Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 15/05/2008
Interpellatie van mevrouw Vera Dua tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de inhaaloperatie inzake de bouw van sociale woningen
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer de minister, ik wil u interpelleren over het voornemen van de Vlaamse Regering om een inhaaloperatie door te voeren op het vlak van de bouw van sociale huurwoningen. Ik wil eerst en vooral zeggen dat iedereen enthousiast is over het feit dat de inhaaloperatie gebeurt, zeker de leden van deze commissie, want het thema kwam hier al dikwijls ter sprake.
Het feit dat u de bedoeling hebt om 45.000 nieuwe sociale huurwoningen te realiseren tussen 2009 en 2020 is natuurlijk zeer goed, want we zijn momenteel zeer slecht bedeeld. 5,7 percent van ons woningbestand bestaat nu uit sociale woningen, wat zou kunnen stijgen tot 7,5 percent, waardoor we in beperkte mate onze achterstand op Europees vlak gaan inhalen. Ik wil vooraf stellen dat voor ons die inhaaloperatie nodig was en we zijn dus blij dat ze ook gebeurt.
Maar ik heb wel wat vragen bij de beleidsopties om te bepalen waar de nieuwe sociale woningen zullen komen. Er zijn misschien onduidelijkheden, maar ik heb toch vragen bij de voorrangsregels die toegepast zullen worden om vast te leggen waar die nieuwe sociale woningen gebouwd zullen worden.
Het is de bedoeling om een soort weging toe te passen. Ik heb ondertussen ook de ontwerpteksten gezien van het decreet. Mijnheer de voorzitter, ik vermoed dat dat hier nog uitgebreid zal worden besproken. Ik denk dat het goed is om op een vroeg moment al eens te kijken wat de grote lijnen zijn en waar de Vlaamse Regering naartoe wil.
Mijnheer de minister, u gaat een soort weging toepassen. De motivatie is blijkbaar dat u een meer evenwichtige spreiding wilt van het aanbod van sociale woningen over Vlaanderen. Dus zegt u, tenzij u mij verbetert, dat de helft van deze nieuwe sociale woningen zullen komen in gemeenten waar het aanbod lager ligt dan de helft van het Vlaamse gemiddelde. Als deze gemeenten weigeren om een inspanning te doen, dreigt u zelfs met een financiële bestraffing via de inhouding van middelen van het Gemeentefonds.
Het criterium, de helft van het Vlaams gemiddelde, is volgens ons absoluut geen goede maat om uw beleid op het vlak van sociale huisvesting op te stoelen, om twee redenen. Eerst en vooral lijkt het een beetje op het bestraffen van die gemeenten of steden waar in het verleden veel inspanningen werden gedaan. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom gemeenten die
inspanningen niet hebben gedaan. Ik kan me voorstellen dat er bepaalde gemeenten zijn waar de vraag ook iets minder groot is, waardoor ze niet veel inspanningen hebben gedaan. Daarnaast lijkt dit toch op het negeren van de enorme huisvestingsproblematiek in een aantal steden en gemeenten, en ik denk hier natuurlijk in de eerste plaats aan een aantal steden.
U zegt - en ik vermoed dat dat geldt voor de andere helft van die inhaalbeweging - dat er een globaal beoordelingskader gehanteerd zal worden en een aantal beoordelingsfactoren toegepast zullen worden. Maar ook hier vind ik dat de criteria echt vatbaar zijn voor discussie, omdat er geen expliciete vermelding is naar sociale elementen zoals bijvoorbeeld het globaal aantal huurders, het aandeel huur- en koopwoningen, het aantal inwoners met een laag inkomen en de globale kwaliteit van het woningenbestand. Dat zijn geen criteria, zo staat het toch niet in uw tekst, die opgenomen worden in het globaal beoordelingskader. Ik vrees dat u daardoor een onvoldoende antwoord gaat geven op de realiteit op het terrein.
Mijnheer de minister, u kent het cijfer evengoed als ik, maar u weet dat er 75.000 Vlamingen op wachtlijsten staan. U weet ook dat die niet allemaal mooi evenwichtig gespreid worden over alle steden en gemeenten in Vlaanderen, maar dat er concentraties zijn.
Mijnheer de minister, wat zullen de gevolgen zijn van deze inhaaloperatie? Wat zullen bepaalde steden en gemeenten voelen van deze inhaaloperatie, in de eerste plaats die die meer dan de helft hebben van het Vlaamse gemiddelde aan sociale woningen, maar geconfronteerd worden met een immens grote nood aan nieuwe sociale woningen, ellenlange wachtlijsten hebben en een concentratie van mensen met een laag inkomen en waar de private huurmarkt momenteel geen goed alternatief is, want te duur en van een slechte kwaliteit?
Ik neem natuurlijk twee klassieke voorbeelden: de stad Gent en de stad Antwerpen. Ik denk dat dit steden zijn waar er problemen zijn, wat niet wegneemt dat er waarschijnlijk andere centrumsteden zijn waar de problemen zeer groot zijn, maar daarover heb ik de cijfers minder goed in mijn hoofd. Gent scoort natuurlijk beter dan de helft van het Vlaamse gemiddelde. Dat zou er nog aan moeten mankeren. Hetzelfde voor Antwerpen. Maar er staan wel bijna 6000 mensen op wachtlijsten en de private huurmarkt is ronduit rampzalig in het Gentse. Hetzelfde geldt voor Antwerpen. Daar is een zeer grote discussie over hoeveel mensen op de wachtlijst staan, maar men heeft me verzekerd dat er, zelfs als men rekening houdt met dubbeltellingen, minstens 15000 mensen op wachtlijsten staan. Wat gaat er voor die twee steden gebeuren, rekening houdend met dat gegeven?
Aan de andere kant rijst ook de vraag waarom gemeenten waar weinig mensen op wachtlijsten staan, maar net niet het vooropgestelde criterium halen, extra bediend moeten worden wat betreft sociale woningen.
Mijnheer de minister, het is een beetje ambetant, maar ik kan het niet laten iets te zeggen over uw initiatief dat in de pers is gekomen in verband met de huursubsidies, want dat is hier heel nauw bij betrokken. Ik heb gelezen dat het uw bedoeling is dat mensen die vijf jaar op een wachtlijst staan 150 euro huursubsidie krijgen, met dan strenger toezicht enzovoort.
Ik leer daar twee dingen uit: u bent zich heel goed bewust van het feit dat er een groot probleem is op het vlak van sociale huisvesting en dat het instrument van de huursubsidie wel degelijk een goed instrument is. De vraag rijst natuurlijk of dit een oplossing is voor mensen die vijf jaar op een wachtlijst staan.
Ik ben nog altijd een groot voorstander om aan de ene kant een grote inhaaloperatie te doen op het vlak van de bouw van sociale woningen, maar aan de andere kant ook de huursubsidies als een structureel element in het beleid op te nemen, en niet nu en dan wat te gooien met huursubsidies, want daar komt het op neer. Nu is er een verhuispremie, die u wat uitgebreid hebt naar bepaalde categorieën en nu komt er weer een categorietje bij. Ik vind dat geen structureel beleid.
Mijnheer de minister, wat zal dit nu concreet betekenen voor de diverse steden en gemeenten in Vlaanderen? Op welke wijze zal rekening worden gehouden met het aantal mensen op wachtlijsten - ik vind dat een goed criterium om eens naar te kijken, want het zegt iets over de vraag - en met het aantal inwoners dat in aanmerking komt voor een sociale huurwoning? Hebt u er zicht op wat uw inhaaloperatie voor de grote steden Gent en Antwerpen, waar de problemen immens zijn, zal betekenen?
Ik vind het zo evident dat nieuwe sociale huisvesting eerst en vooral tot stand moet komen waar de nood het grootst is en niet waar er blijkbaar een klein aanbod is, want men weet nooit waarom het aanbod daar zo klein is.
Mijnheer de minister, misschien kunt u toch wat meer motivatie geven over de huursubsidie. Maar ik zal me aansluiten bij de vragen om uitleg hierover.
De voorzitter: Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw Michèle Hostekint: Mijnheer de voorzitter, ik wil me graag even aansluiten.
Mevrouw Dua, zoals u hebt gezegd, is het natuurlijk wel een heel belangrijk signaal dat er straks 45.000 huurwoningen bijkomen. Ik denk dat we dat even moeten vermelden. Het is een verdubbeling van het budget. Ik denk dat dat niet onbelangrijk is. U hebt natuurlijk wel een punt, als u zegt dat we blijvend moeten investeren in die steden en gemeenten waar de nood heel groot is.
U maakt natuurlijk wel een omgekeerde redenering, als u stelt dat het lijkt op het bestraffen van steden en gemeenten die extra inspanningen hebben gedaan en de voorbije jaren heel wat hebben gerealiseerd. Ik vind het een belangrijk signaal dat we nu geven naar die gemeenten en steden die niet veel inspanningen hebben gedaan de voorbije jaren. Er zijn vandaag in Vlaanderen nog altijd gemeenten die geen sociale woningen op hun grondgebied hebben, en de reden is natuurlijk dat ze die mensen liever niet zien komen op hun grondgebied.
Ik denk dat het een heel belangrijk signaal is, als we vandaag zeggen dat we zullen zorgen voor een goede spreiding en de gemeenten zullen verplichten om extra inspanningen te doen om ook daar in sociale woningen te voorzien.
Mijnheer de minister, mevrouw Dua, sociale woningen moeten voor iedereen en overal beschikbaar zijn. In die zin vind ik het een zeer belangrijk signaal dat we ook voor een goede spreiding zorgen, zonder afbreuk te doen aan de blijvende inspanningen in die gemeenten waar de nood zeer groot is.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw Dua, in 2002 hebben we vanuit CD&V, toen nog CVP, in een voorstel van resolutie rond betaalbare gronden het woord spreiding durven schrijven. Ik moet zeggen dat we op dat ogenblik alleen stonden, ik herinner me dat nog zeer goed, want het was not done om het te hebben over het spreiden van sociale woningen.
Het idee was dat elke gemeente zijn verantwoordelijkheid moet nemen. In die zin sluit ik me aan bij mevrouw Hostekint en mevrouw Dua, want dat is juist de uitdaging. We weten ook dat er in steden grote wachtlijsten zijn, maar in deze commissie hebben we ook al andere pleidooien gehoord, bijvoorbeeld vanuit Antwerpen, die zeggen dat het genoeg is, want ze hebben 10 of 12 percent en willen dat de randgemeenten ook eens hun verantwoordelijkheid opnemen.
Het gaat eerst en vooral over een ontwerp van decreet over ruimtelijke ordening, met een onderdeel grond- en pandenbeleid. Dat is heel nieuw. Mijnheer de voorzitter, dat zal in de commissie voor Ruimtelijke Ordening aan bod komen, dus ik zou willen vragen om, als dit in het najaar wordt geagendeerd, een gezamenlijke commissie met de commissie voor Wonen te organiseren.
Wie kan nu tegen 45.000 sociale huurwoningen zijn als men het debat al jaren volgt? Niemand. Maar langs de andere kant moeten we ook durven zeggen dat er ook budgetten moeten zijn.
Mevrouw Dua, het debat over de invulling van de criteria wordt gevoerd, jammer genoeg nog niet in dit parlement, maar dat zal voor het najaar zijn. Een aantal zaken zullen ook uitgeschreven worden in uitvoeringsbesluiten. Als het decreet er komt, moet er een garantie zijn dat de middelen op een of andere manier verankerd zijn. Dan stel ik me luidop de vraag of een regering in 2008 een regering in 2015 kan engageren om dat te realiseren. Dat zal niet evident zijn.
Langs de andere kant is er ook het Gemeentefonds. Mevrouw Dua, het is niet omdat ik in een plattelandsregio woon dat ik geen hart heb voor de grote steden, integendeel. Mijnheer de voorzitter, ik ben er ook altijd bij als er een werkbezoek is naar grote steden, juist om me daarmee te confronteren, want er zijn inderdaad andere problematieken. Maar de tijd is gekomen om te stellen dat de grote steden de voorbije tien tot twaalf jaar voldoende ondersteuning hebben gehad via het Gemeentefonds, meer bepaald het criterium van de sociale appartementen geldt voor 3 percent binnen het deel van de 15 percent. Dat debat moet de volgende jaren ook gevoerd worden. Als we vragen aan elke gemeente om verantwoordelijkheid op te nemen, moeten we ook hefbomen hebben in het Gemeentefonds.
Bouwen is een zaak, maar men moet ook grond hebben. In die zin zal de planologie moeten volgen. Mijnheer de minister, in welke mate zal die kunnen volgen? We hebben een structuurplan Vlaanderen dat zegt dat van 100 woningen er 60 in de grootstad moeten komen en 40 in het buitengebied. Dat wil zeggen dat we daar rekening mee moeten houden.
Mijnheer de voorzitter, ook dat is iets dat we moeten bewaken. De tijd dat gemeenten nog 100 sociale huurwoningen gaan willen bouwen, is voorbij. Dat kan niet meer in Antwerpen-Stad, maar in onze regio zal men dat, zelfs als er een groot gebied ligt, niet willen. De uitdaging zal zijn een mix van sociale koopwoningen, sociale kavels, de privésector te betrekken en een onderdeel huurwoningen te realiseren.
De voorzitter: Mevrouw Guns heeft het woord.
Mevrouw Dominique Guns: Mijnheer de voorzitter, het zal niemand verwonderen dat mijn fractie achter de ideeën van 45.000 sociale huurwoningen en van spreiding staat. Aangezien ik niet wil herhalen wat anderen al hebben gezegd, zal ik zeggen wat ik zelf denk.
In veel gemeenten zijn meer sociale koopwoningen dan sociale huurwoningen gebouwd. Hierdoor zitten veel gemeenten, vooral op het platteland, nu met veel sociale koopwoningen die ondertussen privé-eigendom zijn geworden. We noemen dat wel sociale wijken, maar ondertussen gaat het allemaal om eigenaars. Bij het opstellen van criteria moet hierbij rekening worden gehouden.
Wie sociale woningen wil bouwen, moet over grond beschikken. Mijns inziens zal dat in de toekomst effectief een probleem vormen. De vraag is of we nog wel gronden zullen kunnen verwerven.
Mevrouw Dua, ik heb nergens gelezen dat de minister niet verder wil investeren in gemeenten met een hoger dan gemiddeld aantal sociale huurwoningen. U zegt dat de minister deze gemeenten wil bestraffen. Dat heb ik nog nergens gelezen. Ik begrijp niet waarom u dat zegt.
De heer Jan Penris: Aangezien mevrouw Heeren me enigszins heeft uitgedaagd, wil ik zelf ook even reageren. Het gaat hier gedeeltelijk om de problematiek van de grote steden. Mevrouw Heeren wekt de indruk dat het Antwerps stadsbestuur van mening is over voldoende sociale woningen te beschikken. Mevrouw Dua heeft terecht opgemerkt dat, zelfs als we de dubbele tellingen in rekening brengen, nog steeds 15.000 mensen op een sociale woning wachten. Ik heb in de Antwerpse meerderheid en zeker in de Antwerpse oppositie nooit een tegenstander van bijkomende sociale woningen gehoord. Integendeel, mevrouw Berx heeft destijds enkel opgemerkt dat sommige wijken op het vlak van de sociale woningbouw oververzadigd zijn. Er zijn echter nog wijken in Antwerpen waar, mits de nodige kwaliteitsbewaking en de realisatie van randvoorwaarden als de sociale mix, de ruimte en het maatschappelijke draagvlak voor bijkomende sociale woningbouw voorhanden zijn.
Mevrouw Heeren, indien u beweert dat Antwerpen geen vragende partij voor bijkomende sociale woningbouw is, gaat u kort door de bocht. Ik neem aan dat voor Gent hetzelfde geldt. Beide grootsteden en andere centrumsteden willen nog wel de nodige ruimte vinden. Tegelijkertijd moeten evenwel de nodige flankerende maatregelen worden genomen.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, ik wil in de eerste plaats de interpellante danken. De Vlaamse Regering heeft enkele weken geleden immers een belangrijke beslissing genomen. Vooraf wil ik echter een paar bedenkingen maken.
Ik heb steeds duidelijk verklaard dat het contingent sociale woningen moet worden opgedreven. Vlaanderen zit onder het Europees gemiddelde. De pendant die hiertegenover staat, is dat we met betrekking tot het aantal eigenaars in de spits zitten. Het gaat hier om een genuanceerde discussie. Er moeten sociale huurwoningen bij komen. Aangezien we met betrekking tot het aantal eigenaars in de spits zitten, loopt de vergelijking tussen Vlaanderen en Nederland mank. Er moeten in elk geval woningen bij komen.
De uitgezuiverde wachtlijst met kandidaten voor een sociale huurwoning bevat momenteel 58.000 mensen. Dit nog steeds gigantische cijfer is een belangrijke aansporing en motivatie om te investeren. Tussen 2009 en 2020 moeten er 45.000 sociale huurwoningen bij komen.
Volgens de tekst gaat het om de helft van de helft. Dat is ook meegedeeld. We hebben het over 11.500 woongelegenheden in 140 gemeenten die momenteel onder de helft van het Vlaams gemiddelde betreffende de sociale woningbouw zitten. Dit levert een resultaat lager dan 3,8 percent op. Het is duidelijk dat 140 op 380 gemeenten te veel is. Het terugdringen van de wachtlijsten motiveert ons.
We zijn het slachtoffer van ons eigen succes. We zouden hier blij om moeten zijn. We bouwen mooie constructies. We verhuren aan betaalbare prijzen, die gemiddeld een derde tot de helft van de prijzen op de privéhuurmarkt bedragen. We zijn de voorbije jaren dan ook zeer gegeerd. De mensen die aan de voorwaarden inzake bezit en inkomen voldoen, willen door ons worden gehuisvest.
Daarnet is opgemerkt dat 45.000 woningen een serieuze ambitie vertegenwoordigen. We moeten ons hier budgettair op voorzien. Momenteel bedraagt de investeringscapaciteit ongeveer 400 miljoen euro. We moeten dit bedrag tot 800 miljoen verdubbelen. Alles staat en valt hiermee.
De meeste aanwezigen zitten hier al even lang of langer dan ikzelf. Iedereen weet dat een beleid in de eerste plaats met een programma en met ambities begint. Op de tweede plaats volgt het budget, en op de derde plaats volgen de data en basisgegevens waarop het programma en de investeringen worden gestoeld. Naast de behoefte aan een budget is evenwel ook de behoefte aan grond belangrijk. Een derde punt daarnaast is de capaciteitsgrens van de bouwsector.
Vorig jaar hebben we de grens echt bereikt. We hebben toen 2500 nieuwe socialewoongelegenheden laten bouwen en 6000 renovaties laten uitvoeren. Volgens een aantal mensen is er nu een zekere afkoeling van de bouwsector aan de gang. Ik voer permanent overleg met de confederaties van de bouwsector. Ik heb vernomen dat er vorig jaar behoefte was aan 3500 arbeidskrachten. Dit jaar, ondanks die afkoeling, gaat het om 5000 arbeidskrachten. De mensen die de sector verlaten, onder meer omdat ze met pensioen gaan, kunnen niet worden vervangen. We lezen verontrustende berichten over de Poolse arbeiders. Indien de Polen zouden wegblijven, zou dit voor de capaciteit van onze bouwsector dramatisch zijn. Vorig jaar was een recordjaar. Aangezien er geen of te weinig inschrijvingen waren om alles reglementair te laten verlopen, hebben we een aantal aanbestedingen opnieuw moeten uitschrijven. Hoewel het dit jaar in de sector kalmer is, is er nog meer behoefte aan werkvolk dan in het verleden. De sector vindt geen vervangers voor de mensen die met pensioen gaan of voor de buitenlanders die deze plaatsen hebben ingenomen en nu weer vertrekken. In de bouwsector geldt de uitdrukking dat iedereen slechts twee handen heeft.
Over de huursubsidies en het karakter van de wachtlijsten zullen we het straks nog hebben. We hebben ons alvast goed gedocumenteerd. Ook dit is een genuanceerd verhaal. Er bestaan in dit verband alvast nog veel taboes.
Ik ben steeds een groot propagandist van de huursubsidies geweest. Ik denk dat dit voor iedereen hier geldt. Deze commissie heeft de reputatie degelijk werk te leveren. Iedereen is met de noden in de sector vertrouwd. Ik zie hier zelden nog ideologische verschillen. Iedereen bepleit hetzelfde. Deze kamerbrede meerderheid doet haar best de minister te steunen om een aantal uitgesproken ambities te realiseren.
Het voorontwerp van decreet betreffende het grond- en pandenbeleid voorziet in normen voor de realisatie van een socialewoningaanbod. Het gaat vooralsnog om een voorontwerp van decreet. Om dit in de praktijk te brengen, zullen we uitvoeringsbesluiten nodig hebben. We hebben alvast een belangrijke stap gezet. De vijf meerderheidspartijen hebben een voorontwerp van decreet opgesteld. Een aantal van die partijen zal in de toekomst hoe dan ook in de meerderheid blijven zetelen. Het gaat hier dan ook om een engagement.
De administratie, meer bepaald het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) vervult zijn beleidsvoorbereidende rol en is al gestart met het opstellen van voorstellen. Het moet worden gezegd dat de praktische uitwerking uiteraard niet volledig in het voorontwerp van decreet is opgenomen.
Wat het verwezenlijken van een sociaal woonaanbod betreft, wil ik er eerst en vooral op wijzen dat voor het eerst gemeenten met een ondermaats aanbod aan sociale woningen ertoe zullen worden gebracht ook hun duit in het zakje te doen. Vandaag zijn er nog een vijftal gemeenten die helemaal geen sociale woningen op hun grondgebied hebben. Dan wil ik een uitzondering maken voor twee heel kleine gemeenten, namelijk Herstappe met 80 inwoners en Horebeke met minder dan 2000 inwoners. Voor de rest is dat echter niet verschoonbaar. Ik zeg dat ook altijd publiekelijk. Daar zitten mensen tussen van alle strekkingen, ook van de onze. Dat kan op geen enkele wijze worden gebillijkt of verschoond.
Het is de bedoeling dat er op Vlaams niveau een beoordelingskader wordt uitgewerkt, dat de krijtlijnen zal aangeven waarbinnen de gemeenten hun doelstellingen met betrekking tot sociale huisvesting bindend zullen moeten aangeven. Dat kader wordt momenteel uitgewerkt door het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, samen met de diensten van minister Van Mechelen en ook mijn diensten, dus respectievelijk Ruimtelijke Ordening en Wonen. De bedoeling is dat dit begin 2009 rond is. Men is daar nu mee bezig.
Die krijtlijnen omvatten onder meer het bestaande socialewoningaanbod, de bestaande en de geplande ruimtelijke structuur en de demografische gegevens, maar ook wat we socialecontextfactoren hebben genoemd. De Vlaamse Regering heeft niet alle mogelijke argumenten en lokale knelpunten of kansen vooraf willen vastleggen. De gemeente zal dus, binnen dit algemene kader, zelf voor de dag moeten komen met lokale factoren die mee bepalend zijn voor het voeren van een zinvol sociaal woonbeleid op haar eigen maat. Zoals gezegd, werkt de administratie aan voorstellen om die krijtlijnen om te zetten in werkbare en toepasbare criteria. Die krijtlijnen zullen inderdaad ook richtcijfers bevatten, waarmee we vooral willen bereiken dat elke gemeente tot een aanbod komt. Meer specifiek voor de socialehuursector willen we in de periode 2009-2020 45.000 bijkomende sociale huurwoningen te realiseren. Dat is een verdubbeling van de huidige inspanning. Vanuit de redenering dat elke gemeente een aanbod qua sociale huur binnen haar grenzen ter beschikking moet hebben, willen we minimaal de helft van deze extra inspanning, dus l1.500 bijkomende sociale huurwoningen, verwezenlijken in gemeenten die een kleiner aandeel qua sociale huur hebben dan het Vlaamse gemiddelde, die dus blijven steken onder 3,8 percent.
Dan blijven er nog eens 33.500 geplande realisaties over die niet specifiek zijn toegewezen. Dat is nog steeds 50 percent meer dan wat we vandaag doen. Mevrouw Dua, dat is belangrijk, vooral in de context van uw pleidooi. Dat betekent dat er in de praktijk extra ruimte komt voor meer inspanningen in die steden of gemeenten waar de nood groot is. U stelt de zaken dus niet correct voor als u stelt dat het voorontwerp van grond- en pandendecreet voorbijgaat aan de reële woonbehoeften. Bij de bepaling van de sociale objectieven per gemeente zal de woonbehoefte mee in kaart worden gebracht. Conform de Vlaamse Wooncode wordt de spreiding van de realisatie van sociale huurwoningen geënt op de wetenschappelijke vastgestelde spreiding van de sociale woonbehoeften over gemeenten of groepen van gemeenten. Die bepalingen in de Vlaamse Wooncode, namelijk de artikelen 22 en 33, blijven onverkort van toepassing voor de opmaak van een meerjarig investeringsprogramma met betrekking tot sociale huisvesting, en voor de jaarlijkse uitvoeringsprogramma´s die daar de concretisering van zijn en die de VMSW op basis daarvan aan mij zal voorleggen.
Mochten we de nodige inspanningen voor sociale huisvesting blind verdelen tot elke gemeente een gelijk aandeel heeft, dan zouden we inderdaad voorbijgaan aan de spreiding van de behoeften. Indien we echter de investeringen enkel zouden richten op de wachtlijsten, dan laten we gemeenten die tot nog toe aan de kant zijn blijven staan, ongemoeid. Het is evident dat gemeenten zonder aanbod geen of kleine wachtlijsten hebben. Dat is eigenlijk het omgekeerde van uw eigen redenering, mevrouw Dua. Zoals ik aan de voorzitter zei, dit is te vergelijken met parlementsleden die moeten gaan debatteren: wie regelmatig neen zegt, wordt ook niet meer gevraagd, terwijl wie beschikbaar is, altijd prijs heeft. Dat fenomeen zien we eigenlijk op tal van domeinen. Waar er niets is, besluiten mensen na een tijd dat we het daar niet moeten gaan vragen. Dat is het fenomeen van de vraag die zich oriënteert op de plaats van het aanbod. Dat is een bijna wiskundige logica.
Gemeenten met actieve huisvestingsmaatschappijen, waar regelmatig nieuwe projecten worden gerealiseerd, hebben omgekeerd ook verhoudingsgewijs langere wachtlijsten. Mensen volgen dat. Ze lezen dat ook in de krant. Een langere wachtlijst is dus vaak geen indicator van een slechte werking. Vaak is het een indicator van dynamiek en verwachtingspatronen. Vaak gaat het over maatschappijen die de mouwen opstropen en investeren.
De wachtlijst zegt dan ook niet alles over de reële woonbehoefte in een bepaalde gemeente. Daar zullen we het straks over hebben. Ook de selectiviteit van de kandidaat-huurder speelt daarbij een rol. Dat debat zullen we ook voeren. De wachtlijst staat veeleer in functie van het aanbod dat in een bepaalde gemeente beschikbaar is. De Vlaamse Regering wil niet voorbijgaan aan de grotere nood in de grotere steden, maar wil evenmin enkel daarop inzetten. We hebben het dus over 45.000 nieuwe sociale huurwoningen, waarbij 11.500 worden gereserveerd voor die gemeenten die te weinig doen. Dat neemt enigszins de druk weg van de goede leerlingen van de klas. Dat zijn dan vooral de grotere steden. Dan blijft er nog altijd drie vierde over. Dat is dus nog altijd heel wat dat daar zal moeten worden verwezenlijkt.
Het voorontwerp voorziet in heel wat instrumenten om het sociaal woonaanbod in Vlaanderen een sterke impuls te geven. De gemeenten moeten hun verantwoordelijkheid opnemen, en zullen daartoe ook de middelen krijgen. We zullen mogelijkheden creëren om op lokaal niveau de link te leggen tussen het ruimtelijk beleid en het sociaal woonbeleid. Bij de spreiding van de investeringen in de sociale huisvesting zal dus wel degelijk rekening worden gehouden met de spreiding van de behoeften, ook wat de steden betreft. De steden blijven dus zeker niet in de kou staan, maar we zullen er wel voor zorgen dat diegenen die zich wat drukken, hun verantwoordelijkheid opnemen.
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit verhaal is inderdaad niet voltooid. Ik denk dat we er in de komende maanden nog vaak op zullen terugkomen. Uit de diverse uiteenzettingen is gebleken dat iedereen blij is met die inhaaloperatie. Mijn ongerustheid was echter gewekt door die opdeling, maar daar kom ik meteen op terug, maar ook door wat ik in de ontwerpteksten heb gelezen over het beoordelingskader en de criteria. Ik heb gehoord dat daar nog veel mee kan gebeuren. De teksten staan op de website van minister Van Mechelen. Dat is handig, maar ik denk dat we ze ook al hebben gekregen. Of niet? Normaliter zouden we daarover moeten kunnen beschikken.
Minister Marino Keulen: Mijn kabinet zal het voorontwerp verspreiden onder de commissieleden.
Mevrouw Vera Dua: Misschien was het niet de eindversie, maar de echte sociale criteria staan daar onvoldoende in. Dat maakt me ongerust. Dat moet dus nog kunnen worden bijgeschaafd of verduidelijkt, maar op basis van wat ik lees, heb ik daar geen goed gevoel bij.
Het is natuurlijk niet de bedoeling om het aanzuigeffect te versterken. U zegt dat, als er ergens goede sociale woningen zijn, mensen misschien verhuizen om een dergelijke woning te kunnen krijgen. Dat klopt. We moeten erover waken dat we via de sociale woningbouw geen nodeloos aanzuigeffect creëren. Anderzijds moeten we ons daar ook niet zoveel illusies over maken. Zelfs als er in Herstappe tien sociale woningen zouden worden gebouwd, is het niet zeker dat u daar kandidaten voor zult vinden.
Minister Marino Keulen: Daarom ben ik ook altijd tegen vaste percentages geweest.
Mevrouw Vera Dua: Het omgekeerde geldt echter ook niet. Hoe dan ook is er altijd een bepaald sociaal patroon, en het aanbod moet daar deels op worden geënt. Sowieso zullen steden steeds aantrekkingspolen zijn voor mensen met een lager inkomen. Deze operatie zal dat al evenmin oplossen. Ik hoop dat u zich daarvan bewust bent.
Het ware ten slotte goed dat elke stad en gemeente op een bepaald ogenblik weet waar ze staat. Ik heb echter begrepen uit uw laatste uitlating dat dat niet mogelijk zal zijn. De oefening is dan niet af, maar ik denk dat steden als Antwerpen en Gent, maar ook Oostende en Aalst, en zelfs de kleine gemeenten, op een bepaald ogenblik zullen willen weten hoeveel ze zullen kunnen krijgen van die 45.000 woningen. Ik denk dat dat een logische zaak is.
Ik zou het heel erg vinden als deze operatie tot gevolg zou hebben dat we opnieuw een discussie gaan voeren over het nodeloos aansnijden van open ruimte. De discussie over de woonuitbreidingsgebieden is al dikwijls gevoerd. Er is een evenwichtsoefening gemaakt, die, wat ons betreft, nog te veel gaat in de richting van het opsouperen van de woonuitbreidingsgebieden. Ik voel iedereen al komen, er komt nu een tweede golf aan, want men moet toch grond hebben, dus zal men grond moeten zoeken. (Opmerkingen)
Laten we eerst eens beginnen met de woongebieden aan te snijden. Veel gemeenten zijn zeer vlug om woonuitbreidingsgebieden op de markt te brengen en potten ondertussen de woongebieden op.
Als men in de steden sociale woningen opricht, zijn die helemaal geïncorporeerd in het stedelijk weefsel. Bepaalde gronden, die toch benut moeten worden, kan men op die manier valoriseren. Naar ruimtegebruik is een verdichtingsbeleid in de steden beter dan nog eens te beginnen met grote kavels in woonuitbreidingsgebieden. Maar dat zal een van de discussiepunten zijn voor de toekomst.
De voorzitter: Mevrouw Heeren, ik ga met de heer Lachaert, als u mij tijdens de regeling van de werkzaamheden daartoe toestemming geeft, contact opnemen om het onderwerp samen te behandelen.
Mevrouw Veerle Heeren: Dat zou heel goed zijn.
Mevrouw Dua, met alle respect: ik wil wel, maar in de lucht kan ik ze niet bouwen. Ik heb heel veel respect voor u en ik weet dat Gent Antwerpen niet is, maar ik hoor uit de grootsteden ook wel andere verhalen.
In het buitengebied willen mensen ook wel hun verantwoordelijkheid nemen. Daar liggen woonuitbreidingsgebieden aan ontwikkelde wegen, en ik ben de eerste om te zeggen dat we die woonuitbreidingsgebieden sociaal moeten kunnen invullen. In die zin gaan we elkaar niet vinden. Mijnheer de voorzitter, dat is de reden waarom het belangrijk is dat beide commissies samen het decreet gaan behandelen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door mevrouw Dua werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.