Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 13/05/2008
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de beslissing van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (F.I.T.) om toch deel te nemen aan de wereldtentoonstelling 2010 in Shanghai
?
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, deze vraag om uitleg is bedoeld als opvolging van de discussie die we een kleine twee maanden geleden reeds in deze commissie hebben gevoerd. Ik zal eerst kort de voorgeschiedenis schetsen.
Op 7 september 2007 heeft de Vlaamse Regering besloten niet in te gaan op de vraag structureel aan de wereldtentoonstelling in Shanghai in 2010 deel te nemen en derhalve ook niet in een structurele bijdrage aan de financiering van dit project te voorzien. De Vlaamse Regering heeft die beslissing genomen op basis van een rapport van de Vlaamse administratie. In dat rapport worden een aantal argumenten opgesomd om niet binnen het kader van het Belgisch paviljoen aan deze wereldtentoonstelling deel te nemen. De geraamde investeringen stonden niet in verhouding tot de baten van de deelname. De voorgaande ervaringen met Belgische paviljoenen waren negatief. De zichtbaarheid was onvoldoende. Het voorstel van de federale overheid in verband met het totale kostenplaatje en de verdeling hiervan tussen de partners bleef onduidelijk. Hoewel het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (F.I.T.) toen al opmerkte dat misschien toch best op deze vraag kon worden ingegaan, heeft de Vlaamse Regering het negatieve advies van de interkabinettenwerkgroep gevolgd.
We hebben hier, zoals gezegd, twee maanden geleden al een discussie over dit onderwerp gevoerd. Het Vlaamse bedrijfsleven heeft geopperd toch aan de wereldtentoonstelling deel te nemen. Shanghai is een venster op een zeer belangrijke groeimarkt voor de komende decennia. Tijdens die discussie bent u met betrekking tot een aantal vragen vrij vaag gebleven. Wie heeft uiteindelijk de beslissing genomen? Welke procedure is hierbij gevolgd? Welke budgetten zullen worden vrijgemaakt? Welke vorm zal die deelname aannemen? Gaat het om een plaats in het Belgisch paviljoen? Hoe zal de Vlaamse bijdrage worden ingevuld? De minister heeft toen verklaard dat het nog te vroeg was om dieper op de inhoud in te gaan en dat die informatie in de loop van de daaropvolgende weken zou worden vrijgegeven.
Ondertussen zijn we twee maanden verder. In die periode hebben we hier niet veel meer over vernomen. Net deze ochtend is evenwel een gedeelte van het antwoord op deze vragen in Het Laatste Nieuws verschenen. De minister kondigt in die krant tevens aan dat ze vandaag in het Vlaams Parlement een aantal verklaringen over de invulling van de Vlaamse bijdrage zal afleggen. We hebben met veel plezier gelezen dat F.I.T. en niet de minister de beslissing tot deelname heeft genomen.
Mevrouw de minister, het moet me van het hart dat u bepaalde bedenkelijke praktijken aan de dag begint te leggen. Vorige woensdag hebt u in uw antwoord op een actuele vraag over het innovatiebeleid rond de pot gedraaid. U hebt een heel verhaaltje verteld zonder een concreet antwoord op de vraag te geven. Maar vorige vrijdag hebt u tijdens een viering wel een aantal concrete maatregelen kunnen aankondigen.
U bent ooit fractievoorzitter van een belangrijke Vlaamse partij geweest. Ik weet dat u deze instelling een warm hart toedraagt. Ik vind dat u uw verleden als fractievoorzitter niet te snel mag vergeten en de waarden van deze instelling niet mag onderschatten.
Hoewel we vandaag een gedeeltelijk antwoord op mijn vragen hebben kunnen lezen, wil ik hier toch een aantal pertinente vragen stellen. Welk bestuursorgaan van F.I.T. heeft besloten alsnog aan de wereldtentoonstelling deel te nemen? Wanneer is die beslissing definitief genomen? Welke budgetten zijn hiervoor vrijgemaakt? Zal de bijdrage van F.I.T. een plaats in het Belgisch paviljoen krijgen? Is er een verschil tussen een deelname door de Vlaamse overheid en een deelname door F.I.T. binnen het Belgisch paviljoen? Plaatst de deelname van F.I.T. ons niet nog meer in een precaire situatie?
Over de invulling hebben we iets kunnen lezen. Blijkbaar zou het om groene technologie gaan. Kunt u hierover wat meer details geven? Heeft de Vlaamse Regering deze deelname besproken? Zo ja, wanneer is dit gebeurd en wat is het standpunt van de voltallige Vlaamse Regering?
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mijnheer de voorzitter, ik wil ook even verwijzen naar de discussie die we op 20 maart 2008 hebben gevoerd. U hebt de discussie toen met de volgende wijze woorden afgesloten:?Ik stel voor de discussie hier voorlopig af te sluiten. Van zodra het voorstel wat meer gestalte krijgt en er wat meer concreet materiaal is, kunnen we het hier desgevallend opnieuw ter sprake brengen?. U hebt de discussie bewust moeten afronden omdat ze een wellesnietesspelletje tussen de minister en een aantal volksvertegenwoordigers, onder wie ikzelf, was geworden.
Ik ben blij dat de heer Van den Heuvel deze vraag om uitleg heeft gesteld. Het is allicht geen toeval dat net vandaag een artikel over dit onderwerp in Het Laatste Nieuws is verschenen. Mijn vraag is duidelijk en sluit nauw aan bij de eerste vraag die de heer Van den Heuvel heeft gesteld.
Mevrouw de minister, hebt u beslist aan de wereldtentoonstelling deel te nemen of heeft F.I.T. die beslissing genomen? Op 20 maart 2008 heb ik u deze pertinente vraag tot driemaal toe gesteld. U hebt telkens geweigerd een antwoord te geven. Blijkbaar is de heer Van der Kelen belangrijker dan de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme. Ik stel mijn vraag vandaag gewoon opnieuw. Wie heeft deze beslissing genomen?
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat hier een aantal pertinente vragen zijn gesteld. Spijtig genoeg heb ik de discussie op 20 maart 2008 niet bijgewoond. Ik heb het verslag evenwel grondig nagelezen. De antwoorden van de minister waren heel onduidelijk.
Wie heeft binnen F.I.T. de beslissing genomen? Gaat het om de directie of om de raad van bestuur? Wat houdt deze beslissing precies in? Gaat het om steun aan Vlaamse bedrijven die aan de wereldtentoonstelling deelnemen of gaat het om een officiële deelname, al dan niet binnen het Belgisch paviljoen, van het agentschap zelf? Het was toen in elk geval niet duidelijk op wiens aangeven de beslissing is genomen. Gaat het om de Vlaamse Regering, om de minister of om de bedrijven? Op die laatste mogelijkheid is toen ook gealludeerd.
Vandaag blijkt het om een beslissing van de minister te gaan. Ik stel vast dat deze beslissing ingaat tegen een eerdere beslissing van de Vlaamse Regering. In september 2007 heeft de Vlaamse Regering immers besloten niet aan de wereldtentoonstelling deel te nemen en om het agentschap niet in de plaats van de Vlaamse overheid te laten deelnemen. Ik begrijp niet zo goed waarom u daar nu op terugkomt. Gaat het nu om een beslissing van uzelf? Is dat in overleg gebeurd met de Vlaamse Regering?
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mevrouw de minister, er is tot nu toe niet bepaald blijk gegeven van grote standvastigheid of van een strategische benadering van onze vertegenwoordiging in een heel belangrijke groeimarkt. Er bestaat heel wat verwarring of we al dan niet naar de wereldtentoonstelling gaan en wie daarover beslist. Ik blijf me afvragen wat er nu precies is gewijzigd ten opzichte van de initiële situatie. Toen werd gezegd dat er onvoldoende garanties waren inzake zichtbaarheid. De vorige keren kon er immers geen meetbaar en afdoend resultaat van een dergelijke deelname afgeleid worden.
Intussen was er vanmorgen de aankondiging in de krant dat men alsnog zou deelnemen. De minister zou de beslissing daartoe zelf genomen hebben. Wat is het afwegingskader op basis waarvan men heeft beslist om deel te nemen? Wat zijn binnen dat afwegingskader de kritische succesfactoren? Op basis waarvan zal de evaluatie gebeuren om dergelijke vragen in de toekomst op een meer gestructureerde wijze te beantwoorden?
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Ik schets even kort de historische achtergrond.
F.I.T. heeft de voorbije jaren altijd consequent en consistent verdedigd dat niet deelnemen aan de wereldtentoonstelling in Shanghai negatieve effecten zou hebben voor onze bedrijven. Deze stelling werd onder andere ingenomen in de ambtelijke werkgroep ter voorbereiding van het regeringsstandpunt over de deelname aan de wereldtentoonstelling. Volgens F.I.T. valt dat niet te rijmen met de belangen van het Vlaamse bedrijfsleven, en zeker de groeiende belangen van de bedrijven die actief zijn in Shanghai.
Op 7 september 2007 heeft de Vlaamse Regering een standpunt ingenomen. Na een uitvoerige nota die de hele context omschreef, is beslist dat de Vlaamse Regering niet structureel zou deelnemen. Daarbij bleef uitdrukkelijk de mogelijkheid bestaan voor een participatie ad hoc door steden, gemeenten, bedrijven en agentschappen.
Begin dit jaar heb ik een brief ontvangen van de heer Bert De Graeve, voorzitter van de Vlaams-Chinese Kamer van Koophandel, die aandrong op onze aanwezigheid op de wereldtentoonstelling. Volgens hem is het voor onze bedrijven cruciaal om aanwezig te zijn in Shanghai.
Het kernkabinet heeft op 12 maart beslist gebruik te maken van de mogelijkheid voor het bedrijfsleven om aanwezig te zijn op de wereldtentoonstelling. Op 17 april heeft de raad van bestuur van F.I.T. een principieel akkoord gegeven. De gedelegeerd bestuurder kreeg toen het mandaat om deze situatie verder op te volgen.
Het zou al te gek zijn indien F.I.T. niet zou hebben gepleit voor deelname aan de wereldtentoonstelling. In de beheersovereenkomst tussen het agentschap en de Vlaamse Regering is expliciet verwezen naar de BRIC-landen, en in het bijzonder naar China als een van de belangrijkste doelmarkten. Deze beheersovereenkomst werd in juli 2005 door de Vlaamse Regering goedgekeurd. In artikel 6 van de beheersovereenkomst wordt expliciet verwezen naar de Vlaamse Chinastrategie.
Intussen heeft de gedelegeerd bestuurder al een gesprek gehad met de heer Urbain, commissaris gelast met de concrete organisatie op federaal niveau van de wereldtentoonstelling.
Ik heb zelf ook contact gehad met federaal voogdminister Van Quickenborne. We hebben het uiteraard gehad over de stuurgroep die zou moeten bijeenkomen. Het is evident dat een vertegenwoordiger van F.I.T. daar ook deel van uitmaakt. Ik heb ook gevraagd naar een bespreking van het financiële plaatje. Bovendien heb ik hem vorige week schriftelijk laten weten dat het mijns inziens goed zou zijn om te zoeken naar een thema waarbij we vertrekken van ´clean technology´. Enerzijds sluit dit thema bijzonder goed aan bij het algemene thema van de wereldtentoonstelling ´Better city, better life´ Anderzijds heeft Vlaanderen een aantal heel interessante cases die we aan het Chinese en aan het wereldpubliek kunnen tonen.
Via een businessplan moeten we zowel het financiële plaatje als de ´exposure´ overwegen. Dat plan moet verder worden uitgewerkt door de werkgroep.
Het lijkt me persoonlijk goed om deel te nemen via de aanwezigheid in het Belgische paviljoen. Een ´stand alone´-aanpak zou immers duurder zijn en is niet evident om uit te voeren. Ik heb vorige week tijdens de plenaire vergadering duidelijk gemaakt dat ik vind dat we ons niet defensief moeten opstellen, onder andere in het debat over de economische diplomatie. Wanneer we gebruik kunnen maken van een korps van 400 diplomaten die meewerken voor onze bedrijven en die naast politieke diplomatie ook willen werken aan economische diplomatie, dan kunnen we daar alleen bij winnen. Wij hebben eveneens te winnen bij een samenwerking, al was het maar om op financieel vlak een aantal zaken mogelijk te maken.
F.I.T. heeft als missie het bedrijfsleven te ondersteunen in zijn internationale ontplooiing. Een deelname via F.I.T. heeft uiteraard als direct gevolg dat wij met onze deelname inderdaad focussen op ons bedrijfsleven. Andere bevoegdheidsdomeinen zoals Toerisme en Cultuur hebben afgezien van deelname. We gaan dus met één agentschap naar de wereldtentoonstelling. Op dit moment opereert F.I.T. binnen de krijtlijnen van de beslissing van de Vlaamse Regering van 7 september. Ik zie dan ook geen enkele tegenstrijdigheid tussen het standpunt van de Vlaamse Regering en de acties de we nu via F.I.T. ondernemen.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt duidelijk gezegd dat het kernkabinet deze beslissing mee heeft ondersteund op 12 maart 2008. De vorige discussie over dit onderwerp in deze commissie had echter plaats op 20 maart. Het verbaast me dat u toen niets over die beslissing van het kernkabinet hebt verteld.
Wat de grond van de zaak betreft, wordt hier een heel bochtig parcours gereden. U hebt het over een deelname van F.I.T. via het Belgisch paviljoen. Een van de belangrijkste opmerkingen van de Vlaamse administratie betrof de slechte ervaringen van de vorige wereldtentoonstellingen zoals de slechte zichtbaarheid van de deelstaten, het vage overleg en de slechte afspraken. Welke elementen hebt u nu in handen, mevrouw de minister, om aan die negatieve opmerkingen te verhelpen?
Vorige keer was er sprake van een enveloppe tussen 2,5 en 4 miljoen euro. Valt de deelname van F.I.T. binnen dezelfde grootteorde? Wanneer we het volledige historisch overzicht bekijken, dan stellen we vast dat de Vlaamse Regering op 7 september 2007 een beslissing heeft genomen, die voor de gang van zaken de facto is teruggeschroefd in de loop van 2008. Er is een deelname gepland via het Belgisch paviljoen. De budgettaire enveloppe zal ongeveer dezelfde zijn. Wat is er nu zo anders dan op 7 september 2007? Ik zie eigenlijk geen grote verschillen. Misschien was voor het gewicht en het belang van Vlaanderen in het Belgisch paviljoen, een structurele bijdrage van Vlaanderen beter geweest dan een loutere F.I.T.-bijdrage nu.
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mevrouw de minister, ik vind niet dat wij ons met het dagelijkse beleid van F.I.T. moeten bezighouden of bemoeien. Wanneer het echter om een beslissing gaat die ook politieke implicaties heeft - wat hier duidelijk het geval is -, dan moet er over die politieke aspecten gepraat kunnen worden. Dat moet hier gebeuren en niet in de raad van bestuur van F.I.T.
Het is uiteindelijk een beslissing geworden van het kernkabinet. Ik stel enkel vast dat wereldtentoonstellingen plots weer interessant zijn. Men was daarvan afgestapt. Men was tot de conclusie gekomen dat het niet meer interessant was om daar geld in te stoppen. Het lijkt me nogal duidelijk dat dit is gebeurd onder de politieke druk van het Chinese regime. Wanneer het over ethisch ondernemen gaat, zou ik er vanuit de Vlaamse Regering in de toekomst het zwijgen toe doen.
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mevrouw de minister, u bent begonnen met een stukje geschiedenis. Dat verplicht me om nogmaals het verschil tussen het voorstel van beslissing en de uiteindelijke beslissing van de Vlaamse Regering voor te lezen.
Er stond oorspronkelijk:?De Vlaamse Regering beslist af te zien van een structurele deelname aan de wereldtentoonstelling in Shanghai in 2010 en derhalve ook geen structurele bijdrage aan de financiering van dit project te voorzien. Dit sluit niet uit dat Vlaamse agentschappen, ondernemingen, steden en gemeenten enzovoort op eigen initiatief en op ad-hocbasis kunnen participeren aan de wereldtentoonstelling.? Mevrouw de minister, in de finale notulen staat:?De Vlaamse Regering beslist af te zien van een structurele deelname aan de wereldtentoonstelling in Shanghai en derhalve geen structurele bijdrage aan de financiering van dit project te voorzien.? Ik blijf erbij - en daar zullen we tot in den treure van mening blijven verschillen - dat het standpunt van de Vlaamse Regering eigenlijk heel duidelijk was. Het feit dat men dat bewuste zinnetje heeft geschrapt, was veelbetekenend.
We hebben op 20 maart in deze commissie met u een discussie gehouden van een uur, met uiteenzettingen van nagenoeg alle fracties. U hebt toen met geen woord gerept over een beslissing van het kernkabinet van 12 maart, dus van nauwelijks een week voordien. Nochtans heeft bijna ieder parlementslid van deze commissie u gevraagd wie deze beslissing had genomen. Op de vraag of u of F.I.T. de beslissing had genomen, hebt u keer op keer ontwijkend geantwoord, tot de voorzitter uiteindelijk in arren moede heeft besloten de discussie voorlopig af te ronden.
We zijn nu twee maanden verder en nu komt u plots op de proppen met een beslissing die een week voordien is genomen door het kernkabinet en waar u op 20 maart met geen woord over gerept hebt. U zult me dan toch niet kwalijk nemen dat ik daar grote vraagtekens bij plaats. U wordt ondervraagd tijdens een scherpe discussie en u zwijgt in alle talen over een beslissing die een week voordien is genomen. Ik vind dat hallucinant. Ik heb heel wat vragen bij de deontologie die u daar hebt gehanteerd en bij het antwoord dat u aan deze commissie hebt gegeven. Ik heb toen gezegd dat u het parlement niet au sérieux nam, en ik ben toen eigenlijk nog bijzonder voorzichtig geweest met mijn woorden.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Wie geschiedenisles geeft, mag zich verwachten aan enige historische kritiek. Er is een probleem met data. Wanneer op 12 maart een beslissing werd genomen door het kernkabinet, dan werd het parlement geacht die op 20 maart te vernemen. Dat is heel duidelijk.
Ik blijf op mijn honger voor wat de vraag betreft wie nu die beslissing heeft genomen. Het kernkabinet krijgt een voorstel en heeft dat blijkbaar bevestigd. Blijkbaar mocht het parlement dat niet weten. In de krant zegt u dan weer dat u de beslissing hebt genomen, terwijl er voordien sprake was van F.I.T. Ik heb nu nog altijd niet vernomen, mevrouw de minister, wie nu precies die beslissing heeft genomen om alsnog naar Shanghai te gaan.
U hebt ook niet geantwoord op mijn vraag wat nu het afwegingskader is op basis waarvan die beslissing is genomen. U verwijst naar de vraag van het bedrijfsleven. Betekent dat dan dat dat het afwegingkader is? Is dat de strategie die Vlaanderen vandaag hanteert? Wat is er veranderd ten opzichte van de toch wel vernietigende evaluatie die er voordien was gemaakt? Vandaag volstaat het blijkbaar dat we via F.I.T. een lid in een stuurgroep hebben. Hebben we daar nog verdere garanties? Is er op een bepaald moment een soort van opting out mogelijk? Of zitten we er in voor de hele rit? Kan op een bepaald moment het volledige kader worden beoordeeld? Wat zijn de kritische succesfactoren? Ik zou echt graag een antwoord krijgen op die vragen, want vooralsnog heb ik de indruk dat een deelname aan een wereldtentoonstelling in een van de belangrijkste groeimarkten eigenlijk gepland wordt zoals de eerste de beste Vlaamse kermis.
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Ik ben bijna ontroerd door de naïviteit die hier aan de dag wordt gelegd. In eerste instantie is er de garantie van het geld. We hebben nog geen euro uitgegeven. We zullen kijken naar het businessplan. Wie de portemonnee heeft, kan op elk ogenblik beslissen wat hij al dan niet doet. Dat is onze grootste garantie. Dat is in deze overigens niet anders dan in een aantal andere projecten van de Vlaamse Regering.
De reden waarom tot deelname is beslist, is heel duidelijk. Het gaat hier om een vraag van het bedrijfsleven. Dat slechts één bedrijf bij ons zou hebben aangeklopt, is een karikatuur. De heer De Graeve, voorzitter van de Vlaams-Chinese Kamer van Koophandel, heeft dit namens de bedrijven op een correcte manier gevraagd. Hij heeft aangetoond dat dit niet strijdig is met de Chinastrategie van de Vlaamse Regering.
We moeten elkaar niets wijsmaken. Als we het over exportcijfers of over de handelsbalans hebben, krijg ik de vraag wat ik in de BRIC-landen meer zal doen. Maar als we dan iets speciaals doen in een van de vier BRIC-landen, stelt men het hier precies voor alsof we meteen veel te veel doen. De sprekers zouden dus best enige consequentie aan de dag leggen.
De beslissing is door de Vlaams-Chinese Kamer van Koophandel ingegeven. Die vraag is aan mij en aan de minister-president gesteld. De directeur van F.I.T. heeft gedurende het hele gebeuren hetzelfde geluid laten horen. Ook al valt er veel kritiek op de wereldtentoonstellingen te leveren en ook al is de evaluatie van de wereldtentoonstellingen door de Vlaamse administratie niet positief, we mogen niet vergeten dat we ons dan in Shanghai bevinden. Het is voor onze bedrijven belangrijk daar aanwezig te zijn. De directeur van F.I.T. heeft herhaaldelijk gevraagd toch deel te nemen. De brief van de Vlaams-Chinese Kamer van Koophandel vormt in feite het kantelmoment. We nemen uiteraard ook aan andere beurzen deel. Maar hier gaat het niet om een gewone beurs. F.I.T. ontvangt geregeld vragen van bedrijven om aan een bepaalde beurs te kunnen deelnemen. Soms gaat het om vragen van individuele bedrijven of van een groep bedrijven. In dit geval gaat het nadrukkelijk om de Vlaams-Chinese Kamer van Koophandel.
Ik voel aan wat bepaalde mensen hier willen bereiken. Ze zullen allicht kritiek op de beslissing leveren. Ik heb enkel gezegd dat het kernkabinet hier kennis van heeft genomen. Ik was toen zelf op buitenlandse missie naar Vancouver. Dit punt is trouwens ook als variapunt tijdens een vergadering van de Vlaamse Regering behandeld. De leden van de Vlaamse Regering delen mijn mening. Het gaat erom dat dit goed voor onze bedrijven is.
De beslissing van 7 september 2007 sluit een deelname niet uit. Het heeft geen zin te proberen dit anders te interpreteren. Dat zal niet lukken. Het kernkabinet en de Vlaamse Regering hebben dit thema kort besproken. Toen is gezegd dat een deelname perfect mogelijk is. De beslissing van 7 september 2007 sluit een structurele deelname uit, maar steden, gemeenten, bedrijven en agentschappen kunnen ad hoc deelnemen. Het is mogelijk dit blad nog op 37 manieren tegen het licht te houden. Het gaat hier om een goede beslissing. Ik blijf deze beslissing absoluut verdedigen. Ik heb al toegelicht waarom ik die beslissing verdedig. Alle speculaties of andere interpretaties die tot in den treure kunnen worden herhaald, maken niet uit. Cruciaal is dat de Vlaamse Regering van een structurele deelname heeft afgezien. Ad-hocdeelnames zijn mogelijk. De Vlaams-Chinese Kamer van Koophandel heeft een duidelijke vraag gesteld. De directie van F.I.T. heeft steeds hetzelfde standpunt ingenomen. Er is steeds een ruim draagvlak geweest.
We voeren momenteel onderhandelingen met de federale overheid over het business plan. We moeten weten wie wat op tafel legt. Ik heb in dit verband verklaard dat het thema in onze ogen best ´clean technology´ zou zijn.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mevrouw de minister, het is heel belangrijk dat, als de Vlaamse Regering, of in dit geval F.I.T., budgettaire ruimte creëert om deel te nemen, dat efficiënt gebeurt. De Vlaamse bijdrage aan die wereldtentoonstelling moet optimaal herkenbaar zijn, anders is dit bezigheidstherapie en doen we dit om anderen te plezieren. Dat kan niet de bedoeling zijn. U bent misschien liefdadig, maar zoveel altruïsme wil ik u nu ook niet toedichten. Hoe groot is de budgettaire ruimte van F.I.T. voor die deelname? Hebt u daar een idee van? Over welke vork gaat het om die herkenbaarheid van de Vlaamse bijdrage aan dat Belgische paviljoen mogelijk te maken? Uit de evaluatierapporten van eerdere wereldtentoonstellingen in Hannover en Aichi in Japan blijkt immers dat die Vlaamse herkenbaarheid een knelpunt is. De zorg van dit Vlaams Parlement ter zake is dan ook terecht, we zijn niet naïef. We willen u ervoor waarschuwen dat tegenover een budgettaire inspanning vanwege F.I.T. voldoende Vlaamse herkenbaarheid en representativiteit moet staan.
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mevrouw de minister, in uw laatste betoog stelde u dat de F.I.T.-directie steeds dezelfde lijn heeft aangehouden. Zegt u nu dat er inderdaad nog steeds geen beslissing is genomen door de raad van bestuur van F.I.T.? Of is er ondertussen toch een beslissing?
Waarom hebt u op 20 maart niet verwezen naar de beslissing van het kernkabinet van 12 maart? We kunnen lang discussiëren over de opportuniteit van deelname aan de wereldtentoonstelling in Shanghai. Ik wil zelfs openstaan voor argumenten ter zake, maar dan moeten we wel argumenten krijgen en de zaken op een eerlijke wijze voorgesteld krijgen. Waarom hebt u op 20 maart niet gesproken over die beslissing van 12 maart? Daarop wil ik eigenlijk wel een duidelijk antwoord krijgen.
De voorzitter: De heer Van den Brande heeft het woord.
De heer Luc Van den Brande: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wegens andere verplichtingen heb ik het begin van de vraag niet kunnen bijwonen, waarvoor mijn excuses. Ik zal dan ook niet ingaan op de data en dergelijke. Dat is daarnet ontwikkeld en dat is een ander punt.
Wel wil ik mijn bezorgdheid uiten. Er zijn de evaluaties geweest van de jongste twee wereldtentoonstellingen. Ik ga echter nog iets verder terug in de tijd, namelijk tot die van Sevilla en Lissabon. De discussie over de toegevoegde waarde van deelname is natuurlijk niet nieuw. Er zijn trouwens drie types wereldtentoonstelling: de echte, de beperktere en de subcontinentale. Aan het organiserende comité is ooit de principiële vraag gesteld of regio´s, en zeker constitutionele regio´s, als aparte entiteit aan dergelijke wereldtentoonstellingen zouden kunnen deelnemen. Het antwoord daarop is neen geweest, en ik denk dat dit nog steeds het geval is. Of dat om goede of slechte redenen gebeurt, laat ik in het midden.
De doelstelling van een wereldtentoonstelling is natuurlijk niet op de eerste plaats het aanwezig zijn in het land waar die tentoonstelling wordt gehouden. In de mate dat dit nog relevant is, en vandaar ook de vragen, gaat het over een land dat zich tentoonstelt. In dit geval kan dat, wat ons betreft, alleen nuttig zijn en toegevoegde waarde hebben als Vlaanderen herkenbaar aanwezig is. Dat was de grote discussie over Sevilla en Lissabon. We hebben toen gezegd dat we alleen zouden deelnemen als we herkenbaar als deelstaat op die wereldtentoonstelling aanwezig zouden zijn. Ik meen dat dat ook het geval is geweest.
Ik wil me nu niet uitspreken over het thematische gegeven dat voorligt. Als er een afweging wordt gemaakt, waaruit blijkt dat dit het goede thema lijkt te zijn, kan ik me daarin vinden. Ik heb alle respect en meer dan begrip voor de vraag van die bedrijven en sectoren die aanwezig zijn in China. Maar in een ander opzicht gaat het over een afweging die een land moet maken, en in dit geval een land met zijn deelstaten. Als we dus niet herkenbaar aanwezig kunnen zijn op de wereldtentoonstelling, heeft het wat mij betreft geen enkel nut om er te zijn. Dit vergt bovendien een grote budgettaire inspanning. Dan kan men wel opwerpen dat dit via het F.I.T.-budget gebeurt, maar zulks is verre van evident.
Het businessplan moet blijkbaar nog worden voltooid, dus heb ik geen idee hoeveel dit zal kosten. Maar ik weet wel wat het een aantal jaren geleden heeft gekost. Dat veeg je dus niet zomaar onder de tafel. Ik doe maar een wat grove schatting, maar ik denk dat we ervan moeten uitgaan dat het hier gaat over 10 à 20 miljoen euro, willen we tastbaar, herkenbaar en goed aanwezig zijn. Misschien is dat zelfs nog aan de lage kant. Pin me dus niet vast op dat bedrag, maar ik kan me alleszins niet indenken dat dat alleen met de reguliere F.I.T.-middelen kan gebeuren. Het kan dus ten eerste alleen inhoudelijk een beslissing zijn van de regering, waarbij dit wordt afgewogen tegen de toegevoegde waarde. Ten tweede is het dan een kwestie van middelen.
U hoort me dus niet zeggen dat ik voor of tegen ben. Ik zeg enkel dat alles afhangt van de wijze waarop het businessplan echt in elkaar zit en van de vraag hoe Vlaanderen zichtbaar is en in welke mate duidelijk is dat België een federale staat is, met Vlaanderen als een van de deelstaten.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mevrouw de minister, in uw repliek geeft u eigenlijk impliciet de kritiek mee dat er een incoherentie zou zijn tussen standpunten die worden ingenomen met de vraag naar een strategie tegenover de BRIC-landen en de kritiek ten opzichte van dit project. Eén houding is consistent: wij pleiten hier al maanden voor een heel duidelijke economische strategie. Dat houdt een constante op termijn in. Dat blijkt hier helemaal niet het geval te zijn geweest. Op een jaar tijd werd de aanpak heel vaak gewijzigd. De toetssteen is de reële economische output. Dat is het belangrijkste. Hier zou dat moeten neerkomen op Chinese investeringen in Vlaanderen of markten in China die worden geopend voor Vlaamse bedrijven. Dat vraagt zichtbaarheid als we deelnemen aan een wereldtentoonstelling.
Ter zake blijf ik nog steeds op mijn honger. Welke garanties hebben we daar? Op welk ogenblik zal dit worden getoetst en zal worden beslist of we al dan niet gaan? We hebben één lid in de stuurgroep. U zegt dat we dit niet zullen financieren. Kunnen we hier een afwegingskader krijgen? Welke garanties vraagt u om het geld dat u blijkbaar begroot, vooralsnog vrij te maken? Ik had graag dat dat afwegingskader in alle transparantie zou worden voorgelegd aan het parlement.
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Nogmaals: hierover zal moeten worden onderhandeld. Dat is evident. We hebben de betrokken federale minister laten weten dat we inderdaad niet structureel, maar vanuit één invalshoek en met één agentschap mee aan tafel willen zitten. Dat doen we nu ook, en dan wordt het onderhandelen en zullen we moeten bekijken wat de federale overheid doet. Daarvoor is het nu echt nog te vroeg. Ook budgettair verbind ik daar momenteel geen bedrag aan. Dat zou niet verstandig zijn. Daarvoor is het te vroeg. Er moet worden onderhandeld met de federale regering.
Mijnheer Roegiers, er is duidelijk wat stemmingmakerij geweest. Op een bepaald ogenblik is dit besproken binnen de Vlaamse Regering. Ik heb u gezegd dat ik op 12 maart in het buitenland was. U bent vertrouwd genoeg met de afspraken van het kernkabinet. Dat kan daar ook niet formeel op de agenda worden gezet. Ik heb alvast begrepen dat er daar een veel ruimer draagvlak was dan u wilde doen vermoeden op 20 maart, toen u me hebt ondervraagd. Ik heb steeds gezegd dat ik de vraag van F.I.T. en van de Vlaams-Chinese Kamer van Koophandel ten volle begrijp. Ik ben ook bereid om ter zake verantwoordelijkheid op te nemen, maar inmiddels is alleszins duidelijker dat er een groter politiek draagvlak is. Dat is duidelijk geworden tussen het ogenblik waarop u me hebt ondervraagd en vandaag, uit gesprekken die ik daarover zelf heb gevoerd binnen de Vlaamse Regering. Daarom heb ik u dat vandaag kunnen meedelen. U mag dat nog tien keer tegen het licht houden, dat zal er niets aan veranderen. Ik weet dat u ter zake graag wat aan stemmingmakerij doet. De vraag komt van het Vlaamse bedrijfsleven. F.I.T. is altijd consequent geweest ter zake, en de raad van bestuur heeft dit principieel goedgekeurd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.