Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 22/05/2008
Vraag om uitleg van de heer Patrick Lachaert tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de decretale toelaatbaarheid van een vergoeding in cash voor rioleringsinbreng
De heer Patrick Lachaert: Mevrouw de minister, collega's, de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW) uitte haar ongerustheid over de huidige evolutie binnen de sector van het integraal waterbeleid en in het bijzonder over de invulling van de saneringsverplichting, die decretaal aan de drinkwatermaatschappijen is opgelegd.
Het decreet van 24 december 2004 heeft aan de drinkwatermaatschappijen een saneringsplicht opgelegd. Dat betekent dat de drinkwatermaatschappijen het drinkwater dat ze leveren aan hun klanten, na gebruik ook moeten zuiveren of laten zuiveren. Om dit in de praktijk mogelijk te maken, moeten de drinkwatermaatschappijen in de meeste gevallen gebruik maken van het gemeentelijke rioleringsstelsel. Daarvoor hebben de drinkwatermaatschappijen met hun gemeenten-vennoten een overeenkomst gesloten. Als tegenprestatie betaalt de drinkwatermaatschappij aan de gemeente een vergoeding, afkomstig van de bijdrage die ze aanrekent op de drinkwaterfactuur.
De saneringsplicht houdt echter meer in dan alleen het innen en doorstorten van een bijdrage. De drinkwatermaatschappijen zullen op termijn de garantie moeten hebben dat het afvalwater ook effectief gezuiverd wordt, opdat de kwaliteitsdoelstellingen van de Europese kaderrichtlijn Water tijdig, dus tegen 2015, zouden worden gehaald. Zo niet dreigt de drinkwatermaatschappij minstens gedeeltelijk verantwoordelijk gesteld te worden vanwege de haar opgelegde saneringsverplichting.
Door overeenkomsten te sluiten met de gemeenten-vennoot wordt dit een gedeelde verantwoordelijkheid, aangezien de gemeente als vennoot ook direct betrokken partij is als de verantwoordelijkheid van haar drinkwatermaatschappij in het gedrang zou komen. De VMW wil haar vennoten daarin trouwens ten volle ondersteunen, niet alleen financieel, maar ook operationeel, en heeft hiervoor samen met Aquafin het Rio-Act-project ontwikkeld.
Op dit ogenblik echter worden door andere marktspelers - ik zal geen namen noemen, maar u kent ze van de hoorzitting - initiatieven genomen om de gemeentelijke riolering intercommunaal te organiseren, los van enige operationele betrokkenheid van de saneringsplichtige drinkwatermaatschappij. Om de gemeenten over de brug te krijgen, wordt een eenmalige vergoeding betaald voor de inbreng van het rioleringsnet in de intercommunale.
Dit gebeurt echter zonder de uitdrukkelijke intentie om de eerstvolgende jaren investeringen te doen in rioleringen of in de praktische uitwerking van de gemeentelijke saneringsplicht. De bijkomende middelen die de gemeente aldus verkrijgt, vergroten het budget van de gemeente, maar worden op die manier niet aangewend voor de uitbouw en het onderhoud van het gemeentelijke rioleringsstelsel. Het geld verdwijnt met andere woorden in de algemene kas en wordt niet gebruikt voor de specifieke doelstelling. De saneringsbijdrage, die de drinkwatermaatschappij int via de integrale waterfactuur, zou direct of indirect moeten worden aangewend voor het terugverdienen van de betaalde inbrengvergoeding.
Daardoor doet zich ook een juridisch probleem voor, want het decreet van 24 december 2004 bepaalt duidelijk dat de saneringsbijdrage alleen voor de riolering mag worden gebruikt. Dat stond er eerst niet in, maar wie er bij was, zal zich nog herinneren dat een kommaatje en een zinnetje werden toegevoegd, waardoor er bepaald wordt dat de saneringsbijdrage niet mag worden aangewend voor bijvoorbeeld de bouw van een nieuwe sporthal. De eenmalige financiële opbrengst van de inbreng via de riolering in een intercommunale kan dus niet vrij worden gebruikt binnen de gewone of buitengewone dienst van de gemeentelijke begroting, maar moet gebruikt worden voor rioleringsprojecten. Daarom strookt deze werkwijze niet met de letter en de geest van hoofdstuk XIII 'Reorganisatie Watersector' van het programmadecreet van 24 december 2004.
De drinkwatermaatschappijen hebben er geen moeite mee dat gemeenten-vennoten beslissen om het rioleringsgebeuren intercommunaal te organiseren - dat staat trouwens ook in het decreet. Alleen moet een dergelijk initiatief steunen op een brede consensus en gebeuren in overeenstemming met de saneringsplichtige drinkwatermaatschappij, zodat de nodige garanties voor het invullen van de saneringsplicht aanwezig zijn.
Op dit ogenblik bieden de drinkwatermaatschappijen binnen het project Rio-Act aan hun vennoten de mogelijkheid om voor rekening van de gemeente, rioleringsprojecten te ontwikkelen, te realiseren en te financieren op basis van een gedeeltelijke verdiscontering van de toekomstige saneringsbijdragen.
Ik moet toch opmerken dat ik geen pleidooi houd voor de drinkwatermaatschappijen, maar dat ik erop wijs dat de gemeente geld ontvangt, maar dat niet de juiste bestemming geeft.
Mevrouw de minister, de volgende vragen rijzen dan ook. Indien nu zou blijken dat een cash vergoeding bij inbreng van riolering in de vennootschap, en dit zonder de verplichtingen voor de vennoot op het vlak van aanwending van deze middelen, mogelijk is binnen het huidige decretale kader, zullen de drinkwatermaatschappijen hun vennoten dan ook deze mogelijkheid kunnen bieden?
Is het vergoeden in cash van een rioleringsinbreng, zonder de verplichting of garantie dat deze middelen opnieuw in rioleringsprojecten worden geïnvesteerd, toelaatbaar in het kader van de ruime wetgeving en de kwaliteitsdoelstellingen van het integraal waterbeleid en de saneringsverplichting?
Ik heb hierbij nog een slotbedenking: als dit allemaal mogelijk zou zijn, is er dan nog sprake van een correcte aanwending van de middelen? Dit is eerder een filosofische beschouwing, mevrouw de minister, u moet op dit laatste geen antwoord op geven.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer Lachaert, dit is een heel interessante vraagstelling, want heel veel gemeentebesturen worden met deze situatie geconfronteerd, maar volgens mij is er niemand die controleert.
Ik neem even mijn eigen gemeente als voorbeeld. Wij hebben onze eigen riolering ingebracht bij Infrax; die heeft daar een vergoeding voor betaald. Wij wenden die middelen aan voor buitengewone diensten en daar kopen wij voertuigen mee, we leggen er wegen mee aan en zo meer. We doen er dus allerhande zaken mee, behalve dat waar het geld voor bestemd is, om de doodeenvoudige reden dat de rioleringen werden overgedragen aan die intercommunale, en die doet de financiering op haar manier door de bijdragen in het kader van de sanering van het afvalwater. Voor de rest vraagt men ons niets. Ik heb nog nooit de vraag gekregen van die intercommunale om de centen eens aan te wenden voor rioleringsprojecten die de intercommunale in de gemeente nog zal doen.
Ik vind de vraag dus heel interessant en ik ben echt benieuwd naar het antwoord van de minister. Het gaat om een decreet van 2004 en we zijn nu 2008. We hebben het hier in de commissie al eens over gehad, maar er gebeurt niets. De gemeenten kunnen de centen voor andere dingen aanwenden. Er is natuurlijk ook de relatie tussen de watermaatschappij en de intercommunales. De vraag is hoe de watermaatschappij staat tegenover de intercommunale die de riolering overgenomen heeft.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ook ik wil me graag aansluiten bij deze vraag. Dit maakt nog eens duidelijk dat we dringend nood hebben aan de uitvoeringsplannen die moeten volgen op de zoneringsplannen, want dan kunnen we aan de saneringsplichtigen opleggen om bepaalde rioleringswerken binnen een bepaalde termijn effectief te realiseren. Uiteraard moeten we beginnen bij die projecten die per geïnvesteerde euro ook het meeste milieuresultaat opleveren. Het kan inderdaad niet zijn dat dit een puur financiële operatie wordt waarbij de gemeenten snel geld kunnen cashen om er vervolgens niets mee te doen en dat de echte verantwoordelijkheid op het vlak van de uitbouw van de rioleringen niet wordt opgenomen. Wie ook de actor wordt die de uitbouw en het beheer van de rioleringen voor zijn rekening neemt, we hebben hoe dan ook nood aan uitvoeringsplannen om ervoor te zorgen dat effectief werk wordt gemaakt van de taak die Europa ons heeft opgelegd.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Lachaert, ik dank u voor deze heel interessante vraag. Het biedt ons de kans om eens na te denken over de manier waarop nu wordt gewerkt en om een aantal onduidelijkheden uit te klaren. De heer Martens heeft al een deel van het antwoord gegeven door te wijzen op de grote nood om in de op stapel staande uitvoeringsbesluiten duidelijke doelstellingen te bepalen. Eenmaal dat gebeurt, zijn we goed op weg.
Ik schets eerst even het kader. In het decreet van 24 december 2004 worden de drinkwatermaatschappijen inderdaad belast met de sanering van het water dat ze aan hun abonnees leveren. Die sanering moet gebeuren met het oog op het behoud van de kwaliteit van het geleverde water. Om aan hun saneringsverplichting te voldoen, kunnen de drinkwatermaatschappijen deze sanering zelf organiseren of een beroep doen op een derde.
De drinkwatermaatschappijen kunnen hun verplichtingen nakomen door een overeenkomst af te sluiten met de gemeente, een gemeentebedrijf, een intercommunale of een intergemeentelijk samenwerkingsverband, of een door de gemeente na een publieke marktbevraging aangestelde entiteit. Ik doe nu niet meer dan artikel 6bis, paragrafen 1, 2 en 3 van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water voor menselijke aanwending citeren.
De drinkwatermaatschappijen kunnen dus op verschillende manieren aan hun saneringsverplichting voldoen, onder meer door een overeenkomst af te sluiten met een intergemeentelijk samenwerkingsverband zoals Interaqua of Riobra. Deze overeenkomst bepaalt wie de saneringsplicht op zich neemt en bevat een concrete taakverdeling tussen partijen, evenals afspraken in verband met de saneringsbijdrage. In die overeenkomst worden alle rechten - onder meer het recht op de saneringsbijdrage - en plichten - onder meer de gemeentelijke saneringsplicht, de noodzakelijke investeringen en het onderhoud van de rioleringsnetten - overgedragen aan de opdrachthoudende vereniging. Ook de gemeenteraadsbeslissingen ter zake moeten daar expliciet melding van maken.
De initiatieven van de opdrachthoudende verenigingen zorgen dus voor de wettelijke invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting en worden conform de decretale bepalingen in samenwerking met de drinkwatermaatschappijen georganiseerd. Dankzij de beheersoverdracht wordt de gemeentelijke saneringsverplichting overgedragen aan de opdrachthoudende vereniging, die vervolgens moet instaan voor de noodzakelijke investeringen om te voldoen aan de Europese en Vlaamse verplichtingen inzake zuivering van afvalwater. Dit is inherent aan haar opdracht die zij van de aangesloten gemeenten heeft gekregen. Sancties bij het niet voldoen aan deze verplichtingen zijn voor rekening van de opdrachthoudende vereniging. Dat is niet onbelangrijk. De garanties ter zake zijn per definitie niet kleiner dan wanneer de saneringsverplichting door de gemeente zelf en autonoom voldaan zou moeten worden.
Door de sanering van afvalwater solidair in een intergemeentelijk samenwerkingsverband te organiseren, worden schaalvoordelen en synergievoordelen gerealiseerd, verruimen de financieringsmogelijkheden en kunnen de investeringsprojecten professioneler worden aangepakt. Ik denk dat iedereen het daarover eens is, want anders zou daar niet in zijn voorzien. In de komende periode zal er veel aandacht uitgaan naar de professionele aanpak van investeringsprojecten. Heel wat van die projecten zijn zelfs gemeenteoverschrijdend, zodat het mogelijk wordt een mooi afgebakend groter geheel te creëren. Hoe een specifieke gemeente zich concreet organiseert, mijnheer Peumans, behoort natuurlijk tot de wettelijk vastgelegde gemeentelijke autonomie.
Kan een eenmalige financiële vergoeding worden uitgekeerd? Het is evident dat een gemeente wordt vergoed als zij haar rioleringsnet via het zakelijke recht of dankzij een eigendomsoverdracht inbrengt in een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Die vergoeding kan twee vormen aannemen: een vergoeding in aandelen en een vergoeding in cash. Op dat vlak zijn er geen gebods- of verbodsbepalingen. Het is gebruikelijk in het kader van de intergemeentelijke samenwerking dat een gemeente wordt vergoed voor de inbreng van de infrastructuur die verbonden is aan de toevertrouwde opdracht. Dat gebeurt ook in andere sectoren, zoals energie en kabel. Het moet hier evenwel gaan om een vergoeding die gebeurt op basis van een verantwoord bedrijfseconomisch model op basis van de normaal voorziene toekomstige opbrengsten - nattevingerwerk kan niet.
De eenmalige financiële vergoeding moet dan ook steunen op een gedetailleerde en tegensprekelijke technische inventarisatie van de ingebrachte activa en op een waarderingssysteem dat is opgezet in onderling overleg en ook wordt goedgekeurd door bedrijfsrevisoren. De gemeenten worden zo op een correcte manier vergoed voor de eigendomsoverdracht, anders zou er sprake zijn van een de facto 'gratis' afstand van een deel van het gemeentelijke patrimonium ten nadele van de bevolking. Wettelijk gezien kan de vergoeding dus zowel in aandelen als in cash gebeuren.
Is de aanwending van de saneringsbijdrage decretaal mogelijk, in combinatie met het uitkeren van een cashvergoeding? Men suggereert dus dat de gemeentelijke saneringsbijdrage wordt gebruikt voor de vergoeding in cash die wordt betaald door het intergemeentelijke samenwerkingsverband voor de inbreng van het rioleringsstelsel. In artikel 87 van het decreet van 24 december 2004 staat dat de bijdrage voor de sanering op gemeentelijk vlak bestemd is voor de financiering van de gemeentelijke saneringsverplichting. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voldoen aan die decretale bepaling. De gemeentelijke saneringsbijdrage wordt namelijk integraal aangewend voor de financiering van de aanleg en de exploitatie van rioleringsnetten.
Als een marktconforme vergoeding voor de rioleringen door de opdrachthoudende vereniging aan de eigenaar van de rioleringen, in casu de gemeenten, daar onderdeel van uitmaakt, dan is het in bedrijfseconomisch opzicht logisch dat dit onderdeel uitmaakt van de saneringsbijdrage. Als bijvoorbeeld het intergemeentelijke samenwerkingsverband de inbreng met 100 percent aandelen zou financieren, dan zou een gedeelte van de saneringsbijdrage gebruikt worden voor het dekken van de afschrijvingskost van de ingebrachte rioleringen. Als een gemeente een lening heeft aangegaan voor de financiering van haar rioleringsnet, dan kan en zal de saneringsbijdrage wellicht worden gebruikt voor het aflossen van lening. Als men de rioleringen bijhoudt, dan zal men dat gebruiken om de leningen af te lossen: dat is de bedrijfseconomische logica zelf. Om kruissubsidiëring met andere sectoren te vermijden, moet natuurlijk een marktconforme vergoeding worden betaald voor het ter beschikking stellen van het vermogen.
Ik beantwoord nu de belangrijke vierde vraag waarop de heer Martens al ten dele heeft geantwoord. Komen de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water door het uitkeren van de cashvergoeding en de saneringsverplichting van de drinkwatermaatschappijen in het gedrang? De saneringsplicht van de drinkwatermaatschappijen moet er uiteraard toe leiden dat de kwaliteitsdoelstellingen worden gehaald. De timing en de manier waarop zullen in de toekomst duidelijker worden. Deze doelstellingen zullen een inspanning vragen van alle sectoren: bedrijven, landbouw, gezinnen en overheden. Natuurlijk maakt de verdere uitbouw van het rioleringsnet daar een belangrijk onderdeel van uit.
Waar staan we vandaag? De zoneringsplannen zijn er. Binnenkort worden die zoneringsplannen geconcretiseerd in uitvoeringsplannen. Het decreet betreffende water bestemd voor menselijke aanwending stelt dat de drinkwatermaatschappijen aan hun gemeentelijke saneringsplicht kunnen voldoen door zelf de sanering te organiseren of door een beroep te doen op een derde. De concrete voorwaarden moeten in een overeenkomst worden vastgelegd. Op die manier wordt ook de gemeentelijke autonomie gerespecteerd. Het is dus evident dat de uitbouw van de rioleringen belangrijk is om de doelstellingen te halen. Over de wijze waarop dat gebeurt, heeft men een grote autonomie.
Vandaag kunnen we niet stellen dat er een risico op intercommunaal georganiseerd rioolbeheer "los van enige operationele betrokkenheid van de saneringsplichtige drinkwatermaatschappij" bestaat, noch dat dit gebeurt "zonder de uitdrukkelijke intentie om de eerstvolgende jaren te investeren in rioleringen of in de praktische uitwerking van de gemeentelijke saneringsplicht". Er is een buffer: er moet een overeenkomst zijn. De aanwending van de uitgekeerde vergoeding blijft natuurlijk een opportuniteitsvraag voor de betrokken gemeenten, zoals dat ook voor de aanwending van alle andere inkomsten het geval is. Als u me vraagt wat ideaal zou zijn, dan zeg ik dat een vergoeding in cash voor de inbreng van de rioleringen waarop nog leningen lopen, nuttig zou worden aangewend door die leningen vervroegd af te lossen. Het kan natuurlijk dat gemeenten kiezen voor het verder afbetalen van leningen als die tegen gunstige voorwaarden zijn aangegaan.
Men moet er wel voor zorgen dat diegenen bij wie de rioleringen worden ingebracht, zich concreet engageren om de komende jaren in de infrastructuur te investeren en er zo voor te zorgen dat de verbintenissen die de gemeenten zijn aangegaan ook worden gerespecteerd. Door het feit dat zoneringsplannen opgemaakt moeten worden, hebben we een kader waarbij de gemeente verplicht wordt om heel bewust om te springen met het rioleringsbeleid de komende jaren. Als men dat intergemeentelijk inbrengt, wordt de verplichting mee overgedragen
In de uitvoeringsplannen zullen we duidelijk de ranking zien van welk project op welke manier uitgevoerd moet worden. Het zal dan uiteraard niet meer door de gemeente zijn, maar door het intergemeentelijk samenwerkingsverband. Daarbij is heel belangrijk dat de doelstellingen die voorop worden gesteld heel realistisch zijn en ook in de uitvoeringsplannen sterk geconcretiseerd worden. Daardoor wordt niet enkel de gemeente, maar ook, als de rioleringen ingebracht zijn in een intercommunaal samenwerkingsverband, de intercommunale vereniging sterk voor haar verantwoordelijkheid geplaatst.
Mijnheer Lachaert, als het systeem bestaat, is het evident dat ook de drinkwatermaatschappijen dat onder dezelfde voorwaarden kunnen doen.
De heer Patrick Lachaert: Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Eigenlijk zitten we een beetje in de situatie die we een aantal jaren geleden hebben meegemaakt met de verkoop van rioleringen aan Amerikaanse constructies. Nu zitten we in een Vlaamse toestand. De vorige situatie was ook zeer precair, want het was voldoende dat de fiscale wetgeving in de Verenigde Staten veranderde - en zelfs per staat is die anders - om heel het systeem in duigen te laten vallen. Gelukkig is er geen enkele gemeente - behoudens een paar voorlopers die er bijna ingestapt waren zoals Sint-Niklaas, Dendermonde en andere - op ingegaan. Het is niet hetzelfde geval, maar het is toch een voorbode.
Saneren is een dure zaak. Zoals we gemerkt hebben tijdens de hoorzitting en met het voorstel van resolutie, zit het vooral in de gemeentelijke sector. Het gewest heeft bijna zijn werk gedaan, maar de gemeenten moeten nog heel veel geld ophoesten om die saneringsplicht na te leven, hetzij dat ze het zelf doen, hetzij intercommunaal of via drinkwatermaatschappijen. Het is noodzakelijk dat alle middelen die daarvoor gegenereerd worden er ook voor aangewend worden.
Mevrouw de minister, mijn vraag blijft, en u hebt erop geantwoord: wie houdt toezicht op de bepaling van de marktconforme vergoeding van de overdrachtsom? U zegt de bedrijfsrevisor, maar die wordt natuurlijk aangesteld door iemand. Eigenlijk ontbreekt een instantie die onafhankelijk kan zeggen of, als bijvoorbeeld gemeente X zijn rioleringen overlaat voor een bepaald bedrag, dat bedrag klopt met de werkelijkheid.
Er is een nieuw boekhoudsysteem voor de gemeenten, dat een zeker inzicht laat in wat de gemeentelijke eigendommen waard zijn. Ik denk dat de bepaling van de marktconforme overdrachtsom een vrij eenzijdige bepaling is, zonder dat er veel toezicht op is. Dat is een vaststelling. Ik denk dat er geen toezicht op is.
Mevrouw de minister, u hebt verwezen naar de gemeentelijke autonomie voor de besteding van de overdrachtsom voor de invulling van de gemeentelijke saneringsplicht. Als gemeentenaar kan ik ermee leven dat wij daar autonoom over beslissen, maar het moet toch in dezelfde sector blijven. Eens het binnen is, kan de gemeente het in haar wagenpark investeren, in een containerpark, in een sporthal of er een cultuurambtenaar mee engageren, maar dat is eigenlijk niet de bedoeling. Kunnen we niet op een verstandige, juridisch correcte manier een beetje sturen, zodat de vele centen die binnenkomen - ik zal geen namen van gemeenten noemen, maar het gaat soms om 3,5 of 4 miljoen euro voor relatief kleine gemeenten - niet in de algemene kassa verdwijnen. Kunnen we vanuit het gewest of de regering geen kleine sturing geven, misschien via een oplossing die vergelijkbaar is met het lokaal fiscaal pact? Daarin heeft men aan de gemeenten toch ook opgelegd dat ze geen nieuwe belastingen mogen heffen en de leningen moeten afbetalen. Misschien kunnen we het in die zin wat sturen.
Veronderstel dat een gemeente de riolering verkoopt, dan blijft het de verplichting om ook in de toekomst de riolering aan te passen. Dat verandert niet. Het zullen waarschijnlijk ook veelal de gemeenten zijn die minst gaan doen op termijn, die nu hun rioleringen gaan verkopen. Men gaat er een activaoperatie in zien en het passieve gedeelte zal men laten voor wat het is en zal in de algemene kassa verdwijnen. Dan zal het gewest in 2015 moeten reclameren en zeggen dat ze niets gedaan hebben.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Het verkopen van rioleringen is eigenlijk niets anders dan het verkopen van een onroerend goed en het terug huren of niet. Eigenlijk moet men daar de autonomie van de gemeenten laten zoals het is.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb een berekening gemaakt voor wat betreft de toekomstige investeringen van mijn gemeente. Misschien kunnen we dat voor alle gemeenten doen. Wat is het resultaat? Met de subsidie die we krijgen van de overheid, de heffingen op de waterfactuur en eventueel leningen op lange termijn, en dan spreek ik over minimum 30 jaar, zou iedere gemeente haar verplichtingen kunnen invullen. We gaan niet zeggen tegen 2015, maar ik reken op 2025 of zoiets.
Het grote struikelblok is dat de banken voorlopig aan gemeenten geen leningen geven van meer dan 20 jaar. Er bestaan wel systemen, maar daar zal ik niet over uitweiden. Als we met de Vlaamse Gemeenschap, of misschien met tussenkomst van de minister, een of andere bankinstellingverantwoordelijke kunnen aanspreken om toch die leningen op lange termijn te geven, denk ik dat veel gemeenten eraan gaan beginnen. Want op dat moment kost het hun heel weinig geld. De leningen kunnen ze betalen met de waterheffingen en de subsidies, terwijl anders de gemeente moet voorschieten.
Internationaal zijn er wel banken die aan bepaalde grote maatschappijen - ik ga geen namen noemen - leningen geven voor 30 of 40 jaar. Dat is, denk ik, een oplossing.
De heer Patrick Lachaert: Mijnheer Callens, ik vind dat een zeer goed idee. Naast de saneringsbijdrage en de subsidiëring is er ook het inkomen, in cash of in aandelen, van de overdracht van het recht op de riolering. Dat zou bijna het projectvoorstel naar het Vlaamse Gewest moeten worden, vooraleer men dat zou mogen doen. Dat zou een deel van de oplossing zijn.
De gemeente zou maar mogen verkopen of overdragen op het ogenblik dat ze aan het gewest een project voorlegt van de sanering die ze nog moet doen. Dat betekent de berekening van wat noodzakelijk is - niet tot aan de laatste IBA of de laatste meter, maar voor het geheel -, wat gefinancierd wordt door de overdracht, de subsidiëring en de saneringsbijdrage.
Dan zouden we de piste van Aquafin kunnen volgen met de Europese investeringsbank, waarbij men een lening voor meer dan 20 jaar kan afsluiten.
Minister Hilde Crevits: Dit is een interessante gedachtewisseling. Ik wil één belangrijke nuance aanbrengen. Ik heb veeleer de indruk dat de inbreng door gemeenten van hun riolering in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de cashontvangsten, net een enorme dynamiek creëert in rioleringsinvesteringen, in plaats van dat het die dynamiek vertraagt of tegenhoudt. Ik heb het al meermaals gezegd: voor mij is het nu van belang dat we een kader scheppen. Die uitvoeringsplannen moeten er komen, zodat gemeenten of gemeentelijke samenwerkingsverbanden perfect weten welke opbouw ze moeten hebben en welke investeringen er nodig zijn. Kijken we naar andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die niet hebben gewacht, die al een paar jaar bezig zijn, dan zien we dat daar een enorme dynamiek is ontwikkeld om te investeren in dergelijke projecten.
Het klopt dat we proactief moeten zijn, en alert voor mogelijke misbruiken die zouden kunnen ontstaan, maar vandaag zult u me niet horen zeggen dat het inbrengen, zelfs met de cashontvangsten die er zijn, nefast is voor de investeringsdrang in rioleringen. Ik durf zelfs het tegendeel te beweren. We moeten proberen de bestaande dynamiek op een goede wijze aan te zwengelen, maar we moeten erover waken dat er geen geld verloren gaat. Er mogen geen freeriders zijn, die zich niets aantrekken en cashen. Dat is zelfs niet meer mogelijk: op het ogenblik dat men deel uitmaakt van een intergemeentelijk samenwerkingsverband, kan men wel cashen, maar het is dat samenwerkingsverband dat ook weer de investeringen gaat aanzwengelen. Ik heb er dus wat moeite mee te aanvaarden dat dit aanleiding zal geven tot misbruiken. Maar goed, we zullen het onderzoeken en ik neem alle hier gedane suggesties uiteraard mee in overweging.
De voorzitter: De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex: Ik probeer dit alles wat te volgen. Of de rioleringen nu worden verkocht of niet, of er nu intergemeentelijk wordt samengewerkt of een gemeente autonoom werkt, de rekening zal moeten worden betaald. In die zin volg ik de heer Peumans, als hij erop wijst dat die inkomsten verdeeld zijn. Ik denk dat de gemeenten nog altijd niet beseffen welke enorme financiële last op hen afkomt. Het gevaar bestaat dat vele gemeenten denken dat met de ene of andere constructie, bijvoorbeeld voorgesteld door een intercommunale, hun problemen opgelost zijn.
De minister is er getuige van: zelfs in deze commissie waren er nog mensen die dachten dat de hele problematiek opgelost zou zijn als het probleem van de IBA's is opgelost. Dit gaat veel verder. We staan voor enorme uitdagingen. Het klopt dat er een dynamiek is ontwikkeld. Allemaal goed en wel, maar die zal moeten worden betaald. Daar zwijgt men momenteel over. Men weet niet waar het geld vandaan zal komen om de enorme rekeningen die op de gemeenten afkomen, te betalen. Dat is mijn grote vrees: met al die constructies weet men niet waar men heen gaat.
De voorzitter: Als de minister dat bekeken heeft, kunnen we daar misschien eens op terugkomen. Dan kunnen we bekijken of er geen geld verloren gaat en bespreken hoe we dat in de toekomst zullen doen.
De heer Jan Peumans: Ik heb gezien dat er een studiedag plaatsvindt, waarop ook u spreker bent. Dat zal dus volkomen duidelijk worden.
Ik heb nog een opmerking over het inbrengen van die rioleringen in een intergemeentelijk verband. Dat geld mag uitsluitend worden aangewend in de buitengewone dienst. Het kan dus niet worden gebruikt om, bijvoorbeeld, versneld leningen af te betalen voor investeringen die een aantal gemeenten in het verleden hebben gedaan. Dat is toch een groot verschil met het voorstel van de heer Callens.
De voorzitter: Het incident is gesloten.