Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 22/04/2008
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het tekort aan hulpverlening en crisisopvang voor minderjarige drugsverslaafden en de nood aan verhoogde inspanningen op het vlak van preventie
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over drugspreventie
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, het drugsgebruik bij jongeren blijft een belangrijk probleem. Uit recente cijfers blijkt dat aan de helft van de jongeren al cannabis werd aangeboden, aan 27 percent een andere drug. Cannabis is de meest gebruikte illegale drug. Het algemeen beeld dat uit schoolenquêtes op Europees niveau naar voren komt, bevestigt dat het hoogste aantal cannabisgebruikers onder de vijftien- en zestienjarige scholieren in ons land woont, met een cijfer tussen de dertig en de veertig percent.
In tegenstelling met wat beleidsmakers in het verleden vaak beweerden, kan men de negatieve gevolgen van het roken van cannabis vandaag echt niet meer ontkennen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat cannabis schadelijk is. Het is niet alleen een gezondheidsprobleem, maar ook een probleem van achterstelling, stelt de nieuwe directeur van De Sleutel terecht. Jongeren die frequent cannabis gebruiken, lopen veel ontwikkelingskansen mis. Ze zijn bijvoorbeeld niet alert in de klas, en ze verwaarlozen school en vriendenkring.
De cruciale levensfase is tussen 12 en 18 jaar. Als de aandacht uitgaat naar drugs, is men niet bezig met andere vaardigheden. Op die leeftijd moet men leren studeren en vriendschappen uitbouwen. Het beleid gaat er nog altijd te gemakkelijk aan voorbij dat cannabis echt schadelijk is. Cannabis is ruim verspreid, maar ook harddrugs komen steeds vaker in de actualiteit en de gevolgen van cocaïne- en heroïnegebruik zijn zeker niet te onderschatten. Het beleid moet daarvan een prioriteit maken. Er moet specifieke aandacht uitgaan naar jongeren, want veel ouders liggen ´s nachts wakker van dit groeiende maatschappelijke probleem.
Naast een drugsbeleid, waarin geen plaats meer is voor een gedoogbeleid maar dat focust op ontrading - wat helaas een federale bevoegdheid is - is er dringend nood aan meer drugspreventie. Preventie van drugsgebruik, uw verantwoordelijkheid, is een belangrijke Vlaamse bevoegdheid. Terecht kan worden gezegd dat dit een belangrijk maatschappelijk thema is, zeker wat jongeren betreft.
De verschillende beleidsbrieven Welzijn besteden aandacht aan het middelengebruik. Een van de klemtonen is het uitgangspunt dat maatregelen op het vlak van preventie, hulpverlening en regelgeving zo nauw mogelijk op elkaar moeten worden afgestemd. In de praktijk schiet de Vlaamse Regering op dat vlak duidelijk tekort. Uit de onlangs bekendgemaakte resultaten van het rapport van het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) blijkt dat in ons land preventie op weinig financiële steun kan rekenen. In 2004 ging slechts 4 percent van het totale budget voor drugsbestrijding naar preventie, en minder dan 1 percent naar beleid en onderzoek. In totaal werd voor drugsbestrijding bijna 300 miljoen euro uitgetrokken. Volgens de cijfers van het rapport besteedt ons land 29 euro per inwoner per jaar aan drugsbestrijding: een heel bescheiden bedrag in vergelijking met bijvoorbeeld Nederland of Zweden, waar men respectievelijk 134 euro en 101 euro per inwoner besteedt. Die bedragen slaan dus niet alleen op preventie; alles zit erin.
Een cruciaal probleem is de blijvende versnippering van de bevoegdheden in dit land. Dat staat een kordaat en efficiënt beleid in de weg - ja, dat maakt dat zelfs volledig onmogelijk. Het is allemaal niet duidelijk, en ik ben blij dat u daarover meer uitleg zult verschaffen. U bent zich daar misschien wel van bewust, want in uw beleidsbrief hebt u aangekondigd dat u het respecteren van de gemeenschapsbevoegdheden inzake preventie van middelengebruik nauwgezet blijft opvolgen. Dat is een terechte bekommernis. In werkelijkheid zult u daarover niet echt moeten waken, want de federale overheid levert op dat vlak geen inspanningen. Hoewel in de federale drugsnota staat dat de overheid inzake drugsbestrijding prioriteit geeft aan preventie, doet ze in de praktijk precies het tegenovergestelde. Op het terrein gaat weinig of geen federale aandacht uit naar preventie.
Niet alleen preventie is belangrijk. Er moet ook aandacht uitgaan naar de hulpverlening en de opvang, zeker van jonge drugsverslaafden. De beleidsnota Welzijn 2004-2009 kondigde aan dat de Vlaamse Regering zou werken aan de nodige opvang- en begeleidingsinitiatieven, waar mogelijk samen met de partnerorganisaties. Het behoorde ook tot de beleidsdoelstellingen voor deze regeerperiode om?(?) aan mensen met drugsproblemen aangepaste zorg en ondersteuning te bieden met het oog op een optimaal functioneren in het dagelijkse leven. Prioriteit zijn zorgvormen zoals ondersteunende psychosociale begeleiding, psychiatrische thuiszorg, psycho-educatie, gestructureerde dagactiviteiten, psychiatrische verzorgingstehuizen (...)?.
Vandaag blijkt evenwel op het terrein dat voor minderjarige drugsgebruikers in Vlaanderen er nergens crisisopvang is waar ze op vrijwillige basis terechtkunnen 24 uur op 24 uur. Enkele weken geleden heeft de sector terecht aan de alarmbel getrokken. Jonge drugsverslaafden krijgen niet genoeg hulp, was de scherpe aanklacht van de directeur van het hulpnetwerk De Sleutel. Er zijn wel crisiscentra voor volwassenen, waar jongeren af en toe uit noodzaak worden opgevangen, maar dat is geen goede manier van werken, want jongeren horen daar niet thuis.
De hulpverleningscijfers tonen aan dat er een toenemende vraag is, en dat de probleemvraag op almaar jongere leeftijd wordt gesteld.?Steeds meer dertien-, veertien- of zestienjarigen vragen hulp, waarbij ze vaak met een bijzonder zware problematiek zitten, niet alleen verslaving, maar vaak ook, psychiatrische, familiale en justitiële problemen. Het ontbreekt ook aan instrumenten voor kwetsbare jongeren. We moeten meer op de plekken komen waar die jongeren elkaar ontmoet en misschien leren gebruiken. We moeten jongeren in het algemeen laten weten dat het niet oké is om te gebruiken. Als er een probleem is, moet er bij iedereen sneller een lichtje gaan branden.?, aldus de directeur van De Sleutel.
Het was een van de doelstellingen binnen Welzijn om werk te maken van zorg en ondersteuning van mensen met drugsproblemen. Uit de realiteit blijkt dat hieraan te weinig wordt gewerkt. Maar ook hier staat Vlaanderen alleen en kunnen we niet rekenen op de federale regering die een belangrijke verantwoordelijkheid heeft in dit dossier. De sector stelt terecht dat de federale overheid zwaar in gebreke blijft en dringend bijkomende initiatieven moet nemen. Verder stelt de sector dat Justitie zijn curatieve rol meer moet opnemen en dat het de jonge drugsverslaafden die delinquente feiten hebben gepleegd met meer drang moet doorverwijzen naar de hulpverlening. Dat geldt voor alle niveaus van de strafrechtelijke keten. Anders blijft het dweilen met de kraan open. Het staat ook volledig los van de discussie over bestraffing.
Helaas zijn drugs in die mate aanwezig in onze samenleving dat we er dringend een ernstig antwoord moeten op bieden. Preventie alleen volstaat niet. Ik besef dat de drugsproblematiek heel complex is. De veelzijdigheid van het drugsfenomeen impliceert dat meerdere beleidsdomeinen ermee te maken hebben: het gezondheidsbeleid, het sociale beleid, het strafrechtelijke beleid op alle echelons en met vertakkingen naar de verkeershandhaving, de openbare orde en het preventiebeleid. Dat zijn slechts enkele voorbeelden.
Er is nood aan een geïntegreerd beleid dat rekening houdt met alle aspecten, en dat, wat de jongeren betreft, de klemtoon legt op preventie en hulpverlening. Beleidsafstemming is het sleutelwoord om te komen tot een coherent, efficiënt en effectief drugsbeleid. Het wordt hoog tijd dat er werk wordt gemaakt van dit geïntegreerde beleid met een doorgedreven overleg met alle betrokken overheden. Ik pleit er dan ook voor een geïntegreerd drugsbeleid uit te werken waarin geen plaats meer is voor een gedoogbeleid maar dat focust op ontrading en responsabilisering. Ik pleit voor een drugsbeleid dat aan onze jongeren geen verkeerde boodschap geeft. Herinner u het verhaal van de chocoladesigaret in het kader van de grote drugsdiscussie op federaal en op Vlaams niveau enkele jaren geleden. Neen, het moet gaan om een degelijk beleid: de enige juiste boodschap is er een van ontrading. We moeten werken aan een drugsbeleid dat tegelijk investeert in vroegdetectie, in vroeginterventie en in een degelijke hulpverlening. En dat laatste wil ik benadrukken. Het is inderdaad onaanvaardbaar dat artsen op de spoeddienst elk weekend dezelfde jongeren met drugsproblemen over de vloer krijgen en hen na medische behandeling weer op straat moeten sturen zonder de mogelijkheid om hen naar de hulpverlening door te verwijzen.
Ik wil mijn interpellatie beëindigen met een citaat uit het interview met de heer Versele, directeur van De Sleutel:?De samenleving treedt onvoldoende op als jongeren zichzelf verliezen in bandeloos gedrag. Waar is onze verantwoordelijkheid als we jongeren met drugsproblemen niet begeleiden? Wij mogen hen niet laten vallen.?
Mijnheer de minister, aandacht voor hulpverlening en opvang, ook voor jonge drugsverslaafden, was een van de doelstellingen van uw beleid. Welke initiatieven hebt u genomen om invulling te geven aan de beleidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de beleidsnota Welzijn? Daarin werd gesteld dat de Vlaamse Regering werk zal maken van de nodige opvang- en begeleidingsinitiatieven.
In de beleidsnota Welzijn werd aangekondigd dat er een dialoog zou worden opgestart met de federale overheid zodat een geïntegreerd beleid kon worden gevoerd rond deze problematiek. Ook werd in de beleidsbrief 2007-2008 een betere afstemming met actoren binnen de Vlaamse Gemeenschap en met de federale overheid aangekondigd. Welke initiatieven hebt u ter zake genomen? Welke uitwerking werd er reeds gegeven aan een geïntegreerde aanpak om alle maatregelen op vlak van preventie, hulpverlening en, regelgeving zo nauw mogelijk bij elkaar te laten aansluiten? Wat is de stand van zaken betreffende de Cel Gezondheidsbeleid Drugs?
Het Belgian National Report on Drugs 2007 stelt vast dat preventie op weinig financiële steun kan rekenen. Nochtans is preventie een belangrijk maatschappelijk thema. Welke initiatieven zijn er gedurende deze regeerperiode genomen om concreet invulling te geven aan een doeltreffend én geïntegreerd preventiebeleid?
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, het recente rapport van De Sleutel heeft mij nogmaals wakker geschud. Ik wil nogmaals de aandacht vestigen op de drugsproblematiek in Vlaanderen. Het gaat om minderjarigen, drugsgebruik is voor hen strikt verboden, of het nu om soft- of harddrugs gaat, en toch worden we geconfronteerd met een stijging van de consumptie. Dat is jammer en zelfs beangstigend. De gemiddelde leeftijd waarop men met drugs begint, is gedaald naar twaalf jaar. De leeftijd tussen twaalf en achttien jaar is cruciaal. Als de aandacht in die levensfase alleen naar drugs uitgaat, is men niet bezig met de andere vaardigheden die men dan moet leren. Er zouden zelfs psychische en fysieke gevolgen aan vastzitten.?Bij jongeren tussen veertien en achttien jaar zien we dat de hersenen niet goed volgroeien?, zegt dokter Van Duyse, medisch directeur van De Sleutel.
Nog een punt waar ik wil op wijzen, is de kwaliteit van de drugs. Deze is fel versterkt in vergelijking met tien tot twaalf jaar geleden. Mensen kweken drugs in hun tuin, op zolder en in huis. De kwaliteit is zo fel verbeterd dat ook de neveneffecten sterker zijn dan vroeger. Dat heeft natuurlijk een grotere impact op het lichaam en op het verschijnsel verslaving.
Een Nederlandse campagne probeert onder de noemer 20/80 het beeld te corrigeren dat 20 percent van de 18-jarigen niet regelmatig gebruikt en 80 percent wel. In de realiteit is het immers gelukkig net andersom. Ik vermoed dat de cijfers voor Vlaanderen niet veel verschillen. Toch denken mensen dat het geen kwaad kan, omdat zoveel anderen het ook eens proberen. Dit beeld moeten we echt wel corrigeren. Jongeren denken immers al te makkelijk dat ze ook moeten gebruiken om erbij te horen.
In het secundair onderwijs zouden 15.000 scholieren wekelijks cannabis gebruiken. Dat kan grote gevolgen hebben voor hun verdere ontwikkeling en voor hun schoolprestaties. De ernst van drugsgebruik wordt door jongeren vaak gebanaliseerd, en al is het verboden, ze doen het toch omdat anderen het doen.
Uit het rapport van het EMCDDA blijkt dat het budget voor onderzoek naar drugsgebruik in België is gedaald, mevrouw Dillen zei het al, en dat ook de preventie op weinig financiële steun kan rekenen. Per inwoner zou in België 29 euro naar drugsbestrijding gaan, in Nederland is dat 134 en in Zweden 101.
Het hoofd preventie van De Sleutel, de heer Van de Kreeft, stelt vast dat steeds meer dertien-, veertien- en zestienjarigen hulp vragen. Probleem is dat de hulpverlening zich vandaag vooral toespitst op volwassen gebruikers en op harddrugs zoals heroïne of cocaïne terwijl jongeren eerder met softdrugs experimenteren.
Hulpnetwerk De Sleutel heeft wel een centrum in Eeklo waar plaats is voor 20 minderjarigen. De jongeren die daar komen hebben al een zware verslaving te pakken, vaak in combinatie met psychiatrische problemen en een gerechtelijk verleden. De nood aan vroege interventie dringt zich op. Hoe sneller jongeren die risico lopen, worden geïdentificeerd en geholpen, hoe groter de kans dat de therapie succes heeft.?Naast een 24-uurcrisisopvang voor jongeren moet er een gerichte preventie en vroegdetectie komen. Die moet jongeren die gevaar lopen, tijdig opsporen. Dat gaat dan over jongeren die opgroeien in gewelddadige milieus en kinderen van verslaafde ouders.? Dat zegt de heer Versele.
Vroeginterventie is de schakel tussen preventie en hulpverlening. Op vijf locaties in Vlaanderen organiseren hulpverlenende diensten vroeginterventiegroepen om jongeren te doen nadenken over beginnend problematisch drugsgebruik.
Mijnheer de minister, vanwaar komt het grote verschil in budget dat naar preventie gaat, in vergelijking met andere landen als Nederland en Zweden? Kunt u hier een toelichting bij geven?
Kunt u een overzicht geven van de genomen en lopende preventie-initiatieven inzake drugsgebruik, specifiek gericht op minderjarigen? In hoeverre zijn deze preventie-initiatieven gericht op ouders en familie? Zij zijn immers betrokken partij. Vaak worden ze met het fenomeen geconfronteerd als het te laat is. Ze weten niet hoe ze moeten reageren of herkennen de symptomen niet.
Hoe zult u tegemoet komen aan de vraag naar crisisopvang voor minderjarige drugsgebruikers?
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de voorzitter, ik had ook een vraag om uitleg ingediend over dit onderwerp. Er was al de interpellatie van mevrouw Dillen. Ik sluit me aan bij de interpellant.
De Sleutel heeft inderdaad onlangs aan de alarmbel getrokken met de mededeling dat jongeren in een crisissituatie nergens vrijwillig terechtkunnen. De Sleutel is gericht op volwassenen. Af en toe komen er minderjarigen terecht, maar eigenlijk horen ze daar niet thuis.
Ik heb ook eens navraag gedaan op het lokale niveau. Men bevestigde dat in het Sint-Blasiusziekenhuis in Dendermonde, een van de grote ziekenhuizen in Vlaanderen, met het ritme van minstens een per week, jongeren binnenkomen met een acuut problematisch drugsgebruik en dat de hulpverleners telkens problemen hebben om na de opvang en de eerste zorgen op de spoedafdeling, een gepast natraject aan te bieden. De Sleutel vraag dat er werk wordt gemaakt van een uitbreiding van de opvangcapaciteit, gezien de leemte die het aanstipt, in de eerste plaats voor jongeren.
Verder pleit De Sleutel voor meer preventie en voor preventie op jongere leeftijd, zeker voor wat betreft het gebruik van cannabis. Andere sprekers hebben al aangehaald dat cannabis vrij breed gebruikt wordt. Het is samen met tabak en alcohol, het meest verspreide middel. Er wordt gewezen op het gevaar dat eraan verbonden is. De medisch directeur van De Sleutel citeert een artikel in The Lancet, waar er gewezen wordt op de bijzonder precaire situatie van adolescenten die hoge dosissen tetrahydrocannabinol (THC) tot zich nemen, wat blijkbaar ontwikkelingsgevolgen kan hebben, met name op het gebied van de hersenen. Specifiek voor die groep ziet men een scope die ruimer is dan alleen achttienjarigen.
Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover de stelling dat er te weinig crisisopvang is voor minderjarige drugsgebruikers en -verslaafden? Bent u bereid om de bijkomende investeringen te doen die De Sleutel vraagt? Hoe staat u tegenover het voorstel om preventie met betrekking tot cannabis op jongere leeftijd te laten starten? Ik verwijs ook naar het actieplan dat u hebt uitgewerkt, waarin een soort van drietrapsraket is opgebouwd, waarbij men ten aanzien van elk van de verschillende leeftijdsgroepen probeert te sensibiliseren rond een bepaald middel. Denkt u eraan om dat schema aan te passen op basis van de vaststellingen en de vragen die door De Sleutel zijn geformuleerd?
De heer Luc Martens: Vanuit mijn verantwoordelijkheid als burgemeester van een centrumstad, word ik geconfronteerd met deze problematiek. We zijn recent geconfronteerd met een tweede, of bij een bepaalde lezing van de feiten zelfs een derde, drugsdode in een periode van drie maanden. Roeselare is de op één na kleinste centrumstad. Men kan zich afvragen hoe het mogelijk is dat dat daar gebeurt. Het heeft mijn contacten in dit verband geactiveerd.
Ik heb enkele aanvullende bedenkingen. We spreken over drugsdoden, jongeren en ouderen, en er is het aantal doden door de verslaving aan alcohol, wat nog van een andere orde is. Een verslaving in al zijn vormen is hoe dan ook een fenomeen van jonge mensen die niet meer de spankracht hebben om ´neen´ te zeggen tegen diverse vormen van drugsgebruik.
Er is een enorme zorg nodig voor de milieus die zich rond jongeren nestelen. We moeten nagaan hoe wij via hulpverleners, via opvoeders en via het activeren van de verantwoordelijkheid van ouders, die jongeren uit die milieus kunnen halen. Er is niet alleen de vraag of cannabis al dan niet schade toebrengt. Na de vele contacten met mijn politiediensten, geloof ik niet zozeer in de steppingstonetheorie. Zij zeggen dat het grote gevaar erin bestaat dat jongeren, eens ze beginnen met iets dat relatief ongevaarlijk is, heel snel een milieu rond zich krijgen dat hen steeds verder in een fuik drijft. Het is belangrijk om het gebruik vroeg te detecteren, dat milieu in beeld te krijgen en na te gaan hoe ze uit dat milieu kunnen bevrijd worden en opnieuw een eigen waardigheid en vrijheid kunnen verwerven.
Preventie, vroegdetectie enzovoort is een verhaal van diverse verantwoordelijken. Men kan daar niet één bepaalde instantie voor responsabiliseren. We hebben reeds in het begin van de jaren tachtig in onze eigen stad projecten gehad rond drugspreventie, nog voor de federale overheid daar actief in was. Alleen wanneer men een breed bondgenootschap tot stand brengt van politiediensten, private hulpverleningsdiensten, het onderwijs, de stedelijke sociale dienst, het OCMW enzovoort, heeft men de kans om tot een ´goed´ resultaat te komen. Ik deel de bezorgdheid van de collega´s omdat we zien hoe bij veel jongeren - we gaan niet discussiëren over de percenten - hun leven in mindere of meerdere mate verloren gaat.
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Ik wil eerst iets zeggen over de cijfers en over de vaststelling dat per inwoner 28,5 euro besteed werd aan de drugsproblematiek. In Nederland is dat 134,4 euro. Het zijn cijfers van 2004. We vertrekken van een vergelijking met de realiteit van het einde van vorige regeerperiode. Van de 28,57 euro werd 1,09 euro besteed aan preventie, 11,41 euro aan hulpverlening en 16,07 euro aan repressie en veiligheid. Binnen dat pakket is er een heel klein deel voor preventie. Ter vergelijking: in Nederland werd in 2003 134 euro per inwoner besteed, waarvan ook maar 2,58 euro voor preventie. Ik wil de cijfers waarop we ons baseren in een juist daglicht stellen. Vooral wat betreft het behandelende aspect, de bijstand en het repressieve aspect, zetten andere overheden sterk in met budgettaire middelen. Ik maak ook de bedenking dat men ten aanzien van de budgetten moet nagaan of men met perfect vergelijkbare gegevens heeft gewerkt. Voor het preventieniveau werden de Vlaamse en de Franse Gemeenschap ook in één statistische hoed gegooid.
De laatste jaren zijn er extra budgetten vrijgemaakt. De laatste stap heb ik zelf nog gezet in 2007, door het vrijmaken van middelen voor extra drugspreventiewerkers bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg) en voor de regionale implementatieprojecten rond tabak, alcohol en drugs. Ten aanzien van de cgg´s is er in 2005 een bedrag van 250.000 euro vrijgemaakt als extra impuls. Het belangrijkste instrument waarover wij beschikken, heeft te maken met de gezondheidsdoelstelling en het actieplan inzake middelengebruik. We moeten erkennen dat het gaat over alle middelen, ook tabak, alcohol en dergelijke. We zijn van plan om met dat dossier in juni naar de Vlaamse Regering te gaan zodat we het ook in het parlement kunnen toelichten. We kunnen er op dat ogenblik een uitvoerige discussie over voeren. We hebben daar eerder al een verwarrende discussie over gehad. Ik heb niet gewacht op dat actieplan om alvast een eerste stap te zetten met projectsubsidies. U herinnert zich de discussie. Ook de heer Van Malderen heeft haarfijn via een schriftelijke vraag de optelsom gemaakt van de 842.000 euro subsidie in het kader van het middelengebruik.
Het is wel zo dat in die 842.000 euro het vormingsproject Lifeskills van De Sleutel zit. Het is een vaardigheidstraining voor het basis- en secundair onderwijs. Daarvoor wordt 140.000 euro vrijgemaakt. Dat moet jongeren wapenen om ´neen´ te zeggen, en in elk geval om op een duidelijke en assertieve manier te kunnen omgaan met de uitnodiging om drugs te gebruiken.
Het actieplan van de Vlaamse Werkgroep Middelengebruik moet nog worden bekeken. Het wordt pas in juni aan de regering voorgelegd. De verantwoordelijkheid in de regering is van collectieve aard, want de beleidsdomeinen Onderwijs, Werk en Jeugd zijn betrokken bij het creëren van een goed preventieklimaat.
Wat heb ik daarnaast nog gedaan? Het zou ons te ver leiden om alles op te noemen. Uit de website van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) - onze partnerorganisatie, waaraan we jaarlijks 2 miljoen geven - blijkt duidelijk dat transversaal heel concrete stappen worden gezet. Er worden veel projecten gefinancierd. Het luik drugspreventie voor minderjarigen leidt tot een aantal programma´s waarmee men zich richt op een aantal sectoren en een aantal kwetsbare doelgroepen. Een van de projecten is het Lifeskillsproject, waarmee we ongeveer 2400 leerkrachten bereiken.
Het Vlaamse preventiebeleid heeft de afgelopen jaren behoorlijk wat geïnvesteerd in de doelgroep ouders. Vragen van ouders zijn heel divers. Niet iedereen heeft dezelfde noden. Iemand met kinderen in de basisschool heeft bijvoorbeeld andere noden dan iemand met een adolescente zoon of dochter met een verslavingsprobleem. De VAD ontwikkelde daarom een uitgebreid gamma van folders en brochures voor verschillende categorieën van ouders. Er is ook ondersteuningsmateriaal voor preventiewerkers, eerstelijnsdiensten en hulpverleners die met ouders werken. Werken met ouders is ook een vast onderdeel van de vorming van alle preventiewerkers. Voor het volledige aanbod kunt u terecht op de website van de VAD: http://www.vad.be/aanbod/Doelgroepen/ouders.html. Daaruit blijkt dat men goed beseft dat men niet moet proberen om de jongere op zich te bereiken, maar dat men ook moet proberen om de omgeving in rekening te brengen.
Ouders kunnen natuurlijk ook met al hun vragen anoniem terecht bij De DrugLijn, telefonisch of per mail. Van deze mogelijkheid maken ze ook gebruik: in meer dan 30 percent van de ongeveer 4500 gesprekken die jaarlijks worden gevoerd, zijn het de ouders die bellen. Bij de mails gaat het om ongeveer 8 percent van 1.860 vragen.
Hoe zal de minister tegemoetkomen aan de vraag naar crisisopvang voor minderjarige drugsgebruikers? Het is een bevoegdheid van de federale overheid. Ik zal enkele punten aanhalen. De bedden crisisopvang voor drugsverslaafden vormen tot dusver een zuiver federale aangelegenheid, die wordt geregeld door conventies met het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). De Vlaamse Gemeenschap heeft tot dusver geen impact op deze RIZIV-conventies. Artikel 37 van de hervormde federale Jeugdbeschermingswet voorziet expliciet in de residentiële plaatsing van jongeren die een als misdaad omschreven feit (MOF) hebben gepleegd, in een dienst die deskundig is op het gebeid van alcohol- of drugsverslaving. Dat is een federale bevoegdheid.
In tegenstelling met wat de heer Van Malderen zei, hebben jongeren een plaats in De Sleutel, dankzij het Residentieel Kortdurend Jongerenprogramma (RKJ). Mevrouw Hermans, alles wat ik vertel, moet men tegen deze achtergrond bekijken: in beginsel is de residentiële opvang van drugsverslaafden een zaak van de federale overheid, punt uit. Alles wat wij doen, is soms gewoon inspringen waar anderen in gebreke blijven. Reeds eind de jaren negentig bestond er in het RIZIV een principieel akkoord om een specifiek aanbod voor minderjarige verslaafden te organiseren, waarvoor evenwel geen middelen op de federale begroting waren ingeschreven.
Vermits Vlaanderen de noodzaak aan een dergelijk aanbod sterk aanvoelde, werd met ingang van 1 juni 1999 het RKJ van De Sleutel in Eeklo erkend als 1bisvoorziening met een capaciteit van 20 jongens en meisjes. Het is belangrijk te vermelden dat Vlaanderen zich destijds engageerde om dit initiatief tijdelijk te subsidiëren, in afwachting van het afsluiten van een conventie tussen het RIZIV en de initiatiefnemer. Wij willen in het kader van onze bevoegdheden iets doen, maar de oplossing moet van het federale niveau komen.
Na intensief overleg met het RIZIV slaagde toenmalig minister Vervotte erin het residentieel kortdurend jongerenprogramma (RKJ) van De Sleutel effectief te laten overnemen door het RIZIV, en dat vanaf 1 juli 2007. Vanuit Vlaanderen - vanuit de bijzondere jeugdzorg - blijven we wel bijkomende middelen vrijmaken -een bedrag van 300.000 euro - ter versterking van het RKJ. Daarmee willen we de garantie bekomen dat ook minderjarigen, via de comités voor bijzondere jeugdzorg of na een verwijzing door de jeugdrechtbank, kunnen instromen. Het RIZIV erkent de problematiek dat de federale voorzieningen amper specifieke afdelingen hebben voor minderjarigen.
Uiteraard vangen de reguliere voorzieningen en tal van projecten in de bijzondere jeugdzorg ook jongeren op die kampen met een verslavingsproblematiek. Bij deze jongeren primeert de aanwezigheid van een problematische opvoedingssituatie (POS). Ofwel zijn ze in de bijzondere jeugdzorg terechtgekomen wegens het plegen van een als misdrijf omschreven feit. In de praktijk zijn die MOF´ers of POS´ers verslaafd.
De ondersteuning door de bijzondere jeugdzorg van jongeren met drugsproblemen wordt zo goed mogelijk georganiseerd. Een eerste stap bestond uit een consultatie van de privépartners van de bijzondere jeugdbijstand. De belangrijkste conclusies van een bevraging via de koepelorganisaties zijn de volgende. Voorzieningen - ongeacht de werkvorm - worden vrij frequent geconfronteerd met drugsmisbruik. Er is een gebrek aan screening van drugsgebruik bij jongeren in een POS. De organisatie van categoriale opvang in de bijzondere jeugdbijstand is niet altijd de meest aangewezen formule wegens de spanning tussen het?vrijwillige? karakter van de drugshulpverlening en de opvang en begeleiding van bijzondere jeugdzorg op basis van een aanklampende of dwingende basishouding. Er is niet direct vraag naar het organiseren van een nieuw of bijkomend categoriaal hulpverleningscircuit in de bijzondere jeugdbijstand.
Een werkgroep met mensen van het agentschap Jongerenwelzijn, de VAD en andere experts is onlangs voor het eerst samengekomen. Ook deze werkgroep is geen voorstander van een uitbreiding van het categoriale aanbod en zal tegen het zomerreces een operationaliseerbaar voorstel doen om de hulpverleners van de bijzondere jeugdbijstand te ondersteunen. Er wordt daarbij maximaal gebruik gemaakt van de bestaande structuren en goede praktijken op het werkveld. Uit het werk van de werkgroep vloeien alvast twee grote actielijnen voort. Een: het stimuleren en aansturen van een drugsbeleid in de voorzieningen, via het ter beschikking stellen van snel toegankelijke en correcte informatie over producten en juridische aspecten, de ontwikkeling van een vormings-, trainings- en opleidingsbeleid, teamcoaching en intervisie en de ontwikkeling van screeningsinstrumenten. Twee: het uitbreiden van de toegang tot gespecialiseerde behandeling wanneer dat nodig is, waarbij de continuïteit van de hulpverlening bewaard blijft.
De pistes van een in- en outreachbenadering komen hierbij in beeld: op een bepaald ogenblik moet men de jongeren in handen kunnen geven van een andere tak van het hulpverleningsaanbod. Dat laatste mag men evenwel niet verwarren met een nieuw categoriaal beleid in de jeugdbijstand, want men rekent op de belendende percelen om stappen vooruit te zetten. Om dit te realiseren, zal ik gebruik maken van de middelen die vrijkwamen door de overname van De Sleutel door het RIZIV. We zetten dus niets stop, want we hebben er ons van verzekerd dat de financiering doorgaat.
Op de vraag van mevrouw Dillen over de relatie met het federale niveau kan ik antwoorden dat de laatste interministeriële conferentie op 11 maart 2008 plaats vond. Inzake het drugsbeleid werd het volgende afgesproken. Een: er is dringend nood aan de ondertekening van een samenwerkingsakkoord voor een globaal en geïntegreerd drugsbeleid. Alleen het Brussels Parlement moet het samenwerkingsakkoord nog ratificeren. De twee Brusselse ministers hebben beloofd dat dit binnenkort zal gebeuren. Twee: er is nood aan een geïntegreerd tabaks- en drugsbeleid, inclusief een gezamenlijk beheerd toewijzingsfonds voor middelen uit accijnzen en taksen. De Vlaamse Gemeenschap vraagt dat de regeling die uitgewerkt is voor het Tabaksfonds wordt uitgebreid tot het Fonds voor Verslavingsziekten. Dat moet zorgen voor enige zekerheid dat de gemeenschappen zelf kunnen bepalen wat er met de middelen gebeurt.
Mevrouw Dillen vraagt zich ook af hoe een en ander binnen de Vlaamse Regering op elkaar wordt afgestemd. Ik zal binnenkort het Samenwerkingsprotocol alcohol- en andere drugpreventie afsluiten met de de VAD en met de cgg´s. In 2007 zijn vijf extra preventiewerkers - Er is het Samenwerkingsprotocol alcohol- en andere drugpreventie, dat binnenkort wordt afgesloten jaarlijkse kostprijs: 250 000 euro - toegewezen aan de cgg´s om te kunnen komen tot een betere afstemming met de actoren in de Vlaamse Gemeenschap.
Een derde punt dat ik wil signaleren in verband met het idee om mensen beter te doen samenwerken, is de Vlaamse werkgroep middelengebruik onder leiding van dokter Ansoms, die de opdracht heeft gekregen om een voorstel van beleidsplan te doen, voortvloeiend uit de gezondheidsdoelstelling middelengebruik. Dat is wat in juni aan bod zal komen.
Ik geloof dat het Vlaamse plan dat de regering in juni zal goedkeuren, het uitgangspunt moet vormen voor verder overleg met de federale overheid. Ik stem in met iedereen die zegt dat er meer moet worden afgestemd. Een bespreking van ons actieplan is al geagendeerd op de Cel Gezondheidsbeleid Drugs. Op Vlaams niveau werken we zo snel mogelijk opdat men op federaal niveau niet zou kunnen zeggen dat men niet op de hoogte is van wat er bij ons gebeurt.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. Ik stel vast dat er inderdaad een aantal initiatieven worden genomen, zowel op het vlak van de hulpverlening als op het vlak van de preventie. Ik ben ook blij dat de middelen die binnenkort vrijkomen door de overname door het RIZIV van De Sleutel, heel concreet zullen worden geïnvesteerd in de opvang van drugsverslaafde jongeren.
Ik kijk uit naar het Vlaams plan dat in juni op de agenda van de Vlaamse Regering komt. We moeten het dus in het najaar kunnen bespreken in het parlement.
Ik hoop dat er ook op aangedrongen wordt dat men, in het kader van het samenwerkingsakkoord, zo spoedig mogelijk zou komen tot een volwaardig akkoord, met inbegrip van de instemming door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Ik blijf erbij, mijnheer de minister, dat er wel inspanningen gebeuren, maar dat er, gelet op de omvang van de problematiek, nog meer inspanningen geleverd moeten worden. We zitten werkelijk met een heel belangrijk dossier, met een heel groot probleem waar, helaas, al te veel jongeren mee te maken krijgen. Het is in elk geval iets dat blijvende aandacht moet krijgen.
Aan dit dossier moet ook aandacht worden besteed in het kader van de besprekingen over de staatshervorming, die - hopelijk - eerstdaags zullen worden opgestart. Een geïntegreerd drugsbeleid is immers heel moeilijk te voeren in een land waar noord en zuid een totaal andere visie hebben op de benadering, de preventie, de bestraffing, de aanpak en zo meer. Dit is toch wel een van de typedossiers die aantonen dat er nood is aan een verregaande overheveling van bevoegdheden naar Vlaanderen. Uiteraard is dit geen bevoegdheid van de Vlaamse Regering, maar ik hoop dat u er bij de eerste minister, die tot uw partij behoort, zult op aandringen om er echt werk van te maken. Alleen door een overheveling van meer bevoegdheden naar Vlaanderen, waardoor we een degelijk geïntegreerd beleid kunnen voeren, kunnen we tot betere resultaten komen. We blijven toch wel vaststellen dat er, behalve de versnippering van bevoegdheden, ook een versnippering van middelen is. Indien we een groter budget kunnen inzetten op de manier waarop we dat in Vlaanderen wensen te doen, kunnen we tot veel betere resultaten komen op het terrein, althans dat hoop ik, want garanties hebben we natuurlijk niet.
Ik kondig een motie aan, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Ook ik wil de minister bedanken voor het uitvoerige antwoord. Ik was blij om te horen dat de cijfers die we naar voren brachten en die gebaseerd waren op de cijfers van De Sleutel, een klein beetje achterhaald of verouderd waren en dat er sindsdien een duidelijke koerswijziging is. We voelden dat al aan bij uw voorganger, bij mevrouw Vervotte. Ik was er toen al blij om.
Ik merk ook dat ouders gebruik maken van de DrugLijn. Dat is belangrijk, maar het gaat om ouders die het probleem al hebben onderkend en die vermoeden dat er iets is dat ze alleen niet aankunnen. Ik meen dat het belangrijker is om ouders er nog sneller attent op te maken dat het niet altijd een identiteitscrisis of een puberaal probleem is waarmee hun kinderen worden geconfronteerd, maar vaak een drugsprobleem.
Mijnheer de minister, u spreekt in algemene termen over middelengebruik. Ik vraag u om een duidelijk onderscheid te maken, want criminele feiten zijn vaker gerelateerd aan drugsgebruik dan aan iets anders. We moeten daar blijvend aandacht aan besteden, net zoals aan de preventie. Elk keer komen er immers nieuwe jonge mensen en jonge ouders bij voor wie de problematiek nieuw is. Het volhouden van de preventie is heel belangrijk.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door mevrouw Dillen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.