Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 27/05/2008
Vraag om uitleg van de heer Sven Gatz tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over e-government op lokaal niveau
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer de minister, ik heb een beleidsvraag over de stand van zaken van het lokaal e-government. Ik heb de mosterd gehaald bij de brochure van het V-ICT-OR- kenniscentrum ´Lokaal e-government in Vlaanderen: de bouwstenen´. Dat kenniscentrum is een initiatief van de beroepsvereniging van ICT-verantwoordelijken in lokale overheden, ondersteund door Memori, het onderzoekscentrum van de Katholieke Hogeschool Mechelen.
Enerzijds biedt de brochure de lokale besturen een kader waarbinnen zij hun e-government kunnen uitbouwen. Anderzijds vermeldt het enkele punten van aandacht die voor de centrale Vlaamse overheid van belang kunnen zijn. Het zijn een aantal constructieve pijnpunten die de brochure naar voren brengt.
De brochure stelt vast dat elk lokaal bestuur een eigen website heeft, maar niet altijd de mankracht, tijd, visie en middelen om verder te geraken.
Op lokaal vlak ontstaan er verschillende initiatieven. Het algemene kader waarbinnen de lokale besturen die e-initiatieven lanceren, is niet altijd duidelijk. Hier stelt zich volgens mij een mooie opdracht voor de Vlaamse overheid. Zij moet daar een sensibiliserende en sturende rol op zich kunnen nemen.
Lokale besturen moeten zich niet enkel toeleggen op het ter beschikking stellen van informatie via e-government. Blijkbaar zijn er nog altijd problemen met het beheer van de informatie. Dat beheer kan allerlei doelstellingen hebben. Het kan gaan over dienstverlening aan de individuele burger maar ook over partnerschappen met groepen, ook moeilijk bereikbare groepen. Het is de bedoeling om de beschikbare informatie te activeren. Dat schijnt een probleem te zijn.
De communicatiekanalen tussen de verschillende overheden onderling moeten beter worden georganiseerd. Men verwijst daarbij naar het voorbeeld van de Vlaamse kruispuntbank ondernemen.
Er blijkt een Europese richtlijn te bestaan, van 17 november 2003, die gaat over het hergebruik en de commercialisering van overheidsinformatie. Deze richtlijn heeft specifiek als doel het gebruik door de privésector van informatie die zich bij de overheid en haar instellingen bevindt, te stroomlijnen. Dat lijkt nog een braakliggend terrein te zijn, om het zacht uit te drukken.
Tot slot heeft het V-ICT-OR-rapport ook vragen bij de transparantie van de informatie in het algemeen en bij de informatieveiligheid.
Mijnheer de minister, moet de centrale overheid niet sneller en meer sensibiliseren om de lokale overheden een algemeen kader te bieden? Ik wil geen afbreuk doen aan de lokale autonomie die de lokale besturen hebben, ook in hun eigen e-government. Men werkt echter met een schaal met hefbomen waarbij het aanreiken van algemene kaders vanuit de Vlaamse Regering heel nuttig kan zijn.
Kunnen we niet een stukje verder gaan in het op maat ter beschikking stellen en beheren van informatie? Hoe kan de complexiteit van het overheidsnetwerk op het lokale niveau worden verduidelijkt? Hoe staat het met de implementatie van de Europese richtlijn over het gebruik van informatie door de privésector en de beveiliging van de informatie?
U kunt misschien nog inzetten op andere actoren op het veld maar het Instituut voor de Innovatie door Wetenschap en Technologie dat het V-ICT-OR-kenniscentrum financiert, kan een bijkomende rol spelen. Er zijn een aantal kenniscentra die op het terrein het beleid dat vanuit de centrale overheid wordt uitgestippeld, kunnen implementeren en sneller vooruit helpen. Wenst u dat langs deze weg te doen of denkt u aan andere hefbomen om het e-government op lokaal vlak in Vlaanderen meer te laten zijn dan websites die op zich wel verdienstelijk zijn en zo de volgende stap stilaan voor te bereiden?
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Ik sluit me aan bij de analyse van de heer Gatz. Voor de lokale besturen is het niet evident om een e-governmentbeleid te voeren.
Mijnheer de minister, vorig jaar heb ik u eveneens een vraag gesteld over e-government. U hebt toen geantwoord dat er heel weinig middelen zijn maar dat er een co?rdinatiecel is van zes mensen die u zou willen uitbreiden. Is dat intussen gebeurd? Is er een betere ondersteuning voor de lokale besturen?
We merken dat de lokale besturen worstelen met de privacywetgeving. U zegt dat de lokale besturen bij de burger geen informatie moeten opvragen waarover ze al beschikken. Zij moeten een aantal databanken aanleggen. Hoe kunt u ervoor zorgen dat de lokale besturen daar op een juridisch correcte manier mee kunnen omgaan?
U hebt het in uw beleidsbrief over een horizontale en verticale integratie zodat alle niveaus goed met elkaar samenwerken. U hebt daar in uw beleidsbrief een speerpunt van gemaakt. Wat is daar de stand van zaken?
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mijnheer Gatz, het V-ICT-OR-kenniscentrum wijst in de brochure inderdaad op het belang van sensibilisering. Ook in de strategische studie ´geïntegreerd e-government´ die ik vorig jaar liet uitvoeren, wordt communicatie over de mogelijkheden van e-government en het bestaande dienstenaanbod als een heel belangrijk aandachtspunt naar voren geschoven. Communicatie kan echter enkel succesvol zijn wanneer het om tweerichtingsverkeer gaat. Daarom spreekt de strategische studie ´geïntegreerd e-government´ over interactieve communicatie.
De Vlaamse overheid moet zicht krijgen op de noden en interessepunten bij lokale besturen. Omgekeerd hebben de lokale besturen nood aan en recht op de nodige informatie om met hun lokaal e-governmentbeleid successen te boeken.
De Co?rdinatiecel Vlaams e-government (CORVE) besteedt nu al aandacht aan de ondersteuning van lokale besturen bij hun e-governmentbeleid. Per provincie werd in de provinciehoofdplaats een informatiesessie georganiseerd voor alle geïnteresseerde gemeenten. De sessies richtten zich op de verantwoordelijke schepenen en burgemeesters. Ze werden georganiseerd in samenwerking met Fedict, de Federale Overheidsdienst Informatie- en Communicatietechnologie, en de VVSG.
Er werd een brochure opgesteld en verspreid waarin CORVE en haar dienstverlening voor de lokale besturen voorgesteld worden. U kunt die vinden op het internet, maar ik zal eveneens een exemplaar bezorgen aan de commissie.
De oproep naar ´e-ideeën´ bij lokale besturen past ook in dit plaatje. Het uitgangspunt van mijn oproep bestaat uit interactieve communicatie. De lokale besturen geven hun noden te kennen via de e-ideeën zelf, maar ook via een interactieve workshop die in maart plaatsvond. Op basis van deze informatie werkte CORVE voorstellen uit, waarna de lokale besturen opnieuw gehoord werden. Op die manier wordt via wederzijdse communicatie de basis gelegd voor hopelijk succesvolle lokale projecten. De interactieve communicatie verloopt uiteraard ook informeel. Via frequente contacten met lokale besturen krijgt CORVE steeds meer zicht op de wensen en noden van de lokale besturen. De lokale besturen vinden steeds meer de weg voor hun vragen en opmerkingen.
Om de lokale besturen te informeren over de mogelijkheden van e-government en het dienstenaanbod van de Vlaamse overheid, spelen we in op de bestaande communicatiekanalen bij de Vlaamse overheid en bij belangrijke actoren zoals de VVSG, de VVP en V-ICT-OR.
Wat uw vraag over het algemene kader betreft, kan ik verwijzen naar het recent ingediende ontwerp van decreet betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, dat ik hopelijk binnenkort in deze commissie kan toelichten. De Vlaamse overheid schept hiermee een belangrijk kader waarbinnen ook lokale besturen kunnen werken. De Vlaamse overheid gaat in elk geval uit van een samenwerkingsmodel waarbij ze niet in de plaats wil treden van de dienstenleveranciers. De intercommunales of de privéfirma´s hebben immers zelf hun eigen rol in het aanbieden van de nodige apparatuur, software, ondersteuning en technische begeleiding voor de lokale besturen.
Toch hebben de ontwikkelingen binnen het Vlaams e-government een impact op deze privéspelers. De Vlaamse kruispuntbank voor ondernemingen bijvoorbeeld, die zorgt voor het uitwisselen van ondernemingsgegevens binnen de Vlaamse overheid en met lokale besturen, zorgt ervoor dat de leveranciers hun softwarepakketten hieraan moeten aanpassen.
Dankzij de Verrijkte Kruispuntbank voor Ondernemingen (VKBO) krijgen de lokale besturen voor het eerst echt zicht op het economische leven binnen hun gemeentegrenzen. Daarnaast zorgt de VKBO ook voor de nodige standaarden zoals gegevensuitwisseling, definiëring van ondernemingsactiviteiten enzovoort.
Nieuwe ontwikkelingen zoals de Vlaamse kruispuntbank voor personen en het generieke GIS-systeem voor geografische gegevensuitwisseling tussen overheden zullen een gelijkaardige impact hebben. Op die manier schept de Vlaamse overheid stelselmatig het kader waarbinnen de dienstenleveranciers innovatieve nieuwe diensten kunnen aanleveren. Zo ontstaat stap voor stap een kader waarbinnen lokale besturen hun e-government vorm kunnen geven.
CORVE maakt werk van de lang verwaarloosde backoffice en legt zich toe op het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer zoals het ontsluiten van authentieke gegevensbronnen en het maximaal delen van gegevens. We bouwen een backoffice uit waarbij de Vlaamse overheid ervoor zorgt dat gegevenbestanden horizontaal met elkaar in verbinding staan en dat gegevens maar een keer moeten worden opgevraagd. Dat is een hele karwei. Daar zijn al heel wat middelen en tijd in geïnvesteerd. Die backoffice is nog niet af.
CORVE richt zich met haar communicatie op de andere diensten van de Vlaamse overheid en op de lokale besturen. Zij moeten met de generieke diensten die CORVE ontwikkelt aan de slag. Het komt aan de andere entiteiten binnen de Vlaamse overheid en de lokale besturen toe om de eindklant, de burger, het bedrijf of de vereniging, te betrekken en/of te informeren. Zij kennen immers best de inhoudelijke materie.
Bovendien geloof ik minder in promotiecampagnes om een algemeen concept als e-government uit te leggen en te communiceren. Ik geloof echter wel heel sterk in promotiecampagnes op basis van concrete praktische diensten waar burgers en ondernemingen onmiddellijk baat van ondervinden. Die communicatie gebeurt dan ook door de Vlaamse diensten of lokale besturen die een bepaalde onlinedienstverlening aanbieden.
Het overheidsnetwerk is inderdaad complex. Bij burgers en ondernemingen leven heel uiteenlopende noden. Het gevolg is dat er bij de diverse overheden veel dienstverlening bestaat, die bovendien vaak op elkaar ingrijpt. In sommige processen spelen zowel de federale, als de Vlaamse, de provinciale en de lokale overheden een rol. Nu treedt de Vlaamse Infolijn al op als een uniek loket waar de burger met alle vragen terecht kan en verder geholpen wordt. Het is ons voortdurend streven om via ingrepen in de backoffice een echte geïntegreerde dienstverlening te bewerkstelligen.
U citeert de VKBO als voorbeeld voor de doorstroming van informatie. De VBKO geeft inderdaad heel veel informatie. We hebben de federale kruispuntbank ondernemingen verrijkt met alle mogelijke Vlaamse gegevens. Wij stellen die ter beschikking en een aantal gemeenten hebben daar nu hun eigen gegevens aan toegevoegd. Het is op dit pad dat wij verder willen gaan. Het ontwerp van decreet dat ik hier binnenkort zal toelichten, zal hiervoor het juridische kader scheppen.
Ik kom tot uw vijfde vraag. Ik heb er, in nauwe samenwerking met de minister-president, tot wiens bevoegdheid deze materie behoort, op toegezien dat de richtlijn werd omgezet. De minister-president is immers bevoegd voor de communicatie. Het decreet van 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie zet de bepalingen van de richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 met betrekking tot het hergebruik van overheidsinformatie om. Het decreet is op 5 november 2007 in werking getreden.
Een belangrijk uitgangspunt bij de omzetting van dit decreet is het principe dat de instanties zelf beslissen of ze hergebruik toestaan en voor welke documenten dit wordt toegestaan. Artikel 3 van het decreet bepaalt dan ook dat elke instantie, met betrekking tot de bestuursdocumenten waarover ze beschikt, autonoom bepaalt of het hergebruik van die documenten is toegestaan. Deze optie spoort met het principe van respect voor de autonomie van de lokale besturen. Conform het regeerakkoord moet, waar mogelijk, delegatie worden verleend aan de lokale besturen en autonome entiteiten. Bovendien zijn de instanties zelf ook het best geplaatst om al dan niet over de feitelijke eigen situatie en wordingsgeschiedenis van hergebruik te oordelen.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 regelt het hergebruik van overheidsinformatie bij de diverse departementen binnen de Vlaamse ministeries en bij de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid. Aan alle instanties, dus ook aan de lokale besturen, is bij ministerieel besluit van 8 oktober 2007 een modellicentie met betrekking tot hergebruik van overheidsinformatie ter beschikking gesteld. Tot slot is er het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie. De Vlaamse Regering heeft op 5 oktober 2007 de leden van de afdeling hergebruik van de beroepsinstantie aangeduid. De omzetting is volgens mij nog te recent om het nu al over bijkomende initiatieven te hebben. Belangrijk is vooral dat de Vlaamse overheid, maar ook de lokale overheden, eerst hun informatiehuishouding op orde brengen. De informatie dient waar mogelijk te worden gecentraliseerd en ontsloten, zodat ze kan worden gedeeld en de kwaliteit ervan van hoog niveau is. Dat lijkt me de grootste uitdaging voor het informatiebeheer binnen de overheid, veeleer dan het vermarkten van deze gegevens. Ik meen dat we eerst en vooral op dit gebied binnen de diverse overheden extra inspanningen moeten doen. Ook de lokale besturen beheren heel wat informatie, van sterk beveiligde informatie, zoals persoonsgegevens voor het rijksregister en politionele informatie, tot weinig gestructureerde en weinig beveiligde informatie.
Ik kom tot uw laatste vraag. Zoals u weet, valt het IWT onder de bevoegdheid van mijn collega bevoegd voor Economie, Ondernemen, Wetenschap en Innovatie. Het lijkt me beter dat u die vraag aan haar voorlegt. Zoals u zegt, laat ik ruimte voor andere actoren. Het lijkt me inderdaad belangrijker de diensten die de nodige componenten voor lokaal e-government uitwerken en de overheidsdiensten die e-governmentdiensten aanbieden aan burgers en ondernemingen, te versterken. Zo evolueerde CORVE het afgelopen jaar eveneens tot een bijzonder gewaardeerde speler voor lokaal e-government. Mevrouw Schauvliege, CORVE is momenteel een cel binnen de Vlaamse overheid, die werd versterkt, van zes tot twaalf voltijdsequivalenten. Ook is het budget gestegen tot 4,2 miljoen euro. Op CORVE wordt momenteel heel sterk een beroep gedaan. Indien het aantal afnemers en het aantal aangeboden diensten blijft stijgen, wordt de nood aan operationele ondersteuning groter.
Ik kan alleen maar hopen dat steeds meer lokale overheden zelf ook die stap zetten. Wie de kans heeft contact op te nemen met Waregem, zal zien dat daar de VKBO volledig werd verrijkt met alle lokale data. Hij zal dan zien dat dit een schitterend overheidsinstrument is. Zo hebben gemeenten een zicht op alle ondernemingen en vrije beroepen, met hun lokalisatie, hun ruimtelijke inplanting, het aantal tewerkgestelden, de activiteiten die ze ontwikkelen en de diensten die ze aanbieden. Het is een schitterend instrument om, bijvoorbeeld, de mobiliteitsproblematiek in kaart te brengen, met de vraag waar de grootste concentratie van mensen zit die dagelijks ergens gaan werken, waar de ondernemingen van klassen 1 en 2 zich bevinden, met de milieuvergunningen en dergelijke. Het is een heel sterk beleidsinstrument, dat bovendien enorm veel informatie biedt, zowel aan burgers als aan klanten en aan bedrijven onderling. We maken van dat alles dus werk.
We moesten eerst heel grote investeringen doen om die Vlaamse backoffice te realiseren, zodat er voor zou worden gezorgd dat het door mij gelanceerde principe ´vraag niet wat je al weet´ wordt toegepast. We staan daar al heel ver mee. Vervolgens hebben we de stap gezet van de verticale integratie met de federale overheid. Dan heb ik het over de VKBO en andere initiatieven. Nu zetten we de stap naar de lokale overheden, waarbij we onze verrijkte kruispuntbanken ook nog eens ter beschikking stellen van die steden en gemeenten die daarop willen inspelen.
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan daaruit afleiden dat zowel uw huidige als uw toekomstige beleid in ruimte mate tegemoet komen aan mijn verzuchtingen en die van het V-ICT-OR-rapport. Dat is goed. Mijn voornaamste zorg bij het stellen van deze vraag was of we ook internationaal goede tred houden. Misschien kunt u daar nu niet op antwoorden. Anders moet het maar worden toegevoegd aan het verslag. Maar wat stellen onze lokale besturen internationaal voor met betrekking tot digitalisering en e-government? Hebt u daar een zicht op? Waarschijnlijk bestaan daar Europese gegevens over. Dat is de standaard die ik wil hanteren. U hebt het zelf gehad over een voorloper als Waregem. We zouden er een zicht op moeten krijgen hoeveel gemeenten zich bevinden in het koppeloton van de ´early adapters´, diegenen die snel mee zijn en alles snel implementeren. Dan is er natuurlijk een grote middengroep, en dan zijn er nog de anderen, waaronder gemeenten die misschien pas maanden of jaren met hun website bezig zijn. In die context heb ik mijn vraag gesteld. We moeten ervoor zorgen dat we voldoende mee zijn en, als het even kan, zelfs voorloper kunnen zijn, ook internationaal.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Dat laatste zou inderdaad interessant zijn. Ik zal eens bekijken, wellicht samen met minister Keulen en misschien met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), of we daar zelf eventueel informatie over kunnen verzamelen. Ik zal ook nagaan of er een internationale benchmarking is gebeurd met betrekking tot dit belangrijke punt. Nu is het me niet bekend dat daar een studie over zou bestaan. Als dat niet het geval is, kunnen we dat misschien op ons nemen, samen met de minister van Binnenlands Bestuur en met de VVSG, die wellicht bereid zal zijn om daaraan mee te werken.
Ik vrees dat ik nu niet meteen iets aan het verslag zal kunnen toevoegen, maar ik zal dat voort bekijken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.