Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 06/03/2008
Vraag om uitleg van de heer Gino De Craemer tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de verdeling van de economische compensaties voor de bouw van de Airbus A350 tussen Vlaanderen en Wallonië
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mijnheer de voorzitter, het is spijtig dat mevrouw Moerman niet aanwezig is. Dit dossier is bijna een jaar oud, en er is weinig of geen vooruitgang geboekt. In maart 2007 stelde de federale regering ongeveer 150 miljoen euro ter beschikking van Belgische bedrijven die willen meewerken aan de ontwikkeling van het A350-project van Airbus. Voorwaarde voor die steun is echter dat er een samenwerkingsakkoord wordt gesloten tussen de verschillende gewesten.
Toenmalig minister van Economie, mevrouw Moerman, eiste dat 56 percent van de Belgische contracten met Airbus naar Vlaamse bedrijven zou gaan. Van de contracten die in het verleden met het luchtvaartbedrijf werden gesloten, ging maar een beperkt deel naar Vlaamse bedrijven. Voor de contracten voor de bouw van het A380-project was dit slechts 34 percent. Van de contracten voor de ontwikkeling van het militaire transportvliegtuig A400M ging amper 20 percent naar Vlaamse bedrijven.
Daarenboven werd bij de vroegere onderhandelingen met Airbus geen enkele inspanning geleverd om compensaties af te dwingen. Toenmalig minister Flahaut beperkte zich tot de commentaar:?Les compensations? Je m´en fous.? Prachtige uitspraak, maar weinig bevorderlijk voor de Vlamingen.
Voormalig minister Moerman stelde dan ook dat Vlaanderen zich twee keer had laten rollen, maar beloofde dat dit geen derde keer zou gebeuren. Immers, de Waalse bedrijven zijn vooral actief in de structuurbouw en komen aan bod aan het begin van het proces. Vlaamse bedrijven daarentegen zijn gericht op hoogtechnologische apparatuur en passeren dus pas aan het eind van het proces langs de kassa. Om te vermijden dat het budget vroegtijdig wordt opgesoupeerd, zijn duidelijke afspraken dan ook zonder meer noodzakelijk.
Volgens de Waalse en Brusselse bedrijven zijn de Vlaamse eisen niet in verhouding met de capaciteit van de Vlaamse luchtvaartindustrie. De sector daarentegen stelt dat de Vlaamse bedrijven voor minstens 300 miljoen euro kunnen realiseren. Daarenboven ligt de nadruk van de ontwikkeling van het A350-project vooral op hoogtechnologische apparatuur en materialen, en die worden hoofdzakelijk in Vlaanderen ontwikkeld. Tijdens de commissievergadering van 5 juli 2007 bevestigde minister Moerman de 56 percenteis, en ze werd daarin gesteund door middel van een tweetal met redenen omklede moties.
In afwachting van een akkoord richtte Vlaanderen een fonds op voor de prefinanciering van de kosten die Vlaamse bedrijven maken. Waals minister van Economie Marcourt deed in november 2007 het voorstel om de 150 miljoen euro voor het A350-project volgens de Vlaamse sleutel te verdelen, maar de niet-gebruikte budgetten van het programma A380 integraal aan Waalse en Brusselse bedrijven te schenken. Mevrouw de minister, u ging daar niet op in en stelde dat de 56 percenteis geldt voor alle dossiers. Het dossier ligt momenteel bij federaal minister van Economie, mevrouw Laruelle.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in dit dossier? Is er ondertussen nog overleg gepleegd en wat zijn de resultaten? Is nieuw overleg gepland? Hoe is het contact met de sector? In 2006 werd het zogenaamde NRC-fonds voor de non-recurring costs opgericht om het uitblijven van de federale steun op te vangen. In welke mate werd hier ondertussen gebruik van gemaakt, en hoe lang kan men dit nog blijven doen? Hoe ziet u het dossier in de toekomst evolueren? Blijft u bij de 56 percenteis?
De voorzitter: De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de vraag van de heer De Craemer sluit aan bij de vragen die hier vorig jaar over dit dossier zijn gesteld. Ik zou met een boutade kunnen zeggen dat ik een déjà vu heb. De heer De Craemer heeft gelijk dat dit dossier al veel te lang aansleept. Op 5 juli van vorig jaar hebben we hier vragen gesteld naar aanleiding van een interpellatie van de heer Van Rompuy. Toen stelde ik ook al dat ik vreesde dat Vlaanderen zou worden gerold. Vlaams Belang heeft na die interpellatie een met redenen omklede motie ingediend. Mevrouw de minister, uw voorgangster sprak midden vorig jaar vrij stoere taal door ermee te dreigen een akkoord niet te tekenen als Vlaanderen niet minstens 56 percent van de opdrachten zou krijgen in het A350-project van Airbus. We zijn vandaag nog geen stap verder. Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken? Blijft u vasthouden aan de 56 percentregel?
De heer Eric Van Rompuy: Ik sluit me aan bij de vraag van de heer De Craemer. We hebben een voorstel van resolutie ingediend dat in de plenaire zitting is goedgekeurd. De 56 percenteis wordt in die resolutie gesteund door het Vlaams Parlement. Inmiddels hebben we wel een regering, maar de vraag is of die zich met dit dossier heeft beziggehouden. Mevrouw de minister, ook u bent nieuw en we kijken reikhalzend uit naar uw antwoord of u het engagement waar het Vlaams Parlement naar vraagt, kunt waarmaken. Wat is de stand van zaken in dit dossier?
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Mijnheer de voorzitter, alvorens in te gaan op de specifieke vragen, benadruk ik dat er bij de Airbus A350 geen sprake is van verdeling van compensaties tussen Vlaanderen en Wallonië. Zoals trouwens ook mijn voorgangster heeft gedaan, wil ik enkele preciseringen verschaffen aangaande de vier financieringsmechanismen die in dit soort dossiers bestaan. Ik heb immers de indruk dat de terminologie door elkaar wordt gebruikt. Ik wil graag dat in dit redelijk moeilijk technisch dossier de juiste terminologie wordt gehanteerd want anders zullen we elkaar niet meer begrijpen.
Het KB van 6 december 2001 regelt de nationale overheidsopdrachten voor aanneming van bepaalde leveringen en diensten. De economische weerslag bij de gunning van dergelijke overheidsopdrachten kan gebeuren door directe participatie van bedrijven of door compensaties. Bij offertes van vergelijkbaar belang kan rekening worden gehouden met dergelijke compensaties. Inschrijvers worden door een systeem van incentives en boetes aangemoedigd om compensaties aan te bieden en te spreiden over de gewesten. Nergens wordt een regionale verdeling bij wet opgelegd.
Het KB van 29 april 2001 regelt de internationale overheidsopdrachten. Hierbij is geen wettelijke regeling met compensaties. Wel wordt er gestreefd naar een economische weerslag voor België.
De financiering van de ontwikkelingskosten van de diverse types Airbussen is een gewestelijke bevoegdheid, maar tot hier toe zijn de gewesten overeengekomen om deze financiering vast te leggen in samenwerkingsovereenkomsten afgesloten tussen de FOD Economie, de POD Wetenschapsbeleid en de gewesten. Hierin werd tot hiertoe geen regionale verdeelsleutel opgelegd. Het betreft terugvorderbare voorschotten. Ze dienen bij commercialisatie met intrest ook te worden terugbetaald. Volgens de nieuwe Europese regelgeving zouden nu ook onder bepaalde voorwaarden subsidies verleend mogen worden.
De financiering van NRC´s (Non Recurring Costs) kan ook gebeuren door een gewestelijk mechanisme. Zo heeft in België enkel het Vlaamse Gewest een NRC-fonds opgericht in 2005 dat financiering verstrekt aan innovatieve projecten met een langetermijncommercialisatie, en dit onder de vorm van leningen aan marktconforme rentevoet. Door deze terugbetalingen kan het fonds zich op termijn in stand houden. Vandaar dat ook wordt gezegd dat we een rollend fonds hebben opgericht. Aldus dient men te spreken over de verdeling tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië aangaande de voorschotten, en desgevallend subsidies, in het kader van de financiering van NRC´s voor de A350 XWB.
Minister Marcourt heeft inderdaad in l´Echo op 14 november 2007 een voorstel gedaan om een verdeelsleutel van 56 percent de jure in te schrijven in het samenwerkingsakkoord, zoals dat inderdaad ook door mijn voorgangster was geëist. Daarbij zou het saldo van het samenwerkingsakkoord voor de A380 integraal onder Brussel en Wallonië worden verdeeld. Ik heb toen onmiddellijk laten weten dat ik de lijn van de 56 percent consequent wens aan te houden voor alle toekomstige dossiers. Dit betekent dat van de dossiers die worden ingediend in het kader van het saldo van de A380, eveneens 56 percent naar Vlaanderen moet gaan, en dit voor zover het hergebruik van dit saldo ten behoeve van de A350 XWB wordt goedgekeurd. We hebben dat bericht ook via Belga verspreid en ik heb het ook vermeld in de plenaire vergadering.
Sindsdien is er geen concreet overleg meer geweest in dit dossier. Ik heb minister Marcourt vorige week informeel gezien. Ik ben volgende week samen met hem aanwezig op de exportmissie in Seattle en Vancouver. Dat is natuurlijk nog iets anders dan het voeren van een formeel overleg. Dat is er niet geweest. Ik heb wel vernomen dat het de bedoeling is van federaal minister Laruelle om bepaalde nieuwe initiatieven te nemen. Ik heb haar ook al informeel gesproken. Ik sta uiteraard open voor nieuwe initiatieven als we worden uitgenodigd. Binnen het kabinet werd al in 2005 een werkgroep Luchtvaart en Defensie opgericht die alle ontwikkelingen in de sector regelmatig opvolgt en die ook met de sector bespreekt. De laatste officiële contacten vonden plaats op 19 november 2007.
Het Vlaams NRC-fonds werd opgericht in een ruimer kader, namelijk dat van innovatieve projecten. In afwachting van het samenwerkingsakkoord over de A350 XWB kunnen ook luchtvaartdossiers worden ingediend. Het NRC-fonds beschikt over 25 miljoen euro en er kan, indien nodig, nog een bijkomende schijf van 25 miljoen euro worden doorgestort.
Sinds het operationeel worden van het fonds in 2006 zijn drie projecten ingediend voor een totaalbedrag van geen 8 miljoen euro. Deze projecten werden ingediend door twee bedrijven uit de luchtvaartsector, maar hadden geen betrekking op de ontwikkeling van de A350 XWB. Het mechanisme van lening aan marktconforme intrestvoet in combinatie met IWT-steun zou volgens de bedrijven financieel minder gunstig zijn dan de voorschotten en subsidies in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen de gewesten en het federale niveau. In dit kader heb ik aan de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) opdracht gegeven om een benchmarkingstudie te maken, teneinde het verschil tussen de nationale en gewestelijke benadering in kaart te brengen. Ik verwacht hiervan eerstdaags resultaat en zal in functie daarvan uiteraard oordelen of er iets moet gebeuren.
Tot slot benadruk ik nogmaals dat ik me zal blijven inzetten voor een de-jure-inschrijving van de verdeelsleutel van 56 percent in het samenwerkingsakkoord.
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het stemt me enigszins positief. Ik zie ook geen verschil in het verdelen van compensaties tussen het A350- en A380-project. De 56 percenteis blijft ook in het dossier A380 gehandhaafd en ik kan daar alleen maar blij om zijn. Ik wil wel de nadruk leggen op het formele overleg dat moet blijven gebeuren met de Waalse collega´s. Ik ben benieuwd naar de nieuwe initiatieven van federaal minister Laruelle. Kunt u ons daarvan op de hoogte houden? Ik blijf het dossier in elk geval opvolgen. Ook het overleg met de sector is van belang en moet blijven gebeuren.
De voorzitter: De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn: Mevrouw de minister, uw antwoord stemt me net iets minder positief. Het blijft te vrijblijvend. Ik probeer realist te zijn in dit dossier. U hebt gelijk dat er spraakverwarring bestaat, maar dit dossier zit vast. Uw voorgangster stelde dat 56 percent van de contracten naar Vlaamse bedrijven moet gaan. Ik ben blij dat u deze lijn wilt aanhouden. Ondanks een goedgekeurde resolutie staan we echter nog geen stap verder.
Mevrouw de minister, uw antwoord verschilt wezenlijk niet heel veel van het antwoord van uw voorgangster. Op die manier kunnen we nog een tijdje doorgaan. Ik heb geen concrete engagementen gehoord, maar wel veel vrijblijvende gesprekken. Vlaanderen blijft praten, maar de resultaten blijven voorlopig uit.
De voorzitter: Het incident is gesloten.