Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 01/07/2008
Vraag om uitleg van de heer Jos Stassen tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over natuurcompensatiegebieden op de Linkerscheldeoever
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het gaat weer over water.
Mijnheer de voorzitter, soms kan een parlement een aantal zaken beslissen die toch doorwerken op termijn. De vraag die ik vandaag stel, past in zulk verhaal. De mensen van de vorige legislatuur herinneren zich het validatiedecreet of het nooddecreet rond het Deurganckdok nog vrij goed, denk ik. Zij weten ook dat tegelijkertijd een belangrijke nevenafspraak was gemaakt om een aantal historische achterstellen rond natuurcompensaties die nooit zijn uitgevoerd, in te halen. Dat moest versneld gebeuren, vandaar dat een heel gedetailleerde resolutie werd goedgekeurd door de toenmalige meerderheid, maar er is daarover toen ook discussie geweest met CD&V. Ik denk dat men vrij eensgezind was over de doelstellingen.
Uiteindelijk werden een aantal duidelijke opdrachten vastgelegd. Zoals gevraagd, rapporteert de beheerscommissie, die moest worden opgericht op basis van de resolutie, elk jaar getrouw aan het parlement en krijgen we ook elk jaar een monitoring, wat de Linkerscheldeoever betreft, over de uitvoering van de doelstellingen en opdrachten van de resolutie. Vandaar dat het belangrijk is dat een aantal zaken gebeuren op het vlak van opvolging.
Ik ga geen vragen stellen over wat we in de twee documenten kunnen lezen. Maar het is op basis van deze documenten dat ik een aantal vragen wil stellen.
Uiteindelijk is het uitgangspunt dat heel dat gebied, naast de belangrijke economische functie en de woonfunctie, ook een heel belangrijke natuurfunctie heeft. Die is duidelijk vastgelegd in een aantal Europese richtlijnen en in de Vlaamse decreetgeving. Die natuurfunctie moest versterkt worden na een aantal zware economische infrastructuuringrepen in die periode.
De richtlijnen leggen een aantal duidelijke doelstellingen vast rond de instandhouding van een aantal soorten. Collega's, ik ga u niet vervelen met de opsomming van de soorten. Ik ben ook geen kenner. Er zijn mensen die meer kennen van vogels dan ik, maar een aantal doelstellingen liggen vast en men heeft ook duidelijk gezegd wat er moest gebeuren op het vlak van inrichting van de compensatiegebieden.
De inrichting is ofwel bezig of al gerealiseerd. De inrichting had twee aspecten: een definitieve inrichting en een tijdelijke inrichting. De tijdelijke inrichting was nodig, omdat men anders nooit de opgelegde compensatiedoelstellingen zou kunnen halen, maar dat was ook belangrijk om geen extra gronden van de landbouw af te nemen voor definitieve natuurcompensatiegebieden. Dat was ook een heel belangrijke zaak, dus in die zin heeft iedereen er belang bij dat de Europees opgelegde doelstellingen gehaald worden binnen de gebieden die vandaag zijn vastgelegd. En als er verdere uitbreiding komt, worden ook nieuwe gebieden aangelegd. Vandaar dat het belangrijk is dat die beheerscommissie zijn werk kan doen, dat men de doelstellingen kan halen en dat alles op het terrein verloopt zoals het moet verlopen.
Als we de documenten die ons een tijdje geleden hebben bereikt, het jaarverslag en het verslag over de monitoring, goed lezen, zien we dat er een aantal problemen zijn.
Mevrouw de minister, in uw antwoord op een schriftelijke vraag van de heer De Meyer hebt u ook duidelijk gezegd dat er nog een aantal problemen zijn. Ik denk dat het tijd wordt om op een of andere manier te zeggen dat de doelstellingen om een aantal redenen niet worden gehaald. Misschien moet op een of andere manier een tand bij worden gestoken. Dat is het ene deel van mijn vraag.
Het andere deel van mijn vraag gaat over het feit dat op het terrein zelf een aantal zaken mislopen rond de inrichting van het gebied. Het gaat vooral over de tijdelijke gebieden. Aan de definitieve gebieden wordt vrij hard gewerkt. Ik denk aan Doelpolder Noord, waar binnenkort de dijk wordt gebouwd. Dat zal wel in orde geraken. Maar bij de tijdelijke natuurcompensatiegebieden, die zeer belangrijk zijn om de compensatiedoelstellingen voor een aantal soorten te halen, lopen een aantal zaken op het terrein mis wat de infrastructuurwerken betreft. Daarom is het nodig dat daarop gereageerd wordt.
Ik ga niet alle soorten opsommen. Dat staat in de schriftelijk ingediende vraag te lezen en in de verslagen die we hebben gekregen.
Mevrouw de minister, op welke manier gebeurt de kwaliteitscontrole bij de inrichting van de natuurcompensatiegebieden op de Linkerscheldeoever? Dat is niet vastgelegd in de resolutie. Ik denk dat daar een probleem is.
Op welke manier wordt gekeken wat de verstorende elementen zijn in dat gebied? De vogels komen alleen maar naar dat gebied als aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Op welke manier wordt daarop gereageerd? De aanleiding voor mijn vraag is het probleem dat een werf niet goed is opgeruimd en dat er een hoop bouwafval is blijven liggen in een, weliswaar tijdelijk, natuurcompensatiegebied. Dan is het logisch dat men de doelstellingen niet haalt. Blijkbaar is er dan toch een probleem van opvolging. Misschien worden de vogels wel geteld, maar kan niet worden opgetreden door de beheerscommissie tegen dit soort toestanden. Op welke manier wordt dat gemonitord? Op welke manier wordt opgetreden tegen dergelijke activiteiten? Zijn er, naast de overtredingen die wij hebben vastgesteld, nog andere overtredingen?
De compensatiedoelstellingen liggen vast en we kunnen daar niet onderuit, welk verhaal men ook vertelt dat mensen moeten wijken voor vogels. We kunnen daar niet onderuit. Het is heel belangrijk dat we die doelstellingen halen, want anders zal dat ten koste gaan van nieuw gebied, en dat zal dan landbouwgebied zijn. Niemand is daar vragende partij voor. In die zin is het belangrijk dat alle doelstellingen worden gehaald.
Op welke manier worden die compensatiedoelstellingen nu verder opgevolgd? Zijn er extra inspanningen nodig, vandaag al, aangezien een aantal doelstellingen niet worden gehaald?
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, de minister heeft zeer uitvoerig geantwoord op de schriftelijke vraag nr. 579 van 10 april 2008 waarnaar de heer Stassen verwijst. Dat antwoord was ook inhoudelijk sterk, mijnheer Stassen. Ik wil het toch even aanhalen, maar beperk me tot de belangrijkste alinea van deze vijf bladzijden: "Vooreerst moet worden opgemerkt dat de compensatiegebieden pas aangelegd zijn. Als we aantallen van de aanwezige vogels willen vergelijken met deze voor hun aanleg, zouden we eigenlijk nog enkele jaren moeten wachten. De jaarlijkse verschillen kunnen zeer groot zijn. De onderzoekers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) kunnen dus al enkele voorzichtige uitspraken doen, maar voor definitieve evaluaties is het nog te vroeg." Daarna kreeg ik nog vijf bladzijden antwoord, maar die zal ik de commissie besparen.
Mijnheer Stassen, het jaarverslag waarnaar u verwijst, geeft dit schitterend weer, met aantallen, monitoring en dergelijke meer. Daarvoor danken we uiteraard de beheercommissie en de mensen die dat werk doen.
Mevrouw de minister, ik zou zeggen: overdrijf niet. Al dat werk dat wordt verricht, kost verschrikkelijk veel geld. U moet voldoen aan uw Europese verplichtingen, maar overdrijf niet. Zorg ervoor dat de gebieden die er zijn - en wat dat betreft, volg ik de heer Stassen wel - kwaliteitsvol worden ingericht. Overdrijf echter niet wat het aantal gebieden betreft.
Mijnheer Stassen, niet alle vogels hebben een stafkaart. Zo zijn er nog heel veel ganzen die niet weten waar ze terecht moeten komen. Mevrouw de minister, daarom wil ik een vraag stellen over het decreet met betrekking tot de wildschade. U weet al wat ik ga vragen. Mijnheer de voorzitter, die decreettekst hebben we twee jaar geleden goedgekeurd in deze commissie. Ik blijf nog steeds wat op mijn honger wat de uitvoeringsbesluiten betreft.
Ik ben dus heel positief over de antwoorden die we hebben gekregen. Aan de heer Stassen wil ik zeggen dat hij niet moet overdrijven en wat geduld moet hebben voor die compensatiegebieden uitwerking hebben.
Het is ook niet onredelijk te verwachten dat de uitvoeringsbesluiten er zijn van een decreettekst die twee jaar geleden is goedgekeurd.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, ik kan in grote lijnen akkoord gaan met het betoog van de heer De Meyer. Wel wil ik eraan toevoegen dat de vragen van de heer Stassen bewijzen dat ik in wezen gelijk had met mijn opmerkingen enkele jaren geleden. De natuur kan niet zomaar worden gedwongen. Uit zijn vragen blijkt duidelijk dat hij, en hij niet alleen, vaststelt dat de pluvieren en de scholeksters en noem maar op - ik ken ze wel uit elkaar, mijnheer Stassen - inderdaad niet doen wat werd verwacht. Dat blijkt dus een probleem te zijn.
Mijnheer Stassen, volgens u is het grootste probleem blijkbaar de tijdelijke inrichtingen die er zijn. Ik wil u erop wijzen dat die natuurcompensaties er destijds - jammer genoeg - zijn gekomen doordat opgespoten landbouwgronden, die niet werden gebruikt door de industrie, een broedplaats, een verzamelplaats waren geworden voor vogels van allerlei pluimage. Omdat die weg moesten, moest er elders landbouwgrond worden onteigend en aangewend voor natuurcompensatie. Op het einde van uw betoog zegt u dat we moeten opletten: halen we onze doelstellingen niet, zullen we alweer landbouwgrond moeten innemen om de natuurcompensaties te kunnen waarmaken. Ik blijf bij mijn stelling dat we de natuur niet kunnen dwingen, noch in de ene, noch in de andere richting. De heer De Meyer heeft gelijk: een vogel heeft geen stafkaart en kan al evenmin pijlen lezen.
Mevrouw de minister, laat dus de natuur haar gang gaan. Doe wat u moet doen in het kader van de besluitvorming die er in het verleden is geweest, maar forceer het niet, want dat levert uiteindelijk niets op.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, de geboekte resultaten op Linkeroever wijzen erop dat natuur in zekere zin wel maakbaar is. Als we zorgen voor de juiste biotische en abiotische randvoorwaarden, kunnen we natuur inderdaad in belangrijke mate behouden. In die zin moet het instrument van die compensaties naar waarde worden geschat. Kijken we naar wat er vandaag op Linkeroever gaande is met betrekking tot Middenvijver, dan is het ongelooflijk om vast te stellen hoe veerkrachtig die natuur is en hoe snel de natuur zich in bepaalde gebieden kan herstellen of nestelen.
Mevrouw de minister, ik vraag me alleen af of het concept van die begeleidingscommissie geen navolging verdient. Bij die commissie zijn allerhande maatschappelijke actoren betrokken. Moeten we dat niet kopiëren voor alle belangrijke, grote natuurgebieden, gelet op de goede ervaringen die we daarmee hebben op de Linkerscheldeoever?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, gelukkig kunnen we de natuur niet altijd dwingen. Ze is veerkrachtig, mijnheer Martens, maar ze laat zich niet altijd in de strakke banen leiden zoals we die graag zouden willen. Dat geeft me goede hoop dat dit spontaan heel wat beter zou kunnen worden dan we denken.
Mijnheer Stassen, uw eerste vraag betreft de kwaliteitscontrole bij de inrichting van die natuurcompensatiegebieden. U weet dat die berust bij de beheercommissie Natuur Linkerscheldeoever. Ik vertel u waarschijnlijk weinig nieuws als ik u zeg wie daar zoal in zetelt. Dat is een zeer uitgebreid en zeer indrukwekkend gezelschap.
De heer Jos Stassen: Misschien moet de BAM er nog bij.
Minister Hilde Crevits: Ik denk niet dat dit tot het actieve werkingsterritorium behoort, maar ik neem die interessante suggestie mee in overweging. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen)
U zult het wellicht met me eens zijn als ik zeg dat al die instanties, die expertise hebben qua natuurinrichting, vrij intensief zijn betrokken bij het opstellen van het milieueffectenrapport en het inrichtingsplan voor de compensatiegebieden. Ze zijn allemaal samen tot een kwaliteitsvol plan gekomen, waarvoor diverse partners samenwerken. Dat was op zich al een huzarenstukje. Openbare Werken was daarin vertegenwoordigd, net als het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, de Vlaamse Landmaatschappij, het Agentschap voor Natuur en Bos, het Gemeentelijk Havenbedrijf, de gemeenten Beveren, Zwijndrecht en Sint-Gillis-Waas, het Algemeen Boerensyndicaat, de Boerenbond, Natuurpunt, Polder Land van Waas en ook nog een pak genodigden en deskundigen. Er was daar dus heel wat expertise. Die mensen zijn met hun expertise en kennis toch tot één groot plan gekomen.
De aanbestedende instantie oefent ook controle uit op de uitvoering van de inrichtingswerken. Ook de wachters van het Agentschap voor Natuur en Bos oefenen op het terrein controle uit. Ook zijn er maandelijks evaluatiemomenten van de beheercommissie Natuur Linkerscheldeoever, die ook gaan over de dossiers die mogelijk raken aan de ontwikkeling van die compensatiegebieden.
De tweede vraag had betrekking op de monitoring met het oog op de voorkoming van verstorende elementen. U weet dat in het oorspronkelijke protocol ter uitvoering van het compensatieplan van grote infrastructuurwerken in de Westerschelde en de Zeeschelde, deel II, om die natuurontwikkeling op de Linkerscheldeoever te verwezenlijken, is afgesproken twee voltijdse wetenschappers van het INBO in te zetten. Ze zijn belast met de monitoring van de natuurcompensatiegebieden op de Linkerscheldeoever. Die monitoring heeft betrekking op de fauna, de flora en de abiotische omstandigheden. Door de regelmatige aanwezigheid van die mensen op het terrein worden verstorende elementen gedetecteerd en gemeld aan de beheercommissie. Ik denk dat we hier mogen spreken van een intensieve monitoring van het gebied. Die zorgt er dan ook voor dat er snel onderbouwde voorstellen kunnen worden uitgewerkt om die verstoringen op te lossen. De beheercommissie beschikt ook over een permanent secretariaat. Ze vergadert maandelijks en overloopt daarbij de gebiedenlijst. Ze probeert dus kort op de bal spelen, zodat ze de gepaste maatregelen kan nemen om, als er problemen zijn, te trachten het rendement van de compensatiegebieden wat op te trekken.
Uit de verslagen van die beheercommissie blijkt dat er minstens maandelijks een aantal aandachtspunten opduiken binnen de commissie. Mijnheer Stassen, u hebt zelf het jaarverslag 2007. Ik heb die documenten ook in groten getale gekregen. Ik zal ze overigens als mededeling overmaken aan mijn collega's van de regering, op de eerstvolgende bijeenkomst van de regering.
De derde vraag betreft het toezicht en de vaststelling van overtredingen. Sinds 2003 is er voor het gebied een wachter van het Agentschap voor Natuur en Bos aangesteld. Hij voert dagelijks inspectierondes uit in het gebied, en ook regelmatig weekendrondes. Het werkingsgebied van de wachter is beperkt tot het Linkerscheldeoevergebied en het gebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. Sinds de reorganisatie van het Agentschap voor Natuur en Bos is die persoon een beheerwachter met handhavingsbevoegdheden wat de Linkerscheldeoever betreft. Voor speciale acties verleent de provinciale afdeling Oost-Vlaanderen van het agentschap ook bijstand door het inzetten van handhavingswachters. Voor de provinciale afdeling Oost-Vlaanderen is het Linkerscheldeoevergebied een prioritaire regio, waarvoor veel inspanningen worden geleverd. Dat staat ook met zoveel woorden in het handhavingsplan van het agentschap.
Daarnaast is ook een toezichter van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen regelmatig aanwezig op het terrein. Hij oefent bijkomende controle uit op de terreinen beheerd door het havenbedrijf. Hij en ook de andere partners binnen de beheercommissie signaleren verstoringen in een vroeg stadium aan die beheercommissie. Mijnheer Stassen, ik ben het met u eens als u stelt dat dat absoluut nodig is. Het Linkerscheldeoevergebied kent immers een zeer lange geschiedenis van verstoring door harde gemotoriseerde recreatieve activiteiten. De andere leden hebben daar al naar verwezen.
Vanaf 2003 is het Agentschap voor Natuur en Bos actief opgetreden met betrekking tot die problematiek. In overleg en in samenwerking met de federale havenpolitie en het parket van Dendermonde werden de controles met betrekking tot motorcross in 2006-2007 opgevoerd, wat heeft geleid tot een vijftiental inbeslagnames. Ondertussen heeft de correctionele rechtbank van Dendermonde die personen trouwens veroordeeld tot werkstraffen van 75 uur en geldboetes tot 1100 euro. Zes motoren werden verbeurd verklaard. Dat er strenge straffen uitgesproken zijn, toont aan dat ook de rechter overtuigd was door de aangebrachte argumenten. Die rechtszaak heeft ook wat aandacht gekregen. We zien vandaag zeer duidelijk het effect van deze maatregel op het aantal motorcrossers. Het fenomeen is nog niet volledig verdwenen, maar het effect is duidelijk merkbaar.
In de afgelopen jaren is trouwens ook regelmatig opgetreden tegen verstoringen als vandalisme, stroperij, betredingen, vegetatiewijzigingen, storten en ook tegen een foutief beheer of een foute timing van werken, hoe jammer die ook zijn. Dan heb ik het bijvoorbeeld over werken tijdens het broedseizoen. Wie de zaken een beetje kent, weet dat die periode niet echt de meest geschikte is. Er worden vandaag ook aanzienlijke inspanningen geleverd om verstoringen preventief aan te pakken. De voornaamste pijlers voor die proactieve aanpak blijven het plaatsen van afsluitingen rond nieuw afgewerkte en toekomstige natuurgebieden, het aanbrengen van borden, toezicht en concrete afspraken met alle partijen. Er is afgesproken dat in 2008 de beheercommissie dat onderwerp heel specifiek in detail zal volgen.
Tot slot is er de vraag over het nauwgezet volgen van de compensatiedoelstellingen zelf. Ik heb daarnet al gezegd dat die resultaten periodiek uitvoerig worden besproken en gemonitord, en dat er bijkomende maatregelen worden genomen. Uit de beschikbare verslaggeving kan echter worden afgeleid dat de resultaten van de monitoring nog niet beantwoorden aan de doelstellingen voor het compensatienetwerk. Ik stel dat samen met u vast. Ik denk dat de heer De Meyer dat ook heeft gesteld. Wel is het zo dat de aantallen in de laatste jaren, 2007 inbegrepen, stijgen. Naarmate in de komende jaren de habitats zich voort zullen ontwikkelen en het beheer voort wordt geoptimaliseerd, kunnen we verwacht dat die monitoringresultaten verder zullen stijgen in de richting van de beoogde compensatiedoelstellingen. Mijnheer De Meyer, u hebt een passage voorgelezen uit mijn antwoord op een schriftelijke vraag. Ik maak uw woorden, die eigenlijk de mijne waren, nu opnieuw tot de mijne.
De actuele toestand van de compensatiegebieden werd in de bijeenkomst van de beheercommissies van 7 mei en 20 juni 2008, dus zeer recent, aan de hand van die monitoringresultaten geëvalueerd, met het oog op bijkomende maatregelen ter optimalisatie. Het is de bedoeling dat voortdurend bij te sturen en dat ook zo te bestendigen.
Ik heb hier een aantal voorbeelden bij me van hoe we per habitat een aanpassing kunnen doorvoeren. Ik stel voor dat die als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Het gaat over maatregelen voor de habitats strand en plas, slik en schor en riet en water. Ik verwijs daarbij naar de Steenlandpolder, ingericht in 2003. Dat is een mooi voorbeeld van iets wat zich zeer goed ontwikkelt, toch wat het oppervlakteriet betreft. Het beheer is daar ook goed. Verder geef ik ook nog een voorbeeld voor de habitat plas en oever, namelijk de Verrebroekse Plassen. Ook dat is weer een geslaagde compensatie, maar er zijn toch nog een aantal voorstellen gedaan om dat nog te verbeteren. Een laatste voorstel betreft het weidevogelgebied. Hiermee wil ik aantonen dat de resultaten daadwerkelijk nauwgezet worden gevolgd. Monitoring geeft natuurlijk het voordeel van de transparantie, dat echter ook een nadeel kan zijn. We kunnen snel ingrijpen, maar uiteraard worden ook alle kritiekpuntjes genadeloos blootgelegd. Dat is echter ook enigszins de bedoeling van de aanpak waarvoor is gekozen in dit dossier.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Geachte leden, ik denk dat er in binnen- en buitenland genoeg voorbeelden zijn van hoe de natuur, als we het goed aanpakken, wel degelijk maakbaar is. Kijken we maar naar de uiterwaarden van de Maas, zowel in Belgisch-Limburg als in Nederlands-Limburg. Dat heeft ontzettend veel effect. Ook in een aantal gebieden langs stromen in Oostenrijk heeft dat ongelooflijk veel effect gehad. Die maakbaarheid is er dus wel en gaat zelfs fenomenaal snel in een aantal gebieden. Vogels hebben geen gps of bordjes nodig. Ze gaan gewoon naar die plaatsen die speciaal voor hen zijn ingericht of aan hun natuurlijke noden beantwoorden. Dat is gewoon zo. Dat merken we op het terrein. De natuurjongens die daar komen, zijn ongelooflijk enthousiast over de effecten die worden verkregen door goede ingrepen. Ik denk dus dat de uitspraken van de leden goedbedoelde populistische opmerkingen waren, maar ze kloppen niet. Als de zaken goed worden aangepakt en dat ligt op de juiste plaats die vogels frequenteren, dan komen die daarheen.
Nogmaals, mijn vraag is ingegeven door de bezorgdheid dat de doelstellingen zouden worden gehaald. Dat is immers belangrijk voor elke actor op het terrein: voor de natuur, maar net zozeer voor de havenindustrie. Als we de doelstellingen niet halen, zullen er immers bijkomende compensaties moeten plaatsvinden. Dan zal er een ernstige hypotheek worden gelegd op de industriële en havenontwikkeling, omdat er in het verleden niet genoeg werd gecompenseerd. Men heeft daar dus alle belang bij. Ook de landbouwers hebben er alle belang bij, anders moeten er nieuwe gebieden worden aangesneden. Ik ben daar zeker geen vragende partij voor.
Mijn vraag was ook niet ingegeven door het feit dat de aantallen nog niet worden gehaald. Ik weet ook dat er iets meer tijd nodig is. Dit loopt nog maar een tijdje. Wel is mijn vraag ingegeven door het feit dat er daar toch wel een aantal zaken zijn misgelopen. Ik vond het concrete geval vrij frappant. U geeft een goed overzicht van wat er zoal gebeurt qua monitoring en controle, maar blijkbaar kan het toch gebeuren dat er een hoop afval is blijven liggen aan het net opgespoten gebied aan het Doeldok. Ik kan me niet indenken dat niemand dat heeft opgemerkt en dat er niet snel is ingegrepen. Dergelijke zaken mogen niet meer gebeuren, en als ze gebeuren, moeten ze snel worden opgelost. Anders halen we de doelstelling niet. Onze bezorgdheid is gemeenschappelijk. Ik was de hoofdindiener van het voorstel van resolutie. We hebben er alle belang bij de doelstellingen van toen te halen, wie ook de meerderheid vormt.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Ik had wel gedacht dat u even zou beginnen over die werfresten. Het antwoord staat ook in de bijlage. U hebt gelijk. Die resten zijn daar blijven liggen, maar als we het geheel bekijken, zijn ze vrij beperkt. Ze liggen ook in de randzones van het gebied. De expert van het INBO heeft gezegd dat die werfresten, los van het feit dat ze daar niet mogen liggen, geen verstorend effect hebben op de broedvogels zelf. De aanwezigheid van plasticresten is eigen aan dergelijke opgespoten zones. Er ligt ook wat achtergebleven puin en beton.
Men heeft dat bekeken in de werkgroep ter voorbereiding van het broedseizoen voor strand- en plasbroeders. Op 22 januari 2008 werd besloten om de werken uit te stellen tot na het broedseizoen om verstoring van broedvogels te vermijden. Dat is een concrete maatregel.
In de beheercommissie werd ook reeds besproken welke maatregelen nodig zijn om de zone tegen het broedseizoen van 2009 optimaal te laten renderen. Ook wordt door de beheercommissie een totaaloverzicht opgemaakt van alle zones die in de komende broedseizoenen kunnen worden ingeschakeld als broedgebied voor strand- en plasbroeders, rekening houdend met alle geplande havengerelateerde werkzaamheden. Dat is precies wat werd gevraagd: om alles een beetje proactief te bekijken.
Indien nodig, kunnen de werkzaamheden op vraag van de beheercommissie bijgestuurd of uitgesteld worden, om er zo voor te zorgen dat er voor de komende broedseizoenen altijd voldoende broedgelegenheid aanwezig is.
Dit is een concreet voorbeeld van hoe er wordt geanticipeerd op problemen. Het toont ook aan dat de monitoring niet alleen op papier bestaat, maar ook daadwerkelijk op het terrein zijn beslag kent.
De voorzitter: Het incident is gesloten.