Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 12/06/2008
Vraag om uitleg van de heer Dirk de Kort tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het waterbeleid en de afvalwatersanering in de haven van Antwerpen
De voorzitter: De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik wil het hier hebben over de sanering van huishoudelijk afvalwater, afkomstig van bedrijven in de haven van Antwerpen. Op dit moment is het immers onvoldoende duidelijk hoe de sanering van dat huishoudelijke afvalwater het best dient te gebeuren, wie daarvoor verantwoordelijk is en wie dat moet betalen. Dat schept rechtsonzekerheid voor de bedrijven.
Het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen beheert op dit moment een historisch gegroeid afwateringstelsel op de rechteroever. Dit afwateringstelsel dient voor de afvoer van hemelwater en gezuiverd afvalwater dat voldoet aan de lozingsnormen voor het lozen op oppervlaktewater, aangezien het afwatert naar de havendokken.
De Vlaamse Milieumaatschappij stuurt de zoneringsplannen aan. Die moeten duidelijkheid scheppen over wie welke rechten en plichten heeft in de verschillende zuiveringszones voor wat betreft de aanpak van het huishoudelijk afvalwater. Deze zoneringsplannen zijn normaliter gebiedsdekkend. In de praktijk stelt men echter vast dat de vroegere zogenaamde C-zones, waar het havengebied onder valt, er niet meer in opgenomen zijn. Dit creëert onduidelijkheid. De vraag is dan hoe het huishoudelijk afvalwater in deze witte vlekken best moet worden aangepakt.
Tussen de regels door kan men in het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het VLAREM, naar aanleiding van de zoneringsplannen lezen dat voor die witte vlekken in ieder geval de regels van de gebieden 'individueel te optimaliseren buitengebied' van toepassing zullen worden volgens artikel 5, ten derde. Kan men dit bevestigen? Is dit inderdaad de bedoeling? Betekent dit dan concreet dat beleidsmatig beslist is dat zones met bedrijven en industrie steeds zelf zullen moeten instaan voor de zuivering van hun huishoudelijk afvalwater? Betekent dat dat er concreet nooit een riolering met 'end of the pipe'-zuivering zal komen in bestaande havengebieden en de bedrijven bijgevolg moeten voldoen aan de strenge normen voor het lozen in oppervlaktewater?
Om te kunnen voldoen aan deze lozingsnormen voor het lozen in oppervlaktewater, is het plaatsen van een biologische zuivering of een zogenaamde kleinschalige waterzuiveringsinstallatie (KWZI) noodzakelijk. Tegen 2015 moeten de bedrijven die daarover nog niet beschikken, geregulariseerd zijn. Om dat te kunnen bereiken, acht de bedrijfswereld een gefaseerde aanpak en een ondersteuning wenselijk.
Mevrouw de minister, waar situeert zich precies de vroegere C-zone in het nieuwe waterzuiveringsbeleid zoals bepaald door de zoneringsplannen en de eraan gekoppelde wijzigingen aan het VLAREM? Wat gebeurt er met de witte vlekken in de zoneringsplannen die vaak samenvallen met bestaande zones C? Welke nieuwe regels worden daar van kracht en wanneer? Wat is uw visie over de meest wenselijke aanpak van huishoudelijk afvalwater afkomstig van bedrijven?
In welke mate werd de mogelijkheid van een tegemoetkoming door de overheid voor de plaatsing van kleinschalige waterzuiveringsinstallaties voor sanitair afvalwater afkomstig van bedrijven onderzocht? Wat is uw standpunt over financiële ondersteuning van de bedrijven door de overheid?
In zones waar men kiest voor een individuele aanpak van huishoudelijk afvalwater kunnen bedrijven of beheerders van bedrijventerreinen er toch voor kiezen, gezien bepaalde schaalvoordelen, om gezamenlijk het huishoudelijk afvalwater te saneren. Welke incentives en initiatieven voor clustering van afvalwater van bedrijven zijn op dit moment mogelijk of kunnen eventueel in het vooruitzicht worden gesteld?
Op dit moment is het steeds verplicht een gescheiden stelsel aan te leggen door artikel 8 van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende hemelwater, en dit onafhankelijk van het feit of het bouwproject zich situeert in een zone waar men gekozen heeft het afvalwater collectief dan wel individueel aan te pakken. Nochtans is een gescheiden stelsel niet nodig in een zone 'individueel te optimaliseren buitengebied'. Hoe en wanneer zal deze tekortkoming in het Hemelwaterbesluit worden rechtgezet?
In een zone 'individueel te optimaliseren buitengebied' dienen er geen saneringsbijdragen geïnd te worden aangezien er geen collectieve saneringsinfrastructuur wordt aangelegd. Gezien de heersende onduidelijkheid in het Antwerpse havengebied worden er momenteel saneringsbijdragen door de drinkwatermaatschappij Antwerpse Waterwerken geïnd. Aan wie werden en worden de al geïnde saneringsbijdragen doorgestort? Wie zal deze situatie regulariseren?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: De vaststelling van de zoneringsplannen zorgt ervoor dat voor de lozing van afvalwater het grondgebied niet langer is ingedeeld in een gerioleerd gebied met de zones A, B en C, en een niet-gerioleerd gebied, maar in een centraal gebied, een collectief geoptimaliseerd buitengebied, een collectief te optimaliseren buitengebied en een individueel te optimaliseren buitengebied. In deze zoneringsplannen zijn enkel de eerste twee gebieden met zekerheid gerioleerd en aangesloten op een operationele zuiveringsinfrastructuur. Deze gebieden stemmen overeen met de vroegere zuiveringszone A. In de twee laatste gebieden, het collectief of individueel te optimaliseren buitengebied, kan vandaag wel of geen riolering aanwezig zijn. In deze gebieden liggen dus de vroegere zuiveringszones B en C en het niet-gerioleerd gebied.
Bij de keuzes die door de gemeenten werden gemaakt naar aanleiding van de vaststelling van de zoneringsplannen werd de vroegere zuiveringszone B voor het merendeel toegewezen aan het collectief te optimaliseren buitengebied. Tussen de toewijzing van de zuiveringszone C - in vele gevallen is de riool in deze zone in de praktijk een ingebuisde gracht - en het niet gerioleerd gebied aan het collectief of het individueel te optimaliseren buitengebied, is er geen éénduidige link.
De zoneringsplannen houden rekening met de lozing van huishoudelijk afvalwater van de huidige bebouwing en in de mate van het mogelijke ook met de toekomstige bebouwing. Ik vestig de nadruk op 'in de mate van het mogelijke'. Aangezien vandaag vermoedelijk niet alle in de komende 6 jaar te ontwikkelen gebieden geïnventariseerd zijn, werd in de op 9 mei 2008 door de Vlaamse Regering goedgekeurde wijziging aan de VLAREM II in volgende bepaling voorzien: "Voor de lozingen van afvalwater die niet zijn opgenomen in een van de op de zoneringsplannen aangeduide zuiveringszones, gelden - tenzij anders bepaald in de milieuvergunning - de lozingsvoorwaarden die in delen 4, 5 en 5bis van dit besluit zijn vastgesteld voor lozingen gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied." Er zijn dus een aantal witte vlekken. Die hebben in het merendeel van de gevallen betrekking op kavels waar vandaag nog geen lozing van afvalwater ontstaat. Uitzondering hierop vormen de havengebieden van Gent en Antwerpen. In die gebieden is er op dit ogenblik wel al een lozing van afvalwater, maar die zones zijn niet weergegeven op het voorontwerp van zoneringsplan, omdat de door Aquafin ontwikkelde methodologie niet toe te passen valt op dat gebied.
In het kader van het vaststellen van het zoneringsplan hebben Gent en Antwerpen door tijdsgebrek nog geen keuze gemaakt voor deze gebieden. Ook werd in het verleden nog geen beslissing genomen over mogelijke collectieve zuivering. Zoals ik daarnet zei, zijn in die gebieden de lozingsnormen voor het individueel te optimaliseren buitengebied van toepassing. Die normen zijn analoog met de huidige van toepassing zijnde normen van een zuiveringszone C en van het niet-gerioleerde gebied. Met betrekking tot de lozingsnormen verandert er voor deze bedrijven die in die zones liggen dus niets. Dat wil ik onderstrepen.
Ik kom tot uw tweede vraag. Op 9 mei 2008 heeft de Vlaamse Regering een wijziging goedgekeurd aan het besluit over de subsidiëring van andere openbare rioleringen dan prioritaire rioleringen en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties. Die wijziging treedt in werking op 15 juni 2008, dus zeer binnenkort. Voortaan zullen gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ook subsidies kunnen aanvragen voor de bouw van individuele behandelingsinstallaties van afvalwater (IBA's) die ze zelf aankopen en beheren. De subsidie bedraagt maximaal 2250 euro per installatie of per woongelegenheid, met een capaciteit tot 20 inwonerequivalenten. Ze kan worden verkregen voor alle vergunde gebouwen die in de huidige indeling in zuiveringszones buiten de zuiveringszone A of B liggen of in de nieuwe zoneringsplannen gelegen zijn in het individueel te optimaliseren buitengebied. De subsidie kan dus ook worden uitgereikt aan kleine bedrijven, op voorwaarde dat de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijk samenwerkingsverband instaat voor de aankoop of het beheer.
Ik kom tot uw derde vraag. Net als in het verleden is het mogelijk dat bedrijven instaan voor een gezamenlijke zuivering van hun huishoudelijk afvalwater. Daarbij kan het Havenbedrijf, of voor industrieterreinen de intercommunale beheerder, bemiddelen of zelf als contracteur optreden. Aangezien de zuivering van het afvalwater hier dan niet gebeurt door het gewest of de gemeentelijke rioolbeheerder en dus geen openbare infrastructuur betreft, wordt die zuivering beschouwd als ingedeeld onder het individueel te optimaliseren buitengebied.
Ik kom tot uw vierde vraag. Op 9 mei heeft de Vlaamse Regering dus een wijziging aan VLAREM II goedgekeurd. De regels inzake de scheiding van het afvalwater en het hemelwater zijn opgenomen in artikel 4.2.1.3. Die regels zijn van toepassing voor alle bedrijven, dus ook voor de bedrijven die liggen in het individueel te optimaliseren buitengebied. Er is in dat opzicht dan ook geen tegenstrijdigheid tussen de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en de recente gewijzigde voorschriften die zijn opgenomen in VLAREM II. Voor de bedrijven die gelegen zijn in het individueel te optimaliseren buitengebied is een scheiding van het hemelwater en het huishoudelijk afvalwater ook een technische noodzaak. Een IBA kan pas goed functioneren als er geen hemelwater is aangesloten op die installatie.
Ik kom tot uw vijfde vraag. Bedrijven betalen aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) een heffing op waterverontreiniging. Aan de drinkwatermaatschappij betalen ze, als ze drinkwater gebruiken, een bovengemeentelijke bijdrage. Die bovengemeentelijke bijdrage wordt dan wel in mindering gebracht van de heffing. Bijgevolg moet enkel de restheffing worden betaald aan de VMM. Blijkt die heffing lager te zijn dan de reeds aangerekende bovengemeentelijke bijdrage, dan wordt de bovengemeentelijke bijdrage gecorrigeerd door de drinkwatermaatschappij. Belangrijk om op te merken is dat bedrijven die beschikken over een vergunning voor het lozen in oppervlaktewater én ook lozen in oppervlaktewater, wat doorgaans het geval is in het Antwerpse havengebied, geen bovengemeentelijke bijdrage betalen. Hetzelfde geldt voor bedrijven met een vergunning waarin de normen voor lozen in oppervlaktewater worden opgelegd en die lozen in rioleringen gelegen in zone C, in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in een effluentleiding die uitmondt in oppervlaktewater.
Gezinnen zijn vrijgesteld van de heffing op het waterverbruik waarvoor een bovengemeentelijke bijdrage wordt aangerekend. De opbrengsten van de bovengemeentelijke bijdrage worden samen met de werkingstoelage van het gewest gebruikt om de Aquafinrekening te betalen. Ook moet hierbij worden verwezen naar de Kaderrichtlijn Water, waarin wordt aangegeven dat niet alleen de kosten van de waterdiensten, maar ook een redelijke bijdrage in de hulpbronkosten en de milieuschade moet worden doorgerekend aan de gebruikers van de waterdiensten.
Met het oog op de gemeentelijke saneringsverplichting heeft Antwerpse Waterwerken (AWW) een contract afgesloten met de stad Antwerpen. Het Antwerpse havengebied valt expliciet buiten het toepassingsgebied van dit contract. Bijgevolg onderneemt AWW geen specifieke acties op het grondgebied van het Antwerpse havengebied, noch rekent deze instelling aan haar abonnees gevestigd op dit grondgebied een gemeentelijke bijdrage of vergoeding aan.
Ik hoop dat ik hiermee toch een beetje duidelijkheid heb verschaft in dit probleem, dat inderdaad moet worden opgelost.
De voorzitter: De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort: Er is inderdaad al wat meer duidelijkheid geschapen over het huishoudelijk afvalwater in de havengebieden. Ik neem aan dat er voort zal worden onderzocht welke methodologie daar kan worden toegepast, als die van Aquafin niet toe te passen valt, om te oordelen hoe dit voort moet worden aangepakt. Daar is het bedrijfsleven immers enigszins vragende partij voor. Dan gaat het over de vraag in welke richting er moet worden gewerkt. Ik denk dat de bedrijven dat ook vragen. Kunt daar een antwoord op geven?
Minister Hilde Crevits: Ik heb proberen uit te leggen dat de bedrijven daar in het individueel te optimaliseren buitengebied zitten. Ze volgen dus die regels. De methodologie van Aquafin is dus niet meer aan de orde. Hun positie is duidelijk, de regeling of de structuur die ze moeten volgen, is dat ook. Ze moeten net als vroeger een oplossing zoeken. Er kunnen ook subsidies worden aangevraagd. Ze volgen die regels en daarom hebben we de VLAREM-aanpassing doorgevoerd. Die is twee weken geleden definitief goedgekeurd door de regering. Na publicatie is ze dan ook van toepassing en uitvoerbaar.
De heer Dirk de Kort: Die bedrijven kunnen dus nu via de gemeenten een aanvraag indienen om de IBA's te plaatsen.
Minister Hilde Crevits: Die kunnen van dezelfde regel gebruik maken, maar enkel de kleintjes, niet de grote.
De heer Patrick Lachaert: Het zijn geen IBA's, maar KWZI's.
Minister Hilde Crevits: De IBA's, die eigenlijk kleine KWZI's zijn, zijn subsidieerbaar door het Vlaamse Gewest tot 20 inwonerequivalenten. Het is niet de bedoeling om de grote bedrijven te subsidiëren. Dat is een heel ander systeem met andere kanalen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.