Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 26/06/2008
Vraag om uitleg van de heer Louis Bril tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de versterking van de maatregelen om oudere werknemers te activeren
De voorzitter: De heer Bril heeft het woord.
De heer Louis Bril: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Vlaamse Regering heeft in 14 miljoen euro voorzien voor een beter betaalbaar aanbod met betrekking tot kinderopvang. Vanuit de VDAB-begroting wordt daar 3,5 miljoen euro aan toegevoegd. Dat geld komt uit de enveloppe van 50 miljoen euro waarin was voorzien voor de activering van vijftigplussers. Helaas leidt dit extra geld niet tot een uitbreiding van de capaciteit inzake kinderopvang, nochtans een zeer nijpend probleem. Deze overdracht van fondsen bewijst dat de activeringspremie voor vijftigplussers nog steeds niet op kruissnelheid zit. Blijkbaar kent dit weinig succes.
Aangezien het geld toch voorhanden was, is het aannemelijk dat het eenmalig maar niet structureel wordt overgedragen naar kinderopvang. Het probleem van de activering van oudere werknemers is even nijpend en belangrijk met het oog op het halen van de Lissabondoelstelling en als antwoord op de vergrijzing.
Aangezien een van de veel gehoorde problemen inzake activering van oudere werklozen de aarzelende houding van werkgevers zou zijn, vooral dan omwille van de hoge kostprijs, rijst de vraag of er geen bijsturing moet komen waarbij wordt tussengekomen in de patronale bijdragen. Op die manier kan de kost voor de werkgever worden verminderd. Persoonlijk ben ik er niet van overtuigd dat dit het grootste probleem is. Mensen die op brugpensioen kunnen gaan, staan daar echt op. Ze hebben daar naartoe geleefd, al is het maar om de kleinkinderen naar de crèche of school te brengen en op te halen. Ik vrees dat het weinig succesvol zal zijn, meer dan dat het nog niet op kruissnelheid is.
Mijnheer de minister, beschouwt u de overheveling van 3,5 miljoen euro vanuit de VDAB-begroting naar het budget voor kinderopvang als eenmalig? Zult u nog voor het zomerreces conform de afspraak binnen de Vlaamse Regering van 14 december 2007, voorstellen formuleren om de effectiviteit van de maatregel ter bevordering van de activering van oudere werklozen te verhogen? Heeft het expertisecentrum al voorstellen geformuleerd? Zo ja, welke? Ik heb het dan over het expertisecentrum dat de situatie van oudere werknemers en werkzoekenden analyseert. Werd hierover van gedachten gewisseld met de sociale partners? Zult u de tewerkstellingspremie grondig hervormen met het oog op een grotere effectiviteit van de maatregel? Komt een tussenkomst of tijdelijke tussenkomst van de Vlaamse overheid in de betaling van de patronale lasten voor aangeworven werkloze vijftigplussers in aanmerking als alternatief? Zult u deze maatregel onderzoeken op zijn effectiviteit en desgevallend complementair maken aan de bestaande federale lastenverlagingen voor oudere werknemers?
De voorzitter: De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys: Mijnheer de voorzitter, de vraag van de heer Bril verwondert me een beetje. We hebben bij de bespreking van het meerbanenplan recent een aantal dingen besproken, onder meer de tewerkstellingspremie. We hebben daar ook altijd vragen bij gehad. Er is toen aangetoond dat er sinds begin 2008 een bijsturing is geweest. Daardoor is de efficiëntie en het rendement wel wat gestegen. Ik begrijp niet goed dat nu zou worden voorgesteld om daar een andere richting aan te geven, terwijl er blijkbaar wel een enorme toename is van het aantal vragen. Ik ben eerder geneigd om nog even te wachten met een bijsturing totdat men heeft kunnen nagaan of dit inderdaad een structurele verbetering is dan wel een conjuncturele, waarna men terugvalt op het mindere succes van vroeger.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de minister, we kunnen beter wat te veel aandacht hebben voor de problematiek van de vijftigplussers dan te weinig. In het nieuwe SERA-rapport (Sociaal-Economisch Rapport voor Vlaanderen opgesteld door de SERV) is ook aandacht voor de krapte van de arbeidsmarkt. De vijftigplussers worden terecht als een van de grootste doelgroepen aangeduid.
Ik heb nog een vraag over de activeringsproblematiek. Van het federale niveau horen we dat in de sociaaleconomische prioriteiten de verkorting van de activeringsperiode zit. Minister Milquet zegt dat ze heel veel overlegt met de regionale ministers. De volgende weken zal misschien de uitbreiding van de sluitende aanpak naar vijftigplussers aan bod komen. In welke mate is daarover al contact geweest? Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering?
De heer Louis Bril: Ik heb nog een kleine bemerking. We hebben geconstateerd dat er 3,5 miljoen euro is overgeheveld van het fonds voor de activering van vijftigplussers. U begrijpt dat we dan de wenkbrauwen fronsen. Is dit eenmalig? Is dit structureel? Waarom wordt dit overgeheveld?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, het thema dat de heer Bril aansnijdt, is belangrijk, en de vragen die hij stelt, zijn pertinent. Ik hoop dat hij niet teleurgesteld zal zijn door het feit dat ik redelijk kort antwoord. Het zal hopelijk blijken waarom ik dat doe.
Om te beginnen is er de vraag naar het budget. Het is inderdaad zo dat we 3,5 miljoen euro verschoven hebben om een initiatief te kunnen nemen voor het betaalbaar maken van kinderopvang. We halen die 3,5 miljoen euro inderdaad uit het beschikbare VDAB-budget. Het idee is wel degelijk om dit recurrent te doen. Ik begrijp uw zorg, want dit budget was eigenlijk voorbestemd voor een beleid voor ouderen. Op dit ogenblik blijkt dat onze maatregelen dit budget absoluut niet opgebruiken. Dan is het natuurlijk de vraag wat je doet. Ik heb in de regering wel heel duidelijk gemaakt - u mag dat ook horen en goed noteren - dat, wat mij betreft, de rest van dat budget effectief zal moeten worden gebruikt voor een daadwerkelijk beleid voor ouderen op de arbeidsmarkt. Ik ben dus niet van plan om dat in de toekomst nog te doen. We moeten dus nu een beleid ontwikkelen waarmee we dat budget volledig en zo goed mogelijk inzetten.
Er is gevraagd hoe ons beleid zich verhoudt tot het federale beleid. Mijn antwoord is een beetje formalistisch als ik mij zo mag uitdrukken. In het kader van de evaluatie van het samenwerkingsakkoord inzake actief zoekgedrag heeft de federale regering aan haar sociale partners gevraagd of en in hoeverre de bestaande opvolging van werkzoekenden door de RVA en de daaraan gekoppelde bemiddelings- en begeleidingsinspanningen van de regio´s, moeten worden opgetrokken tot werkzoekenden die ouder zijn dan 50. Ik heb daar nog geen uitsluitsel over met betrekking tot de conclusies die de federale regering trekt uit het overleg dat ze voert. Ik weet niet met zekerheid wat het resultaat zal zijn.
Het is natuurlijk duidelijk dat het advies van de federale sociale partners daarover en het gevolg dat de federale regering daaraan zal wensen te geven, een invloed kan hebben op de manier waarop wij de vijftigplussers begeleiden. Als het federale kader dus vorm krijgt, kan het invloed hebben. Ik zeg het als een antwoord dat tegelijkertijd wat evident is en wat formalistisch omdat ik ook al enkele keren heb gezegd dat we ook niet hoeven te wachten om een eigen beleid te ontwikkelen dat dynamischer is. We hebben normale overlegprocedures, maar ik zie op dit ogenblik niet klaar in de richting die de federale overheid in haar overleg met de federale sociale partners uiteindelijk zal uitgaan. Ik wacht daar natuurlijk wel op. Ik ben vastbesloten om het normale overleg met mevrouw Milquet daarover te hebben en er ook de Vlaamse partners bij te betrekken. Dat hoort ook zo.
Maar wat het thema vijftigplussers betreft, hoef ik intussen niet stil te zitten. In de commissie voor Economie, naar aanleiding van de evaluatie van het meerbanenplan en de opvolging van het beheersplan van de VDAB, heb ik al gezegd dat we bijkomende inspanningen moeten doen voor oudere werkzoekenden.
Vanaf eind 2006 is er een vernieuwde aanpak voor oudere werkzoekenden die vanaf de zesde maand werkloosheid worden opgeroepen tot het volgen van een verplichte informatiesessie op basis waarvan ze in het traject kunnen stappen. In het kader daarvan hebben we vijftigplusclubs opgericht. In de periode eind 2006-2007 zijn 10.821 vijftigplussers verplicht gelabeld, waarvan er uiteindelijk 2157 in een traject zijn gestapt, waaronder 1078 in de vijftigplusclubs.
Daardoor zijn er in 2007 meer ouderen in een traject in vergelijking met 2006, maar de ondervertegenwoordiging blijft bijzonder groot. Het gaat over een stijging van het aandeel ouderen in een traject van 3,4 percent in 2006 naar 5,5 percent in 2007. Het is een stijging, maar er blijft een enorme ondervertegenwoordiging van de ouderen.
Het expertisecentrum Leeftijd & Werk (eL&W) dat ik heb opgericht, heeft intussen zeer veel zinvol materiaal verzameld. U kunt dat raadplegen op hun website. Ik heb een engagement om met de Vlaamse Regering een nieuw beleidsplan te ontwikkelen. Ik zal dat engagement ook gestand doen.
Maar het belangrijkste is dat ik aan de Vlaamse sociale partners gevraagd heb om zelf na te denken hoe we vooruit kunnen met een beleid voor oudere werknemers op de arbeidsmarkt. Ik vind het heel belangrijk dat ik een insteek zou krijgen van de Vlaamse sociale partners. Vandaar dat ik er vandaag niet veel over zal zeggen. Ik wil het liefst dat zij met een aantal voorstellen komen waarop ik verder kan bouwen. U vindt bijvoorbeeld in het SERA-rapport dat de heer Van den Heuvel geciteerd heeft en dat zeer uitvoerig in de kranten is gekomen, al enkele aanzetten. Maar ik denk dat er bij de Vlaamse sociale partners voldoende ambitie is om dit ook te doen.
De tewerkstellingspremie is al even aangehaald in het debat. Er is dit jaar een beperkte aanpassing van die premie: we hebben het criterium van veertien dagen werkloosheid, teruggebracht tot één dag, we hebben de duurtijd waarbinnen de werkgevers de premie kunnen aanvragen, verlengd tot drie maanden. Er is een belangrijke groeiversnelling: in de periode januari-april 2008, zijn er 70 percent meer aanvragen ingediend dan in dezelfde periode van 2007. We zijn gegroeid naar 1327 aanvragen. Wil dat zeggen dat het perfect is? Neen. Het is nu niet wat het moet zijn. We volgen dit nauwlettend op en we gaan samen met de sociale partners na of bijkomende bijsturingen nodig zijn. Ik wil daar niet op vooruitlopen.
Wat we nu doen, is goed complementair aan het federale systeem van lastenverminderingen voor ouderen. Ik wil niet vooruitlopen op de ervaringen die we nu opdoen en het debat dat ongetwijfeld de Vlaamse sociale partners daarover zullen hebben in het kader van de aandacht voor de vijftigplussers.
De voorzitter: De heer Bril heeft het woord.
De heer Louis Bril: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord en voor het feit dat u de problemen geenszins uit de weg gaat. Ik kom terug op mijn bedenking dat ik vrees dat het weinig succesvol zal zijn ondanks alle goede inspanningen van de minister. Een groot probleem bevindt zich bijvoorbeeld bij de herstructurering in bepaalde bedrijven. In vele gevallen is dat een triest en familiaal en soms een dramatisch probleem wanneer verschillende leden van een gezin werken in een bepaald bedrijf dat sluit of moet afslanken. Neem Philips in Brugge, waar binnenkort ook een herstructurering is.
Om dat menselijke aspect op te vangen bij mensen die ergens twintig tot vijfentwintig jaar werken, geeft men een zware gouden handdruk. Ik zal de gegrondheid daarvan niet in vraag stellen. Ik ervaar dat die mensen niet meer geneigd zijn om nog op de arbeidsmarkt te komen. Als ik navraag doe bij die mensen wat ze nu gaan doen, dan is de reactie altijd: ik weet wel wat gedaan, we hebben kleinkinderen en de kinderopvang kost veel geld. Dat klopt blijkbaar met het feit dat het tot nu toe niet succesvol is en dat het zeer moeilijk is om die mensen terug op de arbeidsmarkt te krijgen terwijl we ze in vele sectoren in vele regio´s dringend nodig hebben. Ik heb begrip voor de gouden handdruk, maar ik denk dat daar al een enorme rem zit om achteraf terug op de arbeidsmarkt te komen. Was dat trouwens ook niet het geval bij Ford Genk, waar er 3500 mensen zijn afgevloeid.? Een klein jaar later was de situatie gelukkig totaal omgekeerd bij Ford Genk. Men heeft dan pogingen gedaan om die mensen terug in het bedrijf aan het werk te krijgen. Daar kreeg men een massaal njet. Ook dat bevestigt blijkbaar de grote terughoudendheid die bestaat bij de mensen zelf om nog terug op de arbeidsmarkt te komen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.