Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 07/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over kinderopvang in de vakantie
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de minister, bij het begin van de zomervakantie hoorden we, zoals gewoonlijk, een aantal hulpkreten van mensen die problemen hadden om te zorgen voor buitenschoolse opvang voor hun kinderen. Vorig jaar hebben we u daar ook over ondervraagd. Op 9 juni 2008 kondigde u aan dat met spoed 810.000 euro extra werd vrijgemaakt om het aanbod te verruimen. Elke voorziening van Kind en Gezin die aan de gestelde normen beantwoordde, kon een aanvraag indienen om één extra voltijdse begeleider gesubsidieerd te krijgen gedurende minstens één maand. U stelde dat deze maatregel 2800 extra plaatsen zou opleveren, zodat 7000 extra kinderen opgevangen zouden kunnen worden.
De voorbije zomervakantie werden 162 voltijdse eenheden aangeworven, zodat 1.600 bijkomende plaatsen in de buitenschoolse kinderopvang konden worden aangeboden. Vermits elke plaats ongeveer 2,5 kinderen opvangt, konden 4000 kinderen extra opgevangen worden. Mijnheer de minister, tussen beide mededelingen zit een kleine wiskundige discrepantie, die zelfs ik kan onderkennen.
Gezien het personeelstekort in de sector werd tijdens de afgelopen zomervakantie vaak een beroep gedaan op jobstudenten om de plaatsen in te vullen. Dat is ook logisch. Op 30 september kondigt u aan dat IBO's (initiatief voor buitenschoolse opvang) en erkende kinderdagverblijven die buitenschoolse opvang in aparte lokalen verzorgen, ook voor de herst- en de kerstvakantie een extra vergoeding kunnen krijgen. Daar zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden. Men moet meer kinderen opvangen in de periode waarvoor de vergoeding wordt uitgekeerd. Dat betekent een bijkomende capaciteit bovenop de erkende of toegestemde capaciteit. Men moet over bijkomende ruimte beschikken die voldoet aan alle gestelde eisen. Uiteraard moet het lokaal bestuur en het Lokaal Overleg Kinderopvang op de hoogte worden gebracht. Er moet gecommuniceerd worden met de ouders, zodat ze weten dat er bijkomende opvang is. Er moeten effectieve aanwervingen zijn. Tijdens de herfst- en kerstvakantie is het aantal jobstudenten echter heel wat lager.
Op zich is er een positieve evolutie. Voor de praktische noden in verband met de opvang in de zomervakantie werden de voorzieningen blijkbaar op 28 juni definitief op de hoogte gebracht. Nu gaat het om 30 september. U zult het met me eens zijn dat een maand een nogal korte periode is om een aantal bijkomende zaken te organiseren.
Mijnheer de minister, hoe evalueert u de creatie van bijkomende opvangplaatsen in de zomervakanties? Welke knelpunten zijn er volgens u? Ik heb daarnet aangegeven dat het tijdstip waarop Kind en Gezin de richtlijnen overmaakte, nogal laat was. Hoeveel van de gereserveerde middelen werden effectief gebruikt om in deze extra plaatsen te voorzien? Overweegt u de creatie van bijkomende opvangplaatsen tijdens de vakantie structureel te verankeren, zodat de voorzieningen nu al weten of een uitbreiding effectief mogelijk is tijdens de zomer- en herfstvakantie van 2009? Hoe schat u de kans is dat deze bijkomende plaatsen tijdens de herfstvakantie tijdig worden ingevuld als we rekening houden met de administratieve beslommeringen? U zult het wel met me eens zijn dat er toch wel wat vragen gesteld worden. Denkt u dat het budget effectief zal worden uitgeput?
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Mijnheer Van Malderen, persoonlijk vind ik dat 1600 tijdelijke opvangplaatsen in de zomervakantie als een succes mag worden beschouwd. Dat is gebeurd ondanks de korte organisatieperiode. U hebt gelijk als u zegt dat er op dat vlak verbeteringen mogelijk zijn door de sector nog tijdiger op de hoogte te brengen over de context waarin wordt gewerkt. Dat zou zeker nog iets meer plaatsen hebben opgeleverd.
We hebben 58,8 percent van het budget opgebruikt. We hebben 57,1 percent van het geplande resultaat behaald. Wat dat betreft, is er budgettair minstens nog altijd een coherentie. Als we er rekening mee houden dat niet alle voorzieningen een aanvraag konden indienen, omdat men niet altijd beschikte over de bijkomende ruimte, en vaststellen dat niet elke gemeente met een erkende buitenschoolse opvang met een probleem zat tijdens de vakantie, kunnen we toch nog spreken van een relatief succes. De reactie van de sector is ook positief. We stellen daarbij vast dat zowel gemeenten, steden, OCMW's, als vzw's een aanvraag hebben ingediend.
Morgen is er structureel overleg met de sector. Ook daar gaan we na hoe we een nog beter resultaat zouden kunnen halen. De evaluatie van de creatie van bijkomende plaatsen zal gebeuren aan de hand van de vergelijking van de bezettingscijfers tijdens de vakantie 2007 en die in 2008. Dat kan echter pas gebeuren als de cijfers van het derde kwartaal 2008 binnen zijn.
Van de 800.000 euro is er 470.525 euro opgebruikt. Er is dus nog een bedrag beschikbaar van 329.475 euro. Het bedrag dat nog beschikbaar is, biedt de mogelijkheid om zowel tijdens de herfst- als tijdens de kerstvakantie bijkomende opvang te realiseren als daar behoefte aan is. Ondanks de, weer eens, krappe timing heeft de sector tijdens het sectoroverleg met Kind en Gezin laten weten dat dit toch zinvol was om aan te bieden.
Ik weet niet of het budget van 800.000 zal worden opgebruikt. U hebt de percentages gehoord. Een kleine 60 percent van het bedrag is tijdens de grote vakantie opgebruikt. Het zal heel wat inspanningen vergen om het hele budget op te gebruiken.
We moeten de zaak echter in het juiste perspectief plaatsen. Ik beschouw dit als een experiment. Het is een beetje vroeg om er nu al heel grote structurele conclusies uit te trekken. Ik ben echter niet van plan om iets dat ik als een goed idee beschouw, stop te zetten. Ik wil wel nog wat bijleren en zien wat het systeem flexibeler en minder onderhevig kan maken aan administratieve beslommeringen. Ik wil er ook voor zorgen dat er een legistieke basis wordt gecreëerd om deze manier van vakantieopvang te organiseren.
Dat is inmiddels gebeurd door een besluit van de Vlaamse Regering voor de erkende buitenschoolse opvang. Dat betekent dat we met een regelgeving zitten die, anders dan in het verleden, voorzieningen toelaat om tijdens de schoolvakantie bijkomende ruimtes in te zetten om meer kinderen op te vangen. Die wijziging in de reglementering is minstens structureel. Om te beslissen over de manier om dat te ondersteunen, ga ik evalueren wat de herfst- en de kerstvakantie brengen. Ik ben niet zinnens om dit goede idee los te laten, maar ik wil de kenmerken van het experiment blijven bewaren alvorens een en ander zeer zwaar structureel in reglementen te verankeren. Het is in vele opzichten in het kinderopvanglandschap een van de problemen dat we, van zo gauw we met iets aan de slag zijn geraakt, dat proberen te verankeren.
Ik geloof wel dat er verdienste bestaat in nog betere communicatie aan alle actoren over wat men zinnens is. U wijst daar terecht op en ik aanvaard die vingerwijzing. De communicatie moet beter maar dat veronderstelt niet telkens dat men dat volledig verankert. Als men maar heel accuraat vertelt wat de Vlaamse Regering in het komende jaar zinnens is te doen, dan is die zekerheid er ook. Die wil ik zeker voor het komende jaar proberen te garanderen.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de minister, het is niet omdat we vandaag een batterij aan reglementen hebben, met name bij Kind en Gezin, en dat dat op het terrein nogal eens als problematisch wordt ervaren, dat iedere verankering in reglementen per definitie fout zou zijn. Dat hebt u ook niet gezegd, maar we moeten ons ervan bewust zijn dat de redenering omkeren ook gevaren heeft. Vooral de voorspelbaarheid is belangrijk. Het exacte hoe en wanneer, lost men meestal wel op. Het is vooral belangrijk wat betreft de programmatie - en daar doet men binnen voorzieningen, OCMW's en gemeenten meestal een jaar over - dat men nu weet dat men zich kan voorbereiden. Dat is een belangrijk signaal dat ik van u heb ontvangen. Voor de zomervakantie 2009 kunnen er nu al voorbereidingen worden genomen om de nodige stappen te zetten zodat er bijkomende opvang kan worden gecreëerd.
Ik ben het met u eens dat het een zinvol experiment is, maar als men aankondigt dat men in zoveel plaats zal voorzien en men komt maar aan 60 percent, dan moet men bijsturen. Ik kan getuigen dat er bij de communicatie effectief frustraties zijn opgewekt bij mensen op het terrein. Dat heeft zich deels herhaald. Ik hoop dat die frustratie niet omslaat in desinteresse. Ik geef u mee wat ik op het terrein opvang. Ik hoop dat er effectief verbeteringen worden doorgevoerd, zoals u aankondigt. Zekerheid bieden, zal al een stuk van de goodwill opwekken.
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Mijnheer Van Malderen, ik kan toch wel bijzonder veel maatregelen opnoemen waaraan het eerste jaar geen 60 percent uitvoering wordt gegeven. Als u dan bedenkt dat we deze maatregel kunnen recycleren in de herfst- en de kerstvakantie en het echte bilan maar zal kunnen worden opgemaakt op het ogenblik dat we zien hoe men lokaal inspeelt op deze mogelijkheid, dan komen we misschien op een percentage in uitvoering, dat heel veel maatregelen die al heel lang bestaan, niet eens halen. Ik ben het eigenlijk niet met u eens, want we wilden ten opzichte van dit dossier ook voluntarisme naar voren schuiven om ervoor te zorgen dat er zeker voldoende budget beschikbaar zou zijn om geen kandidaat-initiatiefnemers die aan de voorwaarden beantwoorden, teleur te stellen. Ik ben het er niet mee eens dat 60 percent resultaat op zo een maatregel, een onvoldoende is. 60 percent is om te beginnen al voldoende om over te gaan naar het volgende jaar, en het jaar is nog niet om: wacht nog op de herfst- en de kerstvakantie.
De voorzitter: Het incident is gesloten.