Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 06/05/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Tinne Rombouts tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het tekort aan begeleiders voor buitenschoolse kinderopvang en de uitzonderingsmaatregel van 2007
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik trap wellicht een open deur in door in deze commissie te spreken over extra plaatsen in de kinderopvang of over de moeilijk te vinden extra beroepskrachten in de kinderopvang. Dit probleem is systematisch, maar zeker tijdens de vakantieperiode neemt de vraag naar opvang toe en is het niet evident om de juiste begeleiders te vinden.
In de erkenningsnormen voor de initiatieven buitenschoolse opvang (IBO) staat dat de begeleider moet beschikken over een door de minister erkend kwalificatiebewijs. Vanaf 1 januari 2010 zal het aantal begeleiders die beschikken over een minimale kwalificatie zoals aangewezen door de minister, evenwel niet meer zijn dan de helft van het totale aantal begeleiders. Het tekort aan begeleiders voor de buitenschoolse kinderopvang is op dit ogenblik vooral een probleem tijdens de zomervakantie.
Vermits de vacatures niet ingevuld geraken, werd er vorig jaar een uitzondering gemaakt op de kwalificatiebewijzen voor begeleiders in de buitenschoolse opvang. Tijdens de zomervakantie konden openstaande vacatures ingevuld worden door studenten die de opleiding leraar kleuteronderwijs of lager onderwijs of het graduaat orthopedagogie volgden en die daarvan een attest van de onderwijsinstelling konden voorleggen. Op die manier werd het tekort aan begeleiders tijdens de zomermaanden opgevangen, maar wat met eventuele tekorten buiten deze periode? De maatregel werd door de verschillende initiatiefnemers op een positieve manier onthaald, want zo was er een oplossing voor het probleem dat rees tijdens de vakantiemaanden.
Mijnheer de minister, ik had u hierover graag een aantal vragen gesteld. Werd de uitzonderingsmaatregel van vorig jaar voor begeleiders in de buitenschoolse kinderopvang geëvalueerd door uw administratie? Wat kon men daaruit afleiden?
Bent u op de hoogte van het feit dat er nog steeds een gebrek aan begeleiders is voor de buitenschoolse kinderopvang, voornamelijk tijdens de zomervakantie, maar eveneens daarbuiten? Op welke manier denkt u een oplossing te vinden? Welke beleidsinstrumenten zullen hiervoor worden aangewend?
Ziet u er graten in om de uitzonderingsmaatregel die vorig jaar werd toegepast met betrekking tot de kwalificatiebewijzen voor de buitenschoolse kinderopvang ook dit jaar toe te staan?
Op een aantal vragen verwacht ik een positief antwoord, want ik heb een persbericht gezien waarin al een aantal punten vermeld worden en waaruit blijkt dat u bereid bent om de versoepeling toe te staan. Dat is een positief signaal. Volgens het persbericht zou de maatregel definitief worden toegepast en zijn de uitgewerkte maatregelen reeds ter beschikking. De initiatiefnemers kunnen met andere woorden al mensen aanspreken om hun tekorten aan begeleiders op te vullen.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, vorig jaar bij het begin van de grote vakantie hebben we hierover in deze commissie een van onze eerste grote debatten met u mogen voeren. U hebt toen de uitzonderingssituatie toegestaan voor de grote vakantie van vorig jaar. Ik vrees dat dit probleem zich zonder speciale maatregel opnieuw zal voordoen. Uit cijfergegevens van de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) blijkt immers dat dit probleem jaar na jaar groter wordt.
Net als mevrouw Rombouts wil ik u vragen of u de maatregel van vorig jaar zult verlengen, maar daarnaast wil ik er ook voor pleiten om de maatregel niet alleen te laten gelden tijdens de grote vakantie, maar ook tijdens de andere vakanties. Ook in de andere vakanties zijn er immers grote tekorten.
Mijnheer de minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Vorig jaar hebben we in de marge van ons debat ook gesproken over de bijzondere aandacht die in het kader van de buitenschoolse kinderopvang moet worden besteed aan kinderen met een handicap. Ik heb een en ander nagekeken, maar ik heb niet gevonden wat ik zocht. Zijn er al speciale initiatieven voor de opvang van kinderen met een handicap? De ouders van kinderen met een handicap kampen nog meer dan andere ouders met problemen, want het is niet altijd evident om kinderen met een handicap een plaats te geven in de gewone buitenschoolse opvang.
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Mijnheer de minister, ik heb een bijkomende vraag, die ook met de kwalificatie van werknemers te maken heeft, maar vooral met de trajecten van mensen die elders verworven competenties (EVC) hebben. Ik weet uit ervaringen in mijn gemeente dat de mensen van de IBO´s niet altijd op de hoogte zijn van de procedure die moet worden gevolgd om zo´n diploma of ervaringsbewijs te krijgen. Er werd normaal gezien wel een ruime bekendmakingscampagne gevoerd voor die trajecten, die kwalificatiebewijzen en die ervaringsbewijzen, maar de begeleiders of co?rdinatoren van de IBO´s zijn niet altijd op de hoogte van de procedures die gevolgd moeten worden.
Er heerst ook grote verwarring over de vraag waar de cursus kan worden gevolgd. Het testcentrum bevindt zich in Turnhout, maar over heel Vlaanderen wordt er in trajecten voorzien. In die trajecten voor het verkrijgen van elders verworven competenties zijn er ook lange wachtlijsten. De cursussen zitten nu al vol tot het einde van het jaar.
Hebt u er een goed zicht op hoe alles precies loopt? Hebt u de indruk dat de mensen daarover goed geïnformeerd zijn en dat ze vlot instappen? Hoe ziet u de toekomst?
Ik heb vernomen dat een IBO niet voldoet aan de normen als het uitsluitend mensen met een ervaringsbewijs in dienst neemt. Er moeten ook hoger gediplomeerde mensen worden aangeworven. In de praktijk worden die evenwel moeilijk gevonden, zeker gezien de statuten binnen de IBO´s. Bent u van plan daar veranderingen in aan te brengen? Of blijft u bij de huidige kwalificatie-eisen? Blijft de vereiste gelden dat men ook mensen met een hoger diploma moet aanwerven?
De voorzitter: Mevrouw Van der Borgt heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mijnheer de voorzitter, ik heb vorig jaar een gelijkaardige vraag gesteld. Ik ben blij dat de vraag nu vroeger op het jaar wordt gesteld. Vorig jaar sloeg de VVSG pas in de zomer alarm.
Mijnheer de minister, u stond positief tegenover mijn vraag over de infrastructuur. Wat is de stand van zaken daaromtrent?
De voorzitter: Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes: In mijn gemeente is er een beperkte bezetting. Het aanbod voldoet niet aan de vraag. Voor de zomervakantie overwegen we om een werkgeversattest te vragen. We zouden namelijk voorrang willen geven aan werkende ouders. Zij hebben immers de grootste nood aan kinderopvang. Kan dat ook elders, of op grotere schaal worden overwogen? Het creëren van bijkomende plaatsen is een oplossing, maar het inkrimpen van de vraag is ook mogelijk. De IBO´s zijn mijns inziens toch vooral bedoeld voor werkende ouders. Deze vraag kwam bij mij op toen ik de vraag om uitleg hoorde.
De voorzitter: De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens het schooljaar heeft het personeelstekort bij de IBO´s zeker te maken met het statuut. De personeelsleden werken namelijk allemaal halftijds. Een voltijdse job is niet mogelijk. De werkuren lopen van 7 tot 9 uur ´s morgens en van 16 tot 18 of 18.30 uur ´s avonds. In mijn gemeente werkt iedereen bij het IBO halftijds. Dat is niet interessant voor jonge mensen. Ze kunnen er geen tweede job bijnemen. Geen enkele werkgever wil iemand aanwerven voor de beperkte tijdspanne van 9.30 tot 15.30 uur. Dat maakt het beroep onaantrekkelijk. Dat schrikt de jonge mensen -het zijn bijna allemaal jongeren - af om de job aan te nemen.
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Mevrouw Rombouts, u hebt met uw ene vraag een decor opgetrokken voor een ruim debat. Er waren bijkomende vragen en opmerkingen over de toegang voor kinderen met een handicap, over de EVC´s, over de infrastructuur- en andere normen, over het statuut en over een eventuele voorrang voor werkende ouders. Ik ga me vandaag wel concentreren op de vraag om uitleg van mevrouw Rombouts, namelijk over de uitzonderingsmaatregel om de buitenschoolse opvang een breder rekruteringsveld te bieden dan vroeger, toen een diplomavereiste verhinderde dat bepaalde kandidaten werden aangeworven of ten minste dat ze konden inspringen in de zomer. We kunnen hier later misschien eens op ingaan. Ik zal ook ingaan op de vraag van mevrouw Dillen over de verbreding van de periode, buiten de zomervakantie.
Mevrouw Van der Borght, u hebt de verdienste de zaak vorige zomer aangekaart te hebben.
Een echte evaluatie is er niet geweest. Ik heb deze maatregel genomen een paar dagen of weken nadat ik aantrad. De sector heeft ze geïnterpreteerd als een goede beslissing, maar ze kwam relatief laat op het jaar om nog een groot effect te hebben.
Ik geloof dat de evaluatie vooral heeft bestaan in de vaststelling dat er binnen de sector zeer gunstig werd gereageerd op het feit dat die maatregel werd getroffen. Tegelijkertijd legde men ook uit dat de maatregel eigenlijk alleen voor augustus relevant kon zijn omdat men zijn voorzorgen moest nemen bij het aanwerven van mensen. Het gebruik van de maatregel is zeker niet zo sterk geweest als wanneer men hem in het voorjaar zou hebben aangekondigd. Ik kan alleen maar bevestigen dat de sector mij vroeg om de maatregel te bestendigen opdat men er in de planning rekening zou kunnen mee houden.
Ik kan u intussen bevestigen - u hebt dat ook in de media kunnen lezen - dat ik inmiddels op 25 april twee ministeriële besluiten heb ondertekend. Het initiatief buitenschoolse opvang en de buitenschoolse opvang in kinderdagverblijven hebben elk hun eigen besluit nodig. Ik heb de maatregel niet alleen bestendigd maar ook verruimd naar alle periodes. Mevrouw Dillen, wat u vraagt, is dus een realiteit. Men kan ook buiten de vakanties een beroep doen op deze mensen - studenten die buiten de vakanties logischerwijs aan de slag zijn als student - en er is dus geen beperking meer tot de zomervakantie. Hierdoor krijgen de voorzieningen een breder rekruteringsveld.
Ik ben dankbaar dat het debat over de kwaliteit van de prestaties van deze mensen hier op een serene manier is aangekaart. Ik blijf ervan overtuigd dat we aldus, mits er een omkadering is van mensen die professioneel gediplomeerd zijn, een antwoord kunnen bieden aan ouders zonder dat we bang moeten zijn voor een daling van de kwaliteit.
We stellen vast dat er, ondanks deze maatregelen, nog altijd een blijvend tekort is aan plaatsen en begeleiders als men alle kinderen in de buitenschoolse opvang zou willen opvangen. Daarbij wil ik nog even verwijzen naar het bewogen debat van vorige zomer. Ik heb er toen op gewezen dat de IBO´s en de kinderdagverblijven met aparte lokalen doorheen het jaar zo´n 50.000 kinderen opvangen. Als men zou veronderstellen dat ze vanaf 1 juli daarbovenop 90.000 kinderen zouden kunnen opvangen die tijdens het schooljaar in de schoolopvang terecht kunnen, dan formuleert men een ambitie die niet haalbaar is.
De vakantieopvang in het algemeen en de zomeropvang in het bijzonder moeten een opdracht blijven van de hele samenleving en niet alleen van Welzijn. Die verantwoordelijkheid moet niet alleen door de traditionele structuren genomen worden maar ook door organisaties in het jeugdwerk, de jeugdbewegingen, de speelpleinwerking, lokale initiatieven, de Grabbelpas, de sport- en taalkampen, de initiatieven voor vrijetijdsbesteding en de culturele en artistieke initiatieven. Ook deze initiatieven moeten een antwoord bieden op deze problematiek. Met het uitbouwen van buitenschoolse opvang alleen kan men dat niet.
Via de maatregel om ook studenten in opleiding in de vakantie toe te laten in de buitenschoolse kinderopvang, geven we de initiatieven minstens de kans om het bestaande aanbod maximaal open te laten want ook de professionals van de buitenschoolse kinderopvang verdienen op tijd vakantie.
Ik heb aan Kind en Gezin gevraagd om - via de consulenten kinderopvang - de vakantieopvang op de agenda te plaatsen van het lokaal overleg. Zo wil ik nagaan welke hiaten er zijn bij de invulling van de vakantietijd in de gemeente en hoe daaraan verholpen kan worden.
Wordt dit voldoende gecommuniceerd naar ouders? Moet men de initiatiefnemers niet hier en daar een duwtje in de rug geven? Ik ben ervan overtuigd dat het lokale niveau vaak beter geplaatst is om na te gaan wat nodig is en hoe aan de nood kan worden verholpen. We sensibiliseren de lokale besturen zoveel mogelijk om het opvangaanbod tijdens de vakantie beter bekend te maken bij ouders.
Daarnaast zullen er vanaf 15 juni ook tips voor ouders en voor initiatiefnemers op de website van Kind en Gezin worden geplaatst. Daarbij zullen initiatieven worden vermeld die kinderen een zinvolle en aangename tijd kunnen bezorgen wanneer de ouders niet voor hen kunnen instaan omdat ze zelf aan de slag zijn. Ook een aantal goede praktijken zullen op die manier wat beter in de belangstelling worden gezet.
Mevrouw Van der Borght, ik ga nog v??r de zomer andere stappen zetten om informatie te kunnen geven aan de initiatiefnemers over de activiteiten die mogelijk zijn binnen hun infrastructuur en de aanvaardbare capaciteit. Daaraan ben ik de laatste hand aan het leggen. De maatregel die betrekking heeft op de diplomavereiste, was de eenvoudigste omdat die eigenlijk neerkwam op het vernieuwen van de maatregel die ik vorige zomer had bedacht en het verbreden ervan zodat ook de paasvakantie, de herfstvakantie enzovoort in aanmerking komen.
Ik ga nu niet in op de andere themata. Er zijn veel zaken in mijn hoofd over inclusie en over eerder verworven competenties, maar dit zou ons te ver leiden bij het beantwoorden van de vraag van mevrouw Rombouts.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben ook blij met de andere tussenkomsten, want hierover zou blijkbaar een ruim debat kunnen worden gevoerd.
Ik ben blij met de maatregelen en de stappen die de minister reeds heeft gezet. Ik wou het nu al aankaarten zodat iedereen tijdig op de hoogte zou zijn en tijdig acties zou kunnen ondernemen om commotie over de kinderopvang in de vakanties, zoals vorig jaar, te voorkomen.
Het positieve aan het verhaal is wel dat het nu niet alleen in vakantieperioden, maar het hele jaar door kan. Ik heb wel nog een vraagje. Heb ik het goed begrepen dat het niet langer om een uitzonderingsmaatregel gaat die elk jaar opnieuw moet worden goedgekeurd, en dat het om een ministerieel besluit gaat dat meegaat tot het expliciet wordt opgeheven?
De minister zegt dat de opvang tijdens de vakantie een verantwoordelijkheid is die breed moet worden gedragen. Het lijkt me belangrijk dat de minister op dat vlak een voortrekkersrol vervult en ervoor zorgt dat opvang een taak van allen wordt.
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Ik bevestig dat er geen houdbaarheidsdatum op het besluit staat. Tenzij dit besluit door een beter besluit wordt vervangen, blijft het in de toekomst gelden
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik dank u voor uw antwoord. Toch wil ik een element in uw antwoord nuanceren. U hebt gelijk als u zegt dat niet alleen de sector van de buitenschoolse opvang verantwoordelijk is voor de opvang van kinderen in vakantieperiodes. Er zijn taal- en sportkampen, kampen van jeugdbewegingen enzovoorts.
De heer Luc Martens: Ook de ouders mogen kinderen opvangen. Dat is toegelaten.
Mevrouw Marijke Dillen: Dat is toegelaten. Maar niet alle ouders hebben de mogelijkheid om dat te doen, ook al willen ze dat.
Vlaanderen beschikt over een zeer ruim aanbod van allerlei kampen. Helaas is de kostprijs daarvan onwaarschijnlijk hoog. Wie twee of drie kinderen heeft die een weekje aan een dergelijk kamp deelnemen, betaalt daarvoor een fortuin. Er blijven dan nog zeven weken vakantie over, waarvan er misschien twee of drie in gezinsverband worden doorgebracht. Voor veel mensen is het financieel niet haalbaar om van die andere vormen van opvang gebruik te maken. Gelukkig is de buitenschoolse opvang voor de meeste mensen wel haalbaar.
Minister Steven Vanackere: Als co?rdinator van het armoedebeleid weet ik dat niet alleen de vierde wereld maar ook veel gewone mensen het moeilijk hebben om van dat aanbod gebruik te maken. Wat u daarover zegt, is juist. Men mag ook niet vergeten dat er in dat verband initiatieven worden genomen, onder meer op het vlak van de fiscale aftrekbaarheid. Andere ministers in de regering doen dat ook, bijvoorbeeld op het vlak van de participatie aan cultuur- en sportactiviteiten. Er worden stappen gezet, maar ik heb ook het gevoel dat we niet op onze lauweren mogen rusten en denken dat we een perfecte oplossing hebben.
Mevrouw Rombouts is tevreden over de verlenging. Ik vrees evenwel dat het probleem van ouders die op zoek moeten gaan naar zinvolle alternatieven om hun kinderen op een veilige en goede manier een goede vakantie te bezorgen, zal blijven bestaan. We creëren een iets breder rekruteringsveld, maar dat zal het probleem niet definitief uit de wereld helpen. Elk jaar vinden ongeveer 50.000 kinderen een plaats in de buitenschoolse opvang. Tel er 90.000 bij, en dan beseft men meteen dat dit een groot maatschappelijk probleem is dat met een veelvoud van initiatieven moet worden aangepakt, en dat dit zo betaalbaar mogelijk moet gebeuren.
De creativiteit van de samenleving zelf moet dus worden aangeboord. Dat is ook de reden waarom op de website van Kind en Gezin een aantal tips staan hoe ouders zelf initiatieven kunnen nemen op basis van hun eigen engagement. De zelforganiserende capaciteiten van de samenleving mogen we niet onderschatten.
De heer Tom Dehaene: Onder andere Bloso (het agentschap ter Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie) neemt initiatieven om de vierde wereld en kansarmen de mogelijkheid te geven om aan dergelijke kampen te participeren. Die mensen kunnen voor 25 euro een week mee, in half pension. Vaak komt het erop aan om dat bij de geïnteresseerden bekend te maken.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik betwist dat niet. Er is echter een categorie van mensen die niet gebaat is met die fiscale aftrek omdat hun inkomen niet hoog genoeg is. Zij moeten dus gebruik kunnen maken van de initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang.
De voorzitter: Het incident is gesloten.