Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand Vergadering van 20/03/2008
Interpellatie van de heer Erik Arckens tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis Daarkom in Brussel en de toepassing van de taalwetgeving aldaar
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Mevrouw de voorzitter, ik loop regelmatig in de buurt van Daarkom rond. Ik zie dat het culturenhuis stilaan vorm begint te krijgen. Ik zie in elk geval aankondigingen voor poëzie en theater. Aangezien ze echt aan het werk zijn, ben ik benieuwd wat het zal worden. Mijn standpunt is bekend. Voor het culturenhuis de deuren opent, zal ik hier niets over zeggen. Ik hoop dat ik binnen mag.
Op 31 mei 2006 hebben de Vlaamse Gemeenschap en het koninkrijk Marokko de conventie tot oprichting van een Vlaams-Marokkaans culturenhuis in Brussel ondertekend. Het project is in een vzw-vorm gegoten en wordt integraal door Vlaanderen en Marokko gedragen. Beide overheden dragen de kosten fiftyfifty.
Uit een en ander blijkt dat het project al in een vergevorderd stadium is beland. Op 18 januari 2007 is de vzw opgericht en zijn de bestuursorganen geïnstalleerd. De bestuurders zijn paritair door het koninkrijk Marokko en de Vlaamse Gemeenschap aangeduid. Op 1 januari 2007 zijn de twee projectleiders aangeduid. Een van hen is mevrouw Idrissi.
Minister Bert Anciaux: De andere projectleider is de heer Corthouts.
De heer Erik Arckens: Met betrekking tot de visie en de doelstellingen die de werking van het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis Daarkom moeten schragen, verwijs ik naar de beleidsbrieven Brussel 2007 en 2008, naar de discussies die we hierover hebben gevoerd en naar andere documenten die een en ander uitvoerig toelichten. De door de Vlaamse Gemeenschap te dragen kosten zijn nominatief in de begroting voor 2008 vermeld.
Er bestaat evenwel geen apart Vlaams decreet dat de conventie tussen het koninkrijk Marokko en Vlaanderen bekrachtigt. Daarom heb ik mijn interpellatieverzoek ingediend. Het ontbreken van een decreet doet onmiddellijk enkele vragen over de toepassing van de bestuurstaalwetgeving binnen Daarkom rijzen. Marokko realiseert het project mee en zal bijgevolg een stevige vinger in de pap hebben. De crux is evenwel dat de conventie niet in enige taalgarantie voorziet. De positie van het Nederlands wordt niet gevrijwaard.
Het is niet zeker dat de bestuurstaalwetgeving integraal van toepassing zal zijn op alle handelingen met en in Daarkom. Dit is zeer verontrustend. De mogelijkheid bestaat dat er op dit vlak onregelmatigheden zullen zijn. Het vermoeden is in elk geval groot. Het is immers perfect mogelijk Brusselse Marokkanen in het Frans of in het Arabisch tot participatie aan te zetten. Gezien de afwezigheid van enige taalgarantie in de conventie, is het eveneens perfect mogelijk dat het Nederlands in allerlei documenten die betrekking hebben op Daarkom niet op gelijke voet met andere talen zal worden gehanteerd.
De finaliteit van de praktische politiek van interculturaliteit en van diversiteit leert ons dat onze angst absoluut niet ongewettigd is. Bovendien bevinden we ons op een hellend vlak. In Elsene is immers al, in samenwerking met Congo, in de oprichting van een analoog culturenhuis voorzien. Hierbij kunnen dezelfde moeilijkheden ontstaan.
Mijnheer de minister, er zijn in feite twee mogelijkheden. Beide zijn even slecht. Het koninkrijk Marokko en de Vlaamse Gemeenschap kunnen er voortdurend op toezien dat alle talen in alle handelingen van, in en met Daarkom minstens op gelijke voet worden behandeld. Daar is echter geen wettelijke verplichting toe. De Vlaamse Regering kan tevens in een apart decreet met betrekking tot Daarkom voorzien. Dit decreet kan uitzonderingsmaatregelen betreffende de naleving van de taalwetgeving bevatten. Dit kan voor Vlaanderen zeker geen optie zijn. Bent u zich bewust van deze cruciale problematiek? Hoe wilt u dit aanpakken?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mevrouw de voorzitter, ik vind de interpellatie van de heer Arckens terecht. Ik zal proberen zijn vragen duidelijk te beantwoorden. Ik hecht in elk geval veel belang aan deze problematiek, en ik begrijp de bezorgdheid over de correcte toepassing van de taalwetgeving door het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis Daarkom.
Mijn diensten hebben de problematiek grondig uitgespit. Zoals de heer Arckens al heeft vermeld, is en blijft het culturenhuis aan de taalwetgeving in bestuurszaken onderworpen. Op basis van deze stelling moet de dienstverlening van de organisatie minstens en op de eerste plaats in het Nederlands verlopen. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) heeft een vaste procedure ontwikkeld om, als hier bijzondere redenen toe zijn, een beperkt gebruik van vreemde talen toe te laten.
Daarvoor moeten er, anders dan u stelt, evenwel geen bijzondere initiatieven worden genomen door het parlement. Uw laatste mogelijkheid is dus noch voor u, noch voor mij een optie. We zullen geen decreet laten goedkeuren dat afwijkt van de taalwetgeving, waarvoor we een zeer lange strijd hebben gevoerd.
Tussen haakjes wil ik wel aanstippen dat de regeling van het taalgebruik voor dergelijke instellingen buiten de bevoegdheid valt van de Vlaamse Gemeenschap. Zoals u weet, is dat een zaak van de federale wetgever. Ik verwijs naar artikel 129, paragraaf 2 van de Grondwet. Ik ben geen vragende partij om dat punt te regionaliseren. Spijtig genoeg is een communautarisering niet mogelijk. Iets anders is de controle op de naleving. Daarover hebben we het hier al vaak over gehad.
Het zou naïef zijn van mij om te verwachten dat uitsluitend het Nederlands wordt gebruikt in de dienstverlening, door de specifieke structuur van de organisatie en het heterogeen samengestelde doelpubliek. Het gaat bovendien om een gezamenlijk initiatief van Vlaanderen en Marokko. Er mag ook niet uit het oog worden verloren dat er in sommige gevallen publicaties worden aangemaakt en evenementen georganiseerd die ook bestemd zijn voor buitenlandse geïnteresseerden.
Ook de contacten tussen het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis en de Marokkaanse partner zullen niet altijd in het Nederlands kunnen verlopen. Het uitgangspunt blijft evenwel altijd dat het Nederlands de eerste taal is in de geschreven communicatie die bestemd is voor het publiek. De anderstalige teksten in brochures, folders enzovoort zullen dus steeds vertalingen zijn. Er zal bovendien zorgvuldig over gewaakt worden dat de voorwaarden die de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) stelt ten aanzien van anderstalige communicatie, gerespecteerd worden.
Omdat ik beslagen op het ijs wil komen, heb ik trouwens al op 18 december 2006, en dus vóór de oprichting van het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis, een vraag om advies aan de commissie gericht, conform artikel 61, paragraaf 2 van de bestuurstaalwet. Op 8 oktober 2007 heeft de VCT-voorzitter bijkomende informatie opgevraagd. Deze gedetailleerde informatie heb ik op 25 oktober 2007 overgemaakt. Op 28 februari heeft de VCT opnieuw bijkomende informatie gevraagd. Ik zal die uiteraard onverwijld bezorgen.
De VCT buigt zich op dit ogenblik nog over het dossier. Ik ben er dan ook van overtuigd dat het VCT-advies nuttige informatie zal bevatten, die het ons mogelijk maakt om de bestuurstaalwet ten volle te respecteren en waarbij we toch een normale werking kunnen waarborgen van het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis.
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben uiteraard verheugd dat u mijn bezorgdheid deelt. Ik had dat ook verwacht. Het Nederlands moet de eerste taal zijn in het Vlaams-Marokkaans Culturenhuis.
U had het ook over andere talen. Aan welke talen denkt u dan? Aan het Frans, het Engels, het Duits, het Arabisch, het Berbers?
Minister Bert Anciaux: Naast het Nederlands, aan het Arabisch, het Berbers en het Frans.
De heer Erik Arckens: Ik heb ook akte genomen van de contacten met de VCT.
Toch blijft er nog een grote vraag open. Waarom is er geen apart Vlaams decreet dat de conventie over dit initiatief van het koninkrijk Marokko en Vlaanderen bekrachtigt? Eigenlijk zou daar alles in moeten staan. Het zou ook alles moeten regelen. Vergis ik me daarin?
Minister Bert Anciaux: U hebt daar al zelf in uw vraag op geantwoord. Als we een decreet opstellen over het taalgebruik bij de werking van Daarkom, doen we afbreuk aan de huidige taalwetgeving. Ik denk dat niemand, ook u niet, daar vragende partij voor is.
De heer Erik Arckens: Mijn vraag is waarom er bij de oprichting geen apart Vlaams decreet is gemaakt, zonder uitzonderingsmaatregelen. Dat zou toch de logica zelve zijn.
Minister Bert Anciaux: Ik heb ook geen afzonderlijk decreet gemaakt voor het Vlaams-Nederlands Huis. Het Vlaams Communicatiehuis wordt een Extern Verzelfstandigd Agentschap (EVA). Daar ben ik het wel van plan. Daarkom wordt echter geen EVA, het is een vzw.
Er zijn nogal wat gemeenschappelijke initiatieven. Daarvoor worden ook niet allemaal decreten opgesteld. Het zou een schitterende verankering zijn van iets waar ik heilig in geloof. Ik denk alleen dat de geesten nog niet rijp zijn om daarvoor een decreet in te voeren. Misschien gebeurt dat nog wel. Het zou me plezier doen. (Opmerkingen van de heer Erik Arckens)
U verwijst nu eigenlijk naar de culturele verdragen die we afsluiten met andere landen. Dat is iets anders. Laten we duidelijk zijn: er is een cultureel verdrag. Jaren geleden is er een decreet goedgekeurd inzake het cultureel verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap en Marokko. In dat decreet staat dat er gemeenschappelijke initiatieven genomen kunnen worden. Er is een cultureel verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap en het koninkrijk Marokko, net zoals er één is tussen de Vlaamse Gemeenschap en Zuid-Afrika. Er is er ook één met China en met bijna alle Europese landen. Gisteren heb ik vernomen dat we er geen hebben afgesloten met Zweden. Ik weet niet waarom.
Er is dus een decretale basis voor samenwerking. Wellicht verwijst u daar naar.
De heer Erik Arckens: Neen. Ik had het over een apart Vlaams decreet.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Arckens werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.