Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 04/06/2008
Vraag om uitleg van de heer Ludo Sannen tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over roofvisserij
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik stel met plezier deze vraag, al moet ik toegeven dat ze nogal technisch is. Ik heb u op 10 juli 2007 al een schriftelijke vraag gesteld over dit onderwerp. De antwoorden stemden me hoopvol. Ondertussen is er wel wat tijd verstreken. Op bepaalde aankondigingen uit de schriftelijke vraag heb ik nog geen antwoord gezien. Dat is ook de reden waarom ik hierover een vraag om uitleg stel.
In de eerste plaats is er een verontrustende populatieontwikkeling van de commercieel aantrekkelijke snoekbaars in de Vlaams-Nederlandse Grensmaas. Een te grote - vaak illegale - onttrekking voor consumptie en handel legt een hypotheek op een duurzame exploitatie van de snoekbaarspopulatie in de druk beviste Maas en de Maasplassen, die zo haar aantrekkingskracht voor de sportvisserij dreigt te verliezen. De belangrijkste oorzaak hiervan zijn handhavingsproblemen, te wijten aan een verschillende reglementering aan weerszijden van de grens die door het midden van de Maas loopt. Het zou niet meer dan logisch zijn om in dit gebied met grensoverschrijdende vispopulaties de wetgeving beter op elkaar af te stemmen.
Vlaanderen kent bijvoorbeeld een minimummaat van 40 centimeter, Nederland hanteert een minimumlengte van 42 centimeter. Nederland kent een schoontijd van 1 april tot de laatste zaterdag van mei, Vlaanderen kent - officieel - een schoontijd voor snoekbaars van 16 april tot 31 mei. De facto bedraagt de schoontijd voor snoekbaars lokaal evenwel vijf maanden. Wanneer het betreffende viswater niet nominatief is opgenomen als water voor snoekbaarsvisserij in bijlage 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2003, mag in deze periode geen gebruik worden gemaakt van kunstaas of aasvisjes. Concreet voor de Maasvallei stelt zich hier het probleem dat de Belgische grindplassen die in verbinding staan met de Maas niet expliciet als snoekbaarswater zijn aangeduid, wat zowel bij de sportvissers als bij de toezichthoudende ambtenaren op het terrein voor interpretatieproblemen zorgt.
Belangrijk voor een duurzaam beheer van de snoekbaarspopulatie is evenzeer het principe van de meeneembeperking die de Nederlandse hengelsportverenigingen enkele jaren geleden hebben ingevoerd. Op Nederlands grondgebied mogen per persoon en per visdag slechts twee snoekbaarzen worden meegenomen. Deze maatregel, gesteund door diverse Vlaamse visserijdeskundigen, kan ook onder Vlaamse sportvissers op de nodige steun rekenen.
Op Vlaams niveau stellen zich ook voor andere inheemse roofvissoorten - zoals snoek en baars - problemen betreffende duurzaam populatiebeheer. Zo wordt vanuit de Vlaamse Roofvisfederatie gepleit voor een permanente terugzetplicht, een meeneemverbod, van een toppredator als snoek, volgens het principe ´catch and release´. Ook blijkt het gebrek aan een minimummaat voor baars - een soort die door sommige hengelaars verantwoordelijk wordt geacht voor tegenvallende witvisvangsten - de deur open te zetten voor het simpelweg doden van alle gevangen baarzen, ongeacht hun maat.
Mevrouw de minister, in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag kondigde u een aanpassing aan van het uitvoeringsbesluit op de riviervisserij. U noemde hierbij de meeneembeperking als onderdeel van een mogelijk maatregelenpakket, evenals het optrekken van de minimummaat voor snoekbaars. Zult u overgaan tot het invoeren van een meeneembeperking en het optrekken van de minimummaat voor snoekbaars en, zo ja, vanaf wanneer?
Nog in uw antwoord op mijn schriftelijke vragen toonde u zich bereid de onduidelijkheid over de aanduiding van de grindplassen in de Maasvallei ten gronde op te lossen door de limitatieve lijst van snoekbaarswaters af te schaffen. Tegelijk kondigde u een onderzoek aan om te zien of er een gezamenlijke gesloten periode ingevoerd kan worden voor het vissen op bepaalde roofvissoorten, in het bijzonder snoek, snoekbaars en baars. Wat is de stand van zaken en de voorziene timing rond beide punten? Blijft u bij uw standpunt dat, wat baars betreft,?het visserijbiologisch momenteel niet zinvol is om een algemene minimummaat voor alle waters in te voeren?, terwijl de praktijk het tegendeel bewijst?
Op welke manier zal deze problematiek worden aangepakt in het door u aangekondigde ontwerpbesluit? Hoe zult u structureel de specifieke deskundigheid van de Vlaamse Roofvisfederatie inzake de sportvisserij erkennen, en hen - naast de andere sportvisfederaties - als volwaardige gesprekspartner behandelen?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Sannen, u bent erin geslaagd om er mij op attent te maken dat de tijd toch wel bijzonder snel gaat. Uw schriftelijke vraag dateert van 10 juli 2007. Ik heb het gevoel dat u ze gisteren had gesteld. Ondertussen zijn we wel al elf maanden verder. Dat neemt niet weg dat ik de problematiek wel degelijk ter harte neem.
Ik ben in het antwoord op uw eerdere schriftelijke vraag vrij uitvoerig ingegaan op de knelpunten inzake het vissen op roofvis. Intussen heeft het Agentschap voor Natuur en Bos niet stilgezeten. Ik heb een aantal maatregelen aangekondigd. In mijn opdracht is een maatregelenpakket opgemaakt, met als uitgangspunt de inzichten die verworven werden naar aanleiding van de Studiedag Duurzaam Roofvisbeheer van 23 november 2006. Dit maatregelenpakket bevat onder meer een verhoging van de minimummaat voor de snoekbaars met vijf centimeter, zodat een extra jaarklasse aan het paaiproces kan deelnemen. Ook wordt er een meeneembeperking ingevoerd om overdreven onttrekking en illegale commercialisering tegen te gaan. Ik zal, op basis van deze voorstellen, hopelijk zeer spoedig bij de Vlaamse Regering een voorstel tot wijziging van het uitvoeringsbesluit van de wet op de riviervisserij indienen. Ik geef aan wat de grote contouren zijn van wat ik wens in te dienen.
Het invoeren van een gezamenlijke gesloten periode voor de roofvissoorten snoek, baars en snoekbaars maakt deel uit van het hierboven beschreven, door het Agentschap voor Natuur en Bos voorgestelde maatregelenpakket. Deze gezamenlijke gesloten periode voor de drie vernoemde soorten zou in de plaats komen van de huidige gesloten periode voor snoek. Dit is nog geen beslist beleid. Deze periode, die visserijbiologisch getoetst is, zou lopen van 1 maart tot en met 31 mei en zou dus twee maanden korter zijn dan de huidige gesloten periode voor snoek.
Op die manier zou de in de huidige wetgeving opgenomen uitzonderingslijst waarin die zogenaamde snoekbaarswateren staan opgesomd, als het ware overbodig worden. Hierdoor zou de visserijreglementering ook een stuk eenvoudiger worden, wat goed is voor zowel de hengelaar als de handhaver. De inkorting van de gesloten periode compenseert voor de hengelaars de vermindering van het hengelgenot die ontstaat door de afschaffing van de snoekbaarswateren. Ook de maatregelen aangehaald in dat punt moeten deel uitmaken van het voormelde wijzigingsbesluit.
Wat de snoek betreft, zal een verlenging van de terugzetplicht tevens deel uitmaken van het wijzigingsbesluit. U stelt dat sommige hengelaars die vissen op witvis, alle baarzen - ongeacht de minimummaat - doden, omdat ze die verantwoordelijk achten voor tegenvallende vangsten. Een minimummaat zou enkel tegemoetkomen aan dat knelpunt wat ondermaatse baarzen betreft. Bovendien lijkt dit me veeleer een probleem van een correcte hengelethiek. Het ethisch omgaan met vissen lijkt me goed te kunnen worden verwezenlijkt via de bestaande codes van goede praktijk en via sensibilisering. Ik zou veeleer werk willen maken daarvan alvorens opnieuw regels op te leggen. Door het instellen van de algemene gesloten periode voor onder meer de baars, zoals u stelde in uw tweede punt, wordt echter wel een bescherming ingevoerd voor die soort, zodat ook weer wordt tegemoetgekomen aan uw bekommernis.
Ook voor mij is een goede organisatie en een goed structureren van de visserijsector belangrijk. Dat bevordert het overleg tussen de sector enerzijds en de beleidsverantwoordelijken anderzijds. De Vlaamse Roofvisfederatie (VRF) wordt in dat verband alleszins erkend als een volwaardige gesprekspartner. Ik verwijs naar de aanzienlijke bijdrage die de VRF heeft geleverd aan het organiseren en uitwerken van die studiedag over duurzaam roofvisbeheer, en naar de fundamentele betrokkenheid van diezelfde federatie bij het opmaken van de code voor roofvissers.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mevrouw de minister, ik dank u. Ik heb niet zoveel problemen met de maatregelen die u hier hebt aangekondigd op zich, maar het probleem is vooral dat die maatregelen tot op heden alleen maar aangekondigd zijn. Ze zouden snel in een besluit moeten worden omgezet. Dat was dan ook de bedoeling van deze vraag. Een jaar geleden heb ik een schriftelijke vraag gesteld. Nu wou ik de druk wat helpen opvoeren.
Het maatregelenpakket dat u naar voren schuift, is waarschijnlijk verdedigbaar. Ik weet ook dat dat in overleg is gebeurd met de Vlaamse Roofvisfederatie. Er rest echter nog één probleem. De vraag is of we dat kunnen oplossen.
Uw maatregelen betreffen heel Vlaanderen. Er is sprake van vereenvoudiging: aan de ene kant wordt het strenger, aan de andere kant wordt er versoepeld. Er is dus duidelijkheid, wat zowel voor de vissers als de handhavers interessant is. Het handhavingsprobleem in grensoverschrijdende wateren als de Maas blijft echter bestaan. Ik weet niet hoe we dat precies kunnen oplossen, maar ook daar is handhaven essentieel en is overleg en het onderling afstemmen van onze regelgeving en de Nederlandse wellicht wenselijk. Als ik het goed heb begrepen, heeft Nederland een regelgeving die niet zozeer heel Nederland betreft. Daar is er veeleer sprake van een regionale invulling. Misschien is het in die zin mogelijk in het kader van die meer regionale invulling gemeenschappelijke afspraken te maken over de Maas en de grensoverschrijdende vangstproblematiek daar.
Ik wil u in elk geval wel danken voor uw antwoord. U loven zal ik alleen maar doen wanneer er snel een besluit is.
Minister Hilde Crevits: Ik zal uw opmerking over de Maas mee in overweging nemen en bekijken hoe we dat kunnen verhelpen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.