Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 16/10/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Claes tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de uniformisering van culturele tegemoetkomingen aan personen met een handicap
De voorzitter: Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, beste collega´s, hier in de commissie voor Cultuur vertellen dat cultuurparticipatie belangrijk is, is wellicht overbodig, maar ik wil u ook wijzen op het belang van cultuurparticipatie voor bepaalde doelgroepen. We merken dat er op het vlak van de cultuurparticipatie door personen met een handicap, in het verleden heel wat initiatieven werden genomen, maar op een ongeco?rdineerde manier. Provinciebesturen namen diverse initiatieven waardoor het zowel voor de gebruikers, de begeleiders als voor de culturele instellingen moeilijk is om te weten welke kaarten en welke betoelaging toegestaan zijn.
Ik stel deze vraag omdat ik iemand aan de lijn had van een culturele instelling. Die persoon vertelde me dat men er absoluut niet meer aan uit kan. Zeker wanneer er studenten aan de kassa zitten, weten ze niet welke betoelaging toegestaan is of welke vrijkaarten gegeven mogen worden aan personen met een handicap.
In Limburg kan men gebruik maken van de Eurecard voor personen met een handicap. Met die kaart verkrijgt men kortingen voor toeristische, culturele of sportieve activiteiten in Aken, Nederlands-Limburg, Belgisch-Limburg, de provincie Luik, de Duitstalige gemeenschap van België en in een aantal Duitse regio´s.
Personen met een handicap wonend in Limburg of Vlaams-Brabant, hebben een begeleiderspas voor culturele en sportieve evenementen. Ze betalen één kaartje, maar mogen met twee binnen. De begeleider kan dus gratis mee. In Oost-Vlaanderen heeft men nog een andere kaart, de CAS-kaart. Daarmee kunnen mensen met een handicap gedurende 1 jaar verschillende sporttakken beoefenen. In West-Vlaanderen worden rolstoelfietsen te huur aangeboden. De provinciebesturen nemen dus een veelheid aan initiatieven.
Mijnheer de minister, in het licht van het Participatiedecreet stel ik daarover een vraag aan u, want u bent bevoegd voor de cultuur. Het probleem zou natuurlijk al gedeeltelijk opgelost worden met een eenvormige kaart, een officieel bewijsstuk voor mensen met een handicap. Een dergelijke kaart zou een belangrijk hulpmiddel kunnen zijn voor het toekennen van bijvoorbeeld culturele kortingen. Ik zou graag van u vernemen of er in het kader van het Participatiedecreet concrete initiatieven werden genomen ter bevordering van de toegankelijkheid van culturele evenementen voor personen met een handicap.
Kan, naar het voorbeeld van Limburg en Vlaams-Brabant, de begeleiderspas een plaats krijgen binnen de maatregelen van het Participatiedecreet? Kan de Eurecard, die in Limburg samen met de Euregio werd ontwikkeld, een plaats krijgen binnen de maatregelen het Participatiedecreet? Erkent u de nood aan een soort uniforme Vlaamse culturele pas voor personen met een handicap? Dat zou natuurlijk een oplossing zijn.
Ik ben zelf gedeputeerde geweest en ik weet natuurlijk dat elke provincie en elke deputatie de vrijheid heeft om zelf initiatieven te nemen, maar het moet toch perfect mogelijk zijn dat u als minister van Cultuur probeert om samen met de gedeputeerden bevoegd voor de cultuur, te komen tot een afstemming van de verschillende bestaande kaarten of om met hen een soort van convenant te sluiten zodat er wat meer eenvormigheid komt.
De voorzitter: Mevrouw Stevens heet het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik ondersteun de vraag van mevrouw Claes. Ik onderschrijf ook volledig de nood aan een harmonisering van de verschillende soorten passen in de verschillende sectoren. Mensen die aan de ingang zitten, weten nu niet goed hoe alles werkt. Het is dus erg belangrijk dat een en ander wordt ge?niformiseerd.
Ik heb nog een vraag in dat verband. We zouden ook moeten bekijken of het mogelijk is om een pas te ontwikkelen voor de begeleiders van de mensen met een handicap. Er zijn mensen die een enorme fysieke beperking hebben en die bijvoorbeeld niet zelfstandig kunnen eten of niet zelfstandig naar het toilet kunnen gaan. Om een uitstap te maken, hebben ze een begeleider nodig en die moet nu soms extra betalen. Ik denk ook aan een tolk Vlaamse Gebarentaal voor dove mensen of aan een begeleider voor blinde mensen.
Er is dus een uniform systeem nodig ter zake, zodat mensen met een handicap kunnen bewijzen dat de persoon die hen vergezelt echt een begeleider is en niet zomaar iemand die mee wil profiteren en binnenglippen. Soms krijgen die mensen immers het verwijt dat ze voor de prijs van één met twee naar binnen gaan, maar dat is niet aan de orde: zonder begeleiders kunnen ze immers misschien gewoon niet op stap gaan.
Mijnheer de minister, u weet dat het Vlaams Parlement het Gelijkekansendecreet van minister Van Brempt heeft goedgekeurd. Dat is een bijzonder belangrijk decreet voor de participatie van mensen met een handicap in alle domeinen van het leven. Wat zult u doen om dat decreet bekend te maken in alle sectoren, zoals de sport- en de cultuursector? Dat is heel belangrijk voor mensen met een handicap. Ze willen graag evenementen bijwonen, zoals Omloop Het Volk. U kent misschien de vzw Intro al. In samenwerking met die vzw worden veel inspanningen gedaan om organisatoren te bereiken en met hen te bekijken hoe ze grote evenementen toegankelijk kunnen maken voor mensen met een handicap. Die vzw levert echt goed werk, maar ik weet niet of die bekend is in de diverse sectoren. Ik heb toch al gemerkt dat er veel onwetendheid bestaat. Ik wil u niet met de vinger wijzen, maar veel mensen weten niet dat die vzw bestaat. De vzw heeft ondertussen al heel wat knowhow opgebouwd. We hoeven niet opnieuw het warme water uit te vinden: die vzw bestaat en kan pasklare ondersteuning bieden. Welke inspanningen kunt u doen om die vzw bekender te maken in het circuit en dus ook het leven voor mensen met een handicap aangenamer te maken?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, om op de eerste vraag van mevrouw Claes te antwoorden, wil ik iets ruimer kijken dan het huidige Participatiedecreet. Dit decreet is vanaf 2008 in voege. Het subsidieonderdeel voor projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk of sport richt zich onder meer specifiek op personen met een handicap. In 2007 vormde de doelgroep van personen met een handicap ook al een prioriteit binnen het participatiereglement.
In het kader van die projectenregeling in het participatiereglement en nu in het decreet, heb ik de voorbije jaren diverse initiatieven ondersteund ter bevordering van de vrijetijdsparticipatie van personen met een handicap. Van deze projecten werken er een aantal specifiek met betrekking tot toegankelijkheid. Ik geef u enkele concrete voorbeelden. In 2007 hebben we twee projecten ondersteund die specifiek werkten aan het toegankelijk maken van voorstellingen en het informeren van de culturele sector hierover. De projecten gingen uit van Cultuurcentrum De Steiger uit Menen en de vzw Toegankelijkheidsbureau. Beide projecten ontvingen een subsidie van 10.000 euro.
Diverse muziek- en dansfestivals nemen bijzondere maatregelen opdat de toegankelijkheid van het evenement voor personen met een handicap gewaarborgd is. Dranouter, Sfinks, Afro-Latino, Boombalfestival en Wild in ´t Park ontvingen hiervoor in 2008 een projectsubsidie binnen het Participatiedecreet. Het gaat om een totaalsubsidie van 275.000 euro voor die projecten, maar dat behelst uiteraard niet enkel het onderdeel van de toegankelijkheid voor personen met een handicap. Dranouter en Sfinks ontvingen ook in 2007 een subsidie van elk 120.000 euro voor onder meer deze bijzondere maatregelen.
Veelal, en dan kom ik meteen tot de vraag van mevrouw Stevens, werden de opgesomde initiatieven gerealiseerd in samenwerking met vzw Intro. Die organisatie heeft als basisdoelstelling het toegankelijk maken van evenementen, voorstellingen, manifestaties enzovoort voor mensen met een auditieve, fysieke, visuele of verstandelijke handicap, en voor mensen met autisme. Hiervoor verleent Intro advies op maat aan de organisatie, en biedt ze ondersteuning bij de praktische opbouw van een evenement. Binnen het Participatiedecreet voorzie ik in de mogelijkheid om organisaties met een specifieke expertise opdrachten toe te kennen om die knowhow voor het verenigingsleven in te zetten, opdat de slagkracht van het verenigingsleven erdoor groter zou worden. Ik specificeer die opdrachten in het uitvoeringsbesluit, onder meer door het ondersteunen van verenigingen in de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector om situaties van armoede en uitsluiting aan te pakken.
De expertise en knowhow die vzw Intro in huis heeft, blijkt noodzakelijk om de uitsluiting van personen met een handicap bij evenementen, voorstellingen en dergelijke in de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector van de baan te helpen. De organisatoren zelf beschikken niet over die expertise, Intro wel. Ik zal daarom nog in 2008 vanuit het Participatiedecreet hierover een overeenkomst afsluiten met vzw Intro, om de expertise van die vereniging te ontsluiten en organisaties uit de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector te ondersteunen. In die zin wordt Intro een expertisecentrum voor cultuur, jeugdwerk en sport op dat terrein. De vereniging zal als dusdanig dan ook worden erkend en ondersteund.
Mevrouw Claes, uw volgende drie vragen zal ik samen behandelen. U gaat in op de mogelijkheid om concrete passen, zoals de Eurecard en de begeleiderspas, te introduceren in Vlaanderen, en om een Vlaamse culturele pas voor personen met een handicap te realiseren. U zei ook dat een ´geïntegreerde pas´ mogelijk zou zijn via een convenant met, bijvoorbeeld, de provinciebesturen. De vraag naar een Vlaamse cultuurpas of Vlaamse vrijetijdspas is in deze commissie de afgelopen jaren al meermaals gesteld. Het gaat daarbij meer bepaald over de groep mensen voor wie de financiële drempel de eerste belemmering vormt voor hun vrijetijdsparticipatie, namelijk mensen in armoede. Zij zijn al lang vragende partij naar een algemene kortingskaart in Vlaanderen voor iedereen, zodat er geen ´stigmatiserende´ passen meer zouden moeten bestaan die hen aan de kassa het stigma bezorgt ´arm´ te zijn. Op deze vrijetijdspas zou dan voor elke burger zijn of haar korting opgenomen zijn. De kortingen zouden gelden voor jongeren, voor mensen in armoede, voor gezinnen, voor personen met een handicap, voor ouderen enzovoort, al dan niet gecumuleerd.
De vraag naar een kortingpas, die ruimer is dan een culturele pas én ruimer dan voor één bepaalde doelgroep, is er dus al enige tijd en is door de Vlaamse Regering opgepikt. In het regeerakkoord engageert de Vlaamse Regering zich namelijk tot het onderzoeken van de mogelijkheden om een dergelijke algemene vrijetijdspas te realiseren. De voorbije jaren zijn in de veelvuldige bilaterale contacten met de federale overheid, aan de hand van simulaties binnen mijn administratie en in overlegmomenten met verschillende doelgroepen, de praktische knelpunten en financiële implicaties van een dergelijk een systeem op tafel gelegd. CultuurNet Vlaanderen publiceerde hierover een dossier.
Ook zijn een aantal steden en gemeenten gestart met proefprojecten. Zo heeft de stad Antwerpen een onderzoekstraject uitgevoerd en ontwikkelde de Nederlandse gemeente Ede een concept voor een vrijetijdskaart. Er is dus al wat materiaal voorhanden onder de vorm van mini-onderzoekjes, proefprojecten en oplijstingen van verwachtingen. Ik heb daarom een opdracht uitgeschreven om op basis van dit materiaal en de bestaande expertise een verkenning te houden naar de mogelijkheden van een kortingskaart.
Meer concreet omvat dit onderzoek vijf opdrachten, te beginnen met een algemene kosten-batenanalyse van een kortingkaart, met aandacht voor de technische, financiële, organisatorische en maatschappelijke aspecten. Tot nu zei men dat dit technisch niet kon. Er wordt echter met rasse schreden vooruitgang geboekt. Ik wil met alles klaar zijn op het moment dat de laatste technische hindernis uit de weg is geruimd. Daarnaast moet er een kritisch onderzoek gevoerd worden in verband met recente initiatieven, zoals in Ede, met de sterktes en zwaktes van de systemen. Ook moet onderzocht worden of bestaande kaarten - de identiteitskaart, de SIS-kaart - als drager kunnen fungeren. In dit kader moet worden nagegaan welke andere overheden betrokken partij zijn bij de verdere uitwerking. Er moet ook worden onderzocht hoe bepaalde persoonsgegevens op de chip kunnen worden aangebracht om recht te hebben op eventuele kortingen en de wijze waarop dit - met respect voor de privacy - ook concreet bij kortingenbieders kan worden toegepast. Ten slotte moet worden nagegaan welke instantie - en in eerste instantie is dat het OCMW - bij het aanbrengen van deze gegevens kan worden ingeschakeld. Het onderzoek zelf wordt op dit moment afgerond en de onderzoeksresultaten zullen me nog dit najaar bereiken. Op basis van deze gegevens en in overleg met de betrokken organisaties en vertegenwoordigers uit sectoren zullen we een duidelijk plaatje kunnen uittekenen van de mogelijkheden en vereisten om de vrijetijdspas effectief te realiseren. Ik verwacht de resultaten voor het einde van het jaar. Het is mijn uitdrukkelijke bedoeling om in het begin van volgend jaar een duidelijk plan voor te leggen.
Mevrouw Claes, met mijn laatste antwoord wil ik ook aangeven hoe het zit met het convenant. Indien we erin slagen om met een dergelijke kortingkaart van te start te gaan, dan is het niet nodig convenants af te sluiten met de verschillende provincies. We hebben dan te maken me een geïntegreerd project.
De voorzitter: Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik hoop alleszins dat het onderzoek van dit najaar inderdaad zal leiden tot de implementatie van het systeem. Niet alleen personen met een handicap, maar ook andere doelgroepen hebben heel wat problemen met de financiële consequenties van de participatie aan cultuur- en sportmanifestaties. U geeft in uw antwoord ook al aan er voor een allesomvattend voorstel heel wat tijd nodig is. Indien het niet zo vlot loopt en het systeem volgend jaar niet geïntroduceerd kan worden, kan er misschien toch met convenants worden gewerkt.
Minister Bert Anciaux: Ik zal zeker rekening houden met uw suggestie.
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord en uw wil om een inspanning te leveren om vzw Intro te valoriseren, te erkennen en de kans te geven om hun expertise in de culturele en andere sectoren verder uit te bouwen. Ik zal het dossier zeker blijven opvolgen.
De voorzitter: Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes: Ik zou nog even willen ingaan op de begeleiderspas. Ik weet niet of die in het onderzoek mee is opgenomen. Het gaat toch wel om een specifieke zaak voor mensen die een begeleider nodig hebben voor bepaalde activiteiten. Gisteren had ik het toevallig nog met mevrouw Stevens over de uitzending ´De Grens Voorbij´. Men ziet daar heel duidelijk dat de man die gehoorgestoord is het heel moeilijk heeft om in die groep mee te participeren omdat hij geen tolk kan meenemen. Dat toont toch wel aan dat die begeleider echt noodzakelijk is om mee te doen aan, in dit geval, sport- of cultuuractiviteiten. Mijnheer de minister, kunt u voor de vuist zeggen of ook de specificiteit van die begeleiders mee is opgenomen in het onderzoek? Indien niet, zou dat nog kunnen gebeuren?
Minister Bert Anciaux: Eerst en vooral moet ik u zeggen dat ik het niet eens ben met uw uitgangspunt. De man in kwestie draait naar mijn gevoel erg goed mee in de groep. Hij speelt zelfs een onvoorstelbaar belangrijke rol.
Mevrouw Sonja Claes: Hij heeft het wel moeilijk.
Minister Bert Anciaux: Dat klopt, maar ik ben van mening dat hij op een onvoorstelbaar positieve manier meedraait in die groep. Ik neem aan dat dat niet wordt betwist.
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Mijnheer de minister, ik ben het er volledig mee eens dat de persoon in kwestie - zijn naam is Jef - goed meedraait in die groep omdat de groep zijn fysieke kracht kan gebruiken. We moeten echter niet alleen kijken naar het fysieke aspect. Het is ook belangrijk dat hij wordt betrokken bij de sociale communicatie. Ik twijfel er niet aan dat die groep een inspanning levert om Jef te betrekken bij de activiteiten. Feit is wel dat die persoon doof is en de anderen niet. Ik heb hetzelfde probleem. In een groep kan ik niet volgen, punt aan de lijn. Ik wil wel liplezen, maar het gaat niet. Dat is juist het probleem en ook zijn frustratie. Voor de groep geldt dat trouwens ook.
Wat we op televisie ook niet zien, is wat er gebeurt als de camera´s stoppen met draaien. ´s Avonds is er bijvoorbeeld een kampvuur. Ik heb dat zelf ook ervaren toen ik vroeger mee op kamp ging met de KSA. Ik haatte die activiteit rond het kampvuur omdat het volledig donker was. Voor horenden was het gezellig, maar ik kon in het donker niet liplezen. Ik weet toevallig dat Jef tijdens de opname van dat programma altijd vroeg naar bed ging. ´s Ochtends stond hij altijd fris op terwijl de anderen uitgeput waren omdat ze nog lang hadden nagepraat bij het kampvuur.
Dat sociale aspect, het gewoon genieten, is ook belangrijk. Hij heeft zelf gezegd dat het de moeilijkste tijd van zijn leven was. Gedurende drie weken kon hij ook niet weg, hij zat daar vast. Hij moest samenleven in groep en begreep de mensen niet.
Ik begrijp niet waarom het productieteam hem niet de kans heeft gegeven een tolk mee te nemen. Tegen een rolstoelgebruiker wordt toch ook niet gezegd dat hij mee mag maar dat hij zijn rolstoel thuis moet laten! Hetzelfde geldt voor iemand die met krukken gaat of een prothese heeft.
Een tolk is een mens, maar ook een ´hulpmiddel´ om iemand te laten participeren in een groep. Waarom wordt dan gezegd dat de tolk niet mee mag? Ik weet dat die groep een psycholoog en een dokter heeft meegenomen. De begeleider kan perfect op de achtergrond blijven, en hoeft niet mee in beeld te worden gebracht.
Het programma is mooi in beeld gebracht. Toch wil ik er enige kanttekeningen bij plaatsen. We moeten het ook niet al te rooskleurig voorstellen.
Minister Bert Anciaux: Binnen de mogelijkheden van een dergelijke vrijetijdskaart moet een begeleider een vrijkaart kunnen krijgen. Dat lijkt me niet zo´n groot probleem. Ik ga ervan uit dat het probleem van de begeleider mee in het onderzoek wordt opgenomen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.