Plenaire Vergadering van 09/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de stand van zaken rond de aangekondigde evaluatie van de renovatiepremie
Vraag om uitleg van de heer Jan Penris tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de stand van zaken met betrekking tot de renovatiepremie
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de aangekondigde extra middelen voor de renovatiepremie en de beloofde evaluatie ervan
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de maanden februari, maart en april, is over de problematiek van de renovatiepremie al enkele keren gedebatteerd door diverse collega's van verschillende partijen. Het is goddank een zeer groot succes. U hebt al in de nodige budgettaire aanpassingen voorzien om aan de vele aanvragen te kunnen voldoen. Dat is alleen maar zeer positief.
Het is ook de bekommernis van vele collega's dat de invoering van een nieuw stelsel altijd kinderziekten meebrengt. Dat is in het verleden al bewezen met verschillende voorbeelden. Ik heb ondertussen een aantal nieuwe elementen gekregen omtrent onder meer het inschrijven van de voorwaarde dat de aanvrager drie jaar voor de aanvraag van de premie geen andere woning in bezit mocht hebben gehad.
Ik ken enkele gevallen, waarvan ik er een naar voren wil brengen, zonder de naam te noemen. Het gaat over een gezin met drie kinderen, dat een oude woning heeft. Het wilde de nodige aanpassingen doen, maar heeft dat uiteindelijk niet gedaan. Die mensen hebben die oude woning verkocht voor een andere oude woning die deels ook niet aan de basisvoorwaarden voldeed. Ze hebben er een offerte voor aangevraagd. Het ging over 65.000 euro. Ik lees voor wat het gezin schrijft.
"Ik was van plan de Vlaamse renovatiepremie aan te vragen voor de nieuwe oude woning die ik gekocht had, tot ik de voorwaarde las dat ik geen tweede woning mocht bezitten in de voorafgaande drie jaren. Hadden we hetzelfde bedrag aan werken uitgevoerd aan onze vorige woning en er blijven in wonen, dan hadden we recht op deze premie. Als we onze nieuwe woning drie jaar laten verrotten en daarna de werken uitvoeren, hebben we ook recht op deze premie."
De mensen vragen zich af waar de logica zit. Ze hebben opgroeiende kinderen. Er zijn misschien situaties mogelijk waarbij men er misbruik van zou kunnen maken, maar in de getuigenissen, die ik heb, gaat het om bekommernissen waarvoor we een oplossing moeten zoeken in de evaluatie, die u al hebt aangekondigd.
Mijnheer de minister, is de aangekondigde evaluatie inmiddels doorgevoerd? Zo ja, wat zijn daar de concrete resultaten van? Welke initiatieven worden genomen om op basis van die evaluatie het premiestelsel bij te sturen?
Indien de evaluatie nog niet heeft plaatsgehad, wat zijn de redenen daarvoor? Binnen welke tijdslimiet bent u van plan deze evaluatie te beëindigen en de nodige conclusies te trekken?
De heer Jan Penris: Ik hoef de collega's de geschiedenis van dit dossier niet in herinnering te brengen. De meesten van u kennen het verhaal en hebben er al uiteenzettingen over gehouden. We zijn ermee begonnen in maart 2007. De eerste maanden daarna hebben we vastgesteld dat het systeem heel wat kinderziekten vertoonde. We hebben daar de minister over ondervraagd en er was verbetering aangekondigd en effectief verbetering vast te stellen. Nu is het verhaal dermate succesvol aan het worden dat we met budgettaire problemen zitten.
In augustus maakte de minister bekend dat, waar hij over een budget beschikt om jaarlijks 12.000 renovatiepremies te kunnen uitbetalen, hij vorig jaar 16.485 dossiers moest goedkeuren. Voor dit jaar wordt verwacht dat er nog eens 10.000 bij zullen komen.
De minister wordt het slachtoffer van zijn eigen succes, zegt hij. Hij voorziet nu dat de 50 miljoen euro die hij gebudgetteerd had, niet zal volstaan. Er zou zo'n 10 tot 20 miljoen euro extra nodig zijn. Volgens de minister zou het bedrag gevonden worden 'via interne verschuivingen op het Departement Huisvesting'. Er zou ook vers geld nodig zijn. De minister maakt zich sterk dat dit zou lukken.
De minister kondigde eerst voor begin 2008, daarna medio 2008, een evaluatie aan van de renovatiepremie. Hierover werd tot op heden niet veel meer vernomen. Hoewel de renovatiepremie over het algemeen positief wordt beoordeeld, zijn er toch enkele punten van kritiek die men regelmatig te horen krijgt. De heer Decaluwe is daar al punctueel op ingegaan. Een veelgehoorde kritiek is dat het minimumbedrag van 10.000 euro te hoog is voor minder kapitaalkrachtige huurders die soms al hun middelen en kredietmogelijkheden hebben moeten aanspreken om een woning te kopen. Nochtans zijn het vooral deze mensen die een duw in de rug nodig hebben om de kwaliteit van hun woning te verbeteren.
Mijnheer de minister, kunt u inmiddels garanderen dat er voldoende budget zal zijn voor de toekomstige uitbetaling van alle aanvragen? Werd inmiddels reeds een extra budget toegezegd door de Vlaamse Regering? Wat bedoelt u met uw uitspraak dat extra budget voor de renovatiepremie kan worden gevonden 'via interne verschuivingen op het Departement Huisvesting'? Waar plant u dan te besparen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aangekondigde evaluatie van de renovatiepremie? Is het opgelegde minimumbedrag van 10.000 euro, exclusief btw, niet asociaal omdat dit minder kapitaalkrachtige huurders kan uitsluiten van de subsidie? Overweegt u desgevallend, gezien de hogervermelde opmerking, om de premie om te vormen tot een globaal systeem voor verbouwingen, waarbij premies worden toegekend voor bepaalde soorten van werkzaamheden, zonder minimumbedrag?
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mijnheer de voorzitter, ook mijn vraag is geïnspireerd op de persmededeling van het kabinet, waarin de minister denkt tussen 10 tot 20 miljoen extra nodig te hebben om het succes van de renovatiepremie verder te zetten.
Ook in de Septemberverklaring is aanzienlijke aandacht aan die renovatiepremie gegeven. De minister-president zei: "We voorzien in bijkomende middelen om dit voor iedereen verder te zetten. Op die manier stijgt de algemene kwaliteit van de woningen in Vlaanderen en blijven, vooral jonge, gezinnen de kans krijgen om een betaalbare woning te verwerven en te renoveren en zo hun eigendomsdroom te realiseren."
Op 9 juli heb ik al een schriftelijke vraag ingediend over de evaluatienota. Mijnheer de minister, in het antwoord dat u mij hebt gegeven, staat er dat er een eerste evaluatienota is. De nota bevat, zo zegt u, zowel een stand van zaken als een overzicht van de knelpunten die bij de praktische uitvoering naar boven zijn gekomen, alsook een aantal oplossingsvoorstellen. Verder zegt u dat die nota is overgemaakt aan het kabinet en dat er met het Departement RWO over moet worden gesproken.
Mijnheer de minister, het lijkt mij evident dat de vraag om of de aankondiging van extra middelen enerzijds en de evaluatie van de renovatiepremie anderzijds in belangrijke mate aan elkaar gekoppeld zouden moeten zijn. Zo was een van de voornaamste redenen - de heer Decaluwe heeft er al naar verwezen - waarom mensen een renovatiepremie werd geweigerd, dat ze de afgelopen drie jaar eigenaar waren van een huisje. Ook ik wil heel kort een voorbeeld schetsen van mensen die me hebben gemaild. Het gaat om een pas getrouwd koppel dat een bescheiden huisje heeft gekocht in de negentiende-eeuwse gordel van de stad, een jaar of zes geleden. Ondertussen heeft het gezin twee kindjes en is uitgeweken naar een iets grotere woning in de stad. Dat huis moet worden gerenoveerd, maar die mensen vallen tussen de mazen van het net. Nochtans is het terecht een van uw beleidsopties om mensen in de stad te doen blijven wonen, en vooral dan jonge kinderrijke gezinnen.
Mijnheer de minister, wat zijn de belangrijkste conclusies van de eerste evaluatienota met betrekking tot het stelsel van de renovatiepremie na een jaar werking? Wat zijn de voornaamste knelpunten die naar voren worden gebracht? Hoe ver staat het met het aangekondigde gemeenschappelijk overleg tussen Wonen Vlaanderen en het Departement RWO, en is er reeds een gezamenlijk gedragen nota uit de bus gekomen? Welke specifieke beleidsopties zijn reeds genomen? Voor mijn laatste vraag verwijs ik naar het voorbeeld dat ik heb gegeven en dat ook de heer Decaluwe heeft aangehaald. Moet de verhoopte budgetverhoging enkel een antwoord bieden op het grotere aantal dossieraanvragen of wordt er ook gedacht aan een uitbreiding van de doelgroep, zoals ik zojuist heb geschetst? Ik denk aan vaak jonge gezinnen die al een woning gehad hebben en nu in de stad willen wonen in een andere woning.
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Mijnheer de minister, al die bekommernissen zijn terecht. We zijn het allemaal eens over hetzelfde principe. Als Vlaams volksvertegenwoordiger word ik vaak op concrete situaties gewezen. Dat is belangrijk voor de evaluatie van heel wat dossiers, maar ook voor dit specifieke dossier. Enkele collega's vroegen zich al af wat er uit die evaluatie is gebleken. Wij hebben daar allemaal veel interesse voor. Wij moeten daar belangrijke conclusies aan verbinden.
Wij zijn het er allemaal over eens dat we erop moeten toezien dat het succes geen perverse effecten heeft. Wij vinden het allemaal, ongeacht onze visie, belangrijk dat de kwaliteit wordt bewaakt en dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Ik wil nog één concreet voorbeeld geven en vragen of het in de evaluatie aan bod is gekomen en hoe u het in de toekomst ziet evolueren. Collega's hebben het hier al gehad over de situatie van jonge gezinnen die een renovatie hebben gedaan, vervolgens een andere woning kopen en daarbij met problemen worden geconfronteerd. Maar er zijn ook mensen die een huis hebben gekocht, niet in aanmerking kwamen voor de renovatiepremie omdat ze bijvoorbeeld niet voldeden aan de inkomensvoorwaarden, het huis ondertussen hebben verlaten omdat ze bijvoorbeeld voor hun werk moesten verhuizen, hun eerste huis hebben verkocht en een ander huis hebben gekocht waarbij ze nu wel, gezien de inkomensvoorwaarden, in aanmerking komen voor een renovatiepremie. Maar dan zegt men dat het niet kan omdat ze de laatste drie jaar een eigendom bezaten. Is er voor die doelgroep een oplossing?
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Ik weet dat succes veel vaders en moeders heeft, maar ik moet zeggen dat de renovatiepremie een stokpaardje van CD&V was. Het stond in ons verkiezingsprogramma en ook in het regeerakkoord. We zijn nu een jaar verder. We hebben al gevraagd naar die evaluatie. Beogen we met die renovatiepremie wel wat we willen? Kwaliteit was een van de aspecten. Maar misschien is het te vroeg. Het zou kunnen dat je dat vijf jaar in stand moet houden. Ik heb begrepen dat het budget zal worden verhoogd van 50 naar 80 miljoen euro. Hoe verhoudt zich dan de renovatiepremie vandaag ten opzichte van initiatieven die bijvoorbeeld rond duurzaamheid worden genomen? Die zijn al even belangrijk. Er zijn raakvlakken. Duurzaamheid is een ander departement; naast de renovatiepremie kunnen mensen ook een beroep doen op duurzaamheidspremies. Alleen is het voor veel Vlamingen, ook jonge gezinnen, ontzettend moeilijk om daarin hun jongen terug te vinden. Ik ben een grote voorstander van één soort aftrek of één soort subsidie in Vlaanderen. Dat is een persoonlijke mening. U moet eens in uw eigen gemeente gaan kijken op de 'Premiezoeker'. U moet zeven, acht, negen aanvragen doen. De renovatiepremie is er een van. Het zijn allemaal druppels op een hete plaat, en ze zijn allemaal zinvol. We moeten die oefening in de volgende legislatuur maken. We moeten dat centraliseren. Dan kun je een impuls geven. Ik doe hier de suggestie aan alle politieke partijen rond deze tafel om te komen tot één systeem, zodat de mensen weten bij welke administratie ze terecht kunnen, een administratie die dan voor alles zorgt.
Mijnheer de minister, hebt u er vandaag zicht op welke doelgroep wij bereiken? Waar wonen die mensen, en wat is de regionale spreiding? Ik kan mij gerust indenken dat we wel eens verrast zouden kunnen zijn door de regionale spreiding in Vlaanderen.
De voorzitter: De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat alles hier al gezegd is. Maar er is een categorie die over het hoofd wordt gezien en die een specifiek probleem heeft: de alleenstaanden. Zij hebben het iets moeilijker om binnen de periode te blijven waarbinnen de aanvraag kan worden ingediend omdat zij natuurlijk maar over één inkomen beschikken. Daardoor hebben ze het moeilijk om de beoogde renovatie aan hun woning binnen die periode te schikken. Hier en daar hoor ik dat zij stukken moeten laten vallen omdat ze buiten de periode vallen, zodat ze maar voor bepaalde delen een beroep op de renovatiepremie kunnen doen. Alleenstaanden hebben een andere budgettaire problematiek.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Het succes van de renovatiepremie is overdonderend. Dat is hoe dan ook een goede zaak voor de kwaliteit van de woningen. Ik stel vast dat vandaag jonge gezinnen steeds meer hun eigendomsdroom realiseren door een bestaande oudere woning te kopen en deze met het geld van de renovatiepremie opnieuw voor huisvesting geschikt te maken. De mensen hebben drie jaar de tijd om facturen te verzamelen.
Mevrouw Heeren en nog anderen hebben het al gezegd: we hebben zoveel verschillende types premies - hoewel, zo veel zijn het er nu ook weer niet. Op het vlak van energie bijvoorbeeld heb je premievoorzieningen die te maken hebben met isolatie en ventilatie. Dat is ook een belangrijk aspect van de renovatiepremie. Dan heb je de VAP: de verbeterings- en aanpassingspremie. Samen met minister Crevits ben ik nu die zogenaamde isolatiepremie aan het onderzoeken. Daarvoor wordt in de begroting 2009 ook 50 miljoen euro voorzien. Dan is er, specifiek vanuit sp.a, de vraag om voor dak- en zolderisolatie inspanningen te leveren. Dat behoort allemaal tot de beleidsdomeinen Energie en Wonen, en het is ook de afspraak binnen de regering om dat met die twee samen te doen. Zo is dat ook genotuleerd. Er zit ook een stukje sociale economie voor minister Van Brempt in: de energiescans.
We moeten bij de start van de nieuwe legislatuur kijken hoe we sommige zaken iets homogener kunnen maken, waardoor het ook iets transparanter en klantvriendelijker wordt voor de mensen voor wie wij het doen.
Anderzijds moet je toch vaststellen dat Vlamingen premiegek zijn. Zodra je praat over een nieuwe premie, bereik je meteen 16.000 mensen die de premie krijgen. We hebben eigenlijk een score van 80 percent. Op tien aanvragen worden er acht gehonoreerd. Voor 16.000 premie-uitkeringen heb je dus 20.000 aanvragen gehad. Dat betekent toch wel dat een breed publiek op de hoogte is van het bestaan ervan en ook de weg vindt.
De lokale huisvestingsdiensten en de huisvestingsconsulenten vullen die zaken in voor de mensen. Die moeten daar niet zelf mee zitten sukkelen. Ze kunnen ook met de provinciale afdelingen van het Agentschap Wonen contact opnemen. Die helpen de mensen twee keren. Vooraf komen ze kijken welk type van werk men het beste uitvoert en waar de prioriteit moet worden gelegd. Maar ook voor het invullen van de premieaanvraag is er service en expertise aanwezig. Zo wordt ervoor gezorgd dat de formaliteiten van die mensen in orde worden gebracht.
Mijnheer Decaluwe, ik ga in op uw vragen met betrekking tot de evaluatie van de renovatiepremie. Zoals eerder al aangekondigd, werkt de administratie een evaluatierapport uit. Er werden al eerste werkdocumenten opgemaakt door de betrokken administraties. Hierin is ook aandacht verleend aan de opmerkingen vanuit het werkveld. Dat is dan zowel de VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten) als het VOB (Vlaams Overleg Bewonersbelangen). Het VOB treedt op als spreekbuis van de SVK's, want die kunnen vandaag ook een premieaanvraag doen. Zij hebben ook niet altijd de expertise om dat allemaal goed te doen of om de werken op te volgen.
Ik heb aan de administratie de opdracht gegeven de verschillende werkdocumenten te integreren tot één globaal evaluatierapport. Hier is men volop mee bezig. Eind oktober, begin november, wanneer dit rapport in de Vlaamse Regering zal zijn besproken, wens ik het rapport en de resultaten te bespreken met de commissieleden. Dan zullen we zien welke conclusies daaruit kunnen worden getrokken. Wij hadden aangekondigd om die evaluatie vroeger te doen, collega's, maar dat is niet gebeurd om de heel eenvoudige reden dat de medewerkers van het Agentschap Wonen overbevraagd zijn. Door de veelheid van opdrachten en taken werd die evaluatie een beetje uitgesteld.
Een aantal zaken blijkt al uit de eerste evaluatienota van het Agentschap Wonen-
Vlaanderen. Zo wordt vastgesteld dat de gemiddelde renovatiekost ongeveer 23.000 euro bedraagt. Dit betekent dat de renovaties omvangrijk en structureel van aard zijn. Dit is een verheugende vaststelling omdat met dit instrument voornamelijk structurele en ingrijpende verbeteringen aan de woning worden beoogd.
Mevrouw Heeren verwees daar ook naar: de toppers zijn de werken aan de daken en aan het buitenschrijnwerk. Dat zijn ingrijpende werken. Meteen is dat een repliek op de Vlaamse Confederatie Bouw, die bang was voor massaal zwartwerk. Ik zie veel doe-het-zelvers veel kunnen, maar dat type van werken net niet. Zelfs een doorsnee timmerman zal zeggen dat je voor het werken aan een dak specialisten nodig hebt.
Wat de aard van de werken betreft, wordt vastgesteld dat in 60 percent van de aangevraagde renovaties het buitenschrijnwerk wordt vervangen. In 54 percent van de gevallen worden dakwerken uitgevoerd. Dit kan ook gecombineerd worden. Dit betekent dat niet enkel de woonkwaliteit verbeterd wordt, mevrouw Heeren, maar ook dat op energetisch vlak de woningen sterk worden verbeterd. Op budgettair vlak wordt bijna 40 percent van de middelen besteed aan deze twee posten. Een andere vaststelling is dat de meeste werken uitgevoerd worden door geregistreerde aannemers. Slechts 9 percent van de factuurbedragen betreft door de eigenaar aangekocht materiaal, waarbij de eigenaar dan zelf instaat voor de uitvoering van het werk. Dit ontkracht de stelling dat het stelsel van de renovatiepremie zwartwerk zou aanmoedigen.
Er zijn momenteel nog geen concrete beleidsinitiatieven genomen. De beleidsevaluatie gebeurt nu door het Departement Woonbeleid op basis van de eerste evaluatienota. Het is aangewezen het volledige eindrapport af te wachten om te zien wat de aanbevelingen en de resultaten zijn. Op basis van het eindrapport kunnen eventuele initiatieven worden overwogen, steeds binnen de budgettaire beperkingen.
Mijnheer Penris, ik antwoord nu op uw vragen over het budget voor de renovatiepremie en de mogelijkheid om op basis van de evaluatie bepaalde wijzigingen door te voeren in dit premiestelsel.
Het is algemeen geweten dat de renovatiepremie in Vlaanderen een ruime bijval kent. In het eerste werkingsjaar, 2007, waren er meer dan 16.000 aanvragen en renovaties aan woningen. Dat is een onverhoopt succes. Het betekent dat het instrument in staat is de woonkwaliteit van het patrimonium daadwerkelijk te verbeteren. Ook de jonge gezinnen kunnen via dit instrument een woning verwerven en renoveren. De vooropgezette doelstellingen zijn naar mijn mening dan ook gehaald.
Het is door dit grote succes van de renovatiepremie dat het initieel voorziene budget inderdaad niet voldoende ruim was. Het probleem werd tijdig onderkend en er werd gezocht naar haalbare financiële oplossingen. Ik kan u dan ook melden dat het oorspronkelijke budget van 50 miljoen euro voor 2008 ondertussen opgetrokken is tot 82,3 miljoen euro. Dit is gebeurd onder meer via de inbreng van provisies en herverdelingen binnen het beleidsveld. Ik kan dan ook bevestigen dat alle toegezegde premies tijdig betaald zullen worden.
Wij hebben het geld gehaald uit de provisie van de Vlaamse Regering. Wij hebben ook geld gevonden bij de rentesubsidies VWF, waar een overschot op was. Ook in het communicatiebudget hebben we wat geld gevonden. De lijsten met die herverdelingen worden overgemaakt aan het parlement. Ik heb daar niets in te verbergen. U krijgt die lijsten.
Alle premies worden tijdig uitbetaald. Maar nog belangrijker is dat we voor 2009 een recurrent jaarbudget hebben voorzien van 80 miljoen euro.
Wat de stand van zaken van de evaluatie van de renovatiepremie betreft, verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de heer Decaluwe. De evaluatie komt er op heel korte termijn. Dat het wat langer heeft geduurd, heeft te maken met de overbevraging van de mensen op de administratie.
U vraagt mij of het opgelegde minimumbedrag van 10.000 euro - exclusief btw - niet asociaal is omdat dit de minder kapitaalkrachtige huurders zou uitsluiten van deze premie. Er is een reden waarom het minimumbedrag bepaald werd op 10.000 euro. Het was namelijk de bedoeling om ruimere renovatiewerken te laten uitvoeren, geen verbeteringswerken. Bedoeling is dus dat de woning structureel verbeterd en gerenoveerd wordt. Om dit te realiseren is een voldoende ruime kost vereist. De mensen krijgen ook drie jaar de tijd om facturen te verzamelen. Ook dat is belangrijk. Maar het probleem is gekend en voor de laagste inkomens kan deze instapkost een te hoge drempel vormen.
Zonder vooruit te willen lopen op het evaluatierapport, wil ik wel laten nagaan of dit geremedieerd kan worden zonder de finaliteit van het instrument in het gedrang te brengen. Maar dan moet dit probleem gezien worden in relatie met de verbeterings- en aanpassingspremie (VAP). Ik stel vast dat veel mensen niet weten dat die ook nog altijd bestaat en heel doelmatig is, vooral voor de lagere-inkomensgroepen.
De renovatiepremie en de verbeterings- en aanpassingspremie vormen een complementair geheel. Voor de kleinere verbeteringswerken kan men een beroep doen op de VAP en men kan de werken gericht spreiden. In de VAP wordt per categorie van werken een forfaitaire premie vastgesteld van 250 tot 1500 euro. De subsidie kan tot 50 percent van de voorgelegde factuurbedragen bedragen. In een periode van tien jaar kan men drie keer gebruik maken van een VAP-premie. De premie kan in totaal over de tien jaar maximum 10.750 euro bedragen. Op die manier kunnen in het VAP-stelsel de eigenaars, maar ook de huurders, indien nodig de werken in de tijd spreiden.
De VAP is een heel probaat middel voor mensen die verbeterings- en aanpassingswerken aan hun woning doorvoeren maar moeten rondkomen met een iets bescheidener inkomen.
Ik heb in het kader van de evaluatie aan de administratie gevraagd om ook na te denken over de optimalisatie van de premies. Met optimalisatie bedoel ik: afstemming. We moeten niet gaan naar een integratie. Je moet altijd weten dat beide premies ook een ander publiek bereiken. De renovatiepremie gaat over fundamentele, structurele werken, dus ook duurdere investeringen. Het gaat om het wegwerken van een aantal incidenties in een woning: een rookkanaal dat niet meer goed werkt, een boiler die CO-vergiftiging veroorzaakt, sanitair dat dringend moet worden gemoderniseerd …
Los van eventuele pro's en contra's lijkt het me louter praktisch gezien niet haalbaar om de huidige premies om te vormen tot een globaal systeem voor verbouwingen binnen het mij resterende tijdsbestek in deze legislatuur.
Mijnheer Roegiers, een deel van de antwoorden op uw vragen kwam al aan bod in de vorige replieken. Zoals al vermeld, is de renovatiepremie een succesverhaal, met in het eerste werkingsjaar meer dan 16.000 aanvragen en dus ook 16.000 woningrenovaties. De vooropgezette doelstellingen zijn dan ook grotendeels gehaald. Dit is een eerste algemene conclusie die ik op basis van de evaluatie kan maken.
Ik heb ook al gesproken over de eerste resultaten van de evaluatie en de timing van het eindrapport. Eind oktober of begin november, wanneer het evaluatierapport in de Vlaamse Regering besproken zal zijn, komen we ermee naar deze commissie en naar u.
Ik wil hier ook ingaan op het door u aangehaalde knelpunt met betrekking tot de eigendomsvoorwaarde. Zo worden mensen uitgesloten die in de voorafgaande drie jaar een tweede woning hebben verkocht. Dit knelpunt werd ook door het werkveld gesignaleerd. Ik heb gevraagd hier in de evaluatie de nodige aandacht aan te besteden. In het eindrapport zal dit element dus zeker aan bod komen. Beleidsmatig zal worden nagegaan of dit euvel kan worden verholpen.
Aan het evaluatierapport wens ik uiteraard de nodige aandacht te besteden, ook hier in de commissie Wonen. Maar ik wens niet volledig op de zaken vooruit te lopen. Op basis van de resultaten en de inzichten van dat eindrapport zal ik de nodige beleidsoverwegingen maken en nagaan welke initiatieven zich opdringen, uiteraard ook altijd binnen de budgettaire mogelijkheden waarover de Vlaamse Regering beschikt.
De heer Jan Penris: Mijnheer de minister, als lid van de constructieve oppositie heb ik er geen moeite mee om u te feliciteren als u uw beleidsdoelstellingen, die we mee onderschrijven, kunt waarmaken. Ik ben blij dat u recurrent de centen blijft vinden om te realiseren wat u aan de mensen belooft. Ik blijf erbij dat het evaluatiemoment belangrijk zal zijn. Ik zal ook al een voorafname doen. U hebt gezegd dat de premie in hoofdzaak bedoeld is om structurele werken mogelijk te maken. Daar ben ik het mee eens. Er zijn andere premiestelsels die kleinere werkzaamheden mee financieren, maar ook de minst vermogenden hebben recht op deze premie voor infrastructurele verbeteringen. Ze zullen het moeilijk hebben om die 10.000 euro neer te leggen, maar ik heb begrepen dat u dat zeker mee zult evalueren. Laten we dat debat voorlopig nog even open laten.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Ik sluit me aan bij deze tussenkomst, maar het is ook zinvol om de oefening te doen. U neemt vijf cases uit de tienduizenden aanvragen die u hebt ontvangen. Wat heeft men aangevraagd voor de bouwpremie, de renovatiepremie? Wat heeft men gevraagd voor datzelfde binnen duurzaamheid? En wat heeft men federaal kunnen inbrengen? Ik ben ervan overtuigd dat de overheid dat voor een aantal zaken bijna gratis doet.
Als dat de doelstelling is, heb ik er geen probleem mee. Maar het zijn de zwakkeren in de samenleving die volledig en op alle fronten uit de boot vallen. Ik heb begrepen dat isolatie ook een thema is dat bij duurzaamheid onder te brengen is, en terecht. Minister Crevits trekt daar veel middelen voor uit. Maar voor de volgende legislatuur wil ik hier nu al pleiten voor één soort tussenkomst van de Vlaamse overheid, van welk departement ze ook komt, voor de eigenaar van een woning. We moeten daar ook de huurder in opnemen via SVK (sociaal verhuurkantoor)of iets anders.
De voorzitter: Het incident is gesloten.