Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 19/06/2008
Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de werking van de Vlaamse Vereniging van Studenten
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik begin met te verduidelijken wat niet aan de grondslag van deze vraag ligt. Een aantal telefoontjes en mailtjes van de voorbije dagen suggereren een intentie die bij mij niet aanwezig is, namelijk de VVS pesten, in een negatief daglicht stellen of overdreven kritisch tegen het licht houden. Ik heb andere bekommernissen dan mee te spelen in zulke spelletjes. Mijn zorg betreft de Vlaamse studentenvertegenwoordiging en het overleg tussen de studenten en de minister. Dat verloopt vaak via de bemiddeling van de Vlaamse Vereniging van Studenten of VVS.
De VVS is het overkoepelend orgaan voor studentenraden en is een decretaal erkend adviesorgaan van het ministerie van Onderwijs. Het belangrijkste orgaan van de VVS is de algemene vergadering die bestaat uit afgevaardigden van alle Vlaamse studentenraden. Daarnaast is er een raad van bestuur die voor de dagelijkse werking wordt ondersteund door enkele stafmedewerkers. Het gaat om een vrij gezonde structuur.
De laatste jaren is er echter een probleem met de representativiteit van de VVS. Oorspronkelijk was het de vertegenwoordiging van alle of nagenoeg alle studenten in Vlaanderen. Zoals ze hun raden in de hogescholen en in de universiteiten samenstelden, kunnen we niet anders dan vaststellen dat daar tijdens de voorbije twee jaar verandering in gekomen is. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om de grond van die zaak te bediscussiëren. Dat is niet onze opdracht.
Ik stel vast dat bijvoorbeeld de Leuvense Overkoepelende KringOrganisatie of LOKO niet langer in de VVS vertegenwoordigd is. Ook W&K (Hogeschool voor Wetenschap en Kunst) is niet langer vertegenwoordigd. Er zijn ook individuele bestuursleden die hun ongenoegen geuit hebben.
Als ik dat allemaal optel, stel ik me de vraag in hoeverre de VVS er nog in slaagt om wat haar decretaal ook is toevertrouwd te vervullen. Ik heb het dan over het op een representatieve manier vertegenwoordigen van alle Vlaamse studenten. We kunnen daar een aantal heel concrete, pertinente vragen bij stellen.
Ik ben ook even gaan kijken op de website van de VVS. We krijgen een overzicht van alle studentenraden die bestaan, zonder dat daar evenwel bij vermeld wordt of ze toegetreden zijn tot de VVS. Dat maakt het voor mij natuurlijk heel moeilijk om in te schatten hoe representatief het orgaan nog is. Welke studentenraden zijn vertegenwoordigd in de VVS en welke niet? Is het mogelijk om daar een cijfer op te plakken?
Inzake de kerntaken hebben we over de jaren heen voorbeelden kunnen horen en lezen, waarbij wordt gesteld dat de verhoudingen wel wat zoek zijn. Op de algemene vergadering neemt men soms standpunten in, die vervolgens door de stafmedewerkers of de raad van bestuur aan u en uw diensten worden overgemaakt. Daar schijnt nogal wat ruis op te zitten. Kunt u dat bevestigen? Werd dat door uw diensten en medewerkers aan u gesignaleerd?
Een wat specifieke vraag betreft de klachten over het overwicht van de stafmedewerkers die de organisatie in haar werking moeten ondersteunen. Is er op dat vlak een probleem? Overweegt u desgevallend om een verfijning van de voorwaarden waaraan een overkoepelende studentenorganisatie moet voldoen in het vooruitzicht te stellen?
De voorzitter: De heer Voorhamme heeft het woord.
De heer Robert Voorhamme: De heer De Bruyn heeft heel veel inspanningen gedaan om een neutraal sausje over zijn vraag te gieten. Ik kan me echter niet van de indruk ontdoen dat deze vraag geïnspireerd is vanuit één bepaalde hoek. Ik vind het dan ook mijn plicht om er enkele andere bedenkingen aan te koppelen.
De afgelopen tijd worden via mails verdachtmakingen de wereld ingestuurd met betrekking tot een organisatie zoals de VVS. Dat is betreurenswaardig. Niet alleen zijn de structuren van de VVS de structuren die men zou kunnen verwachten. De kritische zin is vanzelfsprekend aanwezig bij studenten. Daarom heeft de VVS zich ook zo georganiseerd dat de nodige aandacht wordt besteed aan kwaliteitszorg. Regelmatig wordt daarover een enquête gehouden, waarbij er input is van alle organisaties die vertegenwoordigd zijn in de algemene vergadering.
Spijtig genoeg is er één organisatie die, om redenen die haar eigen zijn, zich heeft teruggetrokken en weigert deel te nemen aan de enquête over de kwaliteitszorg. Ik stel me daar toch vragen bij. De uitstekende kans om eventuele kritiek over zowel de werking van de organen als over de standpunten die worden ingenomen door de organisatie, kan nu helemaal niet benut worden. Het is dan ook wat flauw dat de kritiek van een bepaalde organisatie via mails wordt verspreid.
Ik heb me ook geïnformeerd binnen die organisatie. Ik heb geregeld te maken met de representatieve studentenorganisaties. Mijnheer De Bruyn, buiten de twee organisaties waarover u gesproken hebt, krijg ik heel ander signalen. Wat de aanpak en procedure betreft, wordt nogal orthodox gewerkt. Over het ondersteunen van de verschillende studentenorganisaties, van de verschillende studentenraden is men in het algemeen zeer tevreden. In grote mate wordt rekening gehouden met de enquêtes over de kwaliteitszorg die door de organisatie worden opgesteld.
De verdachtmakingen van de permanente personeelsleden van de VVS worden op geen enkel moment hardgemaakt. Dat is betreurenswaardig. Dat is erg voor de personen die het nuttige werk verrichten bij het voorbereiden van decreten. Men moet het niet altijd eens zijn met wat ze voorstellen. Wat ze doen, getuigt wel van een bijzonder grondige voorbereiding en ondersteuning voor een standpuntbepaling vanuit die organisatie.
Wat hier eigenlijk nooit ter sprake komt, is wat de echte motieven zijn die bepaalde organisaties ertoe drijven om een soort van oppositierol te vervullen. Wat is het nut daarvan voor de Vlaamse student in het algemeen en niet enkel voor de student van de K.U.Leuven?
De voorzitter: De heer Tavernier heeft het woord.
De heer Jef Tavernier: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik ben ook wat verbaasd over de vraag van de heer De Bruyn. Er circuleren bepaalde mails, en ik word af en toe ook aangesproken. Als je kijkt naar de organisatie op zich, dan is er een normaal spanningsveld in de werking van dergelijke organisatie. Je moet nu eenmaal representatief zijn. Dit is een eerste spanningsveld.
Er wordt ook gewerkt met zogenaamde vrijwilligers die voortdurend wisselen door de aard van de organisatie. Het gaat over studenten die gedurende een vrij korte periode student zijn. Er is dus een grote rotatie. Daarnaast zijn er een aantal stafmedewerkers die hopelijk iets minder roteren. Uiteraard moet er ervaring, kennis en deskundigheid zijn die niet kan worden opgebouwd in één of twee jaar. Tussen de ene groep en de andere bestaat ook een zekere spanning, en dat is maar normaal.
Voor zover ik kan oordelen over de werking word ik dus geconfronteerd met vrijwilligers die wisselen en met de staf. Ik zie in de adviezen een zeer grote deskundigheid en hardnekkigheid die ons kan irriteren of die we kunnen bewonderen. Dat is nu eenmaal de rol van bepaalde adviesorganen. Ik kan me best voorstellen dat leden van de meerderheid of het beleid soms wat meer geïrriteerd zijn dan ik. Ik voel me soms gesteund. Dat heeft te maken met de aard van de rol die iedereen te spelen heeft. Ik ben verwonderd dat de kritiek die uit één bepaalde duidelijke hoek komt, relatief klakkeloos wordt overgenomen door de heer De Bruyn. Ik ben niet geneigd om vanuit mijn ervaring die kritiek te ondersteunen, integendeel.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mevrouw de voorzitter, ik wil niet ingaan op het inhoudelijke conflict dat er kan zijn tussen VVS en bepaalde andere organisaties, zoals LOKO uit Leuven in dit geval.
De VVS is een koepelorganisatie en bestaat al decennia, ook voordat ze decretaal werd vastgelegd. Toen ik student was, waren er ook dikwijls grote discussies. Het was vaak een ideologische strijd. Die ideologische strijd was echter niet aan instellingen verbonden, maar aan visies van studenten. Sommigen wilden plots de VVS niet meer steunen en anderen wel. Ik hoop dat hier in elk geval geen ideologisch conflict aanwezig is, want dat zou bedroevend zijn. Het zou immers betekenen dat het ideologische conflict geïdentificeerd wordt met instellingen. Dat zou ik echt een verarming vinden.
Ik hoop ook dat koepelorganisaties het belang van de studenten in Vlaanderen voor ogen houden, en nooit het belang van instellingen en associaties. Als dat zo is, dan zouden de studenten zich voor de kar laten spannen van dingen waar ze zich niet voor de kar moeten laten spannen. Ze moeten namelijk kijken wat het beste voor de student is, in dit geval in het hoger onderwijs. Van daaruit moeten ze oordelen.
Ik begrijp dat er conflicten en discussies zijn, maar ik zou het ontzettend betreuren mochten we evolueren naar meer dan één overkoepelende studentenorganisatie in Vlaanderen. Trouwens, als er al enige verfijning nodig zou zijn in het decreet, dan moet dat er een zijn waarbij we nog strikter bepalen dat één overkoepelende studentenorganisatie in Vlaanderen het beste is. Laten we behouden wat studenten en scholieren kunnen.
Voor de ouderproblematiek zijn er wel verschillende overkoepelende organisaties. Die stellen alles in het werk om naar elkaar toe te groeien omdat ze weten dat ze op die manier sterker staan. Laten we de vertegenwoordiging van de studenten in Vlaanderen niet verdelen. Ik hoop dat ze er intern uit geraken en elkaar terugvinden. Op die manier kunnen ze alle studenten vertegenwoordigen.
De voorzitter: Mevrouw Morel heeft het woord.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Mevrouw de voorzitter, ik ben niet zo gechoqueerd door deze vraag. Het moet kunnen dat die in de commissie voor Onderwijs wordt gesteld.
Ik wil het debat een beetje opentrekken. Dat er interne ruzies zijn in dat soort organisaties, is des mensen. We zien dat overal, gaande van een kaartersclub tot een overkoepelende organisatie.
Minister Frank Vandenbroucke: U bent ervaringsdeskundige.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Mijnheer de minister, dat was een open doelkans. Soms is men dikke vrienden en dan weer wat minder dikke vrienden. Dat is menselijk.
Ik heb er wel een probleem mee dat de VVS nog maar zeer weinig kan mobiliseren. Als door interne twisten de dynamiek onder de studentenorganisaties wegvalt, dan is dat wel een probleem. Als ik inderdaad zie dat er in 2008 zeer weinig animo was om deel te nemen aan een congres - en dan laat ik deel twee van de bedreigingen achteraf er dan nog uit, want de ene voelt dat iets sneller zo aan dan de andere - vind ik dat wel een probleem.
Ik denk dat we toch moeten vragen hoe dit komt en wat eraan gedaan kan worden om ervoor te zorgen dat de plooien worden gladgestreken en ze opnieuw het spectrum bewerken waar ze decretaal voor zijn vastgelegd.
Ik wil het ook opentrekken naar wat we in het voorjaar in Gent hebben gezien. Dat gaat niet over een overkoepelende organisatie die onder uw bevoegdheid valt, maar daar was toch ook een discussie onder de studenten over de verkiezing van de studentenvertegenwoordiging voor de raad van bestuur. Als ik me niet vergis, was dat begin april. Daar heeft men op zeker ogenblik dezelfde commentaar gehoord: als men niet in de rij loopt, wordt men meer dan scheef bekeken. De financiering voor de campagnes wordt absoluut niet correct verdeeld. Meer nog, de personen die de financiering moeten verdelen, zijn ook de personen die mogen beslissen wie al dan niet via het convent wordt goedgekeurd.
Ik denk dat we toch wel een parallel kunnen trekken: een aantal studenten en studentenverenigingen vinden dat ze niet meer vertegenwoordigd worden door de organen waarin ze vertegenwoordigd zouden moeten zijn. Dat is natuurlijk een deficit voor de democratie, zelfs aan een universiteit.
Mijnheer de minister, ik heb een vrij concrete vraag. De werking van de VVS beheers ik zeker en vast niet, maar ik zou toch willen weten of er ergens een mogelijkheid is, door middel van - sanctie is een te streng woord - een bijsturing, dat u hen kunt aanmoedigen om ervoor te zorgen dat niet een aantal uitverkorenen zich de VVS noemen, die eigenlijk met de basis weinig of geen voeling meer hebben en niet de moeite doen om die voeling terug te vinden. Als men daar een oplossing voor kan vinden - en men kan allemaal een beetje water bij de wijn doen - en de plooien gladstrijken, kan dat alleen maar in het voordeel zijn van de Vlaamse studenten, terwijl nu een organisatie meer energie steekt in ruziemaken dan in iets anders. Ziet u een concreet middel om dat bij te sturen?
Mevrouw Monica Van Kerrebroeck: Ik zou toch wel enige appreciatie willen uitdrukken voor de voorbije werking van de delegatie van de VVS, die we hier herhaalde malen actief hebben kunnen beluisteren en waarbij we al dan niet zijn kunnen ingaan op hun suggesties. Ik denk maar aan de financiering van het hoger onderwijs, waar we heel duidelijk de professionele werking van de afgevaardigden van de VVS hebben kunnen volgen. Dat wat onze directe betrokkenheid bij VVS betreft.
Ik wil er toch op wijzen dat het een vrij autonome organisatie is, een participatieorgaan met overheidssteun. Misschien heeft de overheid wel nood aan een zekere evaluatie, om alle leden te enquêteren, zodat men niet vertrekt van een te eenzijdige belichting, afgaand op de verhalen die we hier pas hebben gehoord. We mogen dus zeker niet voortgaan op gedeeltelijke informatie.
Men heeft hier gezegd dat het normaal is dat er een zekere hardnekkigheid is en dat er discussies zijn. Wat de situatie in Gent betreft, zijn de meest goede momenten nog altijd die rond de studentenverkiezingen. Dat er dan discussies en debatten zijn en men hardnekkig de belangen van de groeperingen behartigt, is maar normaal.
Ik heb met heel veel respect geluisterd naar de zeer verzoenende taal van mevrouw Morel. We krijgen hier een verhaal van grote verdraagzaamheid. Als dat mag doorgetrokken worden naar alle terreinen van het publieke domein, zullen we in Vlaanderen heel wat andere verklaringen horen, ook op andere terreinen. Ik ben dus heel blij dat de invalshoek onderwijs daar de aanleiding voor mag zijn. Ik wil u daar heel speciaal voor danken.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer De Bruyn, collega´s, ik zal u allemaal, en ook de lezers van de Handelingen van deze commissie, misschien een beetje ontgoochelen. Over de interne werking van VVS vallen links en rechts inderdaad wel pittige commentaren te lezen. Ik lees die natuurlijk ook, en ik heb daar zelfs nu en dan een mening over. Maar eigenlijk doet die weinig ter zake.
Welke standpunten VVS inneemt en hoe die tot stand komen, is een zaak van VVS zelf en van de studentenraden die samen de koepel vormen. Als minister of als parlementslid moeten we ons daar niet mee willen bemoeien.
Ik let er natuurlijk wel op of VVS blijft voldoen aan de criteria die in het decreet van 30 maart 1999 houdende de subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen staan en die onder andere een ondergrens bepalen inzake representativiteit. Het decreet zegt dat een koepel als VVS de studentenraden van minstens tien instellingen, verspreid over ten minste twee associaties, moet verenigen. VVS voldoet aan die voorwaarde.
De negentien studentenraden die tot VVS zijn toegetreden, op een totaal van 28, vertegenwoordigen samen ongeveer twee derden van de totale studentenpopulatie. Ik zal die studentenraden niet allemaal met naam noemen, maar ik laat u via de secretaris een lijst bezorgen.
Ik heb overigens geen plannen, om meteen op uw laatste vraag te antwoorden, om die voorwaarde inzake representativiteit aan te passen. In de ogen van de decreetgever is dat dus voldoende representatief voor de Vlaamse studentenbevolking. Ik zeg niet dat de VVS niet beter zou kunnen of moeten doen. Het bestuur van de VVS zelf is er zich trouwens ook wel van bewust dat de kracht van de studentenkoepel net bestaat uit het draagvlak voor de standpunten bij de studentenraden en de studenten zelf.
Daarvan getuigen een aantal stukken die het bestuur van de VVS mij naar aanleiding van uw vraag bezorgd heeft. Ik zal ook die bij de secretaris achterlaten. Ik zal ze niet toelichten of becommentariëren, ook dat is iets wat de VVS zelf moet doen. Maar ik vond het nuttig om ze u ter beschikking te stellen, omdat ze als het ware een aanvulling vormen op de bronnen die u in uw inleiding hebt aangehaald.
Overeenkomstig artikel 12 van het decreet van 30 maart 1999 brengt de koepelvereniging op verzoek van de Vlaamse Regering advies uit. Zo heeft de VVS onlangs nog actief deelgenomen aan de voorbereiding en de uitwerking van een nieuw financieringsmodel voor het hoger onderwijs in Vlaanderen. In de verschillende fases van de totstandkoming van de nieuwe financiering, heeft de VVS advies uitgebracht en hebben we hierover overleg gepleegd. Daarnaast pleeg ik uiteraard op geregelde tijdstippen overleg met de VVS over andere beleidsthema´s en -initiatieven in het hoger onderwijs.
Het minste wat ik daarover kan zeggen, is dat de standpunten van de VVS meestal goed en uitgebreid gedocumenteerd zijn, ook ten aanzien van de eigen achterban. In die zin lijkt de VVS mij haar adviesfunctie goed in te vullen. U zult mij niet horen zeggen dat ik het altijd eens ben met die adviezen, net zoals de adviezen van andere koepels en raden niet altijd op mijn volledige instemming kunnen rekenen. In de adviezen, of de manier waarop die voorgesteld worden, sijpelt inderdaad soms al wel eens interne discussie door, of een evolutie in het standpunt. Maar ook dat is niet uniek voor de VVS.
Zoals gezegd: ik lees de artikels, brieven en persberichten ook waarin sommigen klagen over de werking van de VVS, maar ik voel me niet geroepen om daarin tussenbeide te komen. Dat moeten de studenten echt zelf regelen. Volgens de statuten van de VVS hebben ze daar ook de nodige instrumenten en procedures voor.
Ik heb de lijst van de leden-studentenraden en heel wat interessante documenten. Ik geef die aan het secretariaat.
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik dank ook de collega´s voor hun inbreng, alhoewel het me toch van het hart moet dat ik het niet eens ben met de heer Voorhamme, die het heeft over een saus van neutraliteit. Ik denk dat ik heb geprobeerd om in alle eerlijkheid niet alleen een saus van neutraliteit maar een strikte neutraliteit aan de dag te leggen, tenminste dat is mijn bekommernis geweest.
Dat anderen dat anders interpreteren, zegt mijns inziens meer over de manier waarop zij naar dit dossier kijken dan de manier waarop ik naar dit dossier kijk. Mijn enige bekommernis - daar ben ik mee begonnen en ik wil dat voor iedereen herhalen - is bij te dragen of ernaar te streven dat de VVS kan doen wat ze wil en geacht wordt te doen, namelijk de belangen van zo veel mogelijk, indien al niet alle, studenten in Vlaanderen te vertegenwoordigen in haar contacten met de overheid en ook in haar contacten met parlementsleden en met de maatschappij in haar algemeen. Dat is een cruciale opdracht voor de VVS.
Het is spijtig te moeten vaststellen dat op dit ogenblik, en daar blijf ik bij, de representativiteit beperkt is, los van wat er aan ten grondslag ligt, want ook die discussie wil ik wel voeren, maar die was nadrukkelijk niet het onderwerp van mijn vraag. De minister heeft de cijfers gegeven en daarvoor ben ik hem zeer dankbaar: 19 van de 28 studentenraden zijn toegetreden. Dat is tweederde van de studenten, wat aanzienlijk is, maar het lijkt me dat dat beter kan indien we willen spreken over de vertegenwoordiging van alle studenten. Dat daar nog ruimte voor groei is en laat ons hopen ook voor verzoening, lijkt mij evident.
Ik wil nog even aanstippen dat het in tegenstelling tot wat door sommige collega´s werd gesuggereerd, niet enkel gaat om een ongenoegen dat wordt geuit vanuit één hoek, en die is door anderen met naam genoemd, met name vanuit de K.U.Leuven, maar het gaat ook over leden van de raad van bestuur van de VVS die geen band hebben met de K.U.Leuven of met een van de aan haar gelieerde instellingen. Mijn bekommernis is niet ingegeven vanuit een ideologische inspiratie. Ik denk dat de heer Sannen zeer wijze woorden heeft gesproken dat we er geen ideologische strijd van mogen maken. Ik heb dat ook nooit willen doen. Wie beweert van wel, vergist zich schromelijk.
De conclusie zou kunnen zijn, en daar kan ik mevrouw Morel en de commissievoorzitter enkel maar in bijtreden, dat ik hier een ruime consensus vaststel dat we het zouden toejuichen dat er een toenadering zou komen tussen de organen van de VVS, de leden van de VVS en de organen die thans niet meer tot de VVS behoren. Ik heb van heel wat collega´s gehoord dat ze regelmatig contacten hebben met studentenorganisaties en hun vertegenwoordigers.
Laat ons dan allen ook proberen om in die contacten daar een bijdrage toe te leveren. Dat zou de student in Vlaanderen enkel maar ten goede komen.
Mijnheer Voorhamme, ik heb uw vraag over het noemen van namen gehoord. Ik wil dat gerust doen, maar ik stel voor dat ik dat seffens aan u doe. Ik heb ze hier voor me liggen. Het is niet dat ik het hier niet durf of wil doen, maar ik wil er heel nadrukkelijk geen ideologische discussie van maken. Ik heb geen behoefte om hier personen te kapittelen. Ik heb geen behoefte om hier mensen te beschuldigen van het een of het ander. Dat is niet onze taak en dat is ook nooit mijn bedoeling geweest.
De voorzitter: Mevrouw Morel heeft het woord.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Ik hoop dat de minister de flatterende woorden van de voorzitter zal overmaken aan zijn kabinetschef.
Ik heb gezien dat op papier 19 verenigingen toegetreden zijn. Dat is zeker en vast niet slecht. Ik stel me wel de praktische vraag hoe het komt dat er op het jaarlijkse congres veertig man was. Misschien is dat een piste om eens over na te denken als we wat meer tijd hebben. We kunnen zelfs de mensen van de VVS eens vragen wat het probleem is en waar er precies kan worden geholpen om meer mensen te betrekken bij dat jaarlijkse congres, toch een hoogtepunt van het jaar voor de VVS.
Misschien kunnen we daar in een rustiger periode eens een gedachtewisseling over houden, mevrouw de voorzitter. Dan kunnen we de koppen bij elkaar steken en een aantal suggesties doen en vragen behandelen van de VVS hoe we de actieve participatie van de studentenverenigingen kunnen verhogen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.