Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 01/07/2008
Interpellatie van de heer Rudi Daems tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de forse stijging van de drinkwaterprijs en de ondoorzichtige prijsvorming
Vraag om uitleg van mevrouw Michèle Hostekint tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de gestegen waterprijs en de beleidsaanbevelingen van de SERV hierover
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, ik wil graag genotuleerd zien dat wij het betreuren dat op het ogenblik dat de commissie voor Leefmilieu samenkomt, ook de subcommissie Landbouw, die afhangt van de commissie voor Leefmilieu, samenkomt op basis van een niet-onbelangrijke agenda. Dat is ook de reden waarvoor ik deze commissie over een tiental minuutjes al zal moeten verlaten.
De voorzitter: Mijnheer Wymeersch, we nemen daar akte van.
De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, beste collega´s, we hebben het de laatste tijd al heel vaak over de waterproblematiek gehad, maar vanuit deze invalshoek is dat al een tijdje geleden. Ik wil het hebben over de update van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) van een rapport over de drinkwaterprijs en alles daaromheen, zoals de regulatie.
De SERV stelde, ongeveer twee weken geleden, op basis van die update dat de waterfactuur tussen 2006 en 2008 met gemiddeld meer dan 30 percent is gestegen. Bovendien zegt de SERV dat de factuur niet transparant genoeg is en vraagt om, in afwachting van meer duidelijkheid, de tarieven niet te verhogen. Ik vind dit laatste op zich merkwaardig als signaal, want tijdens de studienamiddag van VLARIO, dat is het overlegplatform voor de riolerings- en afvalwaterzuiveringssector in Vlaanderen, vorige week, waar ook een aantal collega´s aanwezig waren, werden de toekomstige kosten voor waterzuivering op zijn zachtst gezegd ´alarmerend´ genoemd.
Ik ga even dieper in op de analyse van de SERV. Die zegt dat de waterfactuur van een gemiddeld gezin tussen 2006 en 2008 gemiddeld met 31 percent steeg. Voor bedrijven is die stijging zelfs nog groter. De oorzaak van die prijsstijgingen is niet zozeer de drinkwaterprijs, want die bleef overal ongeveer gelijk, maar wel de verhoging van de bijdrage voor de afvoer, namelijk met 157 percent, en voor de zuivering, namelijk met 25 percent, van afvalwater. Dat ze gestegen zijn, komt onder meer door de Europese regelgeving en door een aantal zaken die op Vlaams niveau, via het programmadecreet en dergelijke, werden beslist.
Wat we al wisten, maar nu in meer detail naar boven is gekomen dan in eerdere analyses van de SERV, is dat er een ongelooflijk groot verschil is tussen de gemeenten. De gemeente Tessenderlo, blijkbaar de gemeente met de goedkoopste waterfactuur, vraagt een goede 2 euro per kubieke meter. De gemeente Zaventem heeft de hoogste factuur en vraagt bijna het dubbele per kubieke meter. Het komt erop neer dat een gemiddeld gezin, per jaar, in Tessenderlo gemiddeld 100 euro betaalt en een gemiddeld gezin in Zaventem 180 euro. Dat is toch wel een serieus verschil.
Bovendien, maar ik ga hier niet in detail op in, blijkt dat er ook heel veel verschil is tussen de gemeenten voor de aanrekening van grootverbruik. In sommige gemeenten gaat men zelfs zo ver dat de heel grote verbruikers gedeeltelijk of volledig worden vrijgesteld van het watertarief via allerhande correcties en vrijstellingen. Ik haal de voorbeelden aan van Aalst, Ronse en Sint-Niklaas. Ik vind dit niet meer van deze tijd: als we vragen om zuinig om te springen met water, dan moeten we ook regulerend optreden ten aanzien van de grote waterverbruikers.
Mevrouw de minister, ik zou de focus minder willen leggen op de prijs, maar ik vind het onrechtvaardig dat er zoveel verschillende tarieven zijn en ze bijgevolg discriminerend genoemd kunnen worden. In de interpellatie vandaag wil ik vooral wijzen op het gebrek aan transparantie en aan regulatie. Dat is ook het meest fundamentele punt van kritiek dat de SERV naar voren schuift.
Ik haal graag een kort citaat aan uit het SERV-rapport, want dat is volgens mij echt raak:?Door de verschillen en door de ingewikkelde regelgeving is de situatie in de watersector complex en ondoorzichtig en is het risico op fouten reëel. Ook de beweegredenen achter de tarieven, de prijsstructuren en de modaliteiten zijn niet steeds even transparant. Dit creëert, vooral op het niveau van de gemeentelijke saneringsbijdrage, risico´s op ad hoc beleid en op formules ´à la tête du client´, en gezien de marktstructuur in de drie deelmarkten, op monopolistisch gedrag. Door informatieasymmetrieën en beperkte prikkels om klantgericht, efficiënt en innovatief te produceren, is er in een dergelijke situatie dikwijls sprake van te hoge prijzen, van risico op kruissubsidiëring en op andere vormen van discriminerend gedrag.?
Mevrouw de minister, u hebt dit ongetwijfeld ook kunnen lezen, of uw medewerkers hebben dit kunnen doen. Ik vind dit toch een vrij ernstige blaam ten aanzien van het beleid van deze Vlaamse Regering voor wat het gebrek aan transparantie in de watersector betreft. Ook wij zeggen al lang dat er nood is aan een goede, sterke regulator. Ik heb het rapport van de SERV goed gelezen. Men laat een beetje in het midden of de regulator een subentiteit moet zijn van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) dan wel een afdeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) of een aparte instelling, maar wie goed tussen de regels leest, merkt dat de SERV heel duidelijk pleit voor een sterke regulator die liefst ook een voldoende grote afstand heeft ten aanzien van de administraties die ermee bezig zijn. Gezien het werk dat de VREG op energievlak verricht, verdient dit aanbeveling. Ik zal de aanbevelingen van de SERV niet citeren, maar bij de conclusies staan een aantal zaken die erg belangrijk zijn voor een goede regulator in Vlaanderen.
Onlangs nog hebben we in dit parlement een resolutie goedgekeurd over de saneringsplicht en de rol van de gemeenten. Onder meer op voorstel van mijn fractie is een amendement versterkt en verruimd waarin staat dat we nood hebben aan een regulator. Het economische en ecologische toezicht op de drinkwatermaatschappijen, op Aquafin en op de gemeentelijke rioolbeheerders moet verder worden ontwikkeld en versterkt. Er moet worden nagegaan of er synergie mogelijk is met toezichthouders en regulatoren van andere nutsvoorzieningen.
Vorige week hebben de heren Lachaert en Matthijs een korte toespraak gehouden. Ze hebben gezegd dat de resolutie die zeer omvattend is, al voor een deel is uitgevoerd via decretaal werk en uitvoeringsbesluiten. Mevrouw de minister, wanneer komen de nodige decretale initiatieven, uitvoeringsbesluiten of wat er ook voor nodig is om te komen tot een sterke, onafhankelijke economische en ecologische regulator? Wat vindt u concreet van de SERV-suggestie om een entiteit te ontwikkelen die zich boven of naast de bestaande milieuadministratie plaatst om haar slagkracht te vergroten? Voor alle duidelijkheid, dit is geen motie van wantrouwen ten aanzien van de Vlaamse Milieumaatschappij, die wat mij betreft goed werk verricht.
Mevrouw de minister, wat is uw analyse ten aanzien van wat de SERV nu in een ge?pdatet rapport brengt? Ikzelf heb mijn vragen bij de nogal straffe uitspraak van de SERV om voorlopig een stop door te voeren op de prijsverhogingen. Ik denk dat dit niet aangewezen is, maar als signaal kan dit wel tellen.
Tot slot, en daarmee speel ik in op de actualiteit van vorige week, hoe kijkt u aan tegen de waterfactuur die de volgende tien jaar op ons afkomt? Ik vind het een beetje merkwaardig dat nu al verschillende actoren op het waterterrein ervan uitgaan dat we de factuur en de doelstellingen waarin wordt voorzien in de kaderrichtlijn Water sowieso tot 2028 kunnen uitstellen en op die manier ook onze factuur kunnen spreiden.
De voorzitter: Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, uit het SERV-rapport blijkt inderdaad dat de prijs van het water de afgelopen twee jaar met 31 percent is gestegen. Een gemiddeld gezin betaalt nu jaarlijks ongeveer 300 euro. Niet alleen kleinverbruikers betalen een stuk meer, maar vooral de grootverbruikers.
Wat vooral opvalt, zijn de verschillen tussen gemeenten en provincies onderling. In sommige gemeenten is er een explosieve stijging van 69 percent genoteerd. In bepaalde provincies betaalt men beduidend meer dan in andere.
De stijging van de waterfactuur is niet zozeer een gevolg van de stijging van de prijs van het drinkwater. Die is redelijk stabiel gebleven. Het is vooral de gemeentelijke saneringsbijdrage voor het afvoeren van het afvalwater die fors is gestegen, met meer dan 150 percent. Ook de bovengemeentelijke bijdrage voor de waterzuivering dikt de rekening sterk aan.
De SERV trekt een aantal conclusies in zijn rapport. Zo wordt het gebrek aan transparantie gelaakt. Het verband tussen de rioleringsbijdrage die de gemeenten aanrekenen en de kosten die de gemeenten werkelijk moeten maken, is onduidelijk. Verder is ook niet duidelijk, aldus de SERV, welke kosten precies worden doorgerekend en wat de reden is van de zeer uiteenlopende tariefstructuren en modaliteiten.
De SERV doet ook een aantal beleidsaanbevelingen. De SERV vraagt drastische maatregelen om de tarieven voor bovengemeentelijke en gemeentelijke bijdragen voorlopig niet te verhogen. Verder blijven er vandaag heel wat vragen onbeantwoord. Het is nog niet duidelijk welke noodzakelijke investeringen nog zullen gebeuren in de watersector. Er moet duidelijkheid komen over de kosten die kunnen of mogen worden doorgerekend in de prijzen. Tot slot pleit de SERV voor meer transparantie en toezicht en voor een performante regulator voor de drinkwatersector. De SERV spreekt zich niet uit over de vraag of dat een subentiteit van de VMM moet zijn en welke instantie dat op zich moet nemen.
Mevrouw de minister, welke maatregelen zijn reeds genomen om de waterfactuur betaalbaar te houden? In heel wat Vlaamse gemeenten zijn de investeringen in afvalwaterzuivering nog heel recent. Er zal echter nog meer geïnvesteerd moeten worden in waterzuivering en riolering. Er wordt verwacht dat de waterfactuur de komende jaren nog zal stijgen. Er wordt dan ook gepleit voor een bevriezing van de tarieven. Wat vindt u daarvan?
Waaraan is het gebrek aan transparantie te wijten? Zijn er aanwijzingen dat de gemeenten de gemeentelijke saneringsbijdrage zouden aanwenden om andere terreinen te financieren? Wat met de beleidsaanbevelingen van de SERV, inzonderheid deze om een regulator aan te stellen die toezicht houdt op de prijzen en het gebruik van de opbrengsten? Welke rol ziet u daarvoor weggelegd, hetzij voor de VREG, hetzij voor de VMM?
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, uit het rapport van de SERV betreffende een analyse van de waterprijzen blijkt dat die tussen 2006 en 2008 zeer sterk zijn gestegen.
Voor de kleinverbruikers, de gezinnen, is er een stijging - we weten het ondertussen - met gemiddeld 30 percent. Voor kleinverbruikers bestaat de totale waterprijs uit drie componenten: de drinkwaterprijs, de bovengemeentelijke saneringsbijdrage voor de financiering van zuiveringsinfrastructuur beheerd door Aquafin en de gemeentelijke saneringsbijdrage voor de inzameling van het afvalwater via het gemeentelijke rioleringsnet en voor kleinschalige waterzuiveringsinstallaties. Deze drie componenten worden geïnd door de drinkwaterbedrijven, via de zogenaamde eengemaakte of integrale waterfactuur.
Grootverbruikers, de bedrijven, betalen eveneens een drinkwaterprijs voor het geleverde drinkwater, een bovengemeentelijke saneringsbijdrage en een gemeentelijke saneringsbijdrage. Maar daarnaast betalen ze ook nog een afvalwaterheffing aan de Vlaamse Milieumaatschappij en in sommige gevallen een zuiveringsvergoeding aan Aquafin.
Daarnaast blijkt uit het rapport van de SERV dat er achter de gemiddelde prijsstijgingen grote verschillen schuilgaan. Dat geldt niet enkel voor de tarieven en de tariefstructuren van de drinkwaterprijzen, maar vooral voor de berekeningsmethodes van de gemeentelijke saneringsbijdrage voor grootverbruikers en de toepassing van sociale correcties voor kleinverbruikers op de gemeentelijke saneringsbijdrage. Die uiteenlopende tarieven en modaliteiten kunnen aanleiding geven tot zeer grote verschillen in de waterfactuur en maken de situatie complex en ondoorzichtig, aldus de SERV.
Ook de beweegredenen achter de stijgende tarieven, prijsstructuren en modaliteiten zijn niet transparant. Dat creëert vooral op het niveau van de gemeentelijke saneringbijdrage risico´s. Zo is vandaag het verband tussen de hoogte van de gemeentelijke saneringsbijdrage en de kosten die een gemeente op dat vlak heeft, niet transparant en is het onduidelijk welke taken, werkingskosten, investeringskosten, administratieve kosten en belastingen en subsidies precies worden doorgerekend via de integrale waterfactuur. Sommige waterfacturen bevatten zeer weinig informatie en laten daardoor niet toe om de correctheid van de aangerekende bedragen, kortingen en terugbetalingen te controleren.
Gelet op deze vaststellingen, besluit de SERV terecht dat er dringend nood is aan een beleidsvisie op de financiering van het waterbeleid en de kostenterugwinning van de waterdiensten.
Mevrouw de minister, graag had ik daarom geweten of u al initiatieven hebt genomen om een beleidsvisie te ontwikkelen op de financiering van de waterdiensten.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ik had me ook graag aangesloten bij de interpellatie en de vraag om uitleg.
Ik denk dat de verschillen in tarieven nog niet het ergste probleem zijn, als die tarieven en de verhoging van de kostprijs leidt tot investeringen op het terrein. Maar het gebrek aan transparantie maakt dat we daar vandaag geen enkele garantie voor hebben. Ik denk dat dat een eerste punt van zorg is. We moeten eigenlijk maken dat de opbrengsten die door de gemeentelijke saneringbijdrage worden gegenereerd, ook effectief worden geïnvesteerd in het uitbreiden en exploiteren van een performant rioleringssysteem, zodat, conform het principe de vervuiler betaalt, het geld terechtkomt waar het moet terechtkomen en we straks een effectieve verbetering kunnen zien van de waterkwaliteit.
Mevrouw de minister, ik vraag me af of u ook geen decretale basis moet leggen voor de investeringsplannen die gemeentebesturen moeten ontplooien om effectief binnen de opgelegde investeringen, die straks op basis van de bindende uitvoeringsplannen opgelegd zullen worden, het rioleringsnet uit te breiden. Ik denk dat anders de gevraagde transparantie nooit geboden zal kunnen worden. Pas als gemeenten ook verplicht worden om investeringsplannen op te maken, kan duidelijk worden of er een link is tussen de tarieven en de gemaakte of nog te maken kosten.
Dan de rol van de toezichthouder. Voorlopig zijn de armpjes van de toezichthouder vrij kort, omdat hij ook decretaal geen bevoegdheid heeft om kosten te kunnen verwerpen bijvoorbeeld, zoals de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) dat wel kan met kosten die worden doorgerekend in de distributienettarieven van de netbeheerders.
Ik vermoed dat de toezichthouder, als zijn rol verandert naar een echte regulatorrol, ook de bevoegdheid moet kunnen krijgen over de tarieven en in staat moet zijn om bepaalde kosten als onredelijk te kunnen verwerpen.
Mevrouw de minister, in welke mate biedt de eerste fase van de staatshervorming wat dat betreft perspectief? Als ik het goed voorheb, zouden onder andere de distributietarieven een bevoegdheid van de gewesten worden. Op dat moment kunnen we misschien ook decretaal de VMM of een andere instantie installeren en de bevoegdheid geven om bepaalde kosten als onredelijk te verwerpen. Wat zou in de toekomst de rol van de VMM kunnen zijn?
Ik heb in het verleden aan voormalig minister Peeters gevraagd of het niet zinvol zou zijn om de sociale en ecologische correcties van vrijstellingen die van toepassing zijn op de bovengemeentelijke saneringbijdrage, ook van toepassing te laten zijn op de gemeentelijke saneringbijdrage. Uw voorganger antwoordde toen: we lossen de problemen pas op als ze zich stellen. Hij zei toen geen enkele weet te hebben van gemeenten die de vrijstellingen op de bovengemeentelijke saneringsbijdrage niet toepassen op de gemeentelijke saneringsbijdrage. Vandaag lezen we in het rapport van de SERV dat slechts vier op vijf gemeenten dezelfde sociale en ecologische vrijstellingen toepassen op de gemeentelijke saneringsbijdrage. Er is dus wel degelijk een probleem. Mijnheer Daems, er zijn zelfs gemeenten, zoals de gemeente Mortsel, die in geen sociale vrijstellingen op de gemeentelijke saneringsbijdrage voorzien.
De heer Rudi Daems: Wel een ecologische.
De heer Bart Martens: Dat klopt. Maar er rijst wel degelijk een probleem, mevrouw de minister. Uw voorganger verklaarde het probleem te zullen oplossen als het zou rijzen. Het rapport leert ons dat het probleem er wel degelijk is. Wat gaat u doen opdat in alle gemeenten dezelfde sociale en ecologische vrijstellingen gelden?
- De heer Patrick Lachaert treedt als voorzitter op.
De voorzitter: De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil aansluiten bij de vragen van de heer Daems en mevrouw Hostekint over de problematiek van de drinkwaterprijs. Ik kan me ook vinden in heel wat opmerkingen die andere leden daarna nog hebben gemaakt.
We vinden eveneens dat moet worden getracht die prijsverschillen zo veel mogelijk weg te werken. Dan gaat het er niet alleen over dat men verklaart de verschillen te zullen wegwerken, maar ook dat wordt bekeken wat aan de basis ligt van die verschillen. Misschien kan een zekere herstructurering van de sector volstaan om bepaalde verschillen weg te werken. Dan denk ik alleen al maar aan watertransportproblemen.
Om een goede kijk te krijgen op heel de problematiek, moet er vanzelfsprekend veel meer transparantie moet zijn. De sector heeft ons dat beloofd, toen we hier hebben gedebatteerd over water. Ik hoop dat hij er werk van maakt. Achter een regulator sta ik uiteraard voor 100 percent.
Naast het probleem van de waterlevering en de waterwinning, zie ik nu echter toch nieuwe discrepanties ontstaan wat het rioolbeheer betreft. Het ene kan niet los van het andere worden gezien. Met betrekking tot het rioolbeheer gebeurt precies hetzelfde op als met de waterlevering. Er zijn prijsverschillen. Er zijn verschillende manieren om de zaken aan te pakken. Op bepaalde ogenblikken is er ook een gebrek aan transparantie geweest. Die sector heeft echt nood aan regulering. Die sector sluit trouwens nauw aan bij de watersector.
Ik ben ervan overtuigd dat die prijs zal blijven stijgen, al was het maar omdat ik hoop dat de watermaatschappijen ertoe zullen worden aangezet het drinkwater dat ze winnen met ongeveer 40 percent te reduceren ten opzichte van hun huidige productie. Die 40 percent gebruiken we momenteel immers om het toilet door te spoelen of om de was te doen. Dat kan zonder probleem worden vervangen door regenwater. Dat is de eerste stap die moet worden gezet. Als die productie wordt gereduceerd, is het begrijpelijk dat de maatschappijen met een deel van de algemene kosten blijven zitten, dat moet worden doorgerekend in de prijs.
Zolang we het water als drager van de kostprijs blijven beschouwen, zijn we verkeerd bezig. Volgens mij moeten het de vervuilende producten zijn die, als kostendrager in functie van hun graad van vervuiling, moeten worden aangepakt. Nooit ofte nimmer zullen we de volledige kostprijs van de sanering van ons afvalwater kunnen verrekenen in de waterprijs. We moeten daarvoor naar de bron van de vervuiling gaan, namelijk de producent en de producten.
Heel veel mensen en gemeenten denken dat de saneringsbijdrage die momenteel wordt geheven, voldoende is om investeringen te doen in hun riolen en die te onderhouden. Niets is minder waar. De berekeningen lopen sterk uiteen, maar volgens de meest pessimistische zal de saneringsbijdrage amper volstaan om de riolen goed te onderhouden, laat staan om te investeren. Daarbij rijzen er toch wel wat vragen. Als die saneringsbijdrage totaal onvoldoende blijkt te zijn om onze investeringen te doen, wat gaan we dan doen en waar gaan we dan het geld halen voor het onderhoud en de investeringen?
Mijn laatste punt, dat daar ook mee samenhangt, betreft de kosten van de afkoppeling. In het kader van ons integraal waterbeleid en van de verplichtingen die we ons opleggen via het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM), moet iedereen zijn regen- en rioolwater gescheiden aanbieden aan de rioolbeheerder. De grote vraag is wie die kosten op zich zal nemen. Er bestaan diverse scenario´s. In het meest verregaande betaalt de gemeente alle kosten van de afkoppeling terug. Heel wat gemeenten hebben al subsidiereglementen en betalen via die subsidies een deel van de kosten terug. Dat betekent dat het voor sommige particulieren gratis is, zij het dat dit tussen aanhalingstekens moet worden geplaatst, want het is uiteraard al betaald via de belastingen, en dat heel veel particulieren ofwel de kosten volledig voor hun rekening moeten nemen, ofwel deels. Gemiddeld raamt men de kosten voor Vlaanderen op 2000 euro per afkoppelingsdossier. Die kosten kunnen zeer sterk verschillen van woning tot woning, van gebied tot gebied. Er zijn immers gebieden en woningen waar het zeer moeilijk is om af te koppelen. Die rekeningen kunnen voor sommige mensen nog wel eens oplopen. Als iemand onvermogend is op het ogenblik dat de gemeente die afkoppeling doet in zijn straat, en de gemeente wil haar maximale subsidie krijgen voor haar afkoppelingsdossier, hoe zal die onvermogende burger worden verplicht toch te betalen voor die afkoppeling? Ik stel deze vraag hier speciaal. Uw medewerker heeft ze ook kunnen horen. Er zijn rioolbeheerders die erover denken om gewoon een stop te zetten op de riolering, zodat mensen geen gebruik meer kunnen maken van het sanitair of hun was doen. Ik vraag me af hoe we dat zullen oplossen.
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, er werd hier al heel wat gezegd. Ik wil in de eerste plaats zeggen dat het, eind 2004, de bedoeling was van de indieners van het amendement inzake de herstructurering van de watersector, dat de gemeentelijke saneringsbijdrage zou worden gebruikt voor investeringen in en onderhoud van de rioleringen. Ik heb nadien vragen gesteld om te weten of dit wel werd gecontroleerd. Ik geef toe dat het niet eenvoudig is. Een gemeentebestuur dat bijvoorbeeld zegt dat het daarmee de lening inkort, kapitaal of intrest of beide, voldoet volgens de letter van het decreet aan de voorwaarden. Ik zou de nadruk erop leggen dat de gemeentelijke saneringsbijdrage, die boven op de bovengemeentelijke wordt geïnd, integraal wordt gebruikt door de gemeentebesturen, maar niet om de begroting van de gewone dienst te doen sluiten. De minister heeft mij gezegd dat de VMM tools ontwikkelt om dat op te volgen. Het staat iedere gemeente vrij om die bijdrage te vragen, te verhogen of te verlagen, want men kan van 0 tot 1,4 gaan, maar ze moet worden aangewend voor het doel waarvoor we haar bestemd hebben.
We hebben op 5 maart 2008 een resolutie met 19 punten goedgekeurd in het Vlaams Parlement. De resolutie bevat heel veel punten en dus moeten we de minister de nodige tijd geven om de resolutie uit te voeren. Het is een allesomvattende resolutie, mijnheer Daems, veel punten zijn reeds uitgevoerd, andere moeten nog op punt gesteld worden, ik denk aan dat over de regulator. U verwijst naar de SERV, maar ik meen te weten dat de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, de Minaraad, het voorstel om de regulator te incorporeren in de VMM, zeker niet ongenegen is. Wel wordt de mogelijkheid opengelaten om de regulator eventueel buiten de VMM te situeren, maar het denkspoor om de regulator binnen de VMM te situeren, heeft alleszins de goedkeuring van de Minaraad.
Over de resolutie werd gestemd. We hebben er lang over gedebatteerd. Het is nu aan de regering en de minister om de resolutie op het terrein zo veel mogelijk uit te voeren.
De heer Patrick Lachaert: Voor wat de regulator betreft, pleiten wij ervoor om in de volgende legislatuur een keer na te denken over de mogelijkheid om tot één regulator te komen die alle zaken van openbaar belang beheert en om niet te veel aan casuïstiek te doen. Misschien hebben we er de mensen wel voor, zowel voor wat de elektriciteit, het gas als het water betreft, om alles samen onder één noemer te brengen en om niet te veel verschillende afdelingen te maken, vooral voor wat het economische betreft. Het ecologische kan misschien blijven waar het nu is. De vraag is of het verantwoord is dat het ecologische en het economische onder hetzelfde beheer vallen.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik dank u voor de talrijke vragen en opmerkingen, ze tonen aan dat iedereen bezorgd is over de waterproblematiek. Op een bepaald moment kreeg ik het gevoel een kleine flashback te hebben. We hebben hier in de commissie al een paar van dergelijke discussies gehouden. Een paar weken geleden deden we dat nog, toen we het hadden over de kapitaalinjecties, het samenvloeien van gemeenten, het overhevelen van rioleringen in één grote entiteit en over wat men doet met het kapitaal dat men verkrijgt. Het is een jonge problematiek. Het is een problematiek waarmee gemeenten leren omgaan en waarin ze een evenwicht moeten zoeken. Uiteraard is het de taak van de overheid om de tools aan te reiken om voor meer transparantie te zorgen.
Ik heb een aantal zaken gehoord, waar ik absoluut mee kan instemmen. Ik zal er straks wat uitleg over geven. Het is elementair dat we er op heel korte termijn in slagen om zowel wat de transparantie betreft, als voor wat de regulator betreft, belangrijke stappen vooruit te zetten - en dat zal ook mogelijk zijn.
Ter opfrissing van het geheugen wil ik eerst een overzichtje geven van de inspanningen die de voorbije jaren werden geleverd om het saneringsbeleid een duw in de rug te geven en om een sprong voorwaarts te maken. U weet dat de Europese richtlijnen Stedelijk Afvalwater en de kaderrichtlijn Water eisen dat er in Vlaanderen opnieuw zuivere waterlopen zullen zijn. De Europese kaderrichtlijn verplicht ook dat de gebruikers van de afvalwaterzuiveringsinfrastructuur een redelijke bijdrage leveren in het waterprijsbeleid en dit uiterlijk tegen 2010.
Over de bijkomende saneringsinspanningen wil ik u nogmaals het volgende meegeven. Op het einde van de vorige legislatuur werden we geconfronteerd met een veroordeling omdat we niet voldeden aan de saneringsverplichtingen van de grote agglomeraties - dat weet u. Het aanbestedingsbedrag was in 2003 teruggevallen tot ongeveer 35 miljoen euro. De voorbije jaren werd het aanbestedingsbedrag van de nv Aquafin fors opgetrokken en zowel in 2006 als in 2007 bedroeg het ongeveer 150 miljoen euro. Als we de opleveringsbedragen bekijken, zien we dat we in 2007 zelfs uitkomen op 170 miljoen euro en dat die voor 2008 worden geraamd op 180 miljoen euro. Dit geeft aan dat er een bijzonder stevige vooruitgang geboekt werd en wordt.
De Europese kaderrichtlijn stelt ons uiteraard voor nog grotere uitdagingen, en die vormen vooral een grote brok voor de gemeenten. De gemeenten zijn op dit ogenblik heel intens bezig met het leggen van de laatste hand aan de zoneringsplannen. We merken dat nog heel wat woningen op bestaande of geplande collectoren en rioolwaterzuiveringsinstallaties moeten worden aangesloten en dat allerhande flankerende projecten nog moeten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld voor het afkoppelen van niet-verontreinigd hemelwater, of regenwater, en grachten van de afvalwaterriolering. De ideale situatie is heel eenvoudig: het afvalwater moet via de afvalwaterriool naar het zuiveringsstation, regenwater moet bij voorkeur niet in de afvalwaterriool en moet zijn vrije weg naar de beken en de rivieren kunnen vinden. De heer Bex verwees hier ook naar.
De kosten hiervan worden op dit ogenblik via de factuur gedeeltelijk doorgerekend aan de gezinnen en de bedrijven. Dat brengt ons bij een conclusie die ´zo helder is als proper water´, namelijk dat de integrale waterfactuur onvermijdelijk een stuk gestegen is. Dat we dit niet konden vermijden, wisten we al toen we eraan begonnen.
Voor heel wat gemeenten is het op dit ogenblik nog niet duidelijk wat de investeringsinspanningen die ze zullen moeten leveren, precies zijn. Vorige week heb ik de eerste 150 zoneringsplannen ondertekend. Ze zijn klaar. Ik maak me sterk dat alle Vlaamse gemeenten tegen het einde van dit jaar een zoneringsplan hebben ingediend. Ik hoop dat ik ze allemaal kan goedkeuren tegen het einde van dit jaar. Het zoneringsplan op zich is een eerste stap. Er is ook een uitvoeringsplan nodig - ik kom hier straks nog op terug - waarin alle projecten specifiek opgelijst worden, waarin de prioritering van de projecten gebeurt en waarin het budgettaire plaatje wordt gefinaliseerd. Dat maakt dat het op dit ogenblik nog niet voor elke gemeente voor 100 percent duidelijk is welke financiële inspanningen ze de komende jaren zullen leveren.
Mijnheer Daems, u merkte op dat u steeds meer hoort dat er tijd is tot 2028. In het verleden heb ik hierop al gereageerd. We moeten tegen 2015 proberen om een bepaald resultaat te halen. Het is evident dat het nu veel te vroeg is om te stellen dat het sowieso 2028 wordt. Het is van belang dat we nu grote stappen voorwaarts zetten. Op het ogenblik dat we de resultaten van onze inspanningen zien, moeten we de balans opmaken. Dan pas is het voor mij, als minister, mogelijk om een vraag tot uitstel te overwegen. Ik heb dit in deze commissie al een paar keer gezegd.
Dit alles wil niet zeggen dat er door de Vlaamse overheid nog geen inspanningen werden geleverd om de waterfactuur te beperken, integendeel. Als we de vergelijking maken met bijvoorbeeld Duitsland, dan zien we dat de integrale waterprijzen daar een pak hoger zijn dan in Vlaanderen.
Ik geef u een kort overzicht van wat we al hebben gedaan. Er werd een regeling uitgewerkt die toelaat om de btw op de waterzuivering nagenoeg volledig terug te brengen tot 6 percent. De regeling werd door middel van een ruling bevestigd door de btw-administratie. Dat houdt in dat zowel voor de overheid als voor de gebruikers, een forse besparing mogelijk is. Bovendien werd de factuur voor de rioollozende bedrijven fiscaal aftrekbaar.
De drinkwatermaatschappijen krijgen in 2008 ongeveer 200 miljoen euro van het Vlaamse Gewest uit de algemene middelen; die bijdrage is uiteraard bedoeld om de factuur voor de gezinnen en bedrijven betaalbaar te houden. Het is bijna de helft van de totale Aquafinfactuur.
Op gemeentelijk niveau werd het subsidiebedrag stevig opgetrokken. De subsidies voor de gemeenten stegen van 67 miljoen euro tot 92 miljoen euro in 2008, en ze gaan tot bijna 120 miljoen in 2009. Dat is de beste manier om de gemeenten vanuit de algemene middelen te ondersteunen bij hun saneringsinspanningen. Vorige week heb ik het eerste of tweede kwartaalprogramma voor 2009 trouwens goedgekeurd. Ook werd het maximumtarief voor de gemeentelijke saneringsbijdrage decretaal geplafonneerd. In 2005 en 2006 bedroeg die gemeentelijke saneringsbijdrage maximaal 1,5 maal het bovengemeentelijke tarief. Vanaf 2007 werd deze coëfficiënt teruggebracht tot 1,4 maal het bovengemeentelijke tarief.
Het lokaal pact tussen de Vlaamse Regering, de Vlaamse gemeenten en de Vlaamse provincies stipuleert dat het Vlaamse Gewest via Aquafin een groter aandeel op zich zal nemen van de kosten verbonden aan nog te leveren rioleringsinspanningen. Ondertussen werd besloten dat deze extra inspanningen voor het Vlaamse Gewest, 700 miljoen euro zullen bedragen, gespreid over 7 jaar. Daarnaast wordt de bijkomende inspanning voor het Vlaamse Gewest zodanig georganiseerd dat de Aquafinfactuur op het huidige niveau behouden blijft. De afschrijving van de bouwkunde wordt gespreid over 30 jaar vanaf 1 januari 2009, in plaats van over de huidige 15 jaar. Deze termijn van 30 jaar is trouwens beter afgestemd op de effectieve levensduur van de investeringen.
Mevrouw Hostekint, er is ook specifieke aandacht voor de sociaal zwakkeren. U weet dat we een tijdje geleden de bestaande vrijstellingsregeling voor de saneringsbijdragen geautomatiseerd hebben. Vroeger diende men daarvoor een papiertje in te vullen. Er zijn nog een paar knelpuntjes, bijvoorbeeld bij een plotse verhuis waarvan de Kruispuntbank nog geen weet heeft. Het gevolg van de automatisering is dat nu 180.000 gezinnen effectief genieten van de korting op hun waterfactuur waar ze recht op hebben. Voor een typegezin gaat het om een korting van gemiddeld 150 euro. We hebben vastgesteld dat de automatisering zorgt voor een aanzienlijke stijging van het aantal gezinnen dat effectief van de vrijstelling geniet. Het invullen van een formulier, vormde voor een pak gezinnen dus nog een aanzienlijke drempel om te genieten van datgene waar ze nochtans recht op hadden.
Heel terecht werd de bezorgdheid geuit inzake transparantie. De SERV stelt dat het gebrek aan transparantie zich vooral situeert op het niveau van de gemeentelijke saneringsbijdrage. Het is inderdaad van groot belang dat we er goed op toezien dat de inkomsten die worden gegenereerd uit de saneringsbijdrage die door de gemeenten wordt geïnd, zo optimaal mogelijk worden aangewend. Uit de zoneringsplannen blijkt dat er nog een pak investeringen nodig zijn. Indien alle Vlaamse gemeenten de maximale bijdrage vragen, dan zouden we jaarlijks 350 miljoen euro aan middelen genereren. Als we op basis daarvan het overzicht maken voor heel Vlaanderen en ons afvragen of dat bedrag noodzakelijk is, dan kunnen we niet anders dan volmondig beamen dat die 350 miljoen euro elementair zijn om de doelstellingen en uitdagingen te kunnen aangaan. Het is heel belangrijk dat de middelen die gegenereerd worden, terugkeren naar investeringen in de sector van de waterzuivering.
Zoals de heer Matthijs zei, werd eind 2004 een bepaling via het programmadecreet in het Drinkwaterdecreet opgenomen om een structurele financiering van de gemeentelijke saneringsverplichting mogelijk te maken via de integrale waterfactuur. Artikel 16bis, paragraaf 2, van het Drinkwaterdecreet stelt:?De bijdragen in de kostprijs van de opgelegde saneringsverplichting op gemeentelijk en bovengemeentelijk vlak worden als onderdeel van de integrale prijs voor het leveren van water via het openbaar waterdistributienetwerk opgenomen in de waterfactuur.?
Veel gemeenten hebben de aanrekening van de gemeentelijke bijdrage niet onmiddellijk ingevoerd, nochtans was dat al mogelijk sinds 2005, of ze hebben in de eerste jaren het derdebetalersprincipe toegepast. Ter informatie van de commissie heb ik een tabel bij. Ik vraag aan de secretaris om die toe te voegen aan het verslag. Het is een tabel met een overzicht van de invoering en het prijsniveau van de gemeentelijke bijdragen in Vlaanderen. Van elke gemeente staat er welke bijdrage ze vroegen in 2006 en welke in 2007.
Uit de tabel blijkt uit de meest recente gegevens van 23 juni 2008 - heel recent dus - dat in 2008 64 gemeenten de maximale gemeentelijke bijdrage vragen. In de andere gemeenten kan het tarief van de gemeentelijke bijdrage nog stijgen. Die stijging is evenwel beperkt, want de gemeentelijke bijdrage kan niet hoger zijn dan 1,4 maal het bovengemeentelijke tarief.
Op de website van de VMM is nu ook een tabel raadpleegbaar met, per gemeente en voor het jaar 2008, het tarief van de bovengemeentelijke en gemeentelijke saneringsbijdrage, het drinkwatertarief per kubieke meter, het abonnementsgeld en de integrale waterprijs per kubieke meter, berekend voor een gezin van vier personen en een gebruik van 120 kubieke meter per jaar. Het is heel belangrijk dat dit nu ook op de website te vinden is.
Om verder duidelijk in kaart te brengen waar de middelen voor de investeringen naartoe gaan, werden de volgende maatregelen genomen. De gemeentelijke uitvoeringsplannen worden uitgewerkt zodat het duidelijk is dat een gemeente weet tegen wanneer welke investeringen door wie moeten worden gedaan en wat het kostenplaatje ervan zal zijn. Op dit ogenblik worden de uitvoeringsplannen opgemaakt voor een aantal proefgemeenten. Ik verwacht dat de resultaten tegen het einde van dit jaar volledig ter beschikking zijn, zodat we voor zowel een plattelandsgemeente als voor het stedelijke gebied, voor de verschillende types gemeenten dus, een duidelijk kader hebben voor de opmaak van het uitvoeringsplan. Het is absoluut mijn wens dat in het begin van 2009 alle gemeenten daadwerkelijk starten met de opmaak van de uitvoeringsplannen op de zoneringsplannen.
Aan de VMM, die economisch toezichthouder op de afvalwaterzuiveringssector is, werd de opdracht gegeven om een gelijkvormige rapportering van de gemeentelijke ontvangsten en uitgaven in kaart te brengen. Ik heb dit een paar weken geleden al gezegd naar aanleiding van het vorige debat dat we hierover hadden. De economisch toezichthouder heeft ondertussen een rapporteringsinstrument ontwikkeld dat moet toelaten om de inkomsten uit de bijdragen af te zetten tegenover de inspanningen die op gemeentelijk vlak geleverd worden met betrekking tot de uitbouw en de exploitatie van de gemeentelijke saneringsinfrastructuur.
Ik heb het eerste ontwerp van rapporteringsinstrument bij me. Het werd op een toelichtingsvergadering van 29 mei 2008, ook heel recent dus, voorgesteld aan de gemeentebesturen van Oost-Vlaanderen. Aan de hand van eventuele opmerkingen zal dit instrument nog worden bijgestuurd en in het najaar ter beschikking worden gesteld van de gemeentebesturen van de andere provincies. Er moet nog wat aan het instrument worden gesleuteld.
Een paar mensen hadden bemerkingen over de vrijstellingen die worden verleend, en hebben gevraagd hoe alles juist in elkaar zit. De vrijstellingen en de bedragen van de vrijstellingen zijn allemaal opgenomen in de rapporteringstool. Het brengt alle inkomsten mooi in kaart en op de volgende pagina staan ook de uitgaven.
Dit was een van de vragen van VLARIO. Het onderhoud van de rioleringen is ondermaats en daarin moet meer worden geïnvesteerd. Ook die zaken kunnen in kaart worden gebracht via het instrument.
Als we de uitvoeringsplannen waaraan het investeringskader moet worden gehecht, koppelen aan de rapporteringstool die al opgemaakt werd en bijna definitief klaar is, maar nog niet als definitief document ter beschikking kan worden gesteld, dan zetten we een heel belangrijke stap voorwaarts inzake de zo noodzakelijke transparantie. We krijgen immers een zicht op het totale investeringsplaatje, via de uitvoeringsplannen, en op de inkomsten en uitgaven, zonder dat de gemeenten te overdadig belast worden. We moeten immers vermijden dat de gemeenten een boek vol rapporteringsverplichtingen moeten invullen. Het moet eenvoudig en transparant zijn en jaarlijks vergelijkbaar. Dat is de reden waarom dat model nu wordt getoetst in de Oost-Vlaamse gemeenten.
Mijnheer Martens, u zegt dat dit decretaal moet worden vastgelegd. Met de koppeling van die twee instrumenten zetten we een belangrijke stap vooruit inzake transparantie.
Ik heb aan mijn administratie ook de opdracht gegeven om een studie uit te voeren naar de redelijke kostenterugwinning voor de bovengemeentelijke sanering en dit als voorbereiding op de implementatie van artikel 9 van de kaderrichtlijn Water. Ik verwacht de resultaten van die studie binnenkort.
Wat de rubriek reguleringsinstantie betreft, vraagt de SERV naar een sterke en performante regulator. U hebt er zelf naar verwezen, mijnheer Daems. Dat zijn belangrijke termen. U zegt dat die regulator eventueel onafhankelijk moet zijn van de VMM. Dat lees ik echter niet in het SERV-rapport.
Sinds 2005 vervult de VMM de rol van toezichthouder. Zij is daar formeel decretaal voor aangesteld. Ik verwijs in het bijzonder naar artikel 66 van het decreet van 24 december 2004 dat artikel 32quater, paragraaf 1, van de wet van 26 maart 1971 op de verontreiniging van oppervlaktewater wijzigt. Door de invoering van dat artikel worden de taken van de VMM aangevuld met twee zaken: het ecologisch en economisch toezicht op de uitbouw en het beheer van de saneringsinfrastructuur en het toezicht op de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk met betrekking tot de doorrekening van de kosten verbonden aan de saneringsverplichting.
Bovendien is in het Drinkwaterdecreet ook het economisch toezicht op het doorrekenen van de bijdrage expliciet opgenomen. Er werd ook een rapporteringsverplichting ingeschreven via de drinkwatermaatschappijen. Verder werd opgenomen dat de bijdrage voor de sanering op gemeentelijk vlak bestemd is voor de financiering van de gemeentelijke saneringsverplichting. In die hoedanigheid controleert de VMM de redelijkheid van de kosten. Ze geeft ook advies over de opportuniteit van de uitgaven van de nv Aquafin, zoals vastgelegd in de beheersovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en de nv Aquafin.
De VMM is bezig met de ontwikkeling van het rapporteringsmodel met betrekking tot de gemeentelijke saneringsbijdrage. Ik heb de eerste versie daarvan bij me. In uitbreiding op het toezicht op de gemeentelijke en bovengemeentelijke sanering heeft de Vlaamse Regering tevens besloten om de reguleringsinstantie voor de drinkwatermaatschappijen te activeren. Die moet ervoor zorgen dat er via een benchmarkingsysteem transparantie en efficiëntiewinsten gegenereerd worden.
Via het verzameldecreet wordt voorzien in de oprichting van een regulator als subentiteit binnen de VMM. De VMM zal ervoor moeten zorgen dat die subentiteit volledig onafhankelijk werkt. Dat is ook een logische stap in de uitbouw van een regulatorfunctie voor de hele watersector.
Wat de timing betreft, verwacht ik volgende week het advies van de Raad van State over het verzameldecreet. Ik verwacht de definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering op 18 juli. De behandeling en de stemming in het parlement zullen plaatsvinden in het najaar 2008. De implementatie van de reguleringsinstantie bij de VMM kan dan gebeuren in de eerste helft van 2009.
Er bestaat ook bezorgdheid over de aangerekende prijzen. Er is onder meer gevraagd om dezelfde vrijstellingen te hanteren. We moeten daar een evenwicht zoeken met de gemeentelijke autonomie. Vorige week was er een studiedag van VLARIO. De heren Matthijs en Lachaert waren daar aanwezig. Daar werd het behoud van de gemeentelijke autonomie sterk benadrukt.
We proberen de prijs te beheersen door duidelijk het plafond te bepalen. In afwachting van de resultaten van de uitvoeringsplannen die voor alle gemeenten moeten worden opgemaakt, de studie betreffende de kostenterugwinning, de rapporteringstool betreffende de gemeentelijke saneringsbijdrage en de hiermee samenhangende conclusies zal de gewestelijke saneringsbijdrage bevroren worden en blijft de gemeentelijke saneringsbijdrage geplafonneerd. Dat lijkt me logisch.
Mijnheer Bex, u hebt een zeer pertinente opmerking gemaakt over de aansluitplicht. Dat moet per gemeente worden bekeken. Uw gemeente neemt die kost volledig voor haar rekening, en dat siert haar. De Vlaamse Regering heeft ervoor geopteerd om de gemeenten die voor 100 percent afkoppelen, 100 percent subsidies toe te kennen voor de aanleg. Dat is een stijging met 25 percent op basis van wat vroeger bestond. Ik sluit echter niet uit dat de kosten voor de privéaansluitingen hoger kunnen liggen dan het verschil tussen 75 percent en 100 percent. Wat gemeenten dus meer ontvangen dan vroeger, dekt niet altijd en overal de meerkost. Die oefening moet elke gemeente voor zichzelf maken.
Er is ook een opmerking gemaakt over het drinkwatergebruik. Het drinkwatergebruik is met 2 percent gedaald. Het gebruik van regenwater moet zo veel mogelijk gestimuleerd worden. Dat gebeurt momenteel in het kader van de ruimtelijke ordening. We moeten echter nagaan hoe we dat in de toekomst nog meer kunnen stimuleren.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U geeft een mooie synthese van een aantal zaken die de laatste jaren zijn gebeurd.
Ik stel vast, en daarmee trap ik een open deur in, dat ondanks de forse stijging van de waterzuiveringsfactuur, we nog altijd met een mogelijk afgeleid gebruik zitten van de opbrengsten van saneringsbijdragen. De prijzen stijgen fors, en dat is een feitelijkheid die we in deze moeilijke tijden van koopkracht niet zomaar naast ons kunnen neerleggen. Het stond in de sterren geschreven. Een paar jaar geleden, toen we een debat voerden over het programmadecreet, verklaarde toenmalig minister van Leefmilieu Peeters meermaals dat dit overroepen was en dat die prijs niet zou stijgen.
Er bestaan nog altijd vrij grote verschillen inzake de tariefstructuur. De ene burger betaalt dus meer dan de andere. Ik weet dat de gemeentelijke autonomie heel gevoelig ligt maar het is niet aanvaardbaar dat de ene burger op jaarbasis bijna het dubbele betaalt van de andere voor ongeveer dezelfde dienstverlening. Mevrouw de minister, u doet nuttige pogingen om een en ander transparanter te maken, om de rapportage vanuit de gemeenten te versterken, om alles in kaart te brengen enzovoort. We moeten echter tot de kern van het verhaal doordringen. Waarom is het niet mogelijk om iets meer door te dringen tot de kern van die bastions van drinkwatermaatschappijen? Via algemene duidelijke spelregels moeten een aantal tussen de maatschappijen bestaande discriminatoire situaties worden weggewerkt. Dat is niet alleen een verschil in interpretatie van de wijze waarop in Vlaanderen een sterke regulering moet worden uitgebouwd, al dan niet als subentiteit, maar ook een verschil in visie en vastberadenheid tussen u en onszelf, mevrouw de minister.
De voorzitter: Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord en voor de zeer concrete timing die u hebt vooropgesteld voor de regulator. Wie die rol op zich neemt, is bijzaak. Belangrijk is dat we op een performante manier toezicht kunnen houden en dat waar nodig kan worden ingegrepen.
Mevrouw de minister, u hebt benadrukt dat die transparantie ook voor u zeer belangrijk is. We kunnen inderdaad vaststellen welke kosten worden doorgerekend en op welke manier ze worden aangewend. Het is belangrijk dat de saneringsbijdrage zoals die vandaag bestaat voor de gemeenten, effectief wordt aangewend voor wat ze dient, met name voor investeringen in rioleringen en onderhoud van rioleringen. Daar moet scherp toezicht op gehouden worden.
Ik sluit me aan bij de heer Daems wanneer hij zegt het moeilijk te hebben met de verschillen die vandaag bestaan. Ik heb het daar ook wat moeilijk mee. Ik vind de gemeentelijke autonomie heel belangrijk maar ook sociale correcties zijn belangrijk, misschien zelfs belangrijker. Heel wat gemeenten hebben die nu nog niet.
De heer Patrick Lachaert: De saneringsplicht is een vrij nieuw gegeven voor de gemeenten. Eén generatie betaalt nu voor wat in het verleden is gebeurd. De huidige generatie moet daarvoor de kosten ophoesten. Het gaat dan over het bouwen en onderhouden van de infrastructuur. Vijftien jaar geleden bestond er op dat vlak niets.
Wat de waterprijs betreft, dat is een oud zeer. Ik ben het ermee eens dat er voor heel Vlaanderen één waterprijs moet komen. Het kan niet dat men in Limburg voor een liter water een andere prijs betaalt dan in Oost-Vlaanderen. We zouden moeten streven naar één waterprijs in Vlaanderen zodat er een koppeling kan worden gemaakt met de saneringsplicht. Eenzelfde waterprijs is een oud zeer waar alle politieke partijen voor pleiten.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wat die eenheidsprijs betreft, is de vraag wat er allemaal onder een eenheidsprijs kan vallen. Ook de prijzen voor bouwgronden en huurwoningen zijn niet in alle gemeenten dezelfde. In dit geval gaat het om een nutsvoorziening maar ook op het vlak van elektriciteit stellen we vast dat er in elk distributienetgebied andere tarieven gelden. Het belangrijkste van de zaak is dat de tarieven ook gerelateerd zijn aan de reële kosten die een gemeente maakt of nog wenst te maken. Daarom is het verheugend vast te stellen dat de VMM een rapporteringsinstrument heeft ontwikkeld. Wat mij betreft, moet dat geen decretale basis hebben als alle 308 gemeenten daarmee aan de slag gaan. Zonder decretale onderbouw kan echter geen enkele gemeente worden verplicht om daarmee te werken. In dat geval zitten we met een probleem. De regulator die als een subentiteit van de VMM zal worden opgericht, is in dat geval niet bij machte om te oordelen of bepaalde saneringsbijdragen wel degelijk gerelateerd zijn aan de kosten die een gemeente maakt.
Een decretale onderbouw is dus niet nodig. Wanneer echter niet alle gemeenten mee willen, vrees ik dat we niet anders zullen kunnen.
Wat de rol van de regulator betreft, moet er een wezenlijk onderscheid worden gemaakt tussen een toezichthouder en een regulator. Een toezichthouder is iemand die op een uitkijktoren met een verrekijker kan zien wat er allemaal gebeurt. Hij heeft echter geen fluitje of kaarten. Een regulator is een scheidsrechter die ook wettelijk kan optreden en bepaalde kosten die men via de saneringsbijdrage in tarieven wil doorrekenen, al dan niet kan verwerpen. Dat is wat de CREG vandaag kan. Ik vraag me af in welke mate de VMM of de subentiteit die de rol van regulator zal opnemen, die bevoegdheid zal krijgen. Misschien wordt dit mogelijk na verdere stappen in de staatshervorming. Zolang men die bevoegdheid niet heeft, kan er op terrein weinig verschil worden gemaakt. Waar de regulator terechtkomt, is van ondergeschikte orde. Het maakt niet uit of een kat wit of zwart is, als ze maar muizen vangt. Om muizen te kunnen vangen, heeft een kat klauwen nodig. Er moeten dan ook extra bevoegdheden aan die regulator worden toegekend.
De voorzitter: De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat het wegwerken van de prijsverschillen betreft, zou ik een suggestie willen doen. Is het mogelijk om de kostenopbouw van de verschillende watermaatschappijen virtueel te consolideren?
Wat uw uitspraak over regenwatergebruik betreft, ben ik blij met de beloftes die u vorige week hebt gedaan en die u hier ook vandaag doet. We maken echter twee fouten wanneer we het hebben over regenwater. We hebben het altijd over het hergebruik van regenwater terwijl het eigenlijk gaat over het gebruik. Een andere fout is dat vuil water in de riolering en regenwater in de beken terechtkomt. Ik denk dat we er ook in ons taalgebruik meer op moeten wijzen dat regenwater eerst gebruikt moet worden, ten tweede moet infiltreren en ten derde gebufferd moet worden. Wat er dan nog van overblijft, zou afgevoerd moeten worden naar de beek, zodat we op die manier minimaal naar de beek moeten afvoeren en ook minimaal moeten investeren in rioleringen om regenwater naar de geschikte plaats te brengen.
Mevrouw de minister, u hebt het even gehad over het rapporteringsdocument dat u in Oost-Vlaanderen uittest. Ik vind dat een zeer goede manier van werken. U zei dat het een toetsingsdocument is en dat u ons dat nog niet kunt bezorgen. Kunnen wij dat, als leden van deze commissie, ook niet krijgen als toetsingsdocument? Als de gemeentebesturen van Oost-Vlaanderen advies mogen geven, kunnen wij misschien ook advies geven. Wie weet, komt daar nog een goed advies uit.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag in verband met de afkoppelingskosten. Wie betaalt finaal? Hoe gaan we het probleem oplossen van degenen die niet betalen en waarbij men dreigt om een stop in de riool te slaan? Ik heb zwart op wit gelezen dat rioolbeheerders van plan zijn om dat te doen. Ik geef het gewoon mee als probleem, ik moet er vandaag geen antwoord op hebben. Ik denk dat de rioolbeheerder de opdracht moet krijgen om als derde betaler voor te schieten. Ik weet niet hoe het opgelost moet worden, maar ik denk dat het alleszins een probleem is, zeker voor de sociaal zwaksten in de maatschappij die op een bepaald moment geconfronteerd worden met wegenwerken, maar niet de middelen hebben op dat moment om te betalen. Men kan de gemeenten ook niet sanctioneren omdat die mensen niet kunnen betalen. Men kan ze ook niet naar het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) sturen om die factuur te betalen. Ik denk dat met de rioolbeheerders afspraken gemaakt moeten worden hoe dat kan worden opgelost, zodat die mensen niet worden uitgesloten en niet gesanctioneerd worden voor iets waarvoor ze zelf niet verantwoordelijk zijn.
De voorzitter: Mevrouw de minister, zou het mogelijk zijn om eens de kostenopbouw en de aankoopprijs van het water mee te delen? Ik denk dat dat de enige factoren zijn die een verschil in prijs kunnen veroorzaken. Ik veronderstel niet dat een waterleiding leggen in Limburg en in Oost-Vlaanderen een groot verschil veroorzaakt.
De heer Jos Bex: Mijnheer de voorzitter, in verband met de opbouw van de kostprijs van het water hebt u natuurlijk gelijk. Maar water is zulk een essentieel goed dat ik vind dat men minstens op het grondgebied van Vlaanderen de prijsverschillen zou moeten kunnen wegwerken. Waar de ene maatschappij veel transportkosten heeft en de andere weinig, of de ene veel kosten heeft om te zuiveren en de andere weinig, zou meer geconsolideerd moeten worden. Dat vind ik.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, ik wil een klein voorbeeld geven. Ik ken er de oorsprong niet van, maar in de ene maatschappij bedraagt de vaste vergoeding die wordt aangerekend 6,5 euro en in de andere maatschappij 57 euro. Wat is de objectieve basis om dat grote verschil te verklaren? Dat vind ik niet te snappen.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: We moeten inderdaad een onderscheid maken tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsbijdrage aan de ene kant - en ik heb een hele uiteenzetting gegeven over hoe we daar transparantie willen krijgen - en de waterprijs as such aan de andere kant. Ik heb het onderscheid misschien niet duidelijk genoeg gemaakt.
Het is belangrijk te stellen dat, eens we onze regulator hebben, die als eerste opdracht zal hebben om - en in Nederland werkt dat bijzonder goed - een benchmark te laten uitvoeren. In Nederland heeft dat geresulteerd in een efficiëntiewinst van gemiddeld 20 percent. Dat is dus heel veel. Op die manier zit er veel meer lijn en structuur in de prijzen. Ik vind dat dat strak opgevolgd moet worden.
Mijnheer de voorzitter, uw suggestie is goed. De benchmark is aangekondigd en wordt de eerste opdracht. We kunnen de informatie nu versnipperd geven, maar de benchmark komt er sowieso. Dat is een afspraak die gemaakt is en die elementair is om duidelijkheid en meer sturing te krijgen.
Mijnheer Bex, als ik uw laatste opmerking goed begrijp, vraagt u eigenlijk niet alleen een soort consolidering of benchmark. U zegt dat de ene maatschappij, misschien om objectieve redenen, meer kosten heeft dan een andere en doet de suggestie om dat te solidariseren en te zorgen voor één prijs. Ik heb toch goed verstaan dat dat uw suggestie is?
Wat de saneringsbijdrage betreft, mijnheer Daems, was ik niet helemaal akkoord toen u zei dat we daar drie jaar geleden mee begonnen zijn, maar dat we nu nog nergens staan en dat het ondoorzichtig is. U vraagt zich af waarvoor die geïnde inkomsten allemaal worden gebruikt.
Mijnheer Daems, ik stel vast dat de subsidies die we geven voor gemeentelijke investeringsprojecten gestegen zijn. Dat heeft niet alleen te maken met de stijging van 75 naar 100 percent, want om 100 percent te innen, moet men zeer belangrijke extra afkoppelingswerken doen. De stijging is ook een nettostijging. Ik zie dat kwartaal na kwartaal, zonder enig probleem, de middelen zijn uitgeput. Het aantal projecten dat wordt geïnitieerd door gemeenten is zeer groot. U kunt dus onmogelijk zeggen dat alles stagneert en dat ze geen inspanningen doen. Als ik zie welke grote projecten geïnitieerd worden, kan men toch niet zeggen dat het afkoppelingsbeleid, het rioleringsbeleid, geen boost kent. Of er zware misbruiken zijn in bepaalde gemeenten - en als zwaar misbruik beschouw ik dan een gemeente die saneringsbijdragen int, maar niets doet - weet ik niet. We zien dat er heel veel investeringen gebeuren en ik ben er ook van overtuigd dat heel wat gemeenten veel zwaardere investeringen doen dat wat ze innen via de saneringsbijdrage.
Mijnheer Daems, u hebt absoluut een punt als u zegt dat we niet moeten gissen en het gewoon zichtbaar moet zijn. We willen dat zien, dus de rapporteringstool is bijzonder belangrijk. Mijnheer Martens, dat moet inderdaad voor alle 308 gemeenten. U zegt dat een decretale regeling niet nodig is als het maar wordt gebruikt. Ik denk dat subsidiëring een zeer krachtig middel is om ervoor te zorgen dat het gebruikt wordt. We moeten inderdaad zorgen dat er incentives zijn, opdat het gebruikt zou worden. Maar als zou blijken dat iedereen er met de pet naar gooit, moeten we inderdaad de stok bovenhalen.
De heer Rudi Daems: Mevrouw de minister, u herhaalt sinds twee jaar dat de subsidies voor riolen fors stijgen. Maar hoe zien we dat in de resultaten op het vlak van kwaliteit? We zien dat misschien een klein beetje op bepaalde plaatsen, maar misschien - en dat is ook het punt dat de heer Bex maakte - moeten we tot een ander soort weging komen. Het is voorlopig, ondanks de forse stijging van de subsidies die Vlaanderen geeft voor de sanering van het afvalwater, niet echt merkbaar.
De heer Patrick Lachaert: Mijnheer Daems, men kan dat toch maar zien als alles af is.
De heer Rudi Daems: Dat is niet waar. Ik denk dat naar grootverbruik en industrieel verbruik andere dingen te doen zijn dan alleen wat nu gebeurt.
Mevrouw de minister, er wordt ook - daarom niet altijd door u - een fout signaal de wereld ingestuurd. We zijn al een paar keer door Europa op de vingers getikt en we gaan nu het idee verspreiden onder alle mensen die met waterbeleid bezig zijn dat 2015 niet de zware deadline zal zijn, maar 2028, en dat we onze inspanningen, ook financieel, op basis daarvan maar een beetje moeten spreiden. Dat vind ik politiek een heel fout signaal.
Het is goed dat we werken met tools en rapportages, maar laten we voor iedereen - excuseer me voor het woord - een level playing field, een soort gelijk speelveld, gebruiken, alvorens dat men een en ander transparanter maakt. Daar schort het vandaag nog altijd aan in de waterprijs.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Daems, u wilt eigenlijk twee zaken. U weet dat overal door gemeenten gigantisch geïnvesteerd moet worden. U wilt dat onmiddellijk zien in de resultaten. Ik heb nog niet zolang geleden toch resultaten gezien voor waterlopen, waar de inspanningen zeer duidelijk merkbaar zijn. Ook VMM heeft bevestigd dat bijvoorbeeld wat het strandwater betreft, we zeer duidelijk de gevolgen zien van het investeringsbeleid dat de voorbije jaren is gevoerd.
Mijnheer Daems, u hebt natuurlijk gelijk met de vraag waarmee we moeten starten. We moeten er eerst voor zorgen dat we in de grote agglomeraties de infrastructuur hebben om te zuiveren. Dat is het eerste. Daar zijn we nu min of meer mee rond. Dan zijn er nog de kleinere agglomeraties en dan moeten we ervoor zorgen - en daar zijn de zoneringsplannen ideaal voor - dat iedereen de investeringen doet die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat het afvalwater niet meer ongezuiverd in beken en riolen terechtkomt.
Er blijven ook nog een aantal knelpunten. We volgen die ook op. Als het bijvoorbeeld heel hevig regent, zien we dat nog overstorten in werking treden enzovoort, maar als we de resultaten zien voor Leie, Zenne en strandwater, worden wel degelijk resultaten geboekt.
Uiteraard moeten we een pak investeringen, die op een efficiënte wijze gebeuren, samenleggen. We moeten vermijden dat een gemeente volgend jaar zou beslissen om eerst alle individuele afvalwaterbehandelingsinstallaties te plaatsen en dan pas de grote rioleringsinvesteringen te doen. Iedereen moet de investeringen doen die prioritair noodzakelijk zijn. Dat is de bedoeling van de uitvoeringsplannen, waar ook de investeringen in opgesomd worden. Dat is de volgorde die elke stad of gemeente zal moeten volgen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Huybrechts en door de heer Daems werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Ik stel voor om vanuit de meerderheid daar een voorstel van resolutie over te maken. Anders is de tijd zeer krap. Vanuit de meerderheid moeten we met drie overeenkomen. We gaan dat op een deftige manier, samen met iedereen, opstellen.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, ik wil er u wel op attent maken dat vanuit onze fractie al vorige week een voorstel van resolutie over deze materie werd ingediend.
De voorzitter: Het incident is gesloten.