in het kader van de armoedebestrijding. We weten, onder meer uit een recent onderzoek van het VVI (Verbond van Verzorgingsinstellingen), dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen geestelijke gezondheidszorg en armoede. Het is dus zeer belangrijk dat we hiervoor een maatregel uitwerken. Ik wil er dan ook bij u uitdrukkelijk op aandringen om via een herziening van de regelgeving de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg verder te ondersteunen. Dat is toch ook een van de doelstellingen van de geestelijke gezondheidszorg. We moeten de verwevenheid van onze leefwereld en die van mensen in de geestelijke gezondheidszorg opentrekken. De wil is aanwezig in de sector, maar we moeten die wil nog meer ondersteunen door vanuit het beleid een aantal maatregelen uit te werken.
Kunt u, mijnheer de minister, tegemoetkomen aan onze vraag om personen die het beschut wonen verlaten effectief in aanmerking te laten komen voor een huursubsidie? Zo ja, kunt u op korte termijn een aanpassing van de regelgeving voorstellen aan de Vlaamse Regering?
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Ik woon in Sint-Truiden. Dat is, mijnheer de voorzitter, een bijzondere stad. Wij hebben er al meer dan honderd jaar twee grote psychiatrische instellingen. Dat is uniek voor een dergelijke stad. De gemeenschap, toch bijna 39.000 inwoners, is daar heel vertrouwd mee. Het unieke in onze stad is het beschut wonen. Persoonlijk vind ik dat wij vandaag met meer dan tweehonderd woningen die worden verhuurd in het kader van beschut wonen het maximum hebben bereikt. Er moet meer spreiding komen.
Mevrouw Franssen raakt hier een heikel punt aan. Het moet opgenomen worden in de bespreking van de huursubsidie. Hoe kunnen we die heel specifieke doelgroep ondersteunen? Hoe kunnen we hen helpen zich te integreren in de samenleving, maar ook om hen te huisvesten in het normale circuit? De sociale verhuurkantoren zijn in het verleden als paddenstoelen uit de grond geschoten. Ik durf zeggen dat mijn stad een voorloper was in het beschut wonen. Daarom komen er bij ons zo weinig woningen bij het sociaal verhuurkantoor. De eigenaars zijn met beschut wonen zeker van hun huur en van het goede onderhoud van hun woningen. Dat is een win-winsituatie. Als die mensen echter zouden terugkeren naar de gemeente vanwaar zij afkomstig zijn - en het gaat om een heel grote regio, die zich tot buiten Limburg uitstrekt -, kan een dergelijke huursubsidie een ondersteuning zijn. Wij moeten dit meenemen in de bespreking over het opentrekken van de huursubsidie.
Mijnheer de voorzitter, zou het niet interessant zijn om daar eens een vergadering exclusief aan te wijden? Onze commissie kan daar zeker een inbreng in hebben. Zouden wij niet eens iemand uit het werkveld en iemand uit de administratie vragen wat de ervaringen zijn met de huursubsidies, wat de knelpunten zijn, enzovoort?
De heer Jan Penris: Mevrouw Heeren en mevrouw Franssen, ik geef u inhoudelijk grotendeels gelijk. We hebben het huursubsidiedebat vorige week al een beetje aangetrokken. Het wordt nu uitgediept en meer gedetailleerd behandeld. Ik laat als voorzitter die vragen graag aan bod komen in deze commissie omdat ik weet dat de minister er pertinent en gedegen op zal antwoorden.
Ik heb mij op een gegeven ogenblik afgevraagd of het niet iets was voor Wonen en Zorg, die andere commissie die hier in huis werkzaam is en die de twee deelgebieden Wonen en Zorg met elkaar probeert te verzoenen. Ik heb de vraag toch naar hier laten komen omdat hij gaat over mensen die vanuit de zorg naar de reguliere huurmarkt willen overkomen. Daarvoor zijn wij volledig bevoegd. Ik neem aan dat de minister u een bevredigend antwoord zal geven.
Ik wil tegemoetkomen aan de vraag van mevrouw Heeren. We zullen dus een moment prikken om het hele huursubsidiefenomeen eens ten gronde te bespreken.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Wonen is vandaag het enige thema waarover nog een ideologisch debat wordt gevoerd. Gisteren in de plenaire vergadering kon je dat merken: zodra het daarover ging, bleek dat er meningsverschillen waren, zelfs binnen de partijen. Meteen is er een brede interesse voor. Hier bestaat geen absolute waarheid. Wij zijn daar heel intens mee bezig. En ik merk dat je daar heel pragmatisch moet in zijn omdat je met heel veel verschillende casussen wordt geconfronteerd.
Tezelfdertijd vind ik het goed dat we dat soort debatten hier voeren. Dat hoort bij de reputatie van deze commissie. Ik moet in heel veel commissies aantreden, en ik vind deze commissie nog altijd de beste omdat hier het meest regelmatig wordt gewerkt, maar ook omdat we hier bezig zijn met iets wat iedereen altijd interesseert. Wonen is nu eenmaal iets wat ons allemaal aanbelangt.
Deze vraag zit op het snijvlak tussen wonen en zorg, wonen en welzijn. Mevrouw Heeren, in Sint-Truiden bestaat een traditie met zieken. Dat heb je bij ons in Rekem en Lanaken ook. In Sint-Truiden zijn het caritasinstellingen, in Rekem heb je een openbaar psychiatrisch ziekenhuis. In Geel ook. In die overheidsinstellingen werkt men op dezelfde manier met patiënten. Hoe mensen daar terechtkomen, dat is een pure loterij. Het hangt ervan af waar er plaats is, zo pragmatisch gebeurt dat. Het fenomeen beschut wonen is mij in mijn gemeente ook zeer bekend. Die mensen hebben op deze manier al lang hun plaats in de samenleving ingenomen.
Mevrouw Franssen, het huursubsidiestelsel van 1991 werd in 2007 geactualiseerd en verruimd. In het stelsel wordt huursubsidie verleend aan een aantal specifieke doelgroepen die reglementair bepaald zijn. Het gaat ten eerste om personen die verhuizen van een ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woning, of van een te kleine woning, naar een conforme woning. Dat is van oudsher de meest klassieke groep. Ten tweede gaat het om de bejaarden en personen met een handicap die verhuizen van een onaangepaste woning naar een woning die aangepast is aan hun fysieke gesteldheid. Ten derde zijn er de daklozen en permanente campingbewoners, indien zij een conforme woning huren. Bij die daklozen zie je de koppeling met de federale installatiepremie. Ten vierde zijn er de nieuwe huurders van privéhuurwoningen die via een sociaal verhuurkantoor (SVK) worden verhuurd. Dat is een nieuwe categorie. Dat is belangrijk. De SVK´s zijn daar heel tevreden over. Voor hen is dat een extra elan. Het zal diegenen die worden geholpen worst wezen of het nu via een huisvestingsmaatschappij of via een SVK gebeurt. Als het maar een kwalitatieve woning is voor een betaalbare prijs, met de huursubsidie om die betaalbaarheid te verzekeren: het is voor die mensen een oplossing voor hun noodsituatie.
De specifieke doelgroep van personen die een initiatief voor beschut wonen verlaten, valt onder de regeling voor daklozen. Dit was het geval in het oude stelsel van 1991, en het is ook het geval in het vernieuwde stelsel van 2007. Uiteraard kunnen zij ook op basis van de andere voorwaarden, de SVK´s, in aanmerking komen. Zoals al eerder toegelicht in de commissie voor Wonen van 2 oktober 2008, werd de afbakening van de categorie van daklozen die in aanmerking komen voor een huursubsidie gewijzigd. Deze aanpassing was noodzakelijk om beter te kunnen inspelen op de reële noden. In het vorige stelsel werd het verblijf van minimum zes maanden in een instelling vooropgesteld, wat een zware en onrealistische voorwaarde bleek. De opvangcentra zijn er immers op gericht de opgevangen persoon zo snel mogelijk te doen doorstromen. Daarnaast zijn er heel wat dak- en thuislozen die een divers parcours doorlopen met wisselende verblijfssituaties. Tenslotte zijn zeker ook niet alle dak- en thuislozen na een bepaalde verblijfsperiode in een instelling in staat om zelfstandig te wonen. In de nieuwe regeling werd dan ook opgenomen dat daklozen in aanmerking komen voor een huursubsidie als hen ook een federale installatiepremie kan worden verleend. Er is dus geopteerd voor een maximale afstemming.
Vooraleer een installatiepremie wordt toegekend, stelt het OCMW een sociaal onderzoek in om te bepalen of de aanvrager effectief een ex-dakloze is, die bovendien ook in staat is om zelfstandig te wonen op de privéhuurmarkt. De OCMW´s kunnen een installatiepremie toekennen aan daklozen. De dakloze wordt gedefinieerd als ?de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een tehuis verblijft in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld.?
Personen die onder deze definitie vallen, komen dus in aanmerking voor de federale installatiepremie. Zij komen dan ook in aanmerking voor huursubsidie, indien zij eveneens voldoen aan de inkomensvoorwaarde van het Vlaamse huursubsidiestelsel. De koppeling van de toekenning van een huursubsidie voor daklozen aan de toekenning van een federale installatiepremie, heeft dus duidelijk voordelen. Personen die beschut wonen verlaten, vallen in principe ook onder deze nieuwe regeling voor daklozen.
Het huursubsidiestelsel wordt momenteel geëvalueerd door de administratie, waarbij reeds de eerste werkdocumenten werden opgesteld. Er werd geopteerd om ook de opmerkingen van de betrokken sector mee in rekening te nemen. Momenteel worden de diverse werkdocumenten in één overzichtelijke evaluatienota samengebracht. Ook de problematiek van personen die beschut wonen verlaten, is hierbij inbegrepen. Vanuit diverse hoeken werden opmerkingen en verbeteringen geformuleerd, onder meer door de VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten) en de Federatie Diensten Begeleid Wonen, die een beetje de woordvoerder is van de betrokken groep.
Zo komen er signalen uit de sector dat de federale installatiepremie soms wel dan weer niet wordt toegekend voor gelijkaardige gevallen. Het is zeker mijn intentie om, in overleg met de sector van de dak- en thuislozen - maar ook met de groep die mensen die het beschut wonen verlaten, vertegenwoordigt - de toegankelijkheid van het huursubsidiestelsel te optimaliseren.
Ik wil het zeker en vast in de evaluatie opnemen. We moeten wel de budgettaire impact bekijken. U maakt zelf deel uit van de meerderheid, het zou sportief zijn om in de fractie mee te bepleiten dat men er geld voor vrijmaakt. Er zijn zeker goede argumenten voor datgene waarvoor u pleit. Deze nood overschrijdt trouwens de grenzen van meerderheid en oppositie. Laten we samen pleiten om extra middelen vrij te maken, zodat we én die groep kunnen helpen én de samenleving vooruithelpen.
De voorzitter: Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat u bereid bent te overleggen met de betrokken sectoren.
Mijn bezorgdheid is vooral - u verwijst zelf naar de federale installatiepremie die gekoppeld wordt aan een nieuwe doelgroep van daklozen - dat er toch nog mensen uit de boot zullen vallen. Arm maakt ziek, ziek maakt arm: dat geldt zeker voor mensen uit de geestelijke gezondheidszorg. Eén op twee mensen uit de geestelijke gezondheidszorg zijn mensen in armoede. Misschien moeten we zoeken naar mogelijkheden om de toekenning van de federale installatiepremie nog te verfijnen. Ik heb gesproken met ervaringsdeskundigen in armoede, en ze zeggen mij dat het een probleem is. Ik vraag dus om er de nodige aandacht aan te besteden.
U hoeft mij niet te overtuigen van het feit dat er extra middelen moeten worden vrijgemaakt. Armoede zou in principe geen politieke kleur mogen hebben. Ik ben zelf een grote pleitbezorger van meer geld voor armoedebestrijding. Voor mij is de beste investering die een overheid kan doen, een investering in armoedebestrijding.
De voorzitter: Het incident is gesloten.