Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 02/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, en tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de stand van zaken op het vlak van de ontwikkeling van brownfields
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de minister, ik had mijn vraag zowel aan u als aan minister Crevits gesteld omdat ik denk dat het om een gedeelde bevoegdheid gaat.
In een persmededeling van 18 juli 2008 kondigde u aan dat er onderhandelingen opgestart zouden worden met de partners achter 42 brownfielddossiers. Dat is een goede zaak want de herontwikkeling van verwaarloosde of onderbenutte terreinen kan tegemoetkomen aan de nood voor bijkomend ruimte om te wonen of te ondernemen zonder dat nieuwe greenfields veelal in de open ruimte moeten worden aangesneden. Bovendien voorkomt een spoedige sanering van vervuilde terreinen een verdere verspreiding van de verontreiniging met bijhorende extra risico's voor mens en milieu en een grotere saneringsfactuur achteraf.
Mijnheer de minister, u vermeldde in dat bericht ook dat de eerste brownfieldconvenanten mogelijk nog voor het einde van dit jaar zouden worden afgesloten. Het afsluiten van brownfieldconvenanten tussen de Vlaamse Regering en private en/of publieke partners is mogelijk door het decreet van 30 maart 2007 betreffende brownfieldconvenanten. De convenanten die gesloten kunnen worden tussen de Vlaamse overheid, regionale en lokale besturen en private partners, hebben tot doel om investeerders aan te trekken en complexe brownfielddossiers te vereenvoudigen door het verschaffen van administratieve, juridische en financiële faciliteiten aan brownfieldprojecten die het voorwerp uitmaken van een convenant. Het gaan dan over één loket om de aanvragen in te dienen, dakpanconstructies om ervoor te zorgen dat de verschillende overheidsbeslissingen elkaar als in een ketting netjes opvolgen enzovoort.
In het decreet is verder ook opgenomen dat de Vlaamse Regering nog voor het verstrijken van 2007 een visienota zou vaststellen die zou moeten worden opgemaakt door de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), voor de verdere ontwikkeling van het beleid inzake brownfields. Die visienota moet onder meer een draaiboek omvatten voor de procesmatige aanpak van brownfieldprojecten, aangeven hoe het Vlaamse Gewest zijn kennis over de ligging en ontwikkelingsmogelijkheden van brownfields verder moet opbouwen, duidelijk maken hoe de Vlaamse overheid kan participeren in brownfieldconvenanten, welke flankerende beleidsmaatregelen kunnen worden genomen enzovoort.
Mijnheer de minister, vandaag, oktober 2008, is volgens mijn informatie deze visienota nog steeds niet beschikbaar. In het advies van de Milieu- en Natuurraad (Minaraad) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) werd nochtans het belang van zulke visienota benadrukt in het kader van de uitbouw van een Vlaams beleid inzake brownfieldontwikkeling. Beide adviesraden beklemtoonden dat het beleid inzake brownfieldontwikkeling niet louter bottom up tot stand kan komen, maar dat bijkomende maatregelen naast het afsluiten van brownfieldconvenanten nodig zijn. Er moet een preventief beleid gevoerd worden om veroudering en leegstand van bedrijventerreinen te voorkomen. In dat licht is een visienota dan ook van cruciaal belang.
Gelet op het groot maatschappelijk belang van de brownfieldontwikkeling, zowel voor onze economie als voor ons leefmilieu, wil ik u een aantal vragen stellen. Ik veronderstel dat u mede in naam van minister Crevits zult antwoorden.
Wat is de stand van zaken van de visienota? In welke mate is er intussen zicht op de ligging van de brownfields in Vlaanderen, de omvang van de aanwezige verontreiniging en de ontwikkelingsmogelijkheden? Welke taakafspraken werden er ondertussen gemaakt tussen de PMV en OVAM over de gezamenlijke aanpak van de sanering en de ontwikkeling van brownfields? We hebben een hele discussie gevoerd over regie, actoren enzovoort. Zo'n visienota zou moeten uitklaren welke taken door beide instanties worden opgenomen.
Hoe voorkomt men hierbij dat aan 'cherry picking' wordt gedaan waarbij systematisch de zwaar verontreinigde percelen die alleen tegen een economische minwaarde kunnen worden gesaneerd, naar OVAM worden doorgeschoven, die de dure, ambtshalve sanering op zich moet nemen, terwijl de lucratieve stukken door de private partners kunnen worden ontwikkeld?
Wat is het resultaat van de omgevingsanalyse voor het bodembeleid die OVAM liet uitvoeren? OVAM heeft een soort maatstafvergelijking gemaakt van het bodemsaneringsbeleid en brownfieldontwikkelingsbeleid in onze regio en in andere lidstaten. Welke lessen kunnen daaruit worden getrokken voor de brownfieldontwikkeling in Vlaanderen? Welke bijkomende flankerende instrumenten die in andere landen van toepassing zijn, kunnen worden ingevoerd om de brownfieldontwikkeling in Vlaanderen verder vooruit te helpen?
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de minister, mijn fractie heeft een paar jaar geleden een resolutie ingediend waarin we aandrongen op de versnelde ontwikkeling van de brownfields in Vlaanderen, net omdat we wilden voorkomen dat er al te veel nieuwe ruimte zou worden aangesneden voor de ontwikkeling van industriegebieden. Het Brownfielddecreet dat u in het leven hebt geroepen, mijnheer de minister, kreeg dan ook onze steun.
Ik heb een vraag over het eerste pilootproject, het project Willebroek-Noord. Daar blijken momenteel een aantal problemen te zijn. Het eerste provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) werd na een aantal klachten bij de Raad van State ingetrokken. Er werd een tweede PRUP uitgeschreven waarvan het openbaar onderzoek intussen ook afgelopen is. Waarom is er eigenlijk een nieuw PRUP uitgeschreven? Heeft het te maken met de langdurige klachtenbehandeling bij de Raad van State? Is het te wijten aan het ontbreken van een duidelijke visienota waar de heer Martens naar heeft verwezen? Zijn er tekortkomingen in het decreet die hebben geleid tot het intrekken van het eerste PRUP? In hoeverre werd er rekening gehouden met de eerste klachten die over het PRUP werden geventileerd?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mevrouw Van den Eynde, ik heb dat besluit ingetrokken omdat de provincie een vormfout had gemaakt in haar goedkeuringsprocedure. Het dossier was drie maanden in behandeling geweest terwijl dat niet langer dan twee maanden mag duren. We verloren sowieso voor de Raad van State omdat de provincie een fout had gemaakt. We hebben dan besloten dat het PRUP zo lang mogelijk van kracht moest blijven om op basis daarvan aanvragen in te dienen. Voor de uitspraak van de Raad van State heeft de provincie een plenaire vergadering samengeroepen. Voor die plenaire vergadering heb ik het besluit ingetrokken zodat het gerepareerd kon worden met een nieuw PRUP. De enige reden was dus een vormfout op het niveau van de provinciale administratie. De deputatie had dat niet gezien.
Mijnheer Martens, ik zal vooraf even een stand van zaken geven. Voor alle duidelijkheid, we zijn in dit dossier echt aan het pionieren. Ik ben heel enthousiast maar het is wel ongelofelijk moeilijk om tot resultaten te komen in dit dossier over de brownfields.
De eerste brownfieldaanpak en convenant avant la lettre is de Boelwerf in Temse, die intussen volledig vorm krijgt zoals was afgesproken met alle agentschappen en administraties op mijn kabinet. Dat is het modeldossier voor wat we nu proberen te doen met die andere brownfields.
Het Vlaams Agentschap Ondernemen of VLAO is belast met de uitbouw van een eenloketfunctie ten opzichte van de aanvragen voor en de informatie-uitwisseling over goedkeuringen, machtigingen, vergunningen en subsidies voor werken en handelingen in het kader van een brownfieldproject. Deze aanpak garandeert een structurele kennisopbouw binnen deze administratie zodat deze kennis op termijn kan worden verspreid en gevaloriseerd eens de eerste brownfieldprojectenfase afgelopen is, meer bepaald in december 2009.
De Vlaamse Regering heeft ook principieel ingestemd met de integratie van het Agentschap Economie en het Vlaams Agentschap Ondernemen tot het Agentschap Ondernemen tegen 1 januari 2009. Daarmee wordt ook een volledige kennisbundeling inzake de brownfields beoogd. Verder werd er een tijdelijke brownfieldcel ingesteld waarvan de werking in de tijd beperkt is tot 31 december 2009. Deze cel is belast met het onderzoek van de respectieve dossiers.
Het is de bedoeling om een aantal expertisedomeinen samen te brengen. Ik heb het dan over kennis van de ruimtelijke ordening, het milieubeleid, de milieuwetgeving en de bodemsanering; expertise op het vlak van ruimtelijke planning en ruimtelijke economie; inzicht in het Vlaamse beleid inzake duurzame ontwikkeling en innovatie; expertise op het vlak van projectontwikkeling; expertise inzake economie, economisch ondersteuningsbeleid en ondernemerschap; generieke competenties op het vlak van het bestuursrecht.
Om te vermijden dat de cel een aparte administratie zou gaan vormen, heeft de Vlaamse Regering op 20 maart 2008 beslist om de tijdelijke brownfieldcel samen te stellen uit een beperkt aantal experts met een generiek overzicht over de verschillende betrokken domeinen. Deze experts moeten dan naargelang het geval advies inwinnen bij de verschillende relevante onderdelen van de Vlaamse administratie. Ik heb onlangs nog van gedachten gewisseld met de voorzitter van die tijdelijke cel. We willen nu opnieuw de regering vatten met een concept waarbij die brownfieldcel een soort plenaire vergadering per brownfielddossier kan organiseren waarbij alle betrokken agentschappen en departementen aanwezig moeten zijn.
De brownfieldcel wordt om logische redenen structureel uitgebouwd in de schoot van het VLAO. Het is de bedoeling dat ook het Agentschap Ondernemen vanaf 1 januari 2009 een beetje afstapt van zijn klassiek werk zoals ik het in 1999 heb aangetroffen. Dat was voor 95 percent een subsidieagentschap. Het moet nu ook meer een sturend agentschap worden.
Verder werd ook bepaald dat de tijdelijke brownfieldcel zich kan laten bijstaan door de PMV omdat die intussen heel wat juridische expertise heeft opgebouwd inzake brownfieldontwikkeling. Samen met Vespa, het autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen, is zij heel nauw betrokken bij het dossier van Petroleum-Zuid. Het is de bedoeling dat er naargelang het dossier specifieke overeenkomsten worden gesloten tussen de regering, de PMV en het Agentschap Ondernemen.
In het Belgisch Staatsblad van 6 augustus 2007 werd de oproep gepubliceerd tot het indienen van aanvragen tot onderhandelingen over de totstandkoming van een brownfieldconvenant. De aanvragen moesten op 22 december 2007 ingediend zijn. Er zijn in totaal vijftig dossiers ingediend.
Met het oog op het voorbereiden van een advies voor de Vlaamse Regering heeft de brownfieldcel in haar zittingen van 4 juni 2008 en 16 juni 2008 de vijftig ingediende aanvraagdossiers getoetst op volledigheid, ontvankelijkheid en kennelijke gegrondheid. Onvolledige dossiers konden binnen een welbepaalde termijn geremedieerd worden.
De brownfieldcel heeft vervolgens op 10 juli 2008 de projectaanvragen finaal beoordeeld op hun gegrondheid en ontvankelijkheid. Daarbij werden 42 aanvraagdossiers als gegrond en ontvankelijk beoordeeld, 4 als onontvankelijk en 4 als ongegrond.
De Vlaamse Regering besliste op 18 juli 2008, dus de laatste ministerraad voor het zomerreces, dat de onderhandelingen voor de totstandkoming van een brownfieldconvenant voor de 42 gegrond en ontvankelijk verklaarde dossiers kunnen worden aangevat. Om een duidelijk zicht te krijgen van de vereiste inspanningen heeft de brownfieldcel nog een specifieke verkenningsronde gelopen met de projectindieners. Dus de 42 projecten hebben zich nog eens individueel aangemeld bij de cel. Hierover verwachten we op dit ogenblik een definitief verslag. Ondertussen werd door minister Ceysens de opdracht gegeven aan het agentschap om na te gaan hoe het verdere verloop kan worden georganiseerd. Ik neem aan dat daarvoor een bijkomende regeringsbeslissing genomen zal moeten worden.
Om terug te keren op de vraag naar de stand van zaken, kan ik meedelen dat de Vlaamse Regering gelijktijdig met de beslissing tot oprichting van de tijdelijke brownfieldcel ook heeft voorgesteld om de werkzaamheden voor de visienota aan te vangen met een administratieve werkgroep, bestaande uit de sectoradministraties - in het bijzonder ruimtelijke planning, milieu en economisch ondersteuningsbeleid -, OVAM, PMV en VLAO.
Bedoeling is om in eerste instantie de bestaande draaiboeken, handleidingen en ander bruikbaar materiaal opgesteld door de diverse sectoradministraties bijeen te brengen, te stroomlijnen en af te stemmen. Vervolgens willen we komen tot het vaststellen van de krijtlijnen waarbinnen moet worden gewerkt en in welke mate externe expertise moet worden aangetrokken om tot de concrete uitwerking te komen van deze visienota. Dus het duurt wat langer dan voorzien, maar er wordt aan gewerkt.
Ik heb ook opdracht gegeven aan de administratie om de administratieve werkgroep op te starten met als doelstelling een concreet plan van aanpak voor te leggen tegen het eind van dit jaar. Minister Ceysens werd ook gevraagd om met haar agentschap hier een coördinerende rol te spelen.
Uiteraard is het van groot belang dat OVAM, PMV, maar ook het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) en het Agentschap RO-Vlaanderen op korte termijn de beschikbare informatie kunnen samenbrengen, om uiteindelijk de nodige beleidsmatige onderbouw te geven, noodzakelijk voor de opmaak van de visienota.
Ik hoop dat we daar stappen vooruit zetten. U zegt dat we al klaar moesten zijn. Ik deel uw mening, maar wij werken eraan.
De ligging, vervuiling en ontwikkelingsmogelijkheden van de brownfields zullen vanzelfsprekend de aanzet kunnen vormen voor de visienota. Het is eigenlijk een kruisbestuiving. Aan de ene kant krijgt men die dossiers binnen, die worden geanalyseerd en besproken, en het is eigenlijk de bedoeling om uit de verschillende contacten, ook met de aanvragers, tot een conceptuele visie te komen hoe een en ander moet kunnen lopen.
Artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 betreffende de informatieplichten in het kader van brownfieldconvenanten bepaalt dat het VLAO belast is met de opmaak van een digitale inventaris van de brownfieldconvenanten. Er is ook gezegd wat daar allemaal in moet staan. Ook daar bouwen we een deel kennis op die we nodig hebben voor de visienota.
De inventaris van afgesloten brownfieldconvenanten is ondertussen raadpleegbaar via de website van het Vlaams Agentschap Ondernemen. Wie daar naartoe surft, zal ook al die gegevens vinden. Via die inventaris wordt het uiterst eenvoudig om een zicht te krijgen op de ligging van de brownfields, om te zorgen dat men niet aan lucratieve speculatie of selectie zal kunnen doen.
Via een matching tussen de inventaris, de ruimtelijkeordeningsplannen en de OVAM-overzichten van verontreinigde gronden zal men perfect kunnen nagaan wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn en waar de verontreiniging zich precies situeert. Bij wijze van spreken, men kan er geen stukjes uit laten om op die manier op een lucratieve manier te gaan ontwikkelen.
Wat betreft de 42 brownfieldprojecten die op 18 juli 2008 gegrond en ontvankelijk werden bevonden door de Vlaamse Regering, kan worden aangegeven dat al deze projecten betrekking hebben op verontreinigde gronden. Voor 38 van deze brownfieldprojecten is OVAM in het bezit van een of meerdere decretale onderzoeken. Dan praten we over oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken. In 32 van deze brownfieldprojecten werd al op basis van een beschrijvend bodemonderzoek de noodzaak tot saneren vastgesteld. Voor 22 van deze brownfieldprojecten is OVAM ook al in het bezit van een of meerdere bodemsaneringsprojecten. In enkele brownfieldprojecten zijn er op dit ogenblik al saneringswerken in uitvoering. Dus ook wat dat betreft, is er vooruitgang op het terrein.
In antwoord op uw derde vraag laat minister Crevits weten dat op heden enkel concrete afspraken worden gemaakt tussen PMV en OVAM voor wat betreft het brownfieldproject Investeringszone Petroleum Zuid. PMV treedt in dit project op als een van de initiatiefnemers, samen met Vespa. De afspraken die in dit project in opmaak zijn, hebben enkel betrekking op procedurele aspecten, niet op financiële aspecten.
Voor wat betreft de overige brownfieldprojecten zal de noodzaak voor verdere afspraken tussen PMV en OVAM moeten blijken op basis van de onderhandelingen die de tijdelijke brownfieldcel momenteel namens de Vlaamse Regering voert met de verschillende actoren over de totstandkoming van een brownfieldconvenant. PMV beslist natuurlijk autonoom met haar raad van bestuur in welke projecten zij wil participeren en eventueel investeren.
Vanuit het convenant kan voor ieder project waarin PMV effectief participeert, een samenwerkingsverband met de nodige afspraken ontstaan tussen beide, zoals u ongetwijfeld weet. Dat is bovendien de basis van het Brownfielddecreet: een kader aanreiken om brownfieldprojecten op maat aan te pakken.
OVAM is begonnen met de voorbereiding voor het opstellen van een strategisch plan. Als eerste fase voert men nu een omgevingsanalyse uit. Momenteel is OVAM bezig met de analyse van de diverse onderdelen van deze omgevingsanalyse. Op basis van deze analyse zal OVAM wenselijke ontwikkeltrajecten uittekenen. Minister Crevits meldt mij dat het op dit ogenblik in een beginstadium verkeert.
Ik denk dat ik daarmee alle mogelijke cijfers heb bezorgd.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zou er toch voor willen pleiten om, als u spreekt over kennisbundeling en -opbouw en zegt dat er een belangrijke rol is weggelegd voor VLAO en binnenkort voor het Agentschap Ondernemen, tegelijkertijd geen kennisversnippering te realiseren met OVAM.
VLAO moet nu een inventaris maken van al die brownfieldprojecten en alle gegevens inventariseren. OVAM heeft ook het register van verontreinigde gronden. Kennisbundeling mag er niet toe leiden dat met andere administraties, extern of intern verzelfstandigde agentschappen kennisversnippering ontstaat.
Ik denk dat er dringend nood is aan een draaiboek, op basis waarvan de brownfieldcel met de verschillende actoren achter de verschillende brownfieldprojecten afspraken kan maken en kijken welke administratie welke taken op zich neemt.
Ik denk dat daarbij ook moet worden gewaakt over het einddoel, het gewenste resultaat van elk brownfieldproject. Nu merken we toch dat er vaak een verschil is tussen het economisch gewenst eindbeeld en het maatschappelijk gewenst eindbeeld. Veel projectontwikkelaars verkiezen nogal eens om woonprojecten te ontwikkelen, eerder dan bijvoorbeeld industrie of andere functies, omdat hen dat blijkbaar beter in staat stelt om bepaalde projecten rendabel te maken. Ook op plaatsen waar er bijvoorbeeld geen of veel minder woonbehoeften zijn en het creëren van bijkomende woonfaciliteiten niet echt strookt met het ruimtelijk structuurplan. In het kader van het draaiboek moet ook worden gekeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat het eindbeeld, het resultaat van een brownfieldontwikkeling, ook strookt met de principes van onze ruimtelijke structuurplanning en beantwoordt aan de maatschappelijke behoefte in een bepaalde regio.
Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat we nog even moeten wachten op de visienota, waar volgens de memorie van toelichting bij het Brownfielddecreet, onder andere zo'n draaiboek zou moeten inzitten. U zult het me niet kwalijk nemen als ik vind dat er tijd verloren is. Het Brownfielddecreet, waarin stond dat tegen eind 2007 die visienota moest worden opgemaakt, dateert van 30 maart 2007, terwijl de beslissing van de Vlaamse Regering tot oprichting van een ambtelijke werkgroep die daaraan moet beginnen werken, van 18 juli 2008 dateert. Meer dan een jaar na het Brownfielddecreet neemt de Vlaamse Regering dus de beslissing om zo'n ambtelijke werkgroep in het leven te roepen. U zult het me niet kwalijk nemen als ik vind dat dat vrij laattijdig is. Haast en spoed is zelden goed en misschien dat de ervaringen op het terrein ons in staat stellen om een beter onderbouwde visie af te leveren, maar ik hoop in elk geval dat die visienota, met alles wat daar moet inzitten, van flankerende extra maatregelen tot het draaiboek en dergelijke, niet naar de Griekse kalender wordt verwezen en dat die zeker nog deze legislatuur, mijnheer de minister, door de Vlaamse Regering kan worden goedgekeurd.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de minister, brownfieldontwikkeling is een heel belangrijk project, maar dat is op het terrein niet altijd even gemakkelijk. Er zijn altijd wel betrokkenen die daar niet zo gelukkig mee zijn. Dat was blijkbaar ook het geval in Willebroek.
Ik had graag op het tweede deel van mijn vraag een antwoord gehad. Klopt het dat er ondertussen een wijziging was geweest aan het tweede PRUP in verband met de uitbreidingsmogelijkheden van een bedrijventerrein? Of kunt u daar nu niet op antwoorden?
De voorzitter: Ik denk dat dat nu niet het voorwerp is van deze bespreking.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer Martens, ik moet zeggen dat het heel moeizaam van start is gegaan. In het decreet is het Agentschap Ondernemen, VLAO, de draaischijf. De kandidaturen werden daar ingediend en 's avonds kreeg ik de kartonnen doos met één A4-tje erbij, waar de 50 namen van de projecten op stonden. Het stond in mijn bureau en ik dacht: wat nu? We zijn het dan zelf helemaal gaan organiseren, reglementeren en structureren, om tot een zekere dynamiek te komen. Dat begint dan weer met een aanvraag voor een verlenging met tien maanden, bij manier van spreken.
Als men zegt dat het Agentschap Ondernemen de coördinatie op zich moet nemen, moet het dat ook doen. Gelukkig heeft minister Ceysens het zelf in handen genomen, met haar agentschap, en maakt ze er echt een breekpunt van om er vooruit mee te gaan.
Alle besprekingen met de 42 projecten zijn nu gevoerd door de tijdelijke brownfieldcel. Ik denk dat we nu echt klaar zijn om tot die visienota te komen en ook inbreng te krijgen van alle departementen. Mijn kabinet zou die nota zelf kunnen beginnen schrijven. Ik vrees dat dat sneller zou gaan, maar ik ben niet van plan om dat te doen, voor alle duidelijkheid. Dat moet uit de kennis komen van de respectieve departementen - Milieu, Ruimtelijke Ordening, Planning -, om te bekijken hoe we dat nu aanpakken.
Het spreekt voor zich dat een brownfieldproject niet in strijd kan zijn met het ruimtelijk structuurplan, zij het dat er op het vlak van wonen wel conflicten dreigen te ontstaan met provinciale structuurplannen. Er is al contact genomen met de gedeputeerden, om te kijken in welke mate het ofwel kan worden bijgestuurd, ofwel het onmogelijk is om een project te realiseren.
Het is echt pionieren op het terrein. Ik hoop in ieder geval dat we er in deze legislatuur nog een aantal dossiers door kunnen krijgen. Maar het zal niet gemakkelijk zijn, dat weet ik nu al.
De voorzitter: Het incident is gesloten.