Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 16/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Gino De Craemer tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de erkenning van Nederlandse diploma's
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, volgens de Universiteit Maastricht (UM) worden heel wat studenten met problemen geconfronteerd als zij hun Nederlands diploma in België willen laten erkennen. De universiteit stelt dat, ondanks de verschillende internationale en onderlinge afspraken, veel Belgische werkgevers Nederlandse diploma's nog eens extra laten controleren door drie Vlaamse universiteiten, die bovendien met verschillende adviezen komen. Begin oktober had de Maastrichtse universiteit een onderhoud gepland met de Vlaamse overheid waar de problemen bij de erkenning van diploma's door overheidswerkgevers zouden worden aangekaart.
Mijnheer de minister, in een antwoord op mijn schriftelijke vraag in verband met de erkenning van buitenlandse diploma's en de knelpunten stelde u dat er met het oog op een vereenvoudiging van de procedures inzake diplomagelijkschakeling onder meer een precedentensysteem werd ontwikkeld. Uit het antwoord blijkt ook dat een op de drie aanvragen uit Nederland komt. Men zou dan ook verwachten dat de procedures bekend zijn en dat de erkenning bijgevolg vlot kan verlopen.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van deze problematiek en is de kritiek volgens u terecht? Kunt u dit kort toelichten? De Universiteit Maastricht verwijst naar verschillende internationale en onderlinge afspraken. Over welke afspraken gaat het en worden die voldoende nageleefd? Was u betrokken bij het overleg in oktober? Mogen we hier concrete resultaten van verwachten? Zo ja, welke? Ondanks het precedentensysteem zijn er heel wat klachten over de lange procedure bij de erkenning van Nederlandse diploma's. Hoe verklaart u dat, en hoe evalueert u de werking van het precedentensysteem? Acht u bijsturing nodig?
De voorzitter: Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
Mevrouw Stern Demeulenaere: Mijnheer de minister, recent had ik een schriftelijke vraag ingediend omdat er ook een aanbeveling bestaat van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad over de erkenning van de diploma's binnen de Benelux. Ook daar is gebleken dat er nog heel wat problemen zijn voor de grensoverschrijdende erkenning, zelfs in de Benelux. Normaal volgt er een antwoord op een dergelijke aanbeveling. Dat is hier echter nooit gebeurd. Wat is het probleem? Ligt dat bij ons of bij een van de buurlanden? Ik zie niet in waarom wij problemen zouden hebben om te reageren. Ik weet wel dat er een overeenstemming moet zijn tussen de ministers van de Beneluxlanden. Kunt u me op weg helpen en zeggen waar het grote knelpunt ligt?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Demeulenaere, ik ben niet in staat te antwoorden op uw vraag over wat de Beneluxraad precies heeft gezegd. Ik weet het niet. Dat is natuurlijk geen excuus.
Ik zou het antwoord willen structureren aan de hand van de vragen van de heer De Craemer. Ik ben inderdaad op de hoogte van de problematiek, al moet gezegd dat die misschien niet helemaal terecht is. Een en ander heb ik dan ook graag laten uitklaren ten aanzien van de Universiteit Maastricht, waarmee op 9 oktober inderdaad een overleg is geweest, én ten aanzien van mijn Nederlandse collega, minister Plasterk, die over deze kwestie ook een vraag heeft gekregen van een van uw collega's in de Nederlandse Tweede Kamer.
Tijdens dat overleg met de delegatie uit Maastricht heeft onze administratie de Vlaamse erkenningsprocedures toegelicht. Er is verduidelijkt dat het niveau van de Nederlandse opleidingen wel degelijk als gelijkwaardig erkend wordt met dat van Vlaamse opleidingen. Voor functies waarbij specifiek naar bepaalde diploma's gevraagd wordt, zoals overheidsfuncties, is voor buitenlandse - en dus ook Nederlandse - diploma's wel nog een gelijkwaardigheid nodig, al moet ook dat genuanceerd worden. Voor bepaalde gereglementeerde beroepen zijn Europese richtlijnen van toepassing die de gelijkwaardigheid niet vereisen. Tijdens het overleg zijn ook een aantal concrete dossiers besproken, zoals dat over mevrouw Van Boxem, waarover in een aantal kranten is bericht, en dat ondertussen positief is afgerond.
We hebben naar aanleiding van dit overleg ook onderzocht hoe we nog beter de internationale afspraken kunnen uitvoeren. Ik denk dan aan de Bolognaverklaring, in het kader waarvan we hier in Vlaanderen bijvoorbeeld werken met diplomasupplementen, en het ECTS-systeem (European Credit Transfer System), maar ook aan de Lisbon Recognition Convention, waarvoor we eind 2006 een instemmingsdecreet goedgekeurd hebben, en aan de Europese richtlijnen voor toegang tot gereglementeerde beroepen, zoals de geactualiseerde richtlijn 2005/36, die we momenteel in Vlaamse regelgeving omzetten.
Specifiek voor Nederlandse diploma's van aldaar geaccrediteerde opleidingen bereidt mijn administratie momenteel een besluit voor waarmee de gelijkwaardigheid met Vlaamse diploma's algemeen geregeld kan worden. Dat moet vermijden dat gediplomeerden individueel nog een aanvraag moeten indienen als hun een bewijs van gelijkwaardigheid wordt gevraagd.
Het precedentensysteem begint toch stilaan zijn vruchten af te werpen. Voor 72 percent van de aanvragen voor Nederlandse diploma's werd een positieve beslissing voor volledige gelijkwaardigheid verleend. 53 percent daarvan was gebaseerd op een precedent. Naarmate meer precedenten in de databank komen, zal dat percentage uiteraard alleen maar toenemen. Bovendien wordt de precedentendatabank geactualiseerd, zodat ook de niveaugelijkwaardigheden - dit is een algemene gelijkwaardigheid met het niveau van master of bachelor, zonder specificatie van de concrete opleiding - voortaan opgenomen kunnen worden. Dat zal de behandeling van de dossiers nog meer versnellen. Momenteel bedraagt het aantal tijdig behandelde dossiers overigens 95 percent. Voor de procedure van de professionele erkenning, waarbij een conformiteitsattest wordt afgeleverd, bijvoorbeeld voor een in het buitenland behaald diploma van leraar, bedraagt dit percentage zelfs 99,5 percent.
Zo slecht is het dus allemaal niet, maar er is zeker nog werk aan de winkel.
De heer Gino De Craemer: Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Er is blijkbaar overleg geweest en er is verduidelijking gekomen. Dat kan alleen maar positief worden bekeken. Het is belangrijk dat er een besluit is dat de inhoudelijke gelijkwaardigheid van de diploma's beklemtoont. Dat zal de procedure vergemakkelijken. Specifiek met betrekking tot de Nederlandse diploma's is er geen taalprobleem, zijn er geen vertalingen van diploma's nodig en zijn er dus ook geen kosten voor vertalingen. Ook dat kan de procedure minder lang maken.
Verder moet de erkenning van buitenlandse, en dus ook Nederlandse, diploma's worden gekoppeld aan het efficiënte en slagkrachtige EVC-beleid, de erkenning van competenties. Ook daar kan nog een stap voorwaarts worden gezet.
Ik heb nog twee kleine bijvragen. In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van april 2008 had u het over een onderzoek naar de mogelijkheid tot inrichting van een uniek elektronisch loket. Hoever staat dit? En hoever staan we met de informatisering van het hele systeem?
Minister Frank Vandenbroucke: Dat weet ik niet. Het lijkt mij veiliger dat ik u een schriftelijk antwoord stuur. Ik zal hier niet improviseren over een timing in dat verband.
De voorzitter: Het incident is gesloten.