Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 13/03/2008
Vraag om uitleg van de heer Dany Vandenbossche tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over aparte belastingregels voor buitenlandse artiesten
De voorzitter: De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche: Mijnheer de minister, geachte collega's, mijn vraag is technisch maar wel redelijk belangrijk want het gaat om een discussie die de muziekwereld bezighoudt.
In Nederland heeft het proefschrift van Dick Molenaar, over de aparte belastingregels die er in de meeste landen bestaan voor buitenlandse artiesten, voor nogal wat deining gezorgd. De discussie dateert al van 2006.
In het Nederlandse Weekblad voor Fiscaal Recht vat Molenaar de kern van zijn betoog samen. Ik citeer: "De belastingregels voor internationale artiesten wijken af van de normale belastingregels voor zelfstandigen en werknemers. Volgens artikel 17 van het OESO-modelverdrag heeft het land van het optreden het recht om belasting te heffen op buitenlandse artiesten, ongeacht hun arbeidsverhouding of rechtsvorm. Reden voor deze strenge benadering was dat de landen van OESO, in het begin van de jaren 60, meenden dat artiesten hun buitenlandse inkomsten niet in hun woonland aangaven of dat zij poogden de belasting te ontwijken door te suggereren in een belastingparadijs te wonen. Tegenover de bronheffing in het land van het optreden wordt wel een belastingverrekening in het woonland verleend." De discussie gaat er over waar de bedrijfsvoorheffing voor de buitenlandse artiesten geïnd wordt.
Er zijn veel praktische problemen, ook in ons land. De discussie met de dienst die zich bezighoudt met de bedrijfsvoorheffing van buitenlandse artiesten verloopt vrij goed. De mensen kennen hun materie. De discussie gaat meestal over het bedrag waarop de bedrijfsheffing wordt geïnd. Ook de heffingsgrondslag in het land van het optreden is vaak aanzienlijk hoger dan in het woonland en de uitwisseling van inlichtingen tussen landen is vaak slecht ontwikkeld.
Het onderzoek van Molenaar heeft aangetoond dat de opbrengst van de belastingheffing van buitenlandse artiesten laag is. Ik vind dit wel een typisch Nederlandse redenering. Molenaar komt tot de conclusie dat als de diensten in Nederland de belastingheffing innen, ze er niks aan over houden. Ze zijn als het ware een soort 'postbus'. In Nederland heeft men vrijwel onmiddellijk een maatregel genomen, waarop ik straks zal ingaan.
Van de 30 landen met een artiestenregeling die Molenaar onderzocht, staan 21 landen geen kostenaftrek toe en 19 geen normale aangifte inkomstenbelasting aan buitenlandse artiesten. Bij ons werkt men met een soort forfait die door de organisatoren in zeer veel gevallen wordt betwist.
Het Europese Hof van Justitie heeft een aantal uitspraken gedaan over het al dan niet toestaan van een kostenaftrek. Volgens Molenaar zou er strijdigheid kunnen zijn tussen het EG-verdrag en de OESO-regeling. Oplossingen voor de problemen zijn voorhanden, maar er zijn natuurlijk ook drastische maatregelen mogelijk, zegt Molenaar.
Voor Molenaar ligt de toekomst duidelijk bij een regeling waarbij heffingen worden toegewezen aan het woonland in plaats van het land van optreden. Op de lange tijd lijkt dat voor hem "een onvermijdelijke ontwikkeling".
Dit is, zoals ik al een zei, een typisch Nederlandse stelling. Vanaf 1 januari 2007 schafte Nederland de heffing van 20 percent loonbelasting voor buitenlandse artiesten af, mits zij in een land wonen waarmee Nederland een belastingverdrag heeft. Er vielen ook nog andere categorieën onder, zoals beroepssporters.
Eind december 2007 is in Duitsland het lobbyen gestart tegen de eigen gecompliceerde belastingregels voor buitenlandse artiesten, en pro het Nederlandse voorbeeld. Het leeft dus in de sector.
Ook in België is de toestand vrij complex. Er is een speciale heffing van 18 percent voor buitenlandse artiesten, maar er zijn allerlei uitzonderingen. De uitzonderingen gaan soms over de gage die wordt betaald. Echte kosten mogen niet worden afgetrokken, maar er wordt vaak met de betrokken belastingdiensten gediscussieerd over wat nu precies de gage of het inkomen van de artiest is. Er wordt gerekend met een forfait van 400 euro per artiest per optreden.
Bij ons heeft de Federatie van Muziekfestivals in Vlaanderen (FMV) te kennen gegeven dat ze het Nederlandse initiatief ziet als een steun voor een van de doelstellingen van de Europese Unie, namelijk het promoten van internationale culturele mobiliteit binnen de unie. Ze suggereert ook dat ze het Nederlandse voorbeeld nader wil onderzoeken. Ik weet dat dit absoluut geen Vlaamse bevoegdheid is en we zullen dan ook op het nationale niveau vragen stellen. Dit is wel belangrijk voor de muziek- en festivalwereld in Vlaanderen. Er wordt ook de vrees geuit dat het geïsoleerde Nederlandse beleid oneerlijke concurrentie zou kunnen betekenen. Men verschilt daar een beetje van mening. Het is bijna logisch dat als de artiest in zijn woonland belastingen wil en moet betalen, dit voor de organisator in de gage zal worden meegerekend. Er zijn nog niet echt voorbeelden uit de praktijk omdat het nog maar kort van kracht is.
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt ter zake? Bent u bereid om overleg te plegen met de minister van Financiën? De gesubsidieerde instellingen moeten bij het betalen van de gages ook die belastingvoorheffing betalen. Een deel van de middelen gaat dus naar het betalen van die belastingvoorheffing. Het resultaat van het onderzoek van de heer Molenaar zal wellicht niet verschillend zijn in ons land, namelijk dat er geen baten zijn aan het feit dat men hier die belastingvoorheffing int. Dit zal geen opbrengsten opleveren voor de belastingsinkomsten in ons land.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me aan bij de bekommernis van de heer Vandenbossche.
Laat het duidelijk zijn dat ik er niet tegen ben dat artiesten belastingen moeten betalen en dat die ergens moeten worden geïnd. De vraag is of het huidige systeem goed is. De organisatoren van festivals en optredens moeten dat altijd in bovental betalen. Er wordt een bepaald honorarium afgesproken, via een boekingskantoor of rechtstreeks met de artiest, en in werkelijkheid wordt daar bovenop 18 percent betaald. Ik heb sterk de indruk dat de belastingdiensten in hun land achteraf niet op de hoogte zijn gebracht van het feit dat dit in België is geïnd. Er is een heel warrige situatie ontstaan. In werkelijkheid wordt vaak subsidiegeld van de Vlaamse overheid betaald als voorheffing, terwijl die niet in het fiscaal systeem terechtkomt. Dat is een heel lastige situatie. De vraag is of dit al dan niet zinvol is. Ik heb niets tegen het betalen van belasting, maar er moet met de federale overheid een gesprek worden gevoerd over een meer zuivere situatie. Er zijn twee circuits: een vrij circuit dat buiten de subsidielijnen valt en een ander dat subsidiegeld krijgt. Onze Vlaamse cultuur mag niet worden benadeeld ten aanzien van het buitenland, en ik heb soms de indruk dat dit wel het geval is.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, dit is een zeer technische vraag, en ik kan dan ook niet anders dan een technisch antwoord geven.
Zoals u terecht aangeeft, maakt Dick Molenaar een correcte analyse met betrekking tot de huidige problematiek bij de praktische toepassing van de dubbelbelastingverdragen. Het vorig jaar verschenen onderzoek van Richard Polacek geeft daarnaast een opsomming van mogelijke oplossingen voor de geschetste mankementen. Laat me toe op basis van beide documenten de zes mogelijke oplossingen of initiatieven ter verbetering van de huidige situatie te schetsen.
Ten eerste, de volledige implementatie van de jurisprudentie van het hof van justitie van de Europese Gemeenschappen - meer bepaald de arresten in de zaak Arnoud Gerritse en de zaak Scorpio - door alle EU-lidstaten. Concreet betekent dit het voorzien in de aftrekbaarheid van kosten en de mogelijkheid voor artiesten om een normale aangifte van de inkomstenbelasting te doen in het land van prestatie. Ten tweede, de oprichting per EU-land van een centraal belastingloket voor artiesten waar ze alle relevante en betrouwbare informatie inzake belastingen kunnen inwinnen, waar ze direct belastingen kunnen betalen en terugkrijgen, en waar ze officiële certificaten kunnen ontvangen ten aanzien van de belastingautoriteit in hun thuisland. Ten derde, de oprichting van een centrale databank waarin alle relevante gegevens met betrekking tot de belastingsystemen van de EU-landen - inclusief een ondubbelzinnige interpretatie van de dubbelbelastingverdragen - op toegankelijke wijze beschikbaar worden gesteld ten aanzien van artiesten. Ten vierde, een efficiëntere uitwisseling van informatie over de voorstellingen van de artiest tussen het land van prestatie en het thuisland. Ten vijfde, op Europees niveau denk ik aan de harmonisering van de officiële belastingformulieren en certificaten voor mobiele uitvoerende artiesten. Ten zesde kan er een aanpassing van het OESO-modelverdrag gebeuren waardoor aftrekbaarheid van kosten mogelijk wordt.
Het Nederlandse denkkader is interessant met het oog op administratieve vereenvoudiging voor de uitvoerende artiesten omdat ze logischerwijs in hun thuisland makkelijker aan de administratieve vereisten kunnen voldoen, los van het feit of de belastingopbrengst afgewogen tegen de administratieve last de moeite waard is.
Ik zal een overzicht geven van de argumenten pro en contra waarbij ik enerzijds het microniveau met de Belgische context bekijk en anderzijds het macroniveau met de EU-context. In de sectie Belgische context geef ik de argumentatie weer in geval dat enkel België, en dus geen andere EU-lidstaten, zou overgaan tot afschaffing van de loonbelasting buitenlandse artiesten. Daarnaast belicht ik de situatie waarbij alle of het merendeel van de EU-lidstaten zouden overgaan tot afschaffing van de loonbelasting buitenlandse artiesten.
Wat zijn argumenten pro afschaffing bedrijfsvoorheffing buitenlandse artiesten in België? Administratieve vereenvoudiging en grotere transparantie van het fiscale regime, en een klantvriendelijker systeem voor buitenlandse artiesten die in hun thuisland hun belastingaangifte kunnen doen. Gelijkschakeling met het Nederlandse systeem betekent dat er hoe dan ook voor Belgische organisatoren geen sprake meer kan zijn van oneerlijke concurrentie vanuit Nederland.
Ik wil dit toch meteen even nuanceren. Het klopt dat de organisatoren in Nederland geen uitgaven aan loonbelasting buitenlandse artiesten meer hebben, maar tegelijk is het ook zo dat de uitvoerende artiesten nu effectief in hun thuisland worden belast. Normaliter kan men aannemen dat de uitvoerende artiesten nu gestimuleerd zijn om hun gages in Nederland te verhogen. Daarbij hangt het wel af van het fiscale regime van thuisland tot thuisland tot op welk niveau zij hun gages moeten optrekken om hetzelfde nettobedrag in Nederland over te houden. Het verdient aanbeveling de situatie op te volgen.
Een argument contra de afschaffing van de bedrijfsvoorheffing voor diensten van buitenlandse artiesten in België is het feit dat dit minder inkomsten voor de Belgische staat zou betekenen, maar dit wordt misschien gecompenseerd door de administratieve vereenvoudiging van het Belgische fiscale regime. Om daarin klaarheid te scheppen, is een onderzoek door de minister van Financiën vereist. Het evenwicht tussen de pro's en de contra's lijkt niet helemaal te bestaan. Het is simpel: de pro's van een afschaffing lijken groter dan de contra's.
Er zijn twee argumenten pro de afschaffing van de bedrijfsvoorheffing voor diensten van buitenlandse artiesten in een EU-verband. Een: het zorgt voor een administratieve vereenvoudiging en een grotere transparantie van de fiscale regimes. Twee: het is klantvriendelijker voor buitenlandse artiesten, die dan in hun thuisland de belastingsaangifte kunnen doen.
Argumenten contra de afschaffing van de bedrijfsvoorheffing voor buitenlandse artiesten in de EU-lidstaten zijn de volgende. Vergeleken met het huidige systeem van loonbelasting in de landen waar de prestatie wordt geleverd, zouden Belgische artiesten in hun thuisland België in een vrij zwaar fiscaal regime belanden, wat hun concurrentiepositie in het buitenland zou kunnen verzwakken. Vanwege het fiscale regime in België zouden Belgische artiesten in het buitenland hogere gages dan collega's uit landen met fiscaal gunstiger regime moeten bedingen om dezelfde netto-inkomsten als vroeger over te houden.
Een onderzoek door de minister van Financiën kan duidelijkheid brengen. Men moet daarbij wel in het achterhoofd houden dat de EU-lidstaten bij hun beslissing om de loonbelasting al dan niet af te schaffen, niet zijn gebonden door eventuele fiscale nadelen die Belgische of andere buitenlandse artiesten zouden ondervinden. Eventueel moet het Belgische fiscale systeem onder de loep worden genomen.
Ik vat samen. U zult begrijpen dat mijn voorkeur uitgaat naar een onmiddellijke afschaffing van de bedrijfsvoorheffing voor buitenlandse artiesten in België. Maar dit behoort tot de bevoegdheid van de federale minister van Financiën. Ik wil wel de situatie in Nederland op de voet volgen en nagaan of er daadwerkelijk sprake is van oneerlijke concurrentie vanwege Nederland ten nadele van Vlaanderen en Wallonië. Op basis daarvan kan eventueel snel een initiatief worden genomen om de federale minister van Financiën aan te sporen om de bedrijfsvoorheffing voor buitenlandse artiesten af te schaffen. Daarbij lijkt mij overleg met mijn collega van Cultuur in de Franse Gemeenschapsregering wenselijk. Ik zal verder aan de minister van Financiën vragen wat het nettoresultaat is van het verschil tussen de kostprijs van de administratieve lasten en de inkomsten uit de bedrijfsvoorheffing van buitenlandse artiesten.
De heer Dany Vandenbossche: Ik dank u voor het antwoord. Ik wil nog twee zaken zeggen. Het werkt in twee richtingen: wie in het land van herkomst belastingen moet betalen, wordt daar vaak geconfronteerd met het feit dat hier een bedrijfsvoorheffing is gebeurd. Het systeem is bedoeld om belastingontwijking of -ontduiking tegen te gaan, maar voor de artiesten werkt het ook in omgekeerde zin. Om een parallel te maken: het doorstorten van auteursrechten via SABAM naar het land van herkomst van de artiesten is ook onduidelijk en duur. Het lijkt me daarom beter om bij wijze van experiment de bedrijfsvoorheffing voor de buitenlandse artiesten af te schaffen. We zouden wel een goed inzicht moeten kunnen verwerven in de werking van de dienst die de voorheffing bij buitenlandse artiesten int - in wat dat opbrengt, welke informatie men internationaal doorspeelt en of die informatie ter plaatse ook wordt meegedeeld. Dat laatste betwijfel ik. Het is wellicht niet de schuld van de Belgische dienst, maar wellicht van de diensten in de landen van herkomst.
Ik ben het alleszins volledig eens met de actie die u op dat vlak wilt ondernemen. Ik zal u daarbij steunen, te beginnen op de bijeenkomst van de voorzitters van de Europese commissies voor Cultuur, die zeer binnenkort in Ljubljana doorgaat. Ik zal deze kwestie daar aankaarten.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Ik sluit me daar volledig bij aan. Het zijn communicerende vaten. Als de Belgische artiesten in de toekomst hun belastingen voor activiteiten in het buitenland in België zullen betalen, zal dat voor de belastingdiensten in de verschillende landen geen verschil maken. Het fiscale regime van Spanje of Tsjechië verschilt natuurlijk van het onze. Maar mag dat een rol spelen? En moet er eigenlijk niet worden overwogen om op Europees niveau een regeling uit te werken? In elk geval is oneerlijke concurrentie nooit goed.
Ik zou erg blij zijn als de huidige regeling wordt afgeschaft. Het is niet logisch dat de organisatoren de administratieve verplichtingen op zich moeten nemen. Ik denk dat aan weinig andere sectoren een gelijkaardige verplichting wordt opgelegd. Stel u eens voor dat u als bouwheer van een huis alle administratieve lasten van alle werknemers zou moeten torsen! Toch gebeurt dat in de culturele sector. Men legt die complexe lasten op de schouders van de organisatoren. Deze kosten zijn overbodig, en daarom zou het goed zijn als we die zouden kunnen afschaffen.
Het zou goed zijn om een harmonisatie op Europees niveau te bewerkstelligen, oneerlijke concurrentie te bestrijden en de mooie doelstelling van internationale uitwisseling van artiesten te maximaliseren.
De voorzitter: Het incident is gesloten.