Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 02/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Jan Penris tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 10 juli 2008 op de proefperiode voor nieuwe sociale huurders en op de leefbaarheid in de sociale huisvesting in het algemeen
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Dua tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 10 juli 2008 over de Vlaamse Wooncode
De heer Jan Penris: Collega's, met de aanpassingen aan de Vlaamse Wooncode in 2006 werd een proefperiode van twee jaar ingevoerd voor nieuwe sociale huurders. Dat was het fameuze artikel 92, paragraaf 1, eerste lid, punt drie en punt zes. De proefperiode werd door de minister voorgesteld als dé maatregel bij uitstek die de leefbaarheid in de sociale wooncomplexen zou herstellen. Het was ook een van de redenen waarom mijn fractie niet afkerig stond tegenover de wijzigingen die de minister in de Vlaamse Wooncode wenste aan te brengen.
In de nota 'Hoofdlijnen van het nieuwe kaderbesluit voor de sociale huur' stelde de minister: "Een aantal huurders komt momenteel de opgelegde verplichtingen te weinig na. Dergelijke huurders kunnen de leefbaarheid in het lokale huisvestingsproject ernstig hypothekeren. Het huidige huurregime zoals tot op heden uitgewerkt, kent te weinig instrumenten om dit aan te pakken. Daarom is de proefperiode in de Vlaamse Wooncode als bijkomend instrument opgenomen."
Een negatieve evaluatie van een sociale huurder gedurende deze proefperiode door de huisvestingsmaatschappij kon aanleiding geven tot een beëindiging van de huurovereenkomst. De belangrijkste nieuwigheid bestond erin dat de regeling van de proefperiode in feite neerkwam op een ontbindende voorwaarde die een buitengerechtelijke beëindiging van het huurcontract mogelijk maakte. De bepaling week af van het gemene recht, in casu artikel 1762bis van het Burgerlijk Wetboek, dat een tussenkomst van de rechter vraagt voor een ontbinding van het huurcontract.
Collega's die op de studiedag in Gent aanwezig waren, waar de nieuwe wooncode al werd besnuffeld, zullen zich herinneren dat een aantal vrederechters in de zaal ernstig voorbehoud maakten, meer bepaald tegen dat artikel. Ze kondigden aan dat ze juridische stappen zouden zetten om dit teniet te doen. Ze hebben jammer genoeg gelijk gekregen.
Op 10 juli oordeelde het Grondwettelijk Hof dat: "de mogelijkheid om een uitdrukkelijk ontbindend beding op te nemen in de huurovereenkomst, in het nadeel van de huurders, niet redelijk verantwoord is ten opzichte van het recht op een behoorlijke huisvesting zoals gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet". Het hof vernietigde artikel 92, paragraaf 1, eerste lid, punt zes, van de Vlaamse Wooncode en de passages van artikel 92, paragraaf 1, eerste lid, punt drie, die betrekking hebben op de ontbindende voorwaarde.
Mijnheer de minister, erkent u dat het arrest van het Grondwettelijk Hof het Vlaamse leefbaarheidsbeleid in de sociale huisvesting in het gedrang brengt?
Heeft de proefperiode nog enigerlei juridische waarde nu alle bepalingen met betrekking tot de ontbindende voorwaarde door het Grondwettelijk Hof werden vernietigd?
Zult u de bepalingen van de Wooncode en het kaderbesluit sociale huur met betrekking tot de proefperiode herwerken? Zo ja, op welke manier?
Welke nieuwe initiatieven zult u nemen en welke nieuwe instrumenten zult u ontwikkelen om het probleem van de aangetaste leefbaarheid in de sociale huisvesting alsnog aan te pakken?
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Ik neem aan dat mevrouw Dua een gelijksoortige vraag zal stellen. Het arrest is het arrest. We hebben dat allemaal kunnen lezen. Inzake de taalbereidheid waren wij enorm blij met het arrest. We hebben nadien nog eens de uitleg gekregen van een voormalig parlementslid over de voorbereiding van het rapport. We moeten de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof over de twee artikels rond de proefperiode bij een volgende aanpassing verwerken in de Wooncode. We moeten daar rekening mee houden, daar is het hof heel duidelijk over. Daar bestaat wat ons betreft geen discussie over.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Dat arrest is heel positief voor Vlaanderen. Laat dat duidelijk zijn. Het waren niet alleen Franstaligen, ook Vlamingen hadden bezwaar aangetekend.
Mevrouw Veerle Heeren: Onder andere het VOB.
Minister Marino Keulen: Inderdaad. Die hebben dat absoluut niet als een positief arrest ervaren.
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de arresten van het Grondwettelijk Hof na de klachten van de Liga voor Mensenrechten en het Vlaams Overleg Bewonersbelangen (VOB). Zij dienden een verzoek tot vernietiging in tegen sommige bepalingen van de nieuwe Vlaamse Wooncode - dat ging vooral over de sociale huur. De motivatie - en dat wil ik hier toch nog eens beklemtonen - was dat de nieuwe socialehuurreglementering een aantal basisrechten van sociale huurders en kandidaat-huurders sterk afzwakt.
Er is een uitspraak. Uit het arrest blijkt dat het Grondwettelijk Hof het standpunt van de huurdersbonden en de SVK's niet in alles is gevolgd, maar wel voor een aantal zeer belangrijke principes. Het Grondwettelijk Hof aanvaardt dat wie Nederlandsonkundig is, inspanningen moet doen om de taal te leren - niet te kennen - en wie nieuwkomer is in Vlaanderen het inburgeringstraject moet volgen als voorwaarde voor de toegang tot een sociale huurwoning. Maar, en dit is belangrijk, het hof heeft de mogelijkheid om de proefduur te ontbinden zonder voorafgaande toetsing door een onpartijdige rechter vernietigd. Het hof oordeelt dat een dergelijke afbreuk van het niveau van rechtsbescherming voor de sociale huurders ongrondwettelijk is. Dat is een historisch ontzettend belangrijke uitspraak.
Het hof preciseert dat het niet volstaat dat de huurder weigert om het Nederlands te leren of het inburgeringstraject te volgen om de huurovereenkomst te kunnen ontbinden op grond van een contractuele fout van de sociale huurder. Volgens het hof is enkel de rechter bevoegd om de ernst van de inbreuk op deze verplichtingen te beoordelen. De boodschap is dus dat geval per geval door de rechter vastgesteld moet worden of er werkelijk sprake is van ernstige hinder en reële aantasting van de leefbaarheid zodat dit de ontbinding kan rechtvaardigen én of dit het gevolg is van deze tekortkomingen. Ik ben geen jurist, maar volgens mij heet zoiets een zware bewijslast. Dit betekent dat het Grondwettelijk Hof de achteruitgang van het beschermingsniveau van de sociale huurder dermate zwaarwichtig vond dat het niet verzoenbaar is met het grondwettelijk gewaarborgd recht op wonen waaraan de wetgever uitvoering moet geven.
Ik zal niet ingaan op de taalfaciliteiten in de gemeenten, ik vermoed dat de vorige spreker dat al gedaan heeft.
Als het Grondwettelijk Hof een decreet op twee punten vernietigt wegens ongrondwettelijk en het decreet op nog twee andere punten qua interpretatie grondig bijstuurt, dan kan men moeilijk beweren dat het hof geen bezwaren ten gronde heeft. Dat een sociale huisvestingsmaatschappij of andere sociale verhuurder niet langer buiten de rechter om én op eenzijdige beslissing de sociale huurovereenkomst kan ontbinden, is voor de sector van de sociale huisvesting een hele geruststelling. Dit is een ethisch belangrijke uitspraak. Wie dit wel een detail vindt, heeft maar weinig op met de rechten van sociale huurders, hun woonzekerheid en hun recht op een volwaardige toetsing door een onpartijdige rechter.
Op het moment van de uitspraak was alles nogal gefocust op dat ene principe, maar als we alles goed lezen, is er volgens mij weinig reden tot triomfalisme. Integendeel. Dat is heel weinig in de pers aan bod gekomen door alle communautaire commotie. Het is een uitspraak ten gronde over de interpretatie van iets wat in onze Grondwet staat en misschien - dat zeg ik er tussen haakjes bij - moet de uitspraak goed worden bestudeerd op het moment dat Vlaanderen een eigen Huurdecreet zal opmaken. Het betekent dat als de rechten van de privéhuurder op een of andere manier zouden worden aangetast, het Grondwettelijk Hof dan een gelijkaardige uitspraak zou kunnen doen en dat er dan veel belang aan de rechten van de huurder worden gehecht. Voor mij is het een heel belangrijke uitspraak, waar u dan ook gevolg aan zult moeten geven.
Welke interpretatie geeft u aan dit arrest en wat zijn de concrete gevolgen voor de toepassing van de Vlaamse Wooncode?
Op welke manier zal dit decretale gevolgen hebben? Hoe hebt u met de sociale verhuurmaatschappijen gecommuniceerd over de praktische toepassing van de bepalingen als gevolgd van dit arrest?
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mevrouw Dua, ik denk dat u de enige bent die het zo verwoordt. De Liga voor de Rechten van de Mens en het VOB gingen ervan uit dat de Wooncode vernietigd zou worden door het Grondwettelijk Hof. Maar het is een heel positief arrest geworden. Franstalig België, maar ook organisaties in Vlaanderen namen termen als racisme in de mond. Maar het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat dit absoluut zo niet is. Er is niets mis met taalbereidheid, inburgering, het koppelen van sociale grondrechten aan verplichtingen. Er is een duidelijke parallel tussen het arrest van het Grondwettelijk Hof en het advies van de Raad van State. Belangrijk is ook dat er in het Grondwettelijk Hof ook Franstalige rechters zetelen die oordelen door een juridische bril en die zeggen dat er geen fundamentele grondrechten geschonden worden.
In uw schriftelijke vraag verwijst u naar de faciliteiten. Ik heb nooit gezegd dat we die wetgeving op de helling zouden zetten. We hebben ze altijd toegepast. Ik ben een legalist. De aanpassingen die moeten worden doorgevoerd, worden doorgevoerd. De sector is daar al van op de hoogte.
In de eerste plaats ben ik blij dat het Grondwettelijk Hof de taalbereidheidsvereiste bevestigd heeft. Het Grondwettelijk Hof is een Belgisch hof. Men heeft het decreet bevestigd met Belgische wetten, Vlaamse decreten en Europese regelgeving in het achterhoofd. Dat is belangrijk.
De verplichting om bereid te zijn het Nederlands te leren, hypothekeert het recht op een behoorlijke huisvesting niet. Het opleggen van de taalbereidheidsvereiste is dan ook geen schending van artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Daar was het eigenlijk allemaal om te doen. Een aantal instanties dachten dat het daar al op zou sneuvelen. Ze waren absoluut niet blij met de zogenaamde 'overwinning' waarover u spreekt. Ik heb het over het VOB en de Liga voor de Rechten van de Mens.
Deze artikelen bevatten het discriminatieverbod en de gelijke behandeling van alle rechtsonderhorigen. Daar was het mij ook om te doen. Ik ben een legalist en ik probeer dat ook in mijn beleid te introduceren.
Er wordt zelfs gesteld dat de context van sociale verhuring algemene maatregelen kan vereisen om het recht op behoorlijke huisvesting te waarborgen. Zo rechtvaardigen de noodzaak om de leefbaarheid en de communicatie binnen de wooncomplexen te waarborgen, het opleggen van individuele vereisten.
Het Hof heeft wel de beleidskeuze om een uitdrukkelijk ontbindend beding op te nemen in de huurovereenkomst niet gevolgd. Het hof oordeelde dat een uitdrukkelijk ontbindend beding in de huurovereenkomst niet redelijk verantwoord is ten opzichte van het recht op een behoorlijke huisvesting. Het Hof heeft dan ook deze bepalingen uit de Vlaamse Wooncode vernietigd. De vernietiging heeft tot gevolg dat de verhuurder niet meer gemachtigd is om zonder tussenkomst van een rechter tijdens of tegen het einde van de proefperiode de huurovereenkomst te ontbinden bij negatieve evaluatie van de huurder. De proefperiode moet dus blijvend gezien worden als een periode waarin de huurder geëvalueerd, nauwgezet opgevolgd en eventueel bijgestuurd kan worden. Maar de ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder vergt steeds een rechterlijke beslissing. Het kan wel zijn dan men opzegt en dat de huurder daar automatisch gevolg aan geeft, dan komt de rechter er natuurlijk niet aan te pas.
Tot slot wens ik nog te benadrukken dat ik de taalfaciliteiten nooit in vraag heb gesteld. Dit getuigt artikel 92 van de Vlaamse Wooncode ten zevende: "Voor zover de huurder een sociale woning, gelegen in een rand- of taalgrensgemeente zoals vermeld in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, betrekt zonder afbreuk te doen aan de taalfaciliteiten, de bereidheid tonen om Nederlands aan te leren…" enzovoort.
Het is duidelijk dat het arrest van het Grondwettelijk Hof gevolgd dient te worden. Het hof heeft een aantal bepalingen in het decreet houdende de Vlaamse Wooncode vernietigd. De decreetgever hoeft dit niet te bevestigen door een regelgevend initiatief. Er dringt zich dus geen decreetswijziging op. Het socialehuurbesluit dat uitvoering geeft aan de vernietigde bepalingen, zal moeten worden aangepast. Mijn administratie werkt momenteel de nodige voorstellen uit. Er zal binnenkort een wijzigend besluit worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering voor principiële goedkeuring. Er zal ook worden bepaald dat de rechtsorde retroactief wordt hersteld. Dit is een noodzakelijke voorwaarde die volgt uit het arrest. Het betreft in hoofdzaak artikel 32 van het socialehuurbesluit dat de proefperiode regelt en dat herschreven zal moeten worden in de geest van het arrest van het hof. In artikel 30 zal de verhaalmogelijkheid tegen de beslissing om de huurovereenkomst te ontbinden ook geschrapt worden, aangezien dat zonder voorwerp is geworden. In ieder geval kunnen ze bij gebrek aan decretale grondslag geen uitvoering meer hebben sinds het arrest van 10 juli 2008. Verder wil ik er toch ook op wijzen dat het probleem zich in de praktijk niet heeft voorgedaan, aangezien de uitdrukkelijke ontbinding alleen mogelijk was op het einde van de proefperiode die twee jaar duurde.
De sociale verhuurders werden via de geëigende infokanalen - Woonnet, de VVSG, het VOB, het Vlaams Woningfonds - op de hoogte gebracht. Mijn administratie heeft een duidende tekst opgemaakt en verspreid. Dit is ook nodig om de sociale verhuurders toe te laten hun werking aan te passen.
Mijnheer de voorzitter, ik ben het niet met u eens dat het arrest van het Grondwettelijk Hof de leefbaarheid in de sociale huisvesting in het gedrang zal brengen. Het hof oordeelde inderdaad wel dat een uitdrukkelijk ontbindend beding in de huurovereenkomst te veel in het nadeel is van de sociale huurders. Een ontbindend beding kan niet redelijk verantwoord worden ten opzichte van het recht op een behoorlijke huisvesting. Maar dit betekent niet dat er voor de verhuurder geen instrumenten overblijven om de leefbaarheid te waarborgen. Ook het hof stelde uitdrukkelijk dat de verhuurder over voldoende andere middelen beschikt om op te treden tegen huurders die weigeren hun verplichtingen na te komen: Zo kan volgens artikel 102bis van de Vlaamse Wooncode een administratieve geldboete worden opgelegd als de huurder zijn verplichtingen niet nakomt. Dat gebeurt door de toezichthouder. Ook kan volgens artikel 98 steeds de huurovereenkomst beëindigd worden bij blijvende of ernstige tekortkomingen aan de huurdersverplichtingen. Daarnaast kan nog steeds de huurovereenkomst in toepassing van het gemeen recht door de vrederechter worden ontbonden.
Het Grondwettelijk Hof heeft enkel gesteld dat steeds een rechterlijke beslissing nodig is als men wil overgaan tot een ontbinding van de huurovereenkomst. Stellen dat het Vlaamse leefbaarheidsbeleid door dit arrest nu in het gedrang komt, is niet correct. Integendeel, in het nieuwe socialehuurbesluit worden net diverse maatregelen en instrumenten aangeboden. Zo is er de mogelijkheid voor de gemeenten om afwijkende toewijzingsregels op te stellen in een eigen gemeentelijk toewijzingsreglement. Hiermee kan men de bedreigde of verstoorde leefbaarheid in bepaalde complexen of wijken het hoofd bieden.
In de nieuwe wetgeving rond de financiering (NFS2) worden ook de werking van een sociale dienst en de aanstelling van conciërges in grote appartementsgebouwen als genormeerde kosten ingebracht. Er is budgettaire ruimte voor een halftijdse maatschappelijke assistent per 500 huishoudens. De sociale dienst dient hierbij binnen een afgebakend takenpakket ondersteuning te bieden aan de huurders inzake wonen en huren. Vanuit het gewestelijke woonbeleid wordt de sociale verhuurder dus voldoende ruimte geboden om eigen lokaal maatwerk te kunnen leveren. Zo wordt het dus mogelijk om eventuele problemen tijdig op te sporen en aan te pakken.
Mijnheer Penris, uw tweede vraag gaat in op de juridische waarde van de proefperiode na het arrest van het Grondwettelijk Hof. Dat is een pertinente vraag. Dan richt ik me ook tot mevrouw Dua. De proefperiode moet worden gezien als een periode waarin de huurder wordt geëvalueerd, intens gevolgd en eventueel bijgestuurd. Dat wordt ook zo opgenomen in de huurovereenkomst van de huurder. Als op het einde van de proefperiode blijkt dat de huurder ernstig te kort komt wat zijn huurdersverplichtingen betreft, kan de verhuurder de huurovereenkomst ontbinden, weliswaar via de rechter.
Bovendien zal tegen het einde van de proefperiode de verplichting van taal- en inburgeringsbereidheid worden getoetst. In die zin is het ook heel belangrijk dat ze blijft bestaan. Het uitsluitend niet voldoen aan die verplichting kan niet leiden tot de ontbinding van de huurovereenkomst door de rechter, maar wel tot een administratieve geldboete. Dat wordt geregeld in artikel 102bis, paragraaf 3 van de Vlaamse Wooncode. De proefperiode kan dan ook worden beschouwd als een soort inloopperiode waarin de huurder extra wordt gevolgd en begeleid. De proefperiode blijft juridisch een zinvol instrument, onder meer voor de uiteindelijke toetsing van de taalbereidheids- en inburgeringsvereiste.
Met betrekking tot de vraag naar nieuwe initiatieven, wil ik benadrukken dat dit momenteel niet aan de orde is. In het nieuwe socialehuurbesluit en de Vlaamse Wooncode wordt een vrijwel volledig nieuwe set van maatregelen aangereikt. Die nieuwe instrumenten moeten op het terrein hun doorwerking vinden. De sociale verhuurders moeten de ruimte en de tijd krijgen om die nieuwe instrumenten te integreren in hun werking. Ik denk hierbij onder meer aan de mogelijkheid om een lokaal toewijzingsreglement uit te werken, het volgen en begeleiden van huurders tijdens de proefperiode, het voort uitbouwen van een begeleidingsdienst, wat - zoals ik al meermaals heb gezegd in mijn antwoord - ook als een genormeerde kost in de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen kan worden ingebracht. Daarom overweeg ik geen nieuwe initiatieven of nieuwe instrumenten.
De heer Jan Penris: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk ook dat u na dat arrest politiek en juridisch enigszins gebonden bent. Staan we helemaal bloot? Ik denk het niet. U wijst er terecht op dat we de instrumenten van de geldboete en de gemeenrechtelijke beëindiging hebben. We houden het instrument van de gedwongen ontbinding, maar dan onder toezicht van de vrederechter. We zullen aan lokaal maatwerk kunnen doen en zullen allerlei begeleidende maatregelen kunnen nemen in die proefperiode.
We hadden echter natuurlijk meer gewild en verwacht, net omdat we weten dat, wanneer het kritiek wordt, de vrederechters in dit land vaak al te gemakkelijk de zijde van de - zelfs asociale - sociale huurder kiezen. Onze bekommernis betrof de leefbaarheid in bepaalde wooncomplexen. De door uw genomen maatregel was ingegeven door de beste bedoelingen. U had niet de bedoeling een grondwettelijk recht of een mensenrecht te schenden, maar de leefbaarheid in een aantal complexen te verbeteren. Ik ben jurist en democraat genoeg om me neer te leggen bij een beslissing van het hoogste rechtscollege in dit land, maar het moet me van het hart dat ik die rechters in Gent op een bijna ideologische manier net die artikelen onder vuur heb horen nemen. Ik ben dus niet gerust in de afloop. Ik weet dat sommige vrederechters in ons land een heel uitgesproken ideologie hebben. Net nu zijn we een instrument kwijt om die ideologisch gekleurde rechters te omzeilen. Ik leg me erbij neer, maar vrees dat we in de toekomst toch nog wat moeilijkheden zullen zien.
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer Penris, eerst en vooral neem ik akte van uw vrij krasse uitspraak over het functioneren van de rechterlijke macht. Eerlijk gezegd vind ik het zeer ongepast dat u, als lid van een parlement, van een controlerend, wetgevend orgaan, en zeker als voorzitter van de commissie, dergelijke uitspraken doet over het functioneren van het gerecht wat de inhoud van de uitspraak betreft. Het parlement kan zeggen dat de rechterlijke macht beter moet functioneren in het afhandelen van dossiers, maar u doet uitspraken over de intenties van rechters die ik compleet ongepast vind. Maar goed, mijn opmerkingen over uw opmerkingen zullen, net als uw opmerkingen, gewoon worden genoteerd in het verslag, maar dat wilde ik toch even kwijt.
Mijnheer de minister, u hebt eigenlijk het antwoord gegeven waarop ik had gehoopt en dat ik ook had verwacht. Er is een uitspraak van het Grondwettelijk Hof. U moet die volgen. Het is dus juist dat u het socialehuurbesluit zult moeten aanpassen.
In tegenstelling tot de heer Penris denk ik dat het een ongelooflijk belangrijke uitspraak is. U weet dat ik twee opmerkingen had bij alles wat er is gebeurd. Er was de vermenging van het inburgeringsbeleid en het huisvestingsbeleid, maar daarnaast vond ik ook dat we moesten oppassen met die proefperiodes en het zomaar opzeggen van huur, daar dat een aantasting van de rechten van de sociale huurder is. De rechterlijke macht heeft gemeend die kritiek te moeten onderschrijven. Ik ben dus toch wel blij dat dit eruit is. Zo zullen de rechten van de sociale huurder beter worden gegarandeerd. U hebt dus geantwoord wat ik had willen horen. We kijken uit naar uw nieuwe socialehuurbesluit dat er zal komen.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mijnheer de minister, ik heb daarnet al gereageerd. Ik vind het de evidentie zelf dat, als het Grondwettelijk Hof een gefundeerde uitspraak doet, we daar als wetgevende en uitvoerende macht rekening mee houden en het ook omzetten in regelgeving.
Mevrouw Dua, u hebt het altijd over de rechten van huurders. Ik ben daar een groot pleitbezorger van, maar sociale huurders hebben ook plichten. Ook ik was een groot voorstander van de proefperiode. Heel algemeen gesproken zijn er vaak ook misbruiken. Mensen moeten leren dat ze in hun leven eerst hun huur moeten betalen, en dan de rest. Ik geef maar een voorbeeld. Het idee van de proefperiode was er gekomen tegen de misbruiken in sociale woonwijken die er in Vlaanderen zijn. Het zijn er weinig, maar ze bestaan. Soms zorgt dat ervoor dat wijken worden geterroriseerd door een heel klein aantal mensen, een heel specifieke groep die er soms voor zorgt dat wijken onleefbaar worden. We dachten dat de proefperiode een instrument kon zijn. Goed, ik ben een democraat, en we schikken ons naar de uitspraken van het Grondwettelijk Hof. De minister heeft aangegeven dat we nog andere instrumenten hebben.
Mijnheer Penris, wat uw uitspraken over de vrederechters betreft, dat is alleszins niet de mening van onze fractie. We hebben daar een veel genuanceerder beeld over. Onze ervaring leert ons dat vrederechters toch ook vaak proberen in moeilijke situaties een evenwichtige uitspraak te doen, maar ik heb natuurlijk geen zicht op alle uitspraken van alle vrederechters in Vlaanderen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.