Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 16/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Gino De Craemer tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over verhuren buiten het sociale huurstelsel
Vraag om uitleg van mevrouw Michèle Hostekint tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over verhuring door sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's) buiten het sociale huurstelsel
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, volgens het principe van verhuring buiten het sociale huurstelsel kunnen sociale verhuurders woningen of appartementen ook verhuren aan overheids- of welzijnsorganisaties, alsook aan andere organisaties, op voorwaarde dat die door de Vlaamse Regering erkend zijn. In het verleden werd hierbij een onderscheid gemaakt tussen een viertal categorieën, zijnde gemeenschappelijke wijkgebouwen, buurt- en wijkcomités, huisvesting van doelgroepen en sociale veiligheid en leefbaarheid. Voor de verhuring werden geen criteria vastgelegd, maar elke aanvraag moest uitvoerig worden gemotiveerd en werd na drie jaar geëvalueerd.
De Vlaamse Wooncode hecht heel wat belang aan het bevorderen van de leefbaarheid in en rond socialewoonprojecten. Zo moet het gemeentelijk toewijzingsreglement een leefbaarheidsplan bevatten dat wordt opgesteld in samenspraak met de bewoners, lokale besturen en de relevante lokale huisvestings- en welzijnsactoren. Afwijkende toewijzingsregels moeten in dit toewijzingsreglement worden opgenomen.
Om de leefbaarheid te verhogen werd ernaar gestreefd om in een wijk of buurt de nodige handelszaken en sociale voorzieningen te hebben. Een rondvraag in het veld leert dat in het verleden de gelijkvloerse verdiepingen van socialehuisvestingsprojecten werden verhuurd als winkel of buurtwinkel. Dit bracht volgens de mensen uit de praktijk leven in de brouwerij en bevorderde de sociale contacten.
Mijnheer de minister, er bestaat vandaag nog heel wat onduidelijkheid over de mogelijkheden, verplichtingen en beperkingen inzake verhuring buiten het sociale huurstelsel. Klopt het hierboven geschetste beeld? Kunt u de procedure kort toelichten, en hoe evalueert u het principe? Zijn de bepalingen inzake leefbaarheid en toewijzing ook van toepassing op de verhuren buiten het sociale huurstelsel? Hoe ziet u dat? Hebben winkels of buurtwinkels een plaats in een sociaal woonproject? Hoe ziet u dat en bent u op de hoogte van dergelijke gemengde projecten? Indien niet, moeten die handelshuren dan worden opgezegd? Kunt u een overzicht geven van het aantal dossiers inzake verhuring buiten het sociale huurstelsel, indien mogelijk opgedeeld per provincie?
De voorzitter: Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint: Mijnheer de minister, met uitzondering van de situatie in plattelandsgebieden worden sociale huisvestingsmaatschappijen in nagenoeg alle nieuwbouwprojecten door de stedenbouwkundigen die namens gemeente, stad en/of provincie optreden, opgedragen te diversifiëren en te komen tot zogenaamde mengvormen ofwel andere functies dan wonen. Zo wordt vaker aangestuurd om in nieuwbouwprojecten ook in handelsruimten te voorzien.
Enige tijd terug is er in Antwerpen enige consternatie ontstaan nadat de toezichthouder een beslissing schorste om technische lokalen annex kantoren aan de Vlaamse Vereniging voor Huisvestingsmaatschappijen (VVH) te verhuren. Als motivatie voor deze beslissing werd aangevoerd dat SHM's krachtens de Vlaamse Wooncode buiten het sociale huurstelsel alleen mogen verhuren aan openbare besturen en welzijnsinstellingen.
Die beslissing van de inspectie is op zijn minst opmerkelijk, en dan zeker het uitgangspunt, namelijk dat winkels en handelsruimtes niet meer aan winkeliers mogen worden verhuurd maar enkel nog mogen worden verkocht, hetzij verhuurd aan openbare besturen dan wel welzijnsinstellingen. Het is namelijk nogal logisch dat van zodra men over verhuring buiten het sociale huurstelsel spreekt, men andere ruimtes dan woningen bedoelt, zoals winkels of kantoorruimtes. SHM's kunnen die namelijk niet eens verhuren binnen het sociale huurstelsel.
Die redenering is niet alleen aanvechtbaar als zijnde niet in overeenstemming met de oorspronkelijke bedoeling van de Vlaamse Wooncode, er zijn ook bedenkingen te maken. Indien men aan een handelaar alleen mag verkopen en niet mag verhuren, ontstaat er mede-eigendom. Dit zorgt voor een verzwaring van het beheer van projecten, en dat kan niet de bedoeling geweest zijn van de wetgever.
Als men de redenering doortrekt, is het strictu senso zelfs niet meer toegelaten om parkeerplaatsen te verhuren, tenzij dan aan openbare besturen of welzijninstellingen. De rigide toepassing zou ook het einde van de buurtlokalen in sociale woonwijken kunnen betekenen. Een heleboel gemeenschapslokalen wordt vandaag verhuurd aan lokale vzw's, buurtwerk en dergelijke meer. Ook zij zijn noch openbare besturen, noch welzijnsinstellingen.
Het is onweerlegbaar dat de hoofdopdracht van SHM's dient te bestaan in de bouw van sociale woningen. Indien de SHM's evenwel middelen worden ontnomen om grote bouwprojecten van in de conceptie te diversifiëren, is het niet ondenkbeeldig dat er minder zal worden gebouwd. Door de mogelijkheden te ontnemen, zullen SHM's minder aantrekkelijke partners zijn voor de lokale besturen. Nochtans is die samenwerking met de lokale besturen heel belangrijk.
Mijnheer de minister, hoe interpreteert u de beslissing van de toezichthouder om de verhuur van technische lokalen en kantoren aan andere dan openbare besturen en welzijnsinstellingen te schorsen, omdat ze niet in overeenstemming zou zijn met de Vlaamse Wooncode? Deelt u het uitgangspunt van de inspectie dat winkels en handelsruimtes alleen maar aan particulieren mogen worden verkocht en niet verhuurd? Bent u van mening dat die redenering in overeenstemming is met de oorspronkelijke bedoelingen van de regelgever? Deelt u de overweging dat het strikt toepassen van de regel om niet te verhuren aan andere dan openbare besturen en welzijnsorganisaties ook gevolgen kan hebben voor de buurt- en gemeenschapslokalen in de sociale woonwijken? Bent u bereid initiatief te nemen om de strikte toepassing van het verhuren door SHM's buiten het sociale huurstelsel aan te passen?
De voorzitter: De heer Vermeulen heeft het woord.
De heer Jo Vermeulen: Ik wil aan deze perfecte schets van de context een illustratie en een bedenking toevoegen. De illustratie is een tegenstrijdigheid waar ik op botste toen ik het besluit over de renovatie van de door ons allen gekoesterde Silvertopblokken doornam. Daarbij zijn enkele voorwaarden vermeld die onlosmakelijk gekoppeld zijn aan de erkenning voor de renovatie. De eerste voorwaarde die aan de SHM wordt gesteld, is dat er een concrete afspraak moet zijn voor de verhuring van de geplande winkelruimte onder het gebouw.
De heer Jan Penris: Ook een architect heeft er zijn kantoor.
De heer Jo Vermeulen: Mijn bedenking sluit aan op het pleidooi om de zaken pragmatisch te bekijken. Dit mag geen ideologisch debat over kopen of huren worden. We hebben het hier over de leefbaarheid en hoe je de omgeving van een dergelijke woningblok moet ontwikkelen zodat er leven in de brouwerij komt. Een dergelijke blok is een dorp op zichzelf. Daarom gaat dit soort vragen over verhuren niet over kleinschalige projectjes, maar over grootschalige projecten waarin er ook lokalen zijn en waar men zelfs een architectenbureau of een kantoor of eender welk stuk realiteit kan inbrengen, zoals in het leven van een sociale woonwijk.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Het is een goede zaak dat men kan verhuren buiten het huurstelsel. Men mag dat niet beperken tot openbare besturen en welzijnsvoorzieningen. Wij spreken hier over de ervaringen in een grote stad, maar ik wil het nu eens opnemen voor het platteland. Er is daar vaak veel kritiek op projecten van sociale woningbouw, maar de mogelijkheid om ruimte te verhuren aan derden heeft ook daar een meerwaarde voor de leefbaarheid en de aantrekkelijkheid. Het gaat dan ook om de leefbaarheid van plattelandsdorpen. Bijvoorbeeld een buurtwinkel moet kunnen. Moet het kopen zijn of verhuren? Kopen is ontzettend moeilijk omwille van het probleem van de mede-eigendom, dat rijst als men over twintig jaar moet renoveren. Dat is echter niet de kern van de zaak. In mijn eigen regio, mijnheer de voorzitter, ken ik een project waarin zelfs wordt verhuurd aan een vastgoedmakelaar. Dat pand ligt in de stadskern. Boven zijn er sociale appartementen en de benedenverdieping wordt gehuurd door een vastgoedkantoor. Dat is daar perfect op zijn plaats.
De heer Jan Penris: Ik sluit mij aan bij de voorgaande sprekers, al was het maar om het gevoel een kamerbreed perspectief te creëren, mijnheer de minister. Wij zitten allemaal min of meer op dezelfde golflengte. Niet alleen de sociale huisvestingsmaatschappijen hebben er baat bij, maar ook de bewoners zelf.
De heer Vermeulen haalt het voorbeeld aan van de door ons gekoesterde Silvertoptorens. Er zijn in het Antwerpse nog andere voorbeelden. Misschien weten weinigen dat een groot stuk van de Nationalestraat bestaat uit winkels die worden verhuurd door de daar aanwezige sociale huisvestingsmaatschappij. Het zou gek zijn die handelshuren op te zeggen, dat zou voor leegstand zorgen en voor een heel ander karakter in deze toch nog interessante winkelstraat. Mijnheer de minister, er bestaat hier al een zekere praktijk. Die wordt gewaardeerd, niet alleen door de huisvestingsmaatschappijen, maar zeker ook door de bewoners zelf.
Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: In de vijf jaar dat ik deze portefeuille beheer heb ik altijd opengestaan voor redelijkheid en pragmatiek. Ik probeer vooral resultaatgericht te werken. Ik zal proberen duidelijk te zijn in mijn antwoord.
Een van de belangrijke aspecten is dat Europa alles wat met sociale huisvesting te maken heeft met grote argwaan volgt. Dit is ook in dit parlement nog veel te weinig als een reflex aanwezig. Wij hebben nogal de neiging om te zeggen dat wij de verkozenen des volks zijn en dat daarom onze wil zal geschieden als daar een meerderheid voor bestaat. Europa kijkt argwanend, met het oog op mogelijke concurrentievervalsing, naar commerciële projecten die mee georganiseerd worden door sociale huisvestingsmaatschappijen. Wij moeten niet elkaar overtuigen, wij moeten vooral Europa overtuigen omdat huisvestingsmaatschappijen met andere instrumenten op de markt aantreden en daardoor in vergelijking met privé-initatieven in de binnenbaan lopen. Dit is geen ideologische kwestie. Europa bekijkt dat zeer argwanend.
Dit heeft niet alleen te maken met wat Wonen wil en met wat de sociale huisvestingsmaatschappijen willen, ook Ruimtelijke Ordening is hier een actor. Wij bouwen op een grote schaal omwille van de sociale mix en de leefbaarheid. Er moet ruimte zijn voor tal van aspecten die de leefbaarheid kunnen stimuleren. Dan bestaat er geen probleem voor een buurthuis of een verenigingslokaal. Dan is het absoluut niet problematisch dat je een lokaal vrijhoudt voor een buurtwerker of een welzijnsinstantie. Het gaat echt over die winkel, die nochtans meebepalend is voor de aantrekkelijkheid en voor wat er leeft.
Ik ken de Silvertoptorens zeer goed. Dat zijn drie mammoettorens, die zeer mooi worden gerenoveerd. Dat is een dorp op zich, met onder meer een bushalte en nog andere voorzieningen. Mensen uit de omgeving moeten daar ook eens op bezoek kunnen komen. Niet alleen de zeshonderd personen die daar gehuisvest zijn moeten naar die winkel kunnen gaan, ook de mensen van de aanpalende straten moeten daar terecht kunnen voor hun inkopen.
Er was bijvoorbeeld op een gegeven ogenblik sprake van een infopunt van De Lijn waar je een abonnement kon bestellen of aanvragen. Op die manier krijg je een wijk of buurt binnen de veelheid van buurten in een grootstad als Antwerpen.
Ik treed de analyse van de vraagstellers en de overige sprekers bij. Kunnen beschikken over een kwaliteitsvolle sociale huurwoning is voor een huurder van cruciaal belang, mijnheer De Craemer. Maar even belangrijk zijn de kwaliteit en de leefbaarheid van de omgeving waarin de sociale huurder moet wonen. Zoals u weet, hecht ik veel belang aan het verbeteren van de leefbaarheid binnen de sociale wooncomplexen. Het optimaliseren van de leefbaarheid moet van onderuit komen en moet worden gedragen door de betrokken lokale instanties. Ik heb getracht, zoals u ook aanhaalt, om dit te vertalen in het nieuwe kaderbesluit sociale huur.
Zoals u weet, kan de gemeente een eigen toewijzingsreglement uitwerken. Bij de opmaak van een leefbaarheidsplan kan naast het bekomen van een sociale mix ook aandacht uitgaan naar specifieke voorzieningen, zoals het oprichten van een buurtcomité. Wat betreft de verhuringen buiten het sociale huurstelsel moeten we een onderscheid maken tussen enerzijds de verhuring van woningen buiten het sociale huurstelsel en anderzijds de verhuring van niet-residentiële ruimten en gemeenschapsvoorzieningen.
Artikel 2 van het kaderbesluit sociale huur regelt de verhuringen van woningen buiten het sociale huurstelsel. Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van het kaderbesluit sociale huur niet van toepassing zijn op de woningen die worden verhuurd aan de volgende twee categorieën: ten eerste openbare besturen, welzijnsorganisaties of organisaties die de Vlaamse Regering daartoe erkent, onder de voorwaarden die de minister, mits mededeling vooraf aan de Vlaamse Regering, vaststelt; ten tweede de categorieën van personen die de minister, mits mededeling vooraf aan de Vlaamse Regering, bepaalt.
Momenteel werkt mijn administratie dit artikel verder uit in een ministerieel besluit. Mijnheer De Craemer, dat is voor op een heel korte termijn. Het uitgangspunt is om zoveel mogelijk kandidaat-huurders een woning binnen het sociale huurstelsel toe te wijzen. Met het kaderbesluit sociale huur kan er immers op basis van een doelgroepenplan al voorrang verleend worden aan bepaalde groepen: personen met een handicap, daklozen, bejaarden, ex-psychiatrische patiënten... Ik ben dan ook van mening dat enkel indien kan worden aangetoond dat een woning niet rechtstreeks kan worden verhuurd aan een kandidaat-huurder van een bijzondere doelgroep, de verhuring buiten het sociale huurstelsel kan plaatsvinden. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan een welzijnscentrum dat mentaal en fysiek gehandicapten wil huisvesten die geen onderlinge relatie hebben. Vandaag kan het in het sociale huurstelsel niet dat je mensen die in één woning wonen en die geen relatie hebben op één adres twee huurcontracten geeft. Dat kan wel als je de verhuring buiten het stelsel organiseert. Om aan de nood te beantwoorden die we vandaag kunnen tegenkomen, is een beetje pragmatiek nodig. Aangezien het niet mogelijk is om binnen het sociale huurstelsel twee huurcontracten op één woning te maken, zal er buiten het sociale huurstelsel moeten worden verhuurd.
Ten slotte ben ik ook bereid om, op vraag van de sector, aan bepaalde doelgroepen zoals daklozen, probleemjongeren en psychiatrische patiënten tijdelijk buiten het sociale huurstelsel te verhuren omdat deze doelgroep nog gedurende een periode een intensieve begeleiding nodig heeft. Als de begeleiding is afgerond, kunnen deze personen de woning huren binnen het sociale huurstelsel. De verhuurder zal dan ook informatie moeten geven over de wijze waarop de doorstroming wordt voorzien van deze doelgroep naar de verhuring binnen het sociale huurstelsel, of hij zal moeten motiveren waarom de doorstroming niet mogelijk is. Ook dat is een stukje pragmatiek. Een belangrijk punt is dan ook dat de huurders die deze woning huren buiten het sociale huurstelsel aan de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden van het kaderbesluit sociale huur moeten voldoen. De huurprijs voor deze doelgroepen zal dan ook berekend worden op basis van de huurprijsberekening in het kaderbesluit sociale huur.
Ik wil het ook mogelijk maken woningen te verhuren buiten het sociale huurstelsel voor de tijdelijke opvang van personen die in een noodsituatie verkeren en voor woningen die in afwachting van renovatie leegstaan. Dat gebeurt op basis van tijdelijke contracten. Het gaat om de tijdelijke opvang van personen in een noodsituatie: bij brand of bij acute gezinssituaties, bijvoorbeeld een man die zijn vrouw met de kinderen buitenzet of een vrouw die haar man met de kinderen buitenzet. Mevrouw Heeren, gisteren stond in de krant dat er op tal van vlakken geen verschil meer bestaat tussen mannen en vrouwen. Ik vrees dat wat niet is, nog kan komen.
In deze commissie heeft de heer Decaluwe er al vaak voor gepleit dat woningen die in afwachting van renovatie leegstaan tijdelijk kunnen worden ingenomen. De mensen aanvaarden dat het tijdelijk is, maar van zodra ze daar zitten, vinden ze dat ze een eeuwigdurend recht hebben verkregen. Vlamingen zijn goede mensen, maar wij houden van één zaak niet: consequentie.
Voor bepaalde categorieën van personen wil ik het eveneens mogelijk maken woningen buiten het sociale huurstelsel te verhuren. Ik denk hierbij aan een huisbewaarder. Dat is heel belangrijk. Ik zal samen met mijn collega Van Brempt maatregelen in die zin nemen. Op die manier kan een woning worden toegekend aan een persoon met een ondersteunende functie die de leefbaarheid en de sociale veiligheid kan bevorderen. Ik denk hier bijvoorbeeld aan een opbouwwerker die een goed contact heeft met de bewoners. Voor de verhuring van een woning aan dergelijke sleutelfiguren leggen we de verantwoordelijkheid bij de sociale huisvestingsmaatschappijen. Die kunnen zelf het best beoordelen welke personen een dergelijke rol kunnen spelen.
Ten slotte ben ik van mening dat de woningen die momenteel buiten het sociale huurstelsel verhuurd worden en die als gemeenschapsvoorziening worden gebruikt of een andere functie hebben dan een woonfunctie, kunnen blijven verhuurd worden buiten het sociale huurstelsel. Maar ik wens geen nieuwe woningen buiten het sociale huurstelsel te verhuren die worden gebruikt als gemeenschapsvoorziening of die een andere functie hebben. Zomaar stelselmatig kostbare woningen opofferen voor andere doeleinden zou niet getuigen van een goed beleid. Het is echter zeker belangrijk dat bepaalde functies, die bijdragen tot meer sociale cohesie en leefbaarheid, kunnen worden gerealiseerd in de sociale woonwijken.
Mevrouw Hostekint, ik heb de beslissing van het IVA Inspectie en Toezicht vernietigd en op die manier mogelijk gemaakt dat die lokalen wél kunnen worden verhuurd. Er zijn van die zaken waarbij het toch belangrijk is dat we ze mogelijk maken. In de rigide en duidelijke regelgeving moeten we een aantal mogelijkheden voorzien om het algemene belang te kunnen bewaken. Dat is niet altijd te vatten in specifieke of duidelijke regels.
Hierbij aansluitend en in antwoord op uw tweede vraag, zullen in bepaalde gevallen de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden, bijvoorbeeld bij tijdelijke opvang van personen, niet gelden. De standaard toewijzingsregels uit het kaderbesluit sociale huur zullen nooit gelden. Er wordt niet gekeken naar inkomen of taalbereidheid. Het gaat hier om noodsituaties met een tijdelijk karakter.
Wat de verhuring van niet-residentiële ruimten betreft, is het een realiteit dat een dergelijke ruimte vaak opgelegd wordt vanuit Ruimtelijke Ordening. Daar vinden we elkaar. De sociale huisvestingsmaatschappij in kwestie heeft met andere woorden geen andere keuze dan ofwel zelf commercieel te verhuren ofwel een deel van het pand te verkopen, wat vaak niet evident is aangezien dit mede-eigendom creëert. De andere vraagstellers hebben dit ook opgeworpen, en wij gebruiken dit argument ten aanzien van Europa. Dergelijke complexen zijn vaak dorpen op zichzelf, je mag ze niet isoleren tot louter woon- en slaapcomplexen.
Deze verhuring voor commerciële doeleinden, zoals een winkel of een kapper, is natuurlijk niet altijd evident binnen de taak van een sociale verhuurder. Uiteraard is de nabijheid van dergelijke diensten voor de sociale huurders een pluspunt. Daar moet niemand mij van overtuigen. Het draagt zeker ook bij tot een versteviging van de sociale cohesie. Dat is door iedereen gezegd: de eensgezindheid is hier kamerbreed.
Bewoners komen elkaar tegen in de buurtwinkel, bij de kapper of de slager, maken een praatje en leren elkaar kennen. De verhuring voor commerciële doeleinden heeft dus zeker ook een sociale component. Maar er moet goed nagedacht worden over de verzoenbaarheid van dergelijke activiteiten met de hoofdtaak van een sociale verhuurder. Dit kan dus best zo veel mogelijk beperkt worden tot de gevallen waarvoor dit vanuit Ruimtelijke Ordening wordt opgelegd. Het mag geen basistaak worden, want dan zijn we in Europa een vogel voor de kat.
Als Europa kan aantonen dat we systematisch met commerciële activiteiten bezig zijn, dan vrees ik dat we veel op de helling zetten.
In principe ben ik voorstander van de verhuring van niet-residentiële ruimtes, voor zover ze een sociale en functionele rol vervullen voor de sociale verhuring. De belangrijkste taak van een sociale verhuurder is en blijft uiteraard de verhuring van sociale woningen. De verhuring van de niet-residentiële ruimten van onder meer garages en gemeenschapsvoorzieningen biedt natuurlijk ook een meerwaarde in een groter woonproject.
Het gaat niet enkel om de kwantiteit - zoveel mogelijk mensen een sociale woning kunnen bieden -, maar ook om de kwaliteit van het wonen. De sociale verhuurder heeft hierin ook een taak. Daarom vind ik het belangrijk dat we de mogelijkheid scheppen om dergelijke ruimten te kunnen verhuren om onder meer gemeenschapsvoorzieningen in onder te brengen. De kapstok hiervoor werd voorzien in het toezichtsbesluit dat definitief goedgekeurd is op 18 juli 2008. Dit moet verder bij ministerieel besluit worden uitgewerkt. Momenteel wordt echter onderzocht in welke mate het voor een SHM mogelijk is commerciële activiteiten uit te oefenen in het kader van de Europese regelgeving. Staatssteun moet vanuit Europa direct aangewend worden voor de sociale activiteiten van de SHM. Er wordt dus onderzocht hoe dit juridisch en technisch verzoend kan worden met de uitoefening van bijkomende commerciële activiteiten.
Zo kom ik tot uw laatste vraag met betrekking tot de omvang van woningen buiten het sociaal huurstelsel. Het aantal verhuringen buiten het stelsel blijft beperkt in omvang. Het betreft hier geen twee percent van het totaal aantal verhuurde woningen.. Samengevat komt het erop neer dat in een periode van 10 jaar 674 gevallen van verhuring buiten het sociale huurstelsel zijn vastgesteld.
Ik heb zelf mijn vetorecht gebruikt tegen het IVA Inspectie toen het ging over de verhuring aan de Vereniging van Vlaamse Huisvestingmaatschappijen. Tegen de vernietiging door de toezichthouder is altijd een beroep mogelijk bij de functioneel bevoegde minister. Sommigen gebruiken dat ook, en dan neem ik mijn verantwoordelijkheid op.
Zoals ik al heb gezegd, kan het inderdaad niet de bedoeling zijn dat de SHM's zich effectief beginnen bezig te houden met commerciële verhuring. Het mag nooit een hoofdtaak zijn, maar we onderschrijven wel het belang ervan vanuit het oogpunt van de leefbaarheid en de stedenbouwkundige voorschriften. Je moet ook altijd denken aan de problematiek van mede-eigendom, en wat dit kan betekenen als er grootschalige renovaties moeten worden doorgevoerd. Bovendien moet je ook altijd Europa in het achterhoofd houden, omdat het heel argwanend is als het gaat om commerciële activiteiten in het kader van SHM's.
Zoals ik ook al heb gezegd, is de aanwezigheid van bepaalde begeleiders en gemeenschapslokalen opportuun voor de leefbaarheid van de wijk. De hoofdactiviteit van de SHM moet de verhuring van sociale woningen blijven en kan slechts in de marge bijdragen aan zulke leefbaarheidsbevorderende initiatieven.
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mijnheer de minister, ik kan grotendeels akkoord gaan met wat u zegt, en ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
U schetst goed de procedure. Niemand twijfelt aan de hoofdtaak van de SHM's. Het verwondert mij dat het slechts over 2 percent van het aantal verhuurde woningen gaat, maar het is daarom niet minder belangrijk.
Ik ben ook blij dat uitzonderingen inzake de reglementering, toch kunnen worden gemaakt, wat belangrijk is voor de leefbaarheid en de toewijzing. Het doel dat men altijd voor ogen moet houden, is de sociale en economische leefbaarheid. Gemengde projecten zouden in die optiek zeker moeten kunnen, niet alleen om de SHM's te helpen, maar ook om een gezonde mix te krijgen zodat de kwaliteit van de leefbaarheid wordt verhoogd.
Het is goed dat er een artikel wordt uitgewerkt dat voor duidelijkheid zal zorgen. U haalde eventjes de tijdelijke noodsituaties aan. Het is dan ook nodig om de mensen duidelijk te maken dat het tijdelijk is. Zoiets moeten de mensen op voorhand weten, zodat er geen valse verwachtingen worden gecreëerd.
Het is ook positief dat wordt gezocht naar een oplossing voor de huisbewaarders. Ik heb daar al eerder vragen over gesteld.
Misschien is het mij ontgaan, maar is er in de reglementering ook in een verplichting voorzien voor een aantal aangepaste woningen of appartementen per woonblok of wijk voor gehandicapten?
Minister Marino Keulen: Dat is de taak van de huisvestingsmaatschappij zelf. Ik kreeg in de weekendbijlage van een Limburgse krant - die daar de rol van Staatsblad vervult - het verwijt dat ik te weinig doe voor personen met een handicap. Ik bouw niet, dat doen de huisvestingsmaatschappijen. Er is vandaag meer geld dan er projecten zijn. Als de huisvestingsmaatschappijen die woningen willen bouwen, dan is dat geen enkel probleem. Keulen geeft geld, maar bouwt niet. De projecten moeten komen van de lokale, actieve partners: huisvestingsmaatschappijen, OCMW's, de stad, het Vlaams Woningfonds.
In de ene streek zijn er andere noden dan in de andere. De ene wijk is de andere niet. De meeste huisvestingsmaatschappijen houden wel rekening met de vergrijzing, met personen met een handicap, met mensen die uit de psychiatrie komen. Ze worden met vanalles geconfronteerd. Als de huisvestingsmaatschappijen specifieke voorzieningen willen bouwen, dan is dat geen enkel probleem. Brussel legt dat niet op, maar zorgt wel voor het geld. De lokale partners zijn hierin autonoom.
De voorzitter: Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij te vernemen dat de beslissing van de toezichthouder vernietigd is en dat u een andere visie hebt die door alle leden van de commissie wordt gedeeld.
Niemand twijfelt eraan dat de kerntaak van een SHM inderdaad niet de commerciële verhuring van ruimten is, maar dat er in het kader van de leefbaarheid en de kwaliteit van wonen in wijken en complexen toch een mogelijkheid moet zijn om een buurtwinkel of een kantoor te vestigen.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Ik heb nog een informatieve vraag. Heeft Europa er ook problemen mee als men bijvoorbeeld vastgoed verkoopt en als dat niet wordt gefinancierd met publieke middelen?
Minister Marino Keulen: Ik denk het niet, maar ofwel gebeurt het via SBR-subsidies, ofwel via een goedkope lening.
Mevrouw Veerle Heeren: Het is eigenlijk een soort pps.
Minister Marino Keulen: Als het inderdaad reglementair gebouwd is, - ik heb het dan over btw-tarieven en dergelijke - op dezelfde manier als de privésector dat doet, er geen overheidssubsidies mee zijn gemoeid en je dat in die concrete casus kunt bewijzen, dan is er geen probleem.
Maar dat wordt door Europa zeer grondig nagekeken. De heer Penris was de eerste die me daar ooit een vraag heeft over gesteld.
Mevrouw Veerle Heeren: Volgens mij heeft de minister gelijk. Ik heb een suggestie. Zou het niet interessant zijn de mensen van Secodas, de Europese koepelvereniging van de sociale huisvestingssector, eens uit te nodigen? Ik denk niet dat de Vlaamse overheid over een permanente vertegenwoordiger bij Secodas beschikt. Verschillende Europese lidstaten beschikken hier wel over. Ik heb me laten vertellen dat we daar wat meer zouden moeten lobbyen.
De dienst Europa van het Vlaams Parlement zou hierbij eigenlijk ook een rol kunnen spelen.
De voorzitter: De suggestie van mevrouw Heeren is genoteerd.
Het incident is gesloten.