Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 07/07/2008
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de bepalingen in het Lokaal Pact over de overdracht van provinciewegen
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, er is al heel wat gezegd over dit onderwerp. Ik verwijs naar een vraag van mevrouw De Lobel aan minister Keulen. Ik vond het toch opportuun om de vraag te herhalen omdat er sindsdien toch een aantal beslissingen zijn genomen. Vragen van collega´s hierover werden niet ontvankelijk verklaard. Ik betreur dat.
Over het Lokaal Pact is inmiddels al bijzonder veel gezegd en geschreven, ook hier in het Vlaams Parlement, gaande van de forfaitaire huisvuilbelasting tot andere afspraken die gemaakt moesten worden. Ondertussen hebben alle gemeenten het pact ondertekend. Toch blijft er nog enige onduidelijkheid over de overdracht van de provinciewegen.
Mevrouw de minister, in het Lokaal Pact staat:?De secundaire wegen, zoals bepaald in de verschillende ruimtelijke structuurplannen, zullen, in de onderhoudstoestand waarin ze zich bevinden, worden overgenomen door het Vlaamse gewest. Voor de lokale wegen, zoals geselecteerd in de structuur- en mobiliteitsplannen wordt in een overdracht naar de lokale overheden voorzien. Deze overdracht, eveneens in de toestand waarin deze wegen zich bevinden, zal zo nodig gepaard gaan met een financiële compensatie vanwege de betrokken provincies voor het in goede staat van berijdbaarheid brengen van deze wegen. De parameters en interventiedrempels die de onderhoudstoestand bepalen zijn deze die worden gebruikt door de afdeling Wegenbouwkunde van het Agentschap Wegen en Verkeer. Het gaat over spoorvorming, stroefheid, visuele inspectie en vlakheid. De overdracht zal, ingevolge artikel 192 Gemeentedecreet en het geldende delegatiebesluit, worden geregeld via ministerieel besluit voor wat betreft de overname van provinciewegen door het gewest en door een besluit van de Vlaamse Regering voor wat de overdracht van provinciewegen naar de lokale overheden betreft.?
Graag verwijs ik ook naar de beslissing van 30 mei 2008 van de Vlaamse Regering omtrent de tweede begrotingscontrole 2008. Hier werd ook een aanvulling van het fiscaal lokaal pact beslist in verband met de overname van de provinciewegen. In een persbericht van die dag stelt de Vlaamse Regering:?Aanvulling fiscaal lokaal pact: overname provinciewegen. De regering besliste vandaag ook om een overleg op te starten met de Vlaamse provincies met het oog op de overdracht van de provinciewegen van lokaal belang. De Vlaamse Regering wil een schuldovername doen van maximaal 20,5 miljoen euro. In ruil moeten de Vlaamse provincies de provinciale wegen van lokaal belang in een tijdspanne van drie jaar in goede staat brengen. Deze wegen worden dan aan de lokale overheden aangeboden. Indien de lokale overheden deze overname weigeren, zal het Vlaamse gewest ze overnemen.?
Op de webstek van de Vereniging van de Vlaams Provincies (VVP) lazen we tien dagen na de beslissing van de regering over het lokaal pact:?Onlangs kwam de Vlaamse regering tot een akkoord met de VVSG in verband met het pact met de lokale besturen waarin ook de overdracht van de provinciewegen vermeld staat. Over dit laatste punt wil de VVP toch meer duidelijkheid. De VVP zal daarvoor contact opnemen met de Vlaamse regering.?
Of er al resultaat geboekt is via de onderhandelingen met de VVP weten we niet. Ze laten alleszins uitschijnen zich niet gebonden te voelen door de afspraken die in het lokaal pact tussen de Vlaamse overheid en de gemeenten gemaakt zijn. We zouden dan ook graag vernemen hoe en tegen wanneer u een akkoord met de VVP wenst te bereiken en hoe u het begrip ´in goede staat´ of ´berijdbare staat´ interpreteert. In ruil voor 20,5 miljoen euro moeten de Vlaamse provincies de komende drie jaar hun wegen in goede, berijdbare staat brengen.
Mevrouw de minister, klopt het dat de provincies zich niet gebonden voelen door luik C, de gezamenlijke engagementen van het lokaal pact? Welke ´meer duidelijkheid´ wenst de VVP? Hebt u hieromtrent al een akkoord met de provincies? Zo ja, wat is de inhoud ervan? Zo neen, hoe verlopen de gesprekken en tegen wanneer wordt een beslissing verwacht? Hoe wordt die 20,5 miljoen euro verdeeld onder de verschillende provincies? Welke verdeelsleutel wordt gehanteerd? Klopt het dat op basis van de beslissing van de Vlaamse Regering van 30 mei de kostprijs voor de Vlaamse overheid voor overdracht van provinciewegen niet hoger kan zijn dan 20,5 miljoen euro?
Hoe moeten we de begrippen ´in goede staat´ en ´berijdbare staat´ interpreteren? Kunnen de Vlaamse gemeenten, die dergelijke wegen op hun grondgebied hebben liggen, de overdracht van wegen te allen tijde weigeren? Hebben ze allen die bepalingen - luik C - opgenomen in hun gemeenteraadsbeslissingen inzake het lokaal pact? Dat geldt natuurlijk niet voor alle gemeenten, maar voor sommige gemeenten zal het onduidelijk zijn of het gewest of zijzelf hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
Klopt het dat volgens de letter van het lokaal pact de provinciewegen rechtstreeks worden overgedragen aan de gemeenten, terwijl volgens de beslissing van de Vlaamse Regering van 30 mei de Vlaamse overheid tussenniveau speelt? Hoe komt dit? Wat gebeurt er in het geval de wegen worden geweigerd door de gemeenten? Komen die wegen dan in handen van het Vlaamse Gewest? In het antwoord van minister Keulen stond ook de optie dat ze bij de provincie blijven. Mij lijkt dat geen optie, want dat is niet het opzet.
Indien de gemeenten niet overnemen, blijft het gewest met de wegen zitten en wordt dus ook de gewestelijke begroting bezwaard met het onderhoud ervan of niet? Welke timing moeten we nu in acht nemen? In het lokaal pact wordt gesproken van de overdracht in de periode tussen 1 november 2008 tot 1 november 2009. In de beslissing van de Vlaamse Regering is sprake van een tijdspanne van drie jaar. Of moeten we dat interpreteren als de periode waarin de provincie haar verantwoordelijkheid moet nemen om die wegen in goede of berijdbare staat te stellen?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Zoals u weet, valt het lokaal pact onder de bevoegdheid van de minister bevoegd voor binnenlands bestuur. Hij onderhandelt met de lokale besturen en met de provincies.
Hoewel de provincies bij de onderhandelingen voor het lokaal pact werden betrokken, hebben ze dit pact inderdaad niet goedgekeurd en evenmin ondertekend. Het klopt derhalve dat ze zich hierdoor niet gebonden voelen. Parallel aan de onderhandelingen over het lokaal pact, was ik als minister van Openbare Werken al gestart met gesprekken met provincies over de overdracht van de provinciewegen aan gemeenten enerzijds en naar het gewest anderzijds. Met meer duidelijkheid bedoelden de provincies dat ze een zicht wilden krijgen op de modaliteiten van de overdracht van de provinciewegen naar gemeenten en het gewest.
Er is nog geen volledig akkoord met de provincies. Wel lopen de besprekingen in het kader van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 30 mei jongstleden. Zo waren er vorige maand bilaterale gesprekken met de vier provincies over de opmaak van een nieuw pact met de provincies houdende de overdracht van de lokale wegen naar de lokale overheden. Deze gesprekken vonden plaats onder het voorzitterschap van de minister-president. Deze week nog zal er ook een nieuw overleg zijn over de overdracht van de secundaire provinciewegen naar het gewest.
Er zijn twee soorten provinciewegen: de wegen die rechtstreeks naar de lokale overheden moesten, en de wegen die naar het gewest moesten gaan. Die laatste zijn in een vergevorderd stadium, al moeten we daar enkele praktische euvels uit de weg ruimen: bijvoorbeeld de plannen met kabels en leidingen, historische zaken, waar de eigendomsgrenzen precies liggen. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan om zo´n overdracht te realiseren. Daar lijken we door alle praktische problemen heen te geraken.
De verdeling van de 20,5 miljoen euro is gelinkt aan de totale lengte van de gemeenten vermenigvuldigd met een bedrag volgens een dienstorder om te komen tot een goede staat van berijdbaarheid van de weg. Om na te gaan hoeveel middelen een provincie nodig heeft om de goede berijdbaarheid te realiseren, is een budgettaire evaluatie gemaakt op basis van concrete metingen van de staat van het wegdek. Deze staat van het wegdek wordt beoordeeld op vier parameters: spoorvorming, langsvlakheid, trapvorming en stroefheid.
Deze criteria worden opgemeten met het ARAN-voertuig en het SCRIM-toestel van de afdeling Wegenbouwkunde. De staat van de weg wordt vervolgens ingedeeld in vijf klassen gaande van onvoldoende tot uitstekend. We hebben de wegen met die toestellen opgemeten en zo zijn we gekomen tot een berekening van de kosten voor de overdracht van de lokale provinciewegen aan de gemeenten. Als uitgangspunt werd het dienstorder 2002/3 genomen. Dit dienstorder wordt al sinds 2002 toegepast door het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en de Inspectie van Financiën (IF) om de subsidie te berekenen wanneer er een gewestweg wordt overgedragen aan een gemeentebestuur. Het zijn dezelfde parameters die worden gehanteerd. Hierin wordt uitgegaan van een subsidiebedrag van 200.000 euro per kilometer om wegen in goede staat van berijdbaarheid te kunnen brengen.
Dit subsidiebedrag volgt dus uit de metingen van de afdeling Wegenbouwkunde. Elk wegvak van 100 meter werd - zowel in opgaande als dalende richting - ingedeeld in een van de vijf mogelijke categorieën. Voor de wegvakken die in de twee slechtste categorieën vallen, wordt er een subsidie aangerekend. Die bedraagt 10.000 euro per wegvak. Dit volgt uit de omzendbrief, namelijk 200.000 euro per kilometer, herleid naar wegvakken van 100 meter, en dan nog eens gehalveerd, aangezien beide richtingen werden gemeten.
Gemeenten dienen zich, ingevolge artikel 193 van het Gemeentedecreet, inderdaad akkoord te verklaren met de overdracht van een weg naar het lokale niveau. De overdracht gebeurt vervolgens via een besluit van de Vlaamse Regering. Voor de secundaire wegen volstaat een ministerieel besluit van de minister van Openbare Werken om de betreffende weg bij het gewestwegennet in te delen en is er geen goedkeuring van de lokale overheid vereist. Het is echter duidelijk dat indien een lokale overheid niet wenst over te nemen, het gewest zal blijven aandringen om deze lokale wegen, de naam zegt het zelf, in lokaal beheer op te nemen.
De bepalingen voor de overname van provinciewegen door de lokale overheden werden niet in het goedkeuringsbesluit van het lokaal pact opgenomen. Voor de totstandkoming van deze besluiten verwijs ik opnieuw naar mijn collega bevoegd voor binnenlands bestuur.
In de beslissing van 30 mei wordt ervan uitgegaan dat de overdracht rechtstreeks tussen provincies en lokale overheden gebeurt. De provincies zullen daarom ook instaan voor de subsidie voor het in goede staat van berijdbaarheid brengen van deze wegen.
In het geval de gemeenten weigeren over te nemen, zal de weg na drie jaar automatisch bij het Vlaamse Gewest in beheer komen. Het spreekt voor zich dat dit dan een effect zal hebben op de Vlaamse overheid. De afspraken zijn gemaakt dat als wegen definitief in het patrimonium van het Vlaamse Gewest worden ingedeeld, er middelen moeten worden vrijgemaakt.
Mijnheer Van Dijck, tot slot had u een vraag over de timing. U weet dat ik zeer intense gesprekken gevoerd heb wat de overname van de secundaire provinciewegen door het Vlaamse niveau betreft. Het is nog altijd de bedoeling, zoals ik steeds heb gesteld, om dit najaar nog een definitief akkoord te bereiken met de provincies, zodat de overdracht van deze wegen nog deze legislatuur afgerond kan zijn.
Wat de overdracht van de lokale wegen aan de lokale overheden betreft, ligt de timing in handen van de provincies. Als een gemeente zou weigeren, dan betekent dat uiteraard dat de overdracht drie jaar uit kan blijven. Ik ga er evenwel vanuit dat de provincies een ernstige inspanning zullen leveren om de gemeenten te laten instemmen met de overdracht. Bijvoorbeeld de bestendige deputatie van Vlaams-Brabant heeft me ingelicht over het feit dat de betrokken Vlaams-Brabantse gemeenten nog in de maand juni ingestemd zouden hebben met deze overdracht. Maar ik heb nog geen schriftelijke bevestiging gekregen. Het is een informele melding, maar ik wacht nog op de schriftelijke bevestiging van een en ander.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mevrouw de minister, ik dank u vooreerst voor het uitvoerige antwoord. Ik moet wel zeggen dat ik het als parlementslid soms moeilijk heb om te beoordelen aan wie ik nu welke vraag moet stellen.
Minister Keulen - maar ik weet dat de Vlaamse Regering een en ondeelbaar is - begon zijn antwoord op 20 mei met:?Mevrouw De Lobel, u had deze vraag om uitleg misschien beter aan minister Crevits kunnen stellen. Maar geen enkel probleem, ik zal u meedelen wat ik weet en minister Crevits zou u wellicht hetzelfde vertellen.?
Maar ondertussen is er toch wat gebeurd, want ik denk dat een en ander ook op een zeer goede manier gecommuniceerd moet worden.
Mijnheer de voorzitter, ik wil niet dat u mij ervan verdenkt hier enige lokale belangen te verdedigen, maar ik ben toevallig ook lokaal bestuurder met een provincieweg op mijn grondgebied. Eigenlijk is de doorstroming vanuit de provincie naar ons, over de richting dat het uit gaat - zal de weg lokaal of gewestelijk beheerd worden - beperkt en krijgen we toch weinig informatie. Maar dat is geen verwijt.
Ik denk dat we zeker rekening moeten houden met het feit dat een aantal gemeenten het niet doen. Mevrouw de minister, het kan ook dat voor een provincieweg die twee steden verbindt en over het grondgebied van zeven gemeenten loopt gemeente A ja zegt, gemeente B neen en gemeente C ook ja. Dat kan een heel plezant gegeven worden.
Ik denk ook dat het belangrijk is om een aantal verduidelijkingen te creëren over de verantwoordelijkheden. U hebt verwezen naar bekabeling en er is ook het openbaar verlichtingsnet. Ik weet niet hoe de verantwoordelijkheid langs gewestwegen is, maar bij ons langs de provinciebaan zijn de openbare verlichting en de riolering steeds een verantwoordelijkheid van de gemeenten geweest, niettegenstaande het toch over een N-weg gaat. Het is niet altijd eenvoudig om uit te klaren wat van wie is, omdat elk voorbeeld zijn eigenheid heeft.
Mevrouw de minister, uw antwoord bevredigt mij wel, aangezien men er vanuit de Vlaamse overheid nog steeds grondig mee bezig is. Ik hoop in ieder geval dat de provincies op eenzelfde manier schot in het dossier willen brengen.
De heer Jan Peumans: Mijnheer Van Dijck, wij in Limburg waren al lang onze tijd vooruit, want wij hebben geen provinciewegen. Dus wij hebben die problemen allemaal niet.
De voorzitter: Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen: Mevrouw de minister, de wegen moeten inderdaad in goede staat zijn. U verwijst naar de parameters. Begrijp ik het goed dat de inspecties op alle betreffende wegen ondertussen zijn gebeurd? Hoe zit het met de fietspaden? Worden die ook integraal mee overgenomen?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Van Dijck, wat de afspraken betreft, denk ik dat het eigenlijk niet zo moeilijk is. Alle onderhandelingen over het lokaal pact gebeuren door minister Keulen, bevoegd voor Binnenlands Bestuur. Maar de praktische implementatie van een en ander is voor de respectief bevoegde ministers.
Wat de overname van de provinciewegen betreft, is de praktische uitvoering mijn zaak. Maar ik moet u zeggen dat het feit dat de provincies het lokaal pact niet mee hebben ondertekend, ook voor mij op een bepaald moment een verrassing was. Maar het zijn verrassingen waarmee we moeten leren omgaan en waarvoor we een zo goed mogelijke oplossing moeten uitwerken. Dat is waar we nu bezig mee zijn.
Mijnheer Van Dijck, het verrast me dat u zegt dat de gemeente niet weet of de provincieweg lokaal of gewestelijk zal worden. Eigenlijk wordt gewoon de structuurplanaanduiding gevolgd. Er zijn een paar wegen waar wat discussie over is, maar eigenlijk moet de provincie dat zeer goed kunnen communiceren en mag er niet echt een discussie over bestaan.
De heer Kris Van Dijck: Het voorbeeld uit mijn gemeente is wel een heel raar gegeven. De discussie op dit moment gaat over het opwaarderen van een bepaalde gewestweg ten opzichte van de provincieweg, die dan op termijn in een lagere categorie zou komen. Het gaat over de N18. Ik denk dat het op dit moment duidelijk is dat die naar het gewest zal gaan, maar indien de mobiliteitsplannen van de provincie, waar we als lokale overheid ook achter staan, doorgaan, zou die discussie wel eens op de helling kunnen staan. Plannen gelden niet voor altijd, die kunnen ook evolueren. De discussie in de Kempen over de N18 en de N118 past daarin.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mevrouw Franssen, als een provincieweg wordt overgenomen, is dat niet exclusief de fietspaden. De weg is een en ondeelbaar. Het lijkt me evident dat fietspaden mee worden overgenomen. Het lijkt me ook bijzonder raar dat de provincie het beheer zou blijven houden over een aantal fietspaden, terwijl men de weg dan niet meer beheert.
De operatie die nu wordt georganiseerd, is een efficiëntieoperatie, waarbij we zeggen dat het voor de toekomst niet wenselijk is dat er drie wegbeheerders blijven in Vlaanderen. Twee is voldoende: gewest en lokale overheid. Het is ofwel het ene, ofwel het andere.
De voorzitter: Het incident is gesloten.