Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 24/04/2008
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de polders en wateringen
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, volgens het decreet Integraal Waterbeheer moet de taakstelling van de polders en wateringen expliciet afgestemd worden op de doelstellingen en de principes van een integraal waterbeheer als sturend beleidsconcept. Dat wil zeggen dat ze niet enkel oog mogen hebben voor waterpeilbeheersing in functie van de landbouwactiviteiten, maar ook moeten zorgen voor de instandhouding van natuurwaarden, het tegengaan van verdroging en het bergen van water bij overstromingsrisico´s stroomafwaarts.
Het MINA-plan 3 speelt daar al op in met de actie over de ´vereenvoudiging van de beheersstructuren voor de waterlopen´. Deze actie luidt als volgt:?Vanuit het Vlaamse Gewest zullen initiatieven worden genomen om de polders en wateringen te reorganiseren en de rol ervan te herdefiniëren met het oog op een effectief en efficiënt integraal waterbeleid en met aandacht voor evenwaardige participatie van alle relevante actoren. Mogelijke fusies of gebiedsuitbreidingen worden onderzocht en waar zinvol doorgevoerd. De aanzet voor de decretale aanpassingen van de wetten op polders en wateringen en het uitwerken van een type huishoudelijk reglement zijn gepland voor 2008.?
Mevrouw de minister, in de praktijk merken we dat al volop werk wordt gemaakt van het afschaffen, fusioneren en uitbreiden van polders en wateringen, echter zonder dat de taakstelling aan de verbrede doelstelling van het integraal waterbeheer werd aangepast. De Vlaamse overheid heeft zelfs plannen om polders die ook in de praktijk geen blijk geven van een beheer in overeenstemming met de principes van een integraal waterbeheer en met de vigerende milieuwetgeving te fusioneren en uit te breiden.
Zo blijkt uit een krantenartikel in de Gazet van Antwerpen van 20 maart en in de Standaard van twee dagen later dat op 17 maart 2008 de Polder van Bornem illegale werken uitvoerde in het natuurgebied ter hoogte van Buitenland, in een deel van de Spierbroekpolder. De werken werden door de provincie stilgelegd, en ook het Agentschap Natuur en Bos (ANB) heeft de nodige vaststellingen gedaan. Het ging om een slibruiming in natuurgebied en VEN-gebied, waarbij op voorhand niet werd onderzocht of het slib verontreinigd was en door de ruiming werden wandelpaden onder het slib bedolven en bomen ontworteld. Het Afvalstoffendecreet, maar ook het Natuurdecreet werd met voeten getreden.
Op een werkvergadering voordien waren nochtans duidelijke afspraken gemaakt wat het polderbestuur kon doen en op welke manier de ruimingen konden plaatsvinden, maar blijkbaar werd daar geen rekening mee gehouden. Begin maart had een vertegenwoordiger van de provincie al een eerste maal de geplande slibruiming tegengehouden op het terrein.
Deze polder blijkt het onderwerp uit te maken van een fusie- en uitbreidingsplan van de Vlaamse overheid, die de drie polders van Bornem wenst te fusioneren en drastisch wil uitbreiden. Met wat recent gebeurde, kan men zich de vraag stellen tot welke toestanden dit kan leiden, als een polder die nu al geen blijk geeft van respect voor de vigerende milieuwetgeving zijn werkterrein nog kan uitbreiden. Bovendien zou door de uitbreiding van de polders van Bornem het hele centrum van Bornem en Sint-Amands plots in poldergebied terechtkomen en zouden alle bewoners, ook die van appartementen, de extra polderbelasting moeten betalen.
Mevrouw de minister, hoever staat het met de aanpassing van de taakstelling van de polders en wateringen aan de doelstellingen en principes van een integraal waterbeheer, zoals bepaald in het Decreet Integraal Waterbeheer en in het milieubeleidsplan? In welke mate zijn hier al stappen genomen om de wetgeving op de polders en wateringen zelf aan te passen? Acht u het niet raadzaam om in afwachting van de aanpassing van de wetgeving en van het door de polders en wateringen gevoerde beleid, voorlopig af te zien van de uitbreiding van het werkingsgebied van polders, zeker indien uit de praktijk blijkt dat ze nog geen blijk geven van een beheer conform de verbrede doelstellingen? Acht u het niet raadzaam om bij de uitbreiding van het werkingsgebied van de polders, stedelijke kernen uit de afbakening te weren, zodat de inwoners hiervan geen bijkomende polderbelasting moeten betalen? Hoe gaan de nieuwe uitgebreide structuren zich verhouden tot de waterschappen en de waterketen, zowel naar bevoegdheden als naar financiering?
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, ik wil me graag even aansluiten bij deze vraag. Ik wil me niet uitspreken over het voorbeeld dat in de vraag aan bod komt, maar wil het positieve beeld aanhalen van polders en wateringen.
Polders en wateringen leveren ook goed werk. Het voordeel dat ze hebben en dat we dagelijks ervaren in het waterlandschap, is dat ze echt met hun neus op de feiten zitten en de lokale zaken heel goed kennen.
We moeten ook niet ontkennen dat polders en wateringen structuren zijn die al jaren bestaan en een oudere regelgeving hebben en er dus ook een aantal knelpunten zijn. Hun financiën zijn veelal ontoereikend om zeer professioneel te werken. Dat is jammer, aangezien zij vaak de kennis en de drijfkracht hebben. Lokale besturen willen zich ook inzetten, vaak op vrijwillige basis, maar als ze de financiële middelen niet hebben, kunnen ze hun werk ook niet professioneel uitvoeren.
Een ander knelpunt komt aan bod bij de vraag wanneer men mag uitbreiden of niet. Ik spreek me niet uit over het voorbeeld dat wordt aangehaald in de vraag, maar we merken wel dat polders en wateringen vaak met een kleine oppervlakte te kampen hebben. Als een schaalvergroting mogelijk is, brengt dat zeker positieve elementen met zich mee. Als we kijken naar de structuren in Nederland, zonder te zeggen dat dat de beste werking en de beste oplossing is, zien we dat het veel ruimer is en dat er wel degelijk een aantal voordelen zijn.
Als we zien welke administratieve weg zij moeten afleggen om tot schaalvergroting en professionalisering te kunnen overgaan, moeten we hun meer ruimte geven om de zaak professioneler te kunnen aanpakken en mogen we niet enkel met oude regels werken.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken, eventueel om aanpassingen te doen? Zit u ook op deze golflengte?
De heer Patrick Lachaert: Ik heb me met dat dossier al drie legislaturen geleden bezig gehouden. De polders en wateringen dateren van de wet van 1937. Er is maar één kleine wijziging aangebracht door toenmalig minister Baldewijns, voor wat de onteigening betreft, in 1999.
We hebben het Decreet Integraal Waterbeheer, waarbij we heel lang de discussie hebben gevoerd over welke richting we uit moesten met de polders en wateringen. Naargelang de instelling van de politieke partijen waren er mensen voor het behoud van polders en wateringen, en anderen waren ertegen.
Uiteindelijk is een compromis tot stand gekomen waarbij alles is opgebouwd rond de stroomgebieden, dan de bekkens, vervolgens de deelbekkens en dan de polders en wateringen. Er is toen voor gekozen om de polders en wateringen tegen december 2009 te laten aantonen wat ze in dat kader waard zijn.
Dat was de periode dat mevrouw Dua minister van Leefmilieu was, maar iedere politieke partij was het daar wel over eens. In de hoorzitting kwamen heel kleine maar ook heel grote polders - onder meer uit het Meetjesland en West-Vlaanderen - aan bod, en de verschillen tussen beide categorieën zijn groot, onder meer op het vlak van de professionaliteit. De polders en wateringen kregen dus een aantal jaren de tijd om te bewijzen dat ze het aankunnen.
Na het reces zullen we de zaak moeten evalueren, en op basis daarvan kan dan worden besloten wat er met die de polders en wateringen moet gebeuren. We zullen daar één of twee hoorzittingen moeten aan wijden. We zullen dan moeten nagaan of ze conform de regels werken en of ze wel allemaal een reden van bestaan hebben.
De toestand in Nederland is bekend. De aanpak ginder is omgezet voor de toepassing in Vlaanderen. Als we de toestand voor de waterschappen bekijken - in Nederland gaat het over 50.000 hectare -, dan geeft dat voor Vlaanderen 283 ambtenaren. Dergelijke personeelsformatie leidt tot een hogere kostprijs, die men natuurlijk moet verhalen op de ingelanden - dat zijn de eigenaars van grond in een waterschap. In Nederland is dat mogelijk, want daar is de pachtprijs per hectare veel hoger dan in België. Daar bedraagt de prijs 250 tot 300 euro. Als men die bedragen als richtsnoer neemt, dan moet men bovenop de pachtprijs nog een bedrag leggen om de belasting van de ingelanden te kunnen betalen. De pachtprijs volstaat dus niet.
Ik som die problemen op, want we moeten niet opnieuw het warm water uitvinden. Herlees eens het verslag van de hoorzitting die we hebben gehouden. Eind 2009 breekt het moment van de waarheid aan want dan moeten we beslissen wat we met die polders en wateringen zullen aanvangen. De polders en wateringen die goed functioneren, zullen we houden, en deze die slecht werken, zullen we afschaffen. In 2004 wilden we dat niet doen omdat we toen geen evaluatie in handen hadden en dat politiek nogal moeilijk lag.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, collega´s, ik zal kort antwoorden. In 2007 werd er een externe opdracht gegeven met als doel de wetgeving op de polders en wateringen aan te passen en verder af te stemmen op het decreet Integraal Waterbeleid. Rekening houdend met de uitvoeringstermijn voor de externe opdracht worden de ontwerpteksten medio 2008 verwacht. We zijn nu halverwege. Laten we dus even wachten op het bestelde maatwerk. Eens de ontwerpen er zijn, kunnen ze uiteraard worden besproken.
Een aantal polders en wateringen die een rol wil spelen in het realiseren van de doelstellingen van het decreet Integraal Waterbeleid heeft het initiatief genomen om samen te smelten tot één groter geheel in het deelbekken. In afwachting van de aanpassing van de wetgeving op de polders en wateringen heb ik die spontane fusies met beperkte uitbreiding tot op deelbekkenniveau positief onthaald en beantwoord. Ik kan het betoog van mevrouw Rombouts op dat punt echt wel volgen.
Als in de praktijk blijkt dat polders en wateringen geen werking kunnen realiseren conform de verbrede doelstellingen van het decreet Integraal Waterbeleid heb ik de voorstellen tot afschaffing van deze polders en wateringen gevolgd. Zo zijn er dossiers tot afschaffing lopende voor de polders van Niel, van Wullebeek en Schelle, van de polder Mostaardpot en van de polder Fermerijbeemden, van de watering van de Begijnebeek en van de watering van het Kareelbos.
Het lokaal waterbeheer dat moet worden gerealiseerd, zit vervat in de deelbekkenbeheersplannen die in de waterschappen op mekaar zijn afgestemd. Talrijke concrete acties uit die deelbekkenbeheersplannen hebben zowel betrekking op het bewoond gebied als op de meer landelijke bestemmingen. Van de gefusioneerde polders en wateringen op deelbekkenniveau wordt verwacht dat zij uitvoering geven aan de deelbekkenbeheersplannen. Het lijkt evident dat diegenen die het watersysteem bezwaren, ook bijdragen aan de financiering van de uitgaven voor het beheer.
Het is niet de bedoeling om de bevoegdheden van de waterschappen of waterketenbedrijven te wijzigen via het nieuwe decreet op de polders en wateringen. In het kader van de aanpassing van de wetgeving worden in de externe opdracht verschillende financieringsmogelijkheden onderzocht. Ik vraag ook voor dit punt even te wachten op de resultaten van het studiewerk. Naast het behoud van het principe van de polder- en wateringbelasting wordt de oprichting van een fonds ter financiering van de lokale waterprojecten in overweging genomen. Vandaag is het echter nog een beetje te vroeg om daarover al definitieve uitspraken te doen.
De heer Patrick Lachaert: Als we het probleem verwetenschappelijken of objectiveren, zullen we allemaal dezelfde oplossing vinden. Vijf jaar geleden lag die zaak erg moeilijk. Gevoelsmatig voor of tegen iets zijn vormt geen objectieve basis voor een goed beleid.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mevrouw de minister, ik heb begrepen dat we de discussie ten gronde zullen voeren op het ogenblik dat de evaluatie over de werking rond is, we er inzage in kunnen krijgen en nadat de externe opdracht resultaten heeft opgeleverd. Die worden halfweg dit jaar verwacht. Het zou inderdaad nuttig zijn om daar in de commissie voor Leefmilieu een hoorzitting aan te wijden.
Mevrouw Rombouts, ik heb niet willen zeggen dat er geen polders zijn die goed werk leveren. Wel is het markant dat het werkingsgebied van net die polders die in de praktijk blijk geven van mismanagement, van een beheer dat niet strookt met de principes van het integraal waterbeheer, hun werkingsgebied kunnen uitbreiden. Ik heb daar ernstige bedenkingen bij.
Mevrouw de minister, u zegt dat u de fusies toestaat als het nieuwe werkingsgebied beter aansluit op het deelbekken. Door de fusie van de drie polders in Bornem wordt het volledig deelbekkenniveau echter niet gedekt. Het zuidelijk deel van het deelbekken, waarin onder andere de polder van Vlassenbroek actief is, is in die fusie niet opgenomen.
Minister Hilde Crevits: Er is nog niets beslist.
Het is in openbaar onderzoek. Ik wil enkel aangeven dat het hier niet gaat om een uitbreiding die erop gericht is om heel het deelbekken te omvatten. Delen van het deelbekken vallen nog altijd buiten de fusie- en uitbreidingsoperatie.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag of u het niet raadzaam acht om de stedelijke kernen uit te sluiten van een dergelijke uitbreidingsoperatie. Mensen die op de vierde verdieping van een appartement in Bornem wonen, zouden anders polderbelasting moeten betalen.
De heer Patrick Lachaert: Het omgekeerde valt ook voor.
Mijnheer Lachaert, u begrijpt dat dit toch zorgt voor ongerustheid bij heel wat inwoners, die nu geconfronteerd worden met een openbaar onderzoek over een fusie en uitbreiding. Het enige dat ze weten, is dat ze een bijkomende belasting zullen moeten betalen, zonder dat ze enige garantie hebben dat ze op een structurele manier in de werking van de polder betrokken zullen worden. Dat leidt tot heel wat ongenoegen. Mevrouw de minister, wat is uw standpunt daarover? Daarnet bent u daar handig omheen gefietst.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Wat het laatste punt betreft, ben ik het eens met wat de heer Lachaert heeft gezegd. Een grote oppervlakte moet verwerkt worden door een polder. Omgekeerd geldt ook dat de waterbekkens dan niet in het centrum liggen. De mensen zullen echter niet graag hebben dat hun kelder onder water staat.
De heer Lachaert zegt dat de polders moeten bewijzen dat ze goed kunnen werken. We moeten er inderdaad op toezien dat de polders en wateringen hun taak au sérieux nemen. Ze hebben immers een heel grote verantwoordelijkheid. We moeten er dan ook voor zorgen dat ze zich kunnen organiseren en moderniseren om te bewijzen dat ze goed werk leveren.
We weten dat sommige polders en wateringen nu in zak en as zitten. Ik ben het ermee eens dat grondig moet worden bekeken hoe de inspraak kan worden georganiseerd. Bepaalde polders zijn echter structureel vastgeroest. Ze kunnen zich niet professioneel opstellen omdat ze rekening moeten houden met bepaalde regelgevingen.
De heer Patrick Lachaert: Ik blijf er wel bij dat door de verandering van de invulling van het gebied van de polders, niet enkel de landbouw in rekening moet worden gebracht. In veel polders zijn er ook grote stukken woon- of industriezones. De vraag is of de polder daar nog zorg voor moet dragen. De polders worden nu aangesproken over iets dat ze niet meer aankunnen. Polders hebben soms maar één of twee werknemers en een dijkgraaf, die vrijwillig dat werk doet. Ze krijgen echter wel alle kritiek.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: De zaak is heel genuanceerd. De enen focussen op de goede voorbeelden en de anderen op de minder goede.
Mijnheer Martens, als blijkt dat reglementeringen flagrant met voeten worden getreden, dan moet daartegen opgetreden worden. Ik heb gezegd dat ik een aantal fusies positief heb beoordeeld. Als ze het doel dienen, namelijk zorgen voor een betere afstemming, dan lijkt me dat een goede zaak. Een afschaffing kan dat ook zijn.
Er werd over dit specifieke punt in het dossier nog geen beslissing genomen. Ik ga er nu dus niet op in.
Ik heb niet om de suggestie om mensen die op een vierde verdieping wonen uit te sluiten, heen gefietst. Ik heb gezegd dat het me logisch lijkt dat zij die het watersysteem bezwaren, ook bijdragen. Wat de modaliteiten zullen zijn, kan ik nog niet zeggen, want de beslissing daarover moet nog genomen worden.
Als we bovendien het lokaal waterbeheer willen versterken of opteren voor het uitvoeren van het ene door het andere, dan zitten we ook met de vele acties in de deelbekkenbeheerplannen. Een heel pak van die acties hebben precies betrekking op het stedelijke gebied. Natuurlijk kunnen we ons afvragen of ze betrekking hebben op de zesde verdieping van een appartementsgebouw, maar laten we dit eens uitklaren.
Er zijn situaties denkbaar, maar we moeten wel een onderscheid maken. Willen we echt per individu bekijken wie bezwaart en dus ook betaalt, of gaan we voor een solidariserende gedachte? Ik wil eerst bekijken waar we uitkomen met het studiemateriaal. Het principe dat wie bezwaart, ook betaalt, lijkt eenvoudig, maar ik heb al aangekondigd dat het opportuun lijkt om een fonds in het leven te roepen om een aantal projecten te realiseren.
Ik noteer uw suggestie om wie er een beetje veraf staat, volledig uit te sluiten, maar ik kan u nog niet zeggen of ik erop zal ingaan. Er zijn immers ook tegenargumenten, bijvoorbeeld stedelijk of niet-stedelijk. We bezwaren allemaal en dus moeten we ook allemaal bijdragen. We moeten dit nog eens grondig bekijken.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Ik kan me wel iets voorstellen bij het principe dat wie bezwaart, betaalt, maar er is ook het principe dat wie betaalt, bepaalt. Als u de mensen in stedelijke kernen wilt laten bijdragen aan de waterpeilbeheersing, dan moeten ze ook inspraak krijgen in de structuur.
Volgens mij behoort het niet tot de taak van de polders en wateringen om de uitvoering van de deelbekkenbeheerplannen te controleren, ook voor wat betreft de aspecten die te maken hebben met de waterketen, de aanleg van riolering en de grachtensystemen.
Minister Hilde Crevits: Ik heb heel duidelijk gezegd dat het niet de bedoeling is om de bevoegdheden van de waterschappen of de waterketenbedrijven te wijzigen via het decreet.
De heer Bart Martens: Dat is duidelijk.
De voorzitter: Het incident is gesloten.