Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 06/05/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de noodzaak aan een verkeersveiligheidscampagne voor het openbaar vervoer
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, op 8 mei 2007 heb ik het aantal ongevallen veroorzaakt door het openbaar vervoer aangekaart, en u gevraagd naar maatregelen om de ongevallengraad veroorzaakt door het openbaar vervoer terug te dringen. U meende toen dat er inzake verkeersveiligheid zeker niet slechter werd gepresteerd, integendeel. Toch wees een stijging van de ongevallengraad van 33,65 percent op een ernstig probleem. Bovendien beschikte u niet over cijfers over de ongevallen veroorzaakt door busexploitanten, en dat zijn er toch ook heel wat.
In eerste instantie is een degelijk onderzoek naar de oorzaak van het ongeval primordiaal in de aanpak naar de problematiek.
Naar aanleiding van een reeks ongevallen met het openbaar vervoer met ernstig gewonden, en een onderzoek van de regionale televisiezender ATV, heeft De Lijn blijkbaar beseft dat een verkeersveiligheidscampagne misschien wel noodzakelijk is.
Mevrouw de minister, kunt u mij meedelen of er in 2007 een stijging is geweest van het aantal ongevallen veroorzaakt door openbaar vervoer ten opzichte van 2006? Werd intussen werk gemaakt van de ongevallencijfers van de busexploitanten? Het maakt voor de reizigers immers niet veel uit of het voertuig afkomstig is van De Lijn of van een busexploitant. Bovendien is het belangrijk te weten wat de oorzaak van het ongeval is.
Op welke manier wordt een ongeval door De Lijn geregistreerd en welke opvolging wordt daaraan gegeven? Werd ondertussen besloten of er een verkeersveiligheidscampagne zal worden gevoerd inzake verkeersveiligheid bij het openbaar vervoer? Welke accenten moet deze campagne volgens u dan bevatten?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Ten opzichte van 2006 was er een stijging van het aantal ongevallen bij De Lijn. In 2007 waren er 8749 ongevallen met voertuigen van De Lijn, tegenover 8476 in 2006. Dit is een stijging van 273 ongevallen of meer dan 3 percent.
Er was een positieve evolutie bij het aantal dodelijke slachtoffers bij de tramongevallen. Daar was er een daling van negen naar vijf. In alle andere categorieën van ongevallen daarentegen was er een stijging. Ik maak mij dan ook ernstig zorgen over deze evolutie, hoewel de stijging lager ligt dat de stijging van het aantal afgelegde kilometers. In relatieve cijfers doen we het dus beter. Dat is echter geen reden om ons daar geen zorgen over te maken, temeer daar in ongeveer 47 percent van de ongevallen met bussen de aansprakelijkheid bij De Lijn zelf lag.
Het spreekt voor zich dat ook de ongevallengegevens van de exploitanten voor een verdere analyse van belang zijn. Op dit ogenblik zijn de cijfers voor de exploitanten nog niet ter beschikking. Maar er is intussen wel werk gemaakt van de praktische uitwerking van het verzamelen van de ongevallencijfers van busexploitanten met het nieuwe bestek waarin staat dat alle ongevallen aan De Lijn gemeld moeten worden. Tegen het einde van dit jaar zullen de ongevallengegevens van de exploitanten ter beschikking zijn.
De Lijn is eigen verzekeraar burgerlijke aansprakelijkheid en de ongevallen worden door de dienst Verzekeringen geregistreerd op basis van de aangiften gedaan door de provinciale entiteit waar de ongevallen gebeurden. Alle chauffeurs worden in de provinciale entiteiten gevolgd inzake rijgedrag en ongevallencijfers, en indien nodig worden de nodige acties ondernomen. Deze acties zijn in de eerste plaats van preventieve aard, maar indien nodig wordt een herscholing in de rijschool gegeven met controles op het rijgedrag nadien.
Ik ben ervan overtuigd dat De Lijn haar inspanningen inzake verkeersveiligheid moet voortzetten. Zolang in 47 percent van de ongevallen met de bus de aansprakelijkheid bij De Lijn ligt, is er zeker ruimte voor verbetering. Ik wil echter de verdere analyse van De Lijn afwachten om een aparte campagne te lanceren. Op dit ogenblik past de aanpak in het geheel van de opleiding, de ondersteuning en de bijsturing van de chauffeurs. In de basisopleiding van de chauffeurs wordt er bij De Lijn, zowel in het theoretisch als in het praktisch deel, veel aandacht besteed aan het aanleren van het gewenste rijgedrag en aan het hanteren van de optimale rijstijl.
De nadruk ligt hierbij op het preventieve karakter van de rijstijl. We weten immers dat een dergelijke rijstijl niet alleen resulteert in een kleiner brandstofverbruik, maar ook in een verbetering van de verkeersveiligheid.
Om chauffeurs te sensibiliseren en om hen te helpen de juiste rijvaardigheden en -technieken aan te leren, heeft De Lijn in 2005 en 2006 twee opleidingsfilms gemaakt, namelijk ´Preventief rijden met de bus´ en ´Preventief rijden met de tram´. Deze films worden intensief gebruikt in de rijscholen van De Lijn. Elke chauffeur krijgt op regelmatige tijdstippen ook een voortgezette opleiding aangeboden. In 2006 volgden alle chauffeurs van De Lijn een extra cursus ´Preventief rijden´. In het kader van het KB van 4 mei 2007 betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën Cl, Cl+E, Dl en Dl+E, zal de basisopleiding van de chauffeurs aangepast worden.
Er zal nog meer de nadruk gelegd worden op het rijgedrag en de rijstijl die resulteren in een nog hogere veiligheid van de reizigers en op een energiezuinige rijstijl en -gedrag. Momenteel wordt volop gewerkt aan de aanpassing van de inhoud van deze basisopleiding. De nieuwe basisopleiding moet vanaf 10 september 2008 geïmplementeerd worden op het terrein.
Vanaf eind 2008 wordt er bovendien door De Lijn, in het kader van voortgezette opleidingen voor chauffeurs, een cursus ´ecodriving´ aangeboden.
Conclusie, er is een stijging, al ligt die lager dan het aantal afgelegde kilometers. Het gaat dus om een relatieve stijging. We moeten dit probleem heel serieus nemen aangezien een niet onbelangrijk deel van de verantwoordelijkheid bij De Lijn zelf ligt.
Ik wil er ook op wijzen dat het, ondanks alles wat ik daarnet heb gezegd, vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid een goed en belangrijk streefdoel blijft om zo veel mogelijk mensen op het openbaar vervoer te krijgen. Zich verplaatsen met het openbaar vervoer is en blijft veruit de meest veilige manier van verplaatsen. Als er per miljard personenkilometers 5 busgebruikers gewond geraken, zijn er 63 die in de auto zitten. Al bij al blijft het de meest veilige manier om zich te verplaatsen, maar dat wil uiteraard niet zeggen dat we niet moeten verbeteren.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, er is inderdaad nog steeds een stijging. Nu is er weer 3 percent bij op een jaar tijd.
Mijn vorige vraag dateert van 8 mei 2007. We zijn bijna opnieuw 8 mei en u beschikt nog altijd niet over de cijfers van de busexploitanten. Ik vind dat bijzonder jammer, want uiteindelijk zijn er een heleboel busexploitanten. Ik denk dat er bijna meer voertuigen zijn van busexploitanten dan van De Lijn zelf. Daarover zou ik ook wel eens graag de cijfers zien.
Ik denk dat het absoluut belangrijk is om bij de opleiding de nodige aandacht te besteden aan verkeersveiligheid en preventieve maatregelen met betrekking tot rijstijl en dergelijke. Dat is allemaal zeer belangrijk, maar ik stel me de vraag, mevrouw de minister, of wel voldoende aandacht wordt besteed aan de infrastructuur. Ik heb u daar niet direct iets over horen zeggen.
Het is soms de infrastructuur die maakt dat een bepaalde toestand onveilig is. Ik vraag me ook af of er ondertussen al een inventaris is van het soort ongevallen die gebeuren en of er voldoende ongevallen worden geanalyseerd. Pas als men een degelijke analyse maakt van de aard en het aantal ongevallen kunnen bepaalde problemen opgelost geraken.
Uit uw antwoord begrijp ik dat u niet veel meer wilt zeggen over de campagne. U laat het volledig aan De Lijn over, maar ik begrijp dat er tot nu toe nog niet is beslist of er al dan niet een verkeersveiligheidscampagne komt.
Mevrouw de minister, ik zal u zeker blijven achtervolgen, als ik het zo mag zeggen, want ik denk dat het heel belangrijk is dat de nodige aandacht wordt gegeven aan de verkeersveiligheid met betrekking tot het openbaar vervoer en ik wil daarbij vooral de nadruk leggen op de infrastructuur. Ik denk dat u het ongeval in Mortsel nog kent, dat wel degelijk aan de infrastructuur te wijten was. Dat is wel opgelost, maar ik denk dat we daar meer aandacht aan moeten geven. Een goede analyse van de ongevallen kan daar zeker aan tegemoetkomen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.