Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 07/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de financiële gevolgen voor de gemeenten van de oplopende inflatie
Vraag om uitleg van de heer Kurt De Loor tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over een verhoging van het voorziene groeipad voor het Gemeentefonds
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de gevolgen van de inflatie voor de gemeenten
De voorzitter: De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er werden in deze commissie en in de plenaire vergadering al een aantal vragen gesteld over dit onderwerp. Er werd al een resolutie goedgekeurd door het voltallige Vlaams Parlement, als ik me goed herinner, om de regering aan te sporen om, wat het Gemeentefonds betreft, iets meer op het gaspedaal te duwen dan vandaag gebeurt.
Mijnheer de minister, de gemeentelijke financiën - en u hebt dat zelf aangetoond door de Elia-middelen vervroegd uit te keren - staan onder druk. We moeten eerlijk zijn en zeggen dat dat niet het enige is dat vandaag onder druk staat, want er zijn ook nog andere aspecten in onze maatschappij die onder druk staan.
De regering heeft een aantal zaken gedaan, ik ga dat niet ontkennen. Het Gemeentefonds kent een vaste groeivoet en er was het lokaal pact, waarin met de lokale besturen een aantal zaken werden geregeld inzake schuldovername. Dat is wel wat beperkter dan 612 miljoen euro. Het werd altijd voorgesteld alsof de gemeenten 612 miljoen euro krijgen, maar de impact van die schuldovername, mijnheer de minister, en de jaarlijkse weerslag in de begroting is geen 612 miljoen euro. Op termijn wel, maar op kortere termijn niet.
De gemeenten zitten natuurlijk, mijnheer de minister, met sterk toegenomen uitgaven. Volgens de VVSG zou de toename van de loonkosten in 2007 tot 2009 uitkomen op 7 percent. Daarnaast is er het probleem van het Gemeentefonds, dat, rekening houdend met de inflatie, eigenlijk daalt in plaats van stijgt. Zo zouden 243 van de 308 gemeenten er volgens berekeningen van de VVSG in koopkracht op achteruit gaan. Voor nog eens 33 andere gemeenten groeit het Gemeentefonds met minder dan 1 percent. Dat toont aan dat een vast stijgingspercentage van het Gemeentefonds ook zijn nadelen heeft, mijnheer de minister.
Ik heb eens de berekening gemaakt van 2005 tot en met de prognoses van 2009 voor het oorspronkelijke uitgangspunt van het Gemeentefonds, dat gemeenten de optelsom gingen krijgen tussen de gemiddelde bbp-groei en de inflatie volgens een bepaalde formule. Dan hadden de gemeenten in 2005 recht op 4,5 percent verhoging, in 2006 op 4,6 percent, in 2007 ook op 4,6 percent, in 2008 was dat 6,2 percent en in 2009 zou dat neerkomen op 5 percent.
Mijnheer de minister, de 3,5 percentregel, die in 2004 een goed uitgangspunt was, met lage inflatie en lage inflatievooruitzichten, was goed voor de Vlaamse Regering, omdat men in de meerjarenbegroting perfect wist welke middelen gereserveerd moesten worden voor de lokale besturen, maar de praktijk leert dat de stijging van het Gemeentefonds met 3,5 percent voor een deel een vergiftigd geschenk was. De lokale besturen gaan er in reële koopkracht op achteruit.
Mijnheer de minister, ik heb ook een tabel gemaakt over wat dat betekent in miljoenen euro´s. Iedereen spreekt altijd over percenten, maar we moeten ook eens kijken wat dat de lokale besturen kost in miljoenen euro´s.
Als ik 2005 neem, hebben we 1649 miljoen euro ontvangen, terwijl we eigenlijk recht hadden op 1665 miljoen euro. In 2005 hebben de lokale besturen eigenlijk 16 miljoen euro moeten derven. In 2006 - en ik rond af, mijnheer de minister - was dat ongeveer 35 miljoen euro. In 2007 was dat 55 miljoen euro en in 2008 loopt dat tekort op tot 106 miljoen euro.
Minister Marino Keulen: Wat vergelijkt u eigenlijk?
De heer Jan Verfaillie: De oorspronkelijke uitgangspunten van de regel die ingeschreven stond in het Gemeentefonds, dus de combinatie van de stijging van de bbp-groei samen met de gemiddelde jaarinflatie, vergeleken met de 3,5 percentregel.
Minister Marino Keulen: Weet u hoeveel de Vlaamse begroting gewoonlijk stijgt? Met 2 percent.
De heer Jan Verfaillie: Mijnheer de minister, ik vergelijk gewoon twee zaken: de uitgangspunten van het decreet met de 3,5 percentregel die vandaag van toepassing is.
Dan kom ik in 2008 op een minderinkomst voor de lokale besturen van 106 miljoen euro. We hadden volgens de oorspronkelijke regel recht op 1934,6 miljoen euro, en we zullen uiteindelijk 1828,3 miljoen euro krijgen. De prognoses voor 2009 tonen aan dat we volgens de oorspronkelijke regel recht hadden op 2031 miljoen euro en we zullen uiteindelijk 1892,3 miljoen euro zullen krijgen. Hiermee wil ik gewoon aantonen, mijnheer de minister, dat de lokale besturen er in reële koopkracht de voorbije jaren op achteruit zijn gegaan.
Mijnheer de minister, niet alleen ik zeg dat. Er zijn nog twee andere collega´s die zich daarbij aansluiten, maar ook in de plenaire zitting is, net voor het parlementair reces, een resolutie goedgekeurd met de vraag aan de Vlaamse Regering om hier iets aan te doen. Als ik me goed herinner - en collega´s die een andere mening zijn toegedaan, moeten me tegenspreken -, werd die resolutie unaniem goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Dat betekent dat deze vraag eigenlijk volmondig wordt ondersteund door alle Vlaamse volksvertegenwoordigers.
Minister Marino Keulen: Dacht u nu echt dat iemand dat anders ging doen? Ik stel ook vast dat iedereen hier eigenlijk met een glimlach zit. Het is ook belangrijk dat we die vaststelling maken.
De heer Jan Verfaillie: Ik ben heel serieus, mijnheer de minister. Ik stel dat door de huidige financiële crisis het aandeel dat de gemeenten in de toekomst zullen ontvangen uit de gemeentelijke holding, door marktomstandigheden, ongetwijfeld lager zal liggen dan wat de begrotingsspecialisten in de diverse gemeenten oorspronkelijk hadden geraamd.
U kunt toch niet ontkennen dat de groeivoet van 3,5 percent vandaag lager uitvalt dan de oorspronkelijke parameters die werden ingebouwd in het decreet.
Mijnheer de minister, hebt u, rekening houdend met de oplopende inflatie, al initiatieven genomen om na te gaan in welke mate de inflatievastheid van het Gemeentefonds gegarandeerd kan worden?
In welke mate hebt u bij de voorbereiding van de begroting 2009 al de moeilijke financiële toestand van de gemeenten opgeworpen? Hebt u daarbij gepleit voor bijkomende middelen voor de gemeenten?
Mijnheer de minister, u hebt wat de Elia-compensatie betreft, die ook deel uitmaakt van het lokaal pact, de middelen voor 2009 overgeheveld naar 2008. Maar dan zitten we natuurlijk met een vraag voor 2009. De middelen van 2010 zullen waarschijnlijk vervroegd worden naar 2009. Ik maak me daar vandaag niet meteen zorgen over. Het zal wel zo gebeuren, maar ik zit nog altijd met een prangende vraag over het Gemeentefonds en merk dat die vraag wordt ondersteund door een aantal collega´s.
De voorzitter: De heer De Loor heeft het woord.
De heer Kurt De Loor: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik denk dat de heer Verfaillie niet verwijst naar een resolutie, maar naar een met redenen omklede motie, die werd opgesteld naar aanleiding van de interpellatie van de heer Sauwens, en waarbij blijvend aandacht wordt gevraagd voor de financiële situatie van lokale besturen.
Mijn vraag behelst ook de verhoging van het vastgelegde groeipad voor het Gemeentefonds, omdat de vaste groeivoet van 3,5 percent op jaarbasis ontoereikend blijkt te worden.
De heer Verfaillie heeft al veel gezegd, onder andere dat de inflatie in augustus 5,39 percent bedroeg, dat daardoor de spilindex opnieuw werd overschreden, waardoor de lonen, onder andere bij de lokale besturen, worden aangepast. Dat heeft zich deze maand effectief voltrokken. Dat was de derde keer dit jaar dat dat gebeurde, waardoor de loonkosten van gemeenten, OCMW´s en politiezones dit jaar al 3,54 percent hoger liggen dan een jaar geleden.
Als we de vooruitzichten van het Federaal Planbureau erop naslaan, is het de voorspelling dat de loonkosten in 2009 met 7 percent zullen toenemen. Daar komt bij dat het Gemeentefonds door de aanhoudende inflatie eigenlijk daalt voor 243 van de 308 gemeenten.
Alle gemeenten zijn ondertussen toegetreden tot het lokaal pact, waarbij ze zich ertoe hebben verbonden een aantal belastingen af te schaffen, in 2009 geen nieuwe belastingen in te voeren of belastingen te verhogen.
Ik heb de berekening ook eens gemaakt voor de loonkost van het OCMW van Zottegem, en ik kan u verzekeren dat de stijging aanzienlijk is. Nu zowel de gemeenten als de OCMW´s bezig zijn met het opmaken van de budgetten, merken we dat we met de rug tegen een financiële muur staan.
Ik vind het maar normaal dat de lonen aan de index worden gekoppeld, maar ik stel ook vast dat de lokale besturen die hogere loonkosten moeilijk alleen kunnen opvangen.
Mijnheer de minister, ziet u een mogelijkheid om het groeipad van het Gemeentefonds, dat sowieso jaarlijks 3,5 percent bedraagt, te verhogen of minstens inflatievast te maken?
Ziet u andere mogelijkheden om gemeenten uit deze moeilijke financiële situatie te halen?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, ik wil me graag bij de voorgaande sprekers aansluiten. Het is natuurlijk niet zo moeilijk voor beide voorgaande sprekers om een amendement in te dienen op de begroting en te vragen dat rekening wordt gehouden met de met redenen omklede motie, die ook nog door de heer Van Dijck werd ondertekend. Dan is eigenlijk heel het probleem opgelost.
Men kan dat nu natuurlijk tegen deze minister komen zeggen. Ik wil deze minister niet verdedigen, maar ik zie dat de inflatie op jaarbasis nu al 5,46 percent bedraagt, en het Rekenhof heeft een aantal heel duidelijke opmerkingen gemaakt over de begrotingsaanpassing 2008.
Ik citeer uit stuk 20, waar het Rekenhof zegt: ?De economische parameters waarop deze tweede begrotingsaanpassing is gesteund, zijn voorbijgestreefd.? Dat zegt het Rekenhof heel duidelijk, en dat is een instelling waar ik zeer veel respect voor heb.
In augustus werd de spilindex voor de derde maal in minder dan een jaar tijd overschreden. We hebben het lokaal pact ondertekend, en ik denk dat deze Vlaamse Regering een aantal forse inspanningen heeft gedaan door de afbouw van de schuld en de verhoging van de Elia-tegemoetkoming.
Maar we moeten ook de intellectuele eerlijkheid hebben om dat niet te overdrijven. Het is een realiteit dat de Elia-tegemoetkoming geen volledige compensatie is van wat de gemeenten hebben verloren. Ik kan evenals de heer Verfaillie een aantal cijfers citeren van wat we vroeger kregen uit dividenden en wat we nu nog krijgen. Dat is nog een peulenschil.
Door de belastingmaatregelen die de federale overheid de afgelopen acht jaar heeft genomen, komen een aantal gemeenten nu stilaan in moeilijkheden. Mijn gemeente heeft dat zes jaar geleden al voorspeld door van 8 naar 9 percent te gaan. Het is immers een armlastige gemeente die weinig inkomsten heeft. Ik stel vast dat sommige gemeenten nu naar adem beginnen te happen. Over twee jaar zullen die gemeenten wellicht toch een aantal belastingen moeten aanpassen of personeel afdanken.
Zo is er ook de discussie over de pensioenen van de contractuelen. Wie 25 jaar geleden is begonnen als contractueel en dat nu nog altijd is, krijgt veel minder pensioen dan een statutaire ambtenaar, hoewel hij dezelfde prestaties heeft geleverd. Dat is een uitdaging waar we nu voor staan en die wellicht door de gemeenten zal moeten worden betaald.
Op de interpellatie die de heer Sauwens op 3 juni 2008 heeft gehouden, hebt u geantwoord: ?Door de economische evolutie van vooral de voorbije twee jaar staat het vaste groeipercentage van 3,5 percent nu begrijpelijkerwijze ter discussie. Verder moet een evaluatie van de ontwikkeling van de dotatie van het Gemeentefonds deel uitmaken van een meer algemene evaluatie van het Gemeentefonds. Tijdens de tweede helft van dit jaar zullen we de parameters evalueren. Met de verhoging van de Elia-tegemoetkoming en het lokaal pact hebben we een forse inspanning gedaan voor de lokale besturen. Ook volgens de minister van Financiën en Begroting is een tweede lokaal pact voor de verkiezingen van 2009 budgettair niet meer haalbaar.?
Mijnheer de minister, dat is een heel duidelijke uitspraak. Deze interpellatie heeft geleid tot een goedgekeurde met redenen omklede motie. Daarbij vroeg het parlement aan de regering om blijvende aandacht te besteden aan de financiële situatie van de lokale besturen.
Wat de doorstorting betreft door de federale overheid aan de Vlaamse Gemeenschap, heeft de heer Van den Heuvel toen terecht opgemerkt dat de parameters economische groei en inflatie ook een rol spelen. Dat staat heel duidelijk in de financieringswet. Dat is een bijkomend argument om te stellen dat u toch extra geld krijgt dat u zou kunnen aanwenden voor de gemeenten.
Mijnheer de minister, ik ben een trouwe lezer van VVSG-week. Kunt u de cijfers bevestigen zoals weergegeven in het bericht van de VVSG? Kunnen we hieruit concluderen dat de vaste groeivoet van 3,5 percent voor 2008 alvast ontoereikend is? Is het zinvol om stappen te ondernemen om het Gemeentefonds minder kwetsbaar te maken ten aanzien van inflatiegrillen? Zo ja, welke en binnen welk tijdpad? Deze vraag hangt samen met de evaluatie van de criteria van de parameters van het Gemeentefonds.
De voorzitter: De heer Tavernier heeft het woord.
De heer Jef Tavernier: Het is met enige verbazing dat ik heb geluisterd naar de vraag van de heer Verfaillie. Hij heeft het over: ?wij, de gemeenten?. Sorry, maar ik dacht dat u hier zat als lid van het Vlaams Parlement.
De heer Jan Verfaillie: Ik zit hier als verkozene van de kieskring West-Vlaanderen, waar ik ook woon. Er zijn hier mensen die niet in de kieskring West-Vlaanderen wonen, maar die toch opkomen in die kieskring.
De heer Jef Tavernier: Het gaat hier om een duidelijke zorg van de gemeenten en van diegenen die de begroting moeten opmaken. Maar wij zitten hier als leden van het Vlaams Parlement die al dan niet een begroting goedkeuren. Eerst worden een ontwerp van begroting en de ontwerpen van begeleidende bepalingen besproken. Pas daarna worden deze vragen over de gemeentefinanciën gesteld. Daarnet heeft de voltallige meerderheid de begrotingsaanpassing 2008 in deze commissie goedgekeurd. Als u dus als lid van het Vlaams Parlement de zorg uit dat er een aanpassing ten gunste van de gemeenten nodig is, dan had dat daarnet perfect gekund. Het kan natuurlijk nog altijd via de plenaire vergadering.
Het is inderdaad zo dat er ooit een groeipercentage is toegekend waar men kon op rekenen. Dat leek toen een aanvaardbaar percentage, rekening houdend met 2 percent inflatie en een welbepaalde groeivoet. Economische parameters geven echter aan dat die 3,5 percent wat laag is. Ik stel vast dat de regering zich bewust is van het probleem en dat er maatregelen zullen worden genomen om dat op te lossen. Is dat geen bizarre manier van werken? Waarom hebt u niet gewoon het stijgingspercentage aangepast aan het niveau van de inflatie - tot 4 à 5 percent - zodat dat percentage ook volgend jaar kan worden toegepast? Men past die 3,5 percent echter niet aan, maar men past wel een techniek van vervroegde uitbetaling toe. Daarbij bestaat er een bepaalde onzekerheid over volgend jaar. Als de gemeenten niet zeker zijn dat ze min of meer hetzelfde zullen krijgen, dan moeten ze het geld dat ze vervroegd krijgen, houden en beleggen voor volgend jaar. Het zou immers gevaarlijk zijn om het uit te geven.
Ik vind het nogal eigenaardig hoe het probleem in de begrotingswijziging wordt opgelost. Die oplossing is heel tijdelijk, terwijl er een oplossing ten gronde zou moeten zijn. Zo zou de groeivoet van het Gemeentefonds op zijn minst op het niveau van de inflatie moeten worden gebracht. Daarbij kunnen eventueel nog bijkomende maatregelen worden genomen. Zo niet, blijft men het jaar nadien met een achterstand zitten. In dat geval is de vraag van de heer Peumans over een aantal stappen om het Gemeentefonds minder kwetsbaar te maken voor inflatiegrillen terecht.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Wat de financiering van de gemeenten betreft, deel ik uw bezorgdheid en die van de gemeenten over de gevolgen van de oplopende inflatie en de loonkosten voor de lokale besturen. De onrust en onzekerheid geschapen door de huidige banken- en kredietcrisis komt daar nog bovenop. Het is dan ook begrijpelijk dat vanuit zowat alle hoeken de roep klinkt naar bijkomende initiatieven en middelen van de overheid.
De economische recessie en financiële crisis treffen niet alleen de lokale sector maar de hele maatschappij in al haar geledingen. Zowel de publieke en de private sector als de huishoudens en de burgers worden erdoor getroffen. Het is dan ook van primordiaal belang dat elke organisatie, publiek of privaat, haar verantwoordelijkheid opneemt voor haar bestuur, uiteraard binnen de grenzen van het mogelijke.
Iedereen moet zich doorlopend bezinnen over het eigen budget, inkomsten en uitgaven, kosten en baten, en deze aan een grondige analyse onderwerpen. Een bijsturing van het budget kan daarvan het gevolg zijn. Ook de diverse overheidsniveaus, van lokaal tot Vlaams en federaal, moeten in de eerste plaats zelf hun verantwoordelijkheid opnemen zonder voortdurend de hete aardappel te willen doorschuiven. Net als de Vlaamse en federale overheid moeten ook de gemeenten hun werking evalueren, zowel op vlak van efficiëntie als van effectiviteit.
Ik heb in het verleden reeds aangegeven dat de problematiek van de financiering van de gemeenten een belangrijk onderdeel zal worden van het nieuwe regeerakkoord na de verkiezingen van 7 juni 2009.
Momenteel zijn we bezig met de evaluatie van de parameters. Eventuele wijzigingen zullen worden doorgevoerd bij de start van de nieuwe regering. Dat is precies het doel van de huidige evaluatie. Hier geldt echter het principe van de communicerende vaten. Men begint dan te schuiven in deze of gene richting waarbij de ene wat meer en de andere wat minder krijgt.
De jaarlijkse dotatie van het Gemeentefonds, en overigens ook van het Stedenfonds en het Provinciefonds, evolueert volgens een vaste groeivoet van 3,5 percent. Die groeivoet is vastgelegd in het decreet zelf. De Vlaamse Regering heeft met die vaste groeivoet vooral begrotingszekerheid en meer stabiliteit willen creëren. De VVSG vond dat toen een schitterende zaak, mijnheer Verfaillie. Het vorige verhaal waar u naar verwijst, was niet vol te houden. Zelfs na een begroting bleek dat dit niet haalbaar was. De globale groeivoet van de Vlaamse begroting zit tussen 2 en 2,5 percent. Wij zitten daar altijd een heel percent boven. Voor 2009 zit er in het Gemeentefonds 1,9 miljard euro. Dat is een gigantisch bedrag. Een half percent maakt daarin een groot verschil.
Steden en gemeenten weten zo veel beter op welke middelen zij recht hebben. Het Gemeentefonds is voor hen namelijk een belangrijke financieringsbron: het vertegenwoordigt ongeveer 20 percent van de totale gemeentelijke ontvangsten. Ook de Vlaamse Regering kan op die manier veel beter voorspellen welke beleidsruimte zij over heeft. Voor ons is dat interessant. Het Gemeentefonds vertegenwoordigt namelijk ook een aanzienlijke uitgave op de Vlaamse begroting. Duidelijkheid over de dotatie biedt dus zowel voor de gemeenten als voor de Vlaamse begroting de beste waarborgen inzake financieringsplanning. Dat draagt ook bij tot goede bestuursverhoudingen tussen Vlaanderen en de lokale besturen.
Het is ongetwijfeld juist dat, op basis van de hoge inflatie op dit ogenblik en de huidige vaste groeivoet van 3,5 percent van het Gemeentefonds, dit fonds er in 2008 in reële termen op achteruit gaat. Ook de heer De Loor heeft daar naar verwezen. Toch wil ik graag even, om dat groeibeeld van het Gemeentefonds enigszins te nuanceren, de evolutie van het Gemeentefonds van 2002 tot nu met enkele cijfers schetsen. Ik kreeg daar ook al vragen over van de pers.
2002 is het jaar waarin het vroegere Gemeentefonds werd hervormd en het nieuwe Gemeentefonds werd samengesteld uit het oude Gemeentefonds, het Investeringsfonds en het Sociaal Impulsfonds. De cijfers voor 2002, die ik als uitgangspunt voor het groeipad gebruik, slaan op de som van die drie oude fondsen. Uit het verzamelde cijfermateriaal blijkt dat de dotatie van het Gemeentefonds in de periode 2002-2007 met 21,36 percent is gegroeid, terwijl de cumulatieve jaarinflatie, op basis van het nationaal indexcijfer van de consumptieprijzen, in die periode 12,17 percent bedroeg. Op basis van de maandvooruitzichten van het Planbureau van 12 september 2008 zou de gemiddelde jaarinflatie in 2008 op 4,7 percent uitkomen, waardoor de cumulatieve inflatie in de periode 2002-2008 17,44 percent zou bedragen. Het Gemeentefonds groeit van 2002 tot 2008 met 25,60 percent. Dat is een reële toename van 373 miljoen euro. Het Gemeentefonds steeg de voorbije jaren dus sneller dan de inflatie en zorgde in de periode 2002-2008 dus voor een reële koopkrachtverhoging voor de lokale besturen van nagenoeg 7 percent.
Hoe de jaarinflatie verder zal evolueren, is momenteel koffiedik kijken. Het Planbureau verwacht in elk geval een daling van de gemiddelde inflatie in 2009 en schuift op dit ogenblik een inflatievoet van 2,7 percent naar voren. De vaste groeivoet van het Gemeentefonds zou in dat geval opnieuw nauwer bij de werkelijkheid aansluiten.
Ook rekening houdend met mijn voorbereiding van een algemene evaluatie van het Gemeentefonds, acht ik het niet aangewezen om in de laatste maanden van de huidige legislatuur nog fundamentele wijzigingen aan het Gemeentefonds aan te brengen.
De algemene evolutie van het Gemeentefonds mag niet automatisch worden geprojecteerd op de individuele aandelen van de gemeenten. Op individueel gemeentelijk niveau wijkt de evolutie van het aandeel af van de evolutie van de totale dotatie of kan die evolutie zelfs invers zijn. Dat is onder meer het gevolg van de waarborgregeling, de scores van de gemeenten voor de diverse verdelingscriteria of een eventuele correctie voor gemeenten met een lage fiscaliteit, die enkel geldt voor de gemeenten met een aanslagvoet APB lager dan 5 percent of een aantal opcentiemen OV lager dan 700.
Ik kom zelf uit een gemeente waar het aandeel van het Gemeentefonds geblokkeerd zit. Zo zijn er veel gemeenten. Dat moet worden bekeken. Die gemeenten zijn in het verleden goed bestuurd. Daar zijn alle strekkingen aan de macht geweest, dat is een verdienste van iedereen. Het kan toch niet dat degenen die hun best doen, geblokkeerd worden? Dat kunnen we niet lang meer volhouden.
Wat de vraag betreft of ik ook nog andere mogelijkheden zie om de gemeenten uit de moeilijke economische situatie te redden, verwijs ik graag naar een aantal recente initiatieven die de Vlaamse Regering ten voordele van de lokale besturen heeft genomen.
De operatie inzake de overname van gemeentelijke schulden in het kader van het lokaal pact, ten belope van een globaal bedrag van 612 miljoen euro, is een ingreep met structurele gevolgen. Deze overname zorgt voor alle gemeenten samen voor een intrestbesparing en bijgevolg bijkomende beleidsruimte van 180 miljoen euro. Ook deze becijfering werd gemaakt door onze administratie.
Op de Vlaamse begroting voor 2008 en het ontwerp van begroting voor 2009 werden bovendien voor de gemeenten, naast de hoofddotatie van het Gemeentefonds, extra kredieten voor algemene financiering ingeschreven. Het betreft onder meer het krediet voor de jaarlijkse compensatie van het wegvallen van de inkomsten uit de Elia-heffing, dat ook nog na 2010 aan de gemeenten zal worden uitgekeerd.
Normaal gezien liep de Elia-compensatie in 2010 af. Wij hebben ervoor gezorgd dat de compensatie onbeperkt verder gaat na 2010, en we hebben er nog iets extra´s bovenop gedaan. Het gaat om een bedrag van 83 miljoen euro vanaf het begrotingsjaar 2008, dat vanaf 2009 jaarlijks wordt geïndexeerd. Daarnaast worden op de begrotingen voor de jaren 2008 tot en met 2010 extra compensatiekredieten ingeschreven in het kader van het lokaal pact. Bovenop de Elia-compensatie komt er voor 2008 25 miljoen euro bij en telkens 41,5 miljoen euro, te indexeren, voor de jaren 2009 en 2010.
De Vlaamse Regering - u hebt het amendement mee goedgekeurd - heeft trouwens recent beslist om zowel het reguliere compensatiekrediet voor 2009 (84,66 miljoen euro) als het extra compensatiekrediet voor 2009 (42 miljoen euro) eind 2008 vervroegd te storten aan de gemeenten. Samengeteld gaat het om 126,66 miljoen euro, ofwel 5,1 miljard frank, die in 2008 vervroegd zullen worden doorgestort om zo de kaspositie van de gemeenten te versterken en voor 2009 extra beleidsruimte te creëren.
De Vlaamse Regering heeft ook 710 miljoen euro uitgetrokken voor de Vlaamse jobkorting. Dat is ook interessant voor de gemeenten. Ik heb laten oplijsten wat er in 2008 allemaal is bijgekomen aan extra middelen voor de gemeenten. Ik sta daar volledig achter, ik ben een gemeentemandataris, ik heb een hart voor de gemeenten. In 2008 is het Gemeentefonds verhoogd met 3,5 percent of 62 miljoen euro zodat het 1,828 miljard euro bedroeg. De extra compensatie voor Elia liep op tot 83 miljoen euro. Daar kwam 25 miljoen euro bovenop. Er was de overname van de gemeenteschulden ten belope van 612 miljoen euro. Alle leningen bijeengeteld, creëerde dat een beleidsruimte van 128 miljoen euro voor de Vlaamse gemeenten. Nu is er de vervroegde doorstorting van de Elia-compensatie met een extra bedrag van 126,66 miljoen euro.
Het zal nooit genoeg zijn. Ik weet hoe moeilijk de gemeenten het hebben. Ik kom nog genoeg in mijn eigen gemeentehuis om te beseffen hoe de financiële situatie zit. Aan de andere kant - u kunt het aan de ambtenaren van Binnenlands Bestuur vragen - er is nooit meer geld gegaan naar de gemeenten.
Ik ben de eerste op de ministerraad om te pleiten voor meer gemeentelijke autonomie. Wat de gemeenten zelf kunnen oplossen, moeten wij in Brussel niet meer regelen. Ik pleit voor een rechtstreekse aanpak. Zo komt het geld bij de mensen die het nodig hebben. We doen daar veel voor. Ik vergeet nog het budget van 100 miljoen euro gedurende zeven jaar voor de rioleringen te vernoemen. Dat toont toch aan dat de regering een lokale reflex heeft. Dat is terecht. We gaan proberen om zo verder te werken, zodat we op dat vlak een palmares kunnen voorleggen. We moeten de zaken af en toe wel in een iets ruimere context zien. In 2008 was er inderdaad een hoge inflatie, maar we hebben ook buiten het Gemeentefonds zaken gerealiseerd, rechtstreeks ten voordele van de gemeentekas.
Als je natuurlijk naar de inflatie kijkt voor de periode van het nieuwe Gemeentefonds, zeg ik dat tot op vandaag de gemeenten winnaar zijn. We zijn bezig met de evaluatie. Hoe dan ook moet de financiering van de lokale besturen bij de vorming van de volgende Vlaamse Regering en de opmaak van het regeerakkoord een heel belangrijk punt zijn, maar vandaag denk ik dat we, met de mogelijkheden die we hebben, grote inspanningen doen. Niet alleen wat betreft het Gemeentefonds, maar ook op andere terreinen, wat rechtstreekse financiële middelen betekent voor de kas van de Vlaamse gemeenten.
De voorzitter: De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie: Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitvoerige en grondige antwoord.
Ik zou u nogmaals willen danken voor de komst naar Veurne. Misschien moet ik een klein woordje uitleg geven ten behoeve van de collega´s. Binnen een maand ben ik tien jaar burgemeester. We hebben al tien jaar de gewoonte om de overschotten op onze gewone dienst systematisch over te boeken naar een buitengewoon reservefonds. We hebben dat fonds aangesproken om ons nieuw administratief centrum en bibliotheek te bouwen, zodat de weerslag op de begroting eigenlijk beperkt is. We hebben ondertussen al de beslissing genomen om deze politiek voort te zetten en opnieuw centen aan de kant te zetten om binnen vier of vijf jaar een volledig nieuwe sportinfrastructuur te bouwen.
We leveren inspanningen om heel klantvriendelijk te zijn. We hebben eergisteren meegedaan aan Open Bedrijvendag. We zien ons bestuur als een bedrijf, wat mijns inziens toch ook belangrijk is. We hebben zondag tussen 10 uur ´s morgens en 5 uur ´s avonds ongeveer 3000 mensen over de vloer gehad om onze infrastructuur te komen bekijken, en ik heb in mijn bureau 2500 mensen ontvangen.
Mijnheer de minister, u houdt natuurlijk rekening met de percentages van de globale stijging die er is gekomen bij de hervorming van het Gemeentefonds. Ik reken vanaf de hervorming van het Gemeentefonds tot op vandaag, en kijk specifiek naar wat deze legislatuur tussen 2005 en 2009 is gebeurd.
We zijn momenteel bezig met de opmaak van onze begroting 2009. Ik ben ook schepen van Financiën. Ik heb van al onze diensten begrotingsvoorstellen binnengekregen, die we de komende dagen zullen bekijken. De personeelsdienst heeft alle vragen en suggesties van de diensten en de baremaverhogingen in kaart gebracht. Het budget personeel zou met een kleine 10 percent stijgen.
Dat is natuurlijk onaanvaardbaar en we zullen dat wel wat verminderen, maar het toont wel aan dat er voor de lokale besturen, maar ook voor de andere overheidssectoren, een heel specifiek probleem is.
Mijnheer de minister, een gemeente is een bedrijf en wenst de bevolking dus steeds meer diensten aan te bieden en wil klantvriendelijk zijn. U hebt bij ons het infoloket gezien, dat de mensen met raad en daad bijstaat, maar dat vereist natuurlijk de aanwerving van een nieuw personeelslid. Ik sta daar volledig achter, maar het heeft ook een kostenplaatje. De personeelsdienst vraagt me vandaag om de personeelskredieten met 9,4 percent te verhogen.
Mijnheer de minister, ik wil vooral een signaal geven voor de toekomst. Als politicus en Vlaams parlementslid moeten we, als we de ambitie hebben om verder te werken, ook het ijzer heet houden. We staan aan de vooravond van de Vlaamse verkiezingen van 7 juni 2009. Ik denk dat er voor het nieuwe regeerakkoord, zoals ook op vele andere domeinen, belangrijke taken zijn weggelegd.
Mijnheer de minister, ik geef een concreet voorbeeld. We gaan binnenkort ook extra investeren in de buitenschoolse kinderopvang, want anders moeten we gaan werken met wachtlijsten. Ik vind het onverantwoord dat een bestuur, dat stimulansen wil geven aan de bevolking om gezin en arbeid te combineren, om ervoor te zorgen dat mensen een eigen huis kunnen verwerven, niet de beslissing neemt om buitenschoolse kinderopvang aan te bieden. Als er ruimte is voor 60 of 70 plaatsen, maar er is vraag voor 100 plaatsen, moet men ofwel uitbreiden ofwel werken met wachtlijsten.
Wij hebben beslist dat we werken met wachtlijsten politiek, maatschappelijk, sociaal en familiaal onverantwoord vinden, dus gaan we uitbreiden. Dat betekent extra begeleiding aanwerven, maar ook voorzien in extra infrastructuur. Dat betekent dat we bijkomende uitgaven hebben.
Mijnheer de minister, ik wou een belangrijk signaal geven. Ik denk dat het signaal is aangekomen en dat de collega´s dat signaal ook ondersteunen.
De voorzitter: De heer De Loor heeft het woord.
De heer Kurt De Loor: Mijnheer de minister, ik wil u danken voor uw antwoorden. Mijnheer Verfaillie, ik wil u danken voor de relevante en interessante informatie over Veurne. Ik zal u de details over Zottegem besparen.
Mijnheer Tavernier, voor alle duidelijkheid, ik zit hier als Vlaams parlementslid en vanuit mijn bekommernis over de financiering van de lokale overheden is mijn vraag gegroeid.
Ik heb het voorbeeld aangehaald van het OCMW van Zottegem, want ik denk dat het altijd goed is om met cijfers te werken, zodat we niet enkel spreken over honderden miljoenen euro´s, maar ook over wat dat concreet betekent op de werkvloer.
Mijnheer de minister, het feit dat er drie vragen om uitleg over dit onderwerp werden gesteld, toont aan dat het een probleem is dat daadwerkelijk leeft bij lokale besturen en ook bij de provincies, ook al komt dat minder aan bod.
U hebt al een aantal keren gezegd dat de financiering van lokale besturen meegenomen zal worden bij de bespreking van een nieuw regeerakkoord, wie daar ook mag aan deelnemen. Maar het is belangrijk, zoals de heer Verfaillie zei, dat het ijzer heet wordt gehouden en de groeivoet van 3,5 percent van het Gemeentefonds op zijn minst inflatievast wordt gemaakt.
Het is en blijft natuurlijk een koopkrachtverhaal, zowel voor de werknemers als voor de lokale besturen. Koken kost geld en om een goed beleid te voeren, zijn inderdaad de nodige financiële middelen noodzakelijk.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, er loopt net een Belga-bericht binnen. Ik heb dat ontvangen om 16.23 uur. Mijnheer de minister, om 16.30 uur was u nog toelichting aan het geven. In het bericht staat: ?Gemeenten krijgen Elia-middelen 2009 dit jaar al uitbetaald.?
Ik kon uw antwoord perfect volgen via het Belga-bericht. Met alle respect, mijnheer de minister, alles wat u hebt verteld, kan ik eruit afleiden.
Ik stel alleen maar vast dat u om 16.30 uur nog toelichting gaf, maar dat om 16.23 uur het persbericht van Belga al binnenliep. (Opmerkingen van de heer Jan Verfaillie)
Mijnheer Verfaillie, u kunt daar misschien om lachen en bij u is het misschien een dictatuur, maar ik vind dat geen stijl.
Wat me in het persbericht ook verwondert, mijnheer de minister, is dat de datum van 7 juni verplaatst is naar 9 juni. Er staat: ?De financiering van de gemeenten kan worden herbekeken bij de onderhandelingen over een nieuw regeerakkoord na de verkiezingen van 9 juni.?
Ik veronderstel dat 9 juni 7 juni moet zijn. U zegt ook, wat u op dat moment aan het toelichten was, dat in de periode 2000-2007 het Gemeentefonds met 21,36 percent is gegroeid, terwijl de cumulatieve jaarinflatie 12,17 percent bedroeg.
Ik stel maar vast dat dat op voorhand al meegedeeld was aan de pers.
De heer Joris Van Hauthem: Mijnheer Peumans, dat doet men hier toch al vier jaar. Met name de minister van Onderwijs kondigt toch alles aan voor het in het parlement is gekomen.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Peumans, ik wil toch iets opmerken. Ik heb die tekst laten vertrekken zodra ik mijn uiteenzetting had afgerond. Ik heb dit tijdens de bespreking van de begrotingswijziging toegelicht. Pas nadien heb ik dat laten vertrekken.
Het gaat hier om een bericht waar al een aantal keren om is gevraagd. Ik had dit ook deze ochtend kunnen laten vertrekken. De antwoorden op vragen om uitleg worden immers op voorhand voorbereid. Dat antwoord was klaar. Wat het tijdstip van communicaties betreft, hebt u zeker een punt. Het was deontologisch niet correct geweest dit deze ochtend al te laten vertrekken. Ik heb het pas laten vertrekken toen de begrotingswijziging hier was goedgekeurd. Heel wat elementen van mijn antwoord op deze vraag om uitleg zijn toen trouwens al aan bod gekomen. (Rumoer)
De heer Joris Van Hauthem: De begrotingswijziging is nog niet goedgekeurd. Dat moet de plenaire vergadering doen.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Van Hauthem, principieel hebt u gelijk. We moeten echter rekening houden met de huidige communicatiemaatschappij. (Rumoer)
De heer Joris Van Hauthem: Ik zou dit punt niet ter sprake hebben gebracht indien de heer Peumans na vier jaar niet zo verbaasd uit de lucht was gevallen. (Rumoer)
Minister Marino Keulen: Het is zeker niet mijn bedoeling geweest te provoceren. Ik doe dit niet op regelmatige basis. Ik doe zoiets enkel als het eigenlijk al voorbij is. (Rumoer)
De heer Jan Peumans: Het antwoord van de minister was in feite voorspelbaar. Uit intellectuele eerlijkheid moet ik hieraan toevoegen dat hij een punt heeft. We hebben de afgelopen jaren een compensatie gekregen die hoger ligt dan de inflatie. Ik ben als schepen echter al 25 jaar bevoegd voor het financieel beleid in mijn gemeente. Ik voorspel dat heel wat gemeenten binnen een periode van ongeveer twee jaar ernstig in de problemen zullen komen.
We moeten ons geen illusies maken. Er is heel wat schuld afgebouwd. We zijn hier nog steeds dankbaar voor. Er komen echter heel wat zaken op ons af. Er is een inflatie. Ik ben benieuwd welke dividenden Dexia nog zal opbrengen. Het ging sowieso niet om wereldschokkende bedragen. De gemeenten worden met allerlei uitdagingen geconfronteerd. Ik veronderstel dat de parameters hier, in deze commissie, nog aan bod zullen komen. Ik weet alvast niet hoe die evaluatie juist zal verlopen.
Ik verwijs naar twee gemeenten die met ernstige problemen worden geconfronteerd. De eerste gemeente kent de minister zeer goed. Het gaat namelijk om Maasmechelen. Burgemeester Lenssen heeft al meermaals op de rol van het Gemeentefonds gewezen. Vandaag heeft een jong gemeenteraadslid van mijn partij uit Vilvoorde opgemerkt dat zijn gemeente met een hoop problemen zit. Het Gemeentefonds houdt hier blijkbaar geen rekening mee.
Ik zie dat de helft van het budget door Antwerpen en Gent wordt afgeroomd. Vervolgens krijgen de kuststeden allerlei compensaties. Ik blijf erbij dat heel wat plattelandsgemeenten voor financiële uitdagingen staan. Ik heb het hier niet enkel over mijn eigen gemeente. Zelfs een hoge belastingvoet kan dit niet oplossen. In Riemst bedraagt de personenbelasting 9 percent en de onroerende voorheffing 1400 opcentiemen. Dat lijken enorme bedragen. In vergelijking met Lanaken, de gemeente van de minister, die veel meer economische bedrijvigheid huisvest, brengt dit echter niet zoveel op. De centrumsteden zijn de grote graaiers. Zij halen op allerlei manieren geld binnen. Daartegenover staan een aantal gemeenten die bijna dezelfde functie uitoefenen. Ze hebben enkel wat minder inwoners. Ik blijf erbij dat de plattelandsgemeenten voor uitdagingen staan. Ik hoop dat hier tijdens de evaluatie van de parameters van het Gemeentefonds rekening mee zal worden gehouden.
De voorzitter: De heer Tavernier heeft het woord.
De heer Jef Tavernier: Mijnheer de voorzitter, ik zou nog een vraag willen stellen en een opmerking willen maken.
De minister heeft cijfers aangehaald. Hij heeft over een groei van de Vlaamse begroting met 1 percent gesproken.
Minister Marino Keulen: Het gaat op jaarbasis om een groei met 2 tot 2,5 percent. Het Gemeentefonds groeit met 3,5 percent.
De heer Jef Tavernier: Mijn vraag is of het hier om een nominale of een reële groei gaat. De groei van het Gemeentefonds is nominaal. Er is natuurlijk een verschil.
Minister Marino Keulen: De groei van de Vlaamse begroting is waarschijnlijk ook nominaal.
De heer Jef Tavernier: Ik zal het nagaan.
Minister Marino Keulen: We hebben die percentages zelf berekend. Ik vind dergelijke vragen interessant. Ik draag zelf eigenlijk ook een andere pet. Ik heb dan ook laten berekenen wat een en ander zoal vertegenwoordigt.
De heer Jef Tavernier: Het lijkt me belangrijk voor de evoluties om te bepalen of het om een nominale of reële groei gaat. Het gaat hier om de vergelijking tussen de inflatie en de stijging van het Gemeentefonds. Die stijging is nominaal.
We hebben het hier daarnet ook over decreetsevaluatie gehad. Ik heb steeds meer problemen met het amendement dat de meerderheid daarnet heeft ingediend. Het is immers de bedoeling goede decreten tot stand te brengen.
Het amendement van de meerderheid is bedoeld om de gemeentelijke financiën te verbeteren. Eerlijk gezegd lijkt het me geen goed amendement. We zouden beter uitzonderlijk voor 2008 iets aan het Gemeentefonds of aan de gemeentelijke dotaties toevoegen. Die vervroeging is immers een trucje. Er blijft onduidelijkheid over de verdeling in 2009. Hoewel dit in essentie met de kwaliteit van onze decreetgeving te maken heeft, sluit dit punt aan bij de discussie die we momenteel voeren.
Minister Marino Keulen: Ik heb daarnet opgesomd wat we met betrekking tot het begrotingsjaar 2008 hebben gedaan en wat met betrekking tot het begrotingsjaar 2009 in de pijplijn zit. Ik herhaal dat het nog nooit meer is geweest.
Voor de evaluatie zijn een aantal overwegingen met betrekking tot de landelijke kernen in Vlaanderen gemaakt. Er zijn nog heel wat andere parameters.
Vilvoorde zit eigenlijk met een grootstedelijke problematiek. De Brusselse problematiek wordt in feite naar Vilvoorde geëxporteerd. Dat gaat niet meer om centrumsteden. In de loop van de voorbije tien jaar heeft de grootstedelijke problematiek zich naar een aanpalende centrumstad verplaatst. Hierdoor wordt Vilvoorde nu gedeeltelijk met een grootstedelijke problematiek geconfronteerd. We kunnen die problematiek enkel aanpakken door er bijkomend geld in te steken.
Ik merk op dat niemand geld verliest. Een aantal andere gemeenten merken dat ze al een aantal opeenvolgende jaren worden geblokkeerd. Dit kunnen we niet volhouden. We moeten voorkomen dat de betrokkenen zich op een bepaald ogenblik zouden afvragen waarom ze hun best nog zouden moeten doen. Als in extraatjes wordt voorzien, worden ze toch vergeten.
Mijns inziens dragen we allemaal een verantwoordelijkheid ten aanzien van onze fracties. Het gaat hier om het Gemeentefonds. Dat is geen sexy onderwerp. We investeren hier heel wat geld in. Dat geld gaat naar de lokale besturen. Op zich is dit uitermate belangrijk. Iedereen heeft een lokale reflex. Wat op lokaal vlak gebeurt, moet in Brussel niet meer worden geregeld of georganiseerd.
De kern van de zaak blijft echter dat heel wat geld in één beweging weg is. We moeten onze stem laten klinken. Ik zal tijdens de vorming van de volgende Vlaamse Regering en tijdens de bespreking van de volgende meerjarenbegroting zeker en vast voor de toewijzing van middelen aan de lokale besturen pleiten. In 2009 zal het om een bedrag van bijna 1.900 miljoen euro gaan. Dat geld kan zogezegd niet meer voor andere sectoren worden aangewend. Onrechtstreeks biedt dit die andere sectoren echter wat ademruimte. Wat op lokaal vlak inzake mobiliteit, cultuur, economie, openbare werken, enzovoorts gebeurt, moet niet meer op het niveau van de Vlaamse overheid gebeuren.
De voorzitter: Het incident is gesloten.