Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 09/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Sven Gatz tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de veelheid aan initiatieven inzake sociaal of micro-ondernemen en de wenselijkheid tot rationalisering
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zou het graag even met u willen hebben over microkredieten, nadat de kranten wekenlang vol hebben gestaan over macrokredieten.
In Denemarken, en ik denk dat er nog andere landen zijn, werd immers recent een proefproject opgestart met microkredieten voor drop-outs en kanszoekenden. Kanszoekenden is een nieuw woord. We kunnen die mensen die het moeilijk hebben in onze samenleving, noemen zoals we willen. Het concept is eigenlijk hetzelfde als dat van microkredieten in ontwikkelingslanden: er worden minileningen toegekend aan kleine ondernemers die door een gebrek aan inkomen, onderpand en kredietwaardigheid geen of moeilijk geld kunnen lenen bij de bank. Het is een samenwerking tussen een financieringsinstantie, de overheid en sociaaleconomische organisaties, die zorgen voor financiering, begeleiding en advies.
Ook bij ons in Vlaanderen bestaan er heel wat initiatieven met betrekking tot sociaal of micro-ondernemen. Dat is ook wenselijk. Ondernemerschap in de zeer brede zin van het woord is immers een prioriteit van de Vlaamse Regering, onder meer via de competentieagenda voor Vlaanderen. Om mensen die een steuntje in de rug nodig hebben om te kunnen ondernemen, dat steuntje te geven, moeten dergelijke initiatieven ter financiering en opleiding van toekomstige ondernemers natuurlijk worden versterkt.
Er is al wat gebeurd. Er is goed werk geleverd, zowel door de overheid als door de sector. Het resultaat is echter onrechtstreeks dat het aanbod niet goed te overzien is. We kennen een aantal structurelere organisaties, zoals onder meer City Mine(d), De Overmolen, het netwerk Flora, NFTE, SYNTRA, Hefboom vzw en uiteraard ook de centra voor deeltijds onderwijs. Daarnaast zijn er ook nog wat tijdelijke en kleinere projecten. Daar het hier gaat over een doelgroep die moeilijk te bereiken en te informeren is, rijst de vraag of er niet meer overzicht en structuur nodig is.
Op de eerste plaats denken we aan een goed netwerk tussen dergelijke organisaties, zodat goede praktijken en informatie kunnen worden uitgewisseld. In mei heeft mevrouw Libert minister Vandenbroucke een vraag gesteld, waaruit bleek dat het relatief nieuwe kenniscentrum Competento te weinig slagkracht heeft om mensen wegwijs te maken in het aanbod qua ondernemerschapsvorming.
Die veelheid aan initiatieven, vaak goed bedoeld, maar met een heel beperkte reikwijdte, resulteert mogelijk in een weinig efficiënt gebruik van de middelen. Daarom mijn vraag, die voornamelijk de rationalisering en stroomlijning van de verscheidene initiatieven betreft. Daarbij komt ook nog de bezorgdheid over de diverse bevoegdheden - maar goed, dat is weer een ander debat - en bestuursniveaus, die misschien iets te veel naast elkaar werken en zo misschien ook wat middelen verloren laten gaan.
Een eerste vereiste is het in kaart brengen van de initiatieven. In samenwerking met de administratie Sociale Economie, het Vlaams Ondernemerschapsbevorderend Netwerk (VON) en VLAO kan eventueel worden begonnen met het maken van een lijst van de aanwezige projecten qua sociaal ondernemen. Daaruit zou dan een organisatiewijzer kunnen worden gepuurd die geïnteresseerden een gemakkelijk en bruikbaar overzicht geeft.
Ten tweede stel ik me de vraag of ook niet meer kan worden gerationaliseerd of gecentraliseerd door het creëren van één advies- en doorverwijsloket, eventueel onder de vleugels van VLAO. Mij maakt het op zich niet uit wie of wat dat zou doen, als dit maar iets meer aanspreekbaar is. Van daaruit kan dan worden gewerkt aan de bekendheid van de diverse initiatieven. Dit loket kan ook als kenniscentrum fungeren en zou werk kunnen maken van het actief opzoeken van de doelgroep.
Ten derde is een goede rolverdeling tussen de verschillende spelers nodig. Er zijn verschillende steunpunten. Zo zijn er de provinciale steunpunten voor Sociale Economie. Er zijn ook verschillende kenniscentra. Die thematiek is een beetje te veel verspreid en versnipperd over verschillende bevoegdheden, zowel federaal als regionaal. Het is niet het zwaartepunt van mijn vraag, maar ik zou wel ook graag in overweging genomen zien dat er misschien nood is aan een samenwerkingsprotocol met de ter zake bevoegde ministers, zoals die bevoegd voor Ondernemen, Sociale Economie, Onderwijs en Werk.
Ten slotte bestaat er hier en daar ook wel de mogelijkheid een aantal administratieve vereenvoudigingen of wetswijzigingen door te voeren in verband met het ondernemen voor kanszoekenden, zoals een versoepeling van de vereisten van leurderskaarten, middelbareschoolattesten en dergelijke meer. Ik geef een concreet voorbeeld. In het project Micro Marché Midi op de Zuidmarkt in Brussel wordt op deze manier op dit ogenblik geëxperimenteerd en de drempel verlaagd voor sociaal of micro-ondernemen. Ik verwacht geen wonderen van deze maatregelen, maar het systeem van microkredieten heeft in het buitenland toch wel een bepaald effect gehad. Ook hier zou een bepaalde doelgroep er gebruik van kunnen maken.
Mevrouw de minister, kan er nog in deze legislatuur werk worden gemaakt van de lijst en die organisatiewijzer? Denkt u niet dat er nood is aan een adviesloket dat geïnteresseerde kanszoekenden kan doorverwijzen, eventueel onder de vleugels van VLAO? Kan er niet wat meer worden gedaan met betrekking tot bekendmaking en sensibilisering? Is het mogelijk om structurele samenwerkingsafspraken te maken, eventueel in de vorm van een samenwerkingsprotocol met andere bevoegde ministers? Zijn er mogelijkheden om de administratieve of wettelijke vereisten te vereenvoudigen, om zaken op kleine schaal te vereenvoudigen? Dat gooi ik er als uitsmijter nog bij, maar het moge duidelijk zijn dat het me plezier zou doen vooral op mijn eerste twee vragen een concreet antwoord te krijgen. De rest is natuurlijk een discussie over de hele problematiek.
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Ik onderschrijf de vaststelling dat er een amalgaam aan initiatieven in de markt staat, waardoor mensen inderdaad al eens door de bomen het bos niet meer zien. Dat overzicht bewaren en weten wat waarvoor dient, is wellicht nog moeilijker voor de kanszoekende dan voor ons. Daar het een van mijn beleidsprioriteiten is om het Vlaamse landschap qua ondernemerschap te vereenvoudigen, ben ik bereid uw voorstel ten harte te nemen en een initiatief te lanceren tot het maken van een lijst van de bestaande initiatieven op het vlak van de toeleiding tot het ondernemerschap, met de focus op kansengroepen. Ik zal dat doen in overleg met mijn collega-ministers Vandenbroucke en Van Brempt. De lijst die u vraagt, is namelijk de facto bevoegdheidsoverschrijdend. Idealiter en op iets langere termijn vormt die lijst een basis voor een communicatietool voor de bedoelde doelgroep.
Er is zeker nood aan een loket dat de geïnteresseerde kanszoekende doorverwijst naar diverse overheidsinstellingen, en die de kanszoekende van de nodige informatie met betrekking tot ondernemen kan voorzien. Alleen kan mijns inziens VLAO die rol perfect zelf vervullen, zonder een specifiek adviesloket voor kanszoekenden te moeten inrichten. VLAO staat trouwens nu ook al open voor kanszoekenden, want het heeft alle kandidaat-ondernemers als doelgroep. Dat past daar dus zeker in. Er moet wel worden overwogen om de communicatie-inspanningen van VLAO meer specifiek op die doelgroep te richten en eventueel proactief naar de doelgroep te stappen. De voorwaarde is dan wel dat de doelgroep nog iets duidelijker wordt afgebakend. De informatie die momenteel door VLAO ter beschikking wordt gesteld, kan eveneens worden onderworpen aan een screening op relevantie voor en afstemming op geïnteresseerde kanszoekenden.
Een specifiek adviesloket voor kanszoekenden is volgens mij niet het meest aangewezen instrument om die doelgroep te bereiken. Het zou immers een nieuw stigma kunnen teweegbrengen. Men zou kanszoekenden die starten, eventueel als tweederangsondernemers kunnen aanzien, wat we uiteraard niet willen. Bovendien brengt het opnieuw een structuur aan, de zoveelste in het reeds ingewikkelde landschap van agentschappen en organisaties voor ondernemersbegeleiding.
Ik vermeld wel dat er al twee projecten zijn, namelijk van UNIZO Gent-Meetjesland en van UNIZO Limburg, die werden ingediend in de oproep ondernemerschap voor 2007. Die projecten hadden tot doel de slaagkansen van allochtone startende ondernemers te vergroten, door hen persoonlijk te informeren en te begeleiden, voor, tijdens en na de start van hun bedrijf. De basis hiervoor vormt een ondernemingsplan dat in samenspraak met de begeleider-adviseur werd uitgewerkt en bijgestuurd. De projecten kregen een totaalsubsidie van 500.000 euro. Dat zijn met andere woorden misschien de adviesloketten die u suggereert. Na afloop van de driejarige financiering kan natuurlijk de evaluatie worden gemaakt en over de verlenging worden beslist. Ik stel echter voor dat er eerst een lijst wordt gemaakt van alle initiatieven die al bestaan. Die kan dan de basis vormen voor een volgende informatietool.
Los daarvan is VLAO het unieke aanspreekpunt voor alle ondernemers, dus ook voor kandidaat-ondernemers en starters. Een van de kerntaken van VLAO is het promoten van ondernemerschap. Hierbij hoort ook het promoten van sociaal ondernemen en micro-ondernemen. VLAO biedt een geïndividualiseerde dienstverlening aan de kandidaat-ondernemer; dus informeert VLAO ook de kanszoekenden over de diverse initiatieven met betrekking tot sociaal ondernemen.
Er wordt gelukkig ook al op een aantal vlakken samengewerkt. In februari 2008 hebben minister Keulen, minister Vandenbroucke en ikzelf een inburgeringsprotocol ondertekend. Dat protocol houdt onder meer een samenwerkingsmodel in tussen de VDAB, SYNTRA Vlaanderen en VLAO. Zo promoot de VDAB zelfstandig ondernemerschap bij werkzoekenden als een volwaardig arbeidsmarktalternatief en verwijst hij ook door naar - bijvoorbeeld - VLAO. Ook in het beleidsrelevant onderzoek wordt zo veel mogelijk samengewerkt om dubbel werk te vermijden. Een voorbeeld daarvan is de samenwerking tussen het Steunpunt Ondernemen en Internationaal Ondernemen en het Kenniscentrum voor Financiering van KMO (KeFiK), dat het nationale aanspreekpunt is met betrekking tot de kmo-financiering. Het KeFiK heeft een bijdrage geleverd over financiële knelpunten bij overdrachten in het jaarboek 'Bedrijf te koop: overlaten en stopzetten in Vlaanderen'.
VLAO is het aanspreekpunt voor alle ondernemers. VLAO ondersteunt ondernemers in de administratieve formaliteiten door hun voldoende informatie en hulp ter beschikking te stellen. Is de expertise niet aanwezig binnen VLAO, dan verzorgt het contacten met andere overheden. Als uniek aanspreekpunt vergemakkelijkt VLAO de toegang tot de overheid en vermindert het ook de administratieve lasten voor de ondernemer. Om het voor de ondernemers nog eenvoudiger te maken, zal, zoals aangekondigd, vanaf 1 januari VLAO worden samengevoegd met het Agentschap Economie tot één agentschap, namelijk het Agentschap Ondernemen.
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mevrouw de minister, ik dank u voor het bemoedigende antwoord. Ik ben me ervan bewust dat microkredieten en ondernemerschap per definitie altijd een relatief kleinschalige aangelegenheid zal blijven, maar ik denk zeker dat we op dat terrein toch nog wel vooruitgang kunnen boeken. Ik onderschrijf zeker een aantal elementen van het antwoord, maar daarnaast wil ik aanraden dat VLAO en andere spelers op het veld eens zouden bekijken welke resultaten in Denemarken en andere landen ter zake werden geboekt, en waar men op bepaalde grenzen is gebotst, dus hoe haalbaar die microkredieten kunnen zijn en wat we daar voor de Vlaamse economie en ondernemers van kunnen leren.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Ik heb heel goed geluisterd naar het antwoord van de minister. Ik wil ook verwijzen naar het voorstel van resolutie dat we nog net voor het reces in de plenaire vergadering hebben goedgekeurd. Het voorstel bevatte een aantal algemene beschouwingen inzake de sociale economie en de wenselijkheid van een generiek decreet ter zake, maar daarnaast is ook het aspect van ondernemerschap in de sociale economie ingeschreven.
De heer Gatz heeft de nuance aangebracht in zijn repliek. Ik wil begrip vragen voor die moeilijke doelgroep. Elk succesverhaal dat we daar bewerkstelligen, zal deels worden tegengegaan door een aantal minder succesvolle verhalen, heel vaak gezien de achtergrond van de doelgroep waarmee we werken. Dat is een bijzonder aandachtspunt. Slagen en falen is bij ondernemers sowieso een moeilijk verhaal. Gezien de achtergrond van de doelgroep zal daar nog specifiek aandacht aan moeten worden besteed. Ik ga er dan ook van uit dat op 1 januari 2009, wanneer VLAO daadwerkelijk het aanspreekpunt is van ondernemers uit die doelgroep en andere doelgroepen, het daar ook aandacht aan besteedt.
De voorzitter: Het incident is gesloten.