Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 06/03/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Dua tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het nieuwe jachtbesluit
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over een evaluatie van de jachtbeperkingen in vogelrijke gebieden
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, de Vlaamse Regering moet een nieuw besluit nemen betreffende de organisatie van de jacht.
Mevrouw de minister, u weet dat dit besluit normaal moet gelden van 1 juli 2008 tot juni 2013. Dat betekent dat u niet veel tijd meer hebt om knopen door te hakken, want de mensen op het terrein moeten ruim op voorhand weten wat de regels zullen zijn. Als het besluit te laat wordt gepubliceerd, kunt u in de problemen komen, dat weet u.
Er is momenteel een samenwerkingsverband van 128 organisaties, die samen meer dan 300.000 leden vertegenwoordigen. Zij hebben een gezamenlijk voorstel gedaan om de jachtregeling efficiënter, doorzichtiger en natuurvriendelijker te maken.
Mevrouw de minister, ik weet dat u ondertussen op de hoogte bent van hun eisenpakket. Ik zal het vlug overlopen. Het gaat over de bepalingen in verband met roofvogels en een algemeen verbod op de jacht met exotische en hybride roofvogels. Men vraagt een verbod om te jagen voor zonsopgang en na zonsondergang. Voor elk van deze regels zijn er argumenten, maar ik ga de commissie daar niet mee bezwaren, want ik vermoed dat de leden voor een deel zelf op de hoogte zijn.
Er wordt gevraagd om de jacht op patrijzen, smienten en meerkoeten niet te openen deze keer, omdat het vogels zijn die onder druk staan. Er worden iets meer sancties gevraagd als het wildbeheersplan niet tijdig wordt ingediend.
De organisaties vragen ook om een aantal jachtperiodes later te openen of vroeger te sluiten. Ze vragen een extra beperking voor de jacht op waterwild bij langdurige vorst, want dat is ook belangrijk voor de bescherming van die vogels. Het bezit van boom- en steenmarters, bunzings en hermelijnen moet strenger worden aangepakt. Een aantal vragen gaan specifiek over de jacht op de vos.
Wat betreft het uitzetten van fazanten moet komaf worden gemaakt met het compromis dat ooit werd bereikt over de broedsels, want dat was toch een zeer wankel evenwicht. Daarnaast lijkt ook een algemeen verbod om te jagen bij sneeuw evident.
De organisaties vragen ook een verbod op het gebruik van lokvogels en een verbod om andere lokmiddelen te gebruiken, zoals de duivencarrousels. Ze vragen een verbod om te jagen op minder dan 200 meter van een voederplaats en een algemeen verbod om te jagen op zon- en feestdagen.
Mevrouw de minister, dat is het eisenpakket van Vogelbescherming Vlaanderen. GAIA (Global Action in Interest of Animals) hoort bij die 128 verenigingen, maar heeft nog een aparte vraag gesteld, om, zoals in Luxemburg, de jacht op katten te verbieden en andere principes toe te passen. U weet dat GAIA daarvoor een grote petitie start en dat het onderwerp bij de mensen blijkbaar heel sterk leeft. De mensen gaan eigenlijk niet akkoord met het feit dat wordt gejaagd op katten. Ik denk dat u daar oor voor moet hebben.
Mevrouw de minister, ik weet dat u ondertussen twee besluiten klaar hebt. Ik heb ze doorgenomen, maar heb vastgesteld dat er op het eerste gezicht nagenoeg niets is terug te vinden van wat wordt gevraagd door die verenigingen. In artikel 5 van het voorwaardenbesluit wordt bepaald dat de wildbeheerseenheden en jachtrechthouders zelf mogen afbakenen waar al dan niet gejaagd mag worden in vogelrijke gebieden. Dat is echt de wereld op zijn kop, waar we absoluut niet kunnen mee leven. Mevrouw de minister, blijft u bij dit voorstel?
Natuurpunt vzw heeft ondertussen ook fel gereageerd op uw voorstel. Het resultaat is voor Natuurpunt onaanvaardbaar, met eigenlijk dezelfde argumenten als die van Vogelbescherming Vlaanderen.
Er zijn heel wat verwachtingen voor de nieuwe openingsbesluiten. Over wat momenteel voorligt, is weinig enthousiasme, om niet te zeggen dat er hevig protest zal ontstaan als er niets aan wordt gewijzigd.
Mevrouw de minister, hoe zit het met het nieuwe jachtbesluit? Er zijn nu twee voorstellen van u, maar hoe zal dat verder evolueren en wat is de timing?
Hebt u ondertussen nog formeel overleg gevoerd met de natuurbeschermingsorganisaties over het nieuwe jachtbesluit? Bent u van plan om iets meer rekening te houden met de voorstellen van die 128 organisaties? In hoeverre bent u bereid gehoor te geven aan de vraag van de dierenrechtenorganisaties om de kat als bejaagbare soort te schrappen?
De voorzitter: Deze vragen waren al een tijdje geleden ingediend. Ik heb ook met de twee indieners besproken om de vragen te koppelen aan de eerste vaststelling van het nieuwe jachtopeningsbesluit door de Vlaamse Regering. Ik heb de vragen vandaag geagendeerd, omdat dat nog even uitbleef. Op basis van nieuwe informatie weet ik nu dat we de problematiek in zijn geheel voor het paasreces zullen kunnen bespreken met de minister, maar ik kon de vraagstellers niet langer aan het lijntje houden.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borgh: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, ik zou me willen aansluiten bij de vraag, maar uiteraard vanuit een andere invalshoek.
Mevrouw de minister, in hoeverre zal in het nieuwe openingsbesluit rekening worden gehouden met de belangen van de jagerij, de Hubertusvereniging Vlaanderen, die ongeveer 100.000 leden en sympathisanten telt? In hoeverre zal rekening worden gehouden met de belangen van de landbouwers, de Boerenbond en het Algemeen Boerensyndicaat, die ongeveer 300.000 leden tellen?
In hoeverre zal rekening worden gehouden met de belangen van de bijzondere veldwachters en het Vlaams Instituut voor de Bijzondere Veldwachter, dat toch een duizendtal leden telt?
In hoeverre is rekening gehouden met de belangen van het Platform Buitengebied vzw, dat ruim 600.000 mensen vertegenwoordigt?
Mevrouw de minister, het is inderdaad belangrijk dat rekening wordt gehouden met de belangengroepen. Maar we mogen niet uit het oog verliezen dat moet worden ingespeeld op de problemen waarmee het agentschap in de eerste plaats en de jagers en landbouwers in de tweede plaats op het terrein te kampen hebben.
Ik zou graag twee voorbeelden aanhalen. Het aantal meldingen van bijzondere bejaging bij het Agentschap voor Natuur en Bos, gebaseerd op de artikelen 22 en 23 van het Jachtdecreet en op basis van de artikelen 8,10 en 12 van het huidige jachtopeningsbesluit, is bijzonder hoog. Mevrouw de minister, in hoeverre hebt u hier rekening mee gehouden?
In de commissie kwam recent nog de problematiek van de everzwijnen aan bod. In hoeverre werd rekening gehouden met het oneigenlijke gebruik van artikel 135 van het Gemeentedecreet, dat toelaat om bij gevaar voor de veiligheid bijvoorbeeld everzwijnen te schieten? Mevrouw de minister, houdt u vast aan het oneigenlijke gebruik of wordt ook deze situatie rechtgetrokken?
Mijnheer de voorzitter, tot daar een reactie op de vraag van mevrouw Dua. Dan kom ik nu tot mijn vraag om uitleg over de evaluatie van de jachtbeperkingen in de vogelrijke gebieden.
De term vogelrijke gebieden heeft betrekking op alle gebieden in Vlaanderen die van internationaal belang zijn voor watervogels in het kader van de Ramsarconventie, het AEWA-verdrag (overeenkomst inzake de bescherming van Afrikaans-Euraziatische trekkende watervogels) en de Europese Vogelrichtlijn.
De selectie gebeurde op het 1 percentcriterium, wat betekent dat in die gebieden geregeld minstens 1 percent van een bepaalde vogelsoort voorkomt van de totale geografische Noordwest-Europese populatie.
In die vogelrijke gebieden gelden andere jachtopeningstijden. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) heeft naar aanleiding van de nieuwe openingsbesluiten die op stapel staan een advies opgesteld. In dat advies staat dat het evalueren van de jachtbeperkingen in de vogelrijke gebieden een diepgaander onderzoek vergt, dat in het kader van dit advies niet haalbaar bleek. Bovendien duurt het vaak minstens drie tot vier jaar voor watervogels reageren op een veranderende jachtsituatie en is in dit stadium nog geen betrouwbare evaluatie mogelijk, aldus INBO.
Mevrouw de minister, klopt het dat er in de vogelrijke gebieden nog geen evaluatie is gebeurd naar de jachtbeperkingen? Kunt u toelichten waarom dit nog niet is gebeurd en plant u een dergelijke evaluatie? Binnen welke termijn mogen we die evaluatie dan verwachten? Als er wel een evaluatie is gebeurd, kunt u dan de, eventueel tussentijdse, bevindingen geven van de effecten van jachtbeperkingen in de vogelrijke gebieden?
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Ik heb wat bedenkingen. Ik heb natuurlijk de documenten van de Hubertus Vereniging en Vogelbescherming Vlaanderen doorgenomen. Ik kan dat binnen 14 dagen nog wat uitgebreider doen, maar na de lezing van al deze documenten ga ik ervan uit dat jagers aan wild- en natuurbeheer doen. Ik heb een bedenking bij het voorgestelde verbod op jagen bij sneeuwval. In 2005 bijvoorbeeld waren er in februari en maart 15 sneeuwdagen. Dat betekent 15 dagen geen jacht. Dat kan problemen stellen voor de gewasbescherming en de overpopulatie van bijvoorbeeld konijnen.
Er is ook een verbod gevraagd op jacht op zon- en feestdagen. Jagers hebben meestal in de week voltijdse banen en in de winter is de zonsopgang laat en de zonsondergang vroeg. Op gewone dagen is al geen mogelijkheid meer over om aan wildbeheer te doen. Het wildbeheerplan kan dus moeilijk uitgevoerd worden. Meer klachten van wildschade kunnen we missen, het zet de mensen op tegen de natuur.
De sanctie voor het niet tijdig indienen van een wildbeheerplan, betekent dat er dat seizoen geen opening van de jacht is. Dat leidt tot een onevenwichtige wildpopulatie en een te grote wildschade. De sanctie is niet in verhouding tot het beoogde doel, namelijk een goed georganiseerd wildbeheer. Het rapen van eieren en het terugzetten van fazanten en patrijzen is de enige manier om de vernietiging door landbouwtoepassingen te vermijden en de populatie in stand te houden. Wat het sluiten van de jacht op de smient betreft, lees ik dat de jacht op deze watervogel te talrijk is in West- en Oost-Vlaanderen, maar in andere provincies niet. De jacht op de smient kan worden opgenomen in het wildbeheerplan.
Wat het jagen na zonsondergang aangaat, veroorzaken eenden en ganzen veel schade aan gewassen. Ze worden het gemakkelijkst bejaagd na zonsondergang omdat ze dan foerageren. Daar moet rekening mee gehouden worden. Men wil de jacht op de gans gelijkstellen aan de wilde eend en de periode verlaten. De vraag is of het niet omgekeerd kan.
De vraag is ook of de bejaagbare soorten altijd te onderscheiden zijn van de beschermde soorten. De opening van de jacht moet aangepast zijn aan de trekperiodes van de beschermde soorten. In augustus zijn er nog geen overwinterende ganzen aangekomen. Het is een goede periode om bestaande overpopulaties te bestrijden.
Tot slot is de jacht op de vos goed voor het natuurbeheer want een vos is een bedreiger voor de grondbroeders die het nu toch al zo moeilijk hebben.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Het onderwerp is tijdens deze zittingsperiode nogal geliefd. Er wordt niet voor de eerste keer over gedebatteerd. Ik zal kort zijn. We moeten rekening houden met de realiteit, en de realiteit verandert soms snel. Een gezond pragmatisme dringt zich op. Ik treed de tussenkomst van de heer Matthijs volledig bij. Niet alleen de bejaging moet herbekeken worden, ook de bestrijding van sommige diersoorten die op dit ogenblik omwille van onnatuurlijke omstandigheden een veel te grote populatie kennen.
Voorts komt er een advies van het Benelux-parlement aan de drie onderscheiden regeringen over de uniformiteit van de jachtwetgeving.
Het is mij ook opgevallen dat we de laatste weken worden geconfronteerd met een hemeltergend tv-spotje van Natuurpunt. Ze maken er werkelijk een potje van. In het kader van de vogelbescherming tonen ze plots twee jagers met geschoten fazanten. Dat kan niet. We moeten deze organisatie erop wijzen dat ze over de schreef zijn gegaan.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: We weten intussen hoeveel schade sommige dieren aan landbouwgewassen aanbrengen. Ik denk aan sla, koolrabi, ma?s of bloemkool. We moeten ermee rekening houden dat jagers de landbouwers een handje kunnen toesteken. Ik leg er de nadruk op omdat we weten dat het niet zo gemakkelijk is om via het Rampenfonds of een ander fonds een vergoeding te krijgen voor de schade die werd aangebracht.
Zelfs al is er al een tweetal jaren een decreet gestemd over het betalen van schade, toch heeft de minister van Landbouw daar nog geen uitvoering aan gegeven. Ik stel voor om binnen 14 dagen de jagers de mogelijkheid te bieden om de schade bij de landbouwers te beperken. Het moet hen niet te ingewikkeld gemaakt worden zodat ze op korte termijn kunnen ingrijpen en mogelijke schade door overtollige duiven of konijnen kunnen beperken.
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Ik ben nieuw in de commissie en zal me dus strikt aan 2 minuten spreektijd houden. Ik deel de bekommernis van collega Dua wat betreft het tijdpad dat u rest, mevrouw de minister, voor het in voege treden van het nieuwe jachtopeningsbesluit, maar ook inzake de vele terechte opmerkingen die natuurbeschermingsorganisaties hebben gebundeld. Ik zal er tijdens het uitgebreide debat binnen twee weken graag op terugkomen, maar ik wilde nu alvast mijn intentie meegeven.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Dit debat zal altijd de gemoederen opjagen. Ik herinner aan de discussie die we een jaar geleden hebben gevoerd over de jacht in de publieke groendomeinen. Dat heeft toen heel wat commotie met zich meegebracht. Er komen verschillende belangen samen. Enerzijds zijn er de jagers die hun vrijheid opeisen om hun hobby te beoefenen. Anderzijds hindert dat de zachte recreanten om ongestoord te wandelen, te fietsen of van de natuur te genieten. Ze doen dat liever zonder dat de kogels hen om de oren fluiten. Voorts zijn er de landbouwers, die soms schade ondervinden van wild. De belangen komen hier samen en ik besef dat het moeilijk is om een goede afweging te maken. Ik wil niet alle voorstellen van vogelbescherming overlopen. Ik laat het aan uw wijsheid over.
Het creëren van jachtvrije zones in waterrijke gebieden, Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden kunnen maken dat er minder verstoring in die gebieden plaatsvindt en dat de beestjes net naar de landbouwgebieden moeten worden gedreven om daar wildschade te gaan aanrichten. Als we vanuit de Vlaamse overheid geld uitgeven aan de inrichting, het onderhoud en de aankoop van natuurgebieden, moeten we ook zorgen dat het geld rendeert en de jagers niet de vruchten van de investeringen oogsten. De natuurwaarden die we willen creëren, herstellen of behouden, mogen niet opnieuw tenietgedaan worden.
We moeten hier de afweging maken. Het creëren van jachtvrije zones in waardevolle natuurgebieden brengt een vermindering met zich mee van de wildschade die momenteel wordt aangericht in landbouwgebieden. Ik wilde dat nog meegeven alvorens u overgaat tot de invoering van het jachtopeningsbesluit. Het Jachtdecreet zelf zal wellicht moeten worden aangepast.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: De evenwichten in de jacht zijn sowieso precair. Het vogel- en wildbestand is een thema dat de gemoederen enorm doet oplaaien. Ik kijk uit naar de discussie binnen twee weken. Het is een zware opdracht om een evenwicht tussen al deze bekommernissen te zoeken. Het gaat over meer dan het opeisen van het jachtrecht, het gaat ook over landbouwers, recreanten en nog veel meer.
Mevrouw Dua, er bestaan intussen al verschillende gewijzigde ontwerpen. U hebt er waarschijnlijk maar een van. Maar men moet natuurlijk ergens beginnen.
Het is mijn bedoeling om twee besluiten uit te vaardigen: een besluit waarin de openingstijden worden geregeld, en een besluit dat de voorwaarden regelt. De voorwaarden scheppen een algemeen kader voor de jacht, de openingstijden vervallen regelmatig. Of daar wijzigingen aan het Jachtdecreet voor nodig zijn, mijnheer Martens, laat ik nog even in het midden.
De voorbereidende besprekingen over een voorontwerp van nieuw jachtbesluit zijn volop aan de gang. Daarna wordt het behandeld door de Vlaamse Regering. Er zijn al een pak adviezen binnen. Aan de ge?nteresseerden kan ik de studie van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) overmaken. Daarin staat het voorbereidende werk. Er werden vragen gesteld aan het INBO. Ik zal daar straks dieper op ingaan.
Na de eerste principiële goedkeuring van het voorontwerp door de regering, moet het worden voorgelegd aan de Vlaamse Hoge Jachtraad, de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud en de Land- en Tuinbouwraad. Deze adviesvraag gebeurt dus na de eerste principiële goedkeuring. Die bepaling is opgenomen in artikel 4 van het Jachtdecreet. Ik zal die bepaling naleven en respecteren. Met deze adviesronde zal ook de kans gegeven worden aan de betrokken doelgroepen om op een meer formele wijze in te gaan op de met dit ontwerpbesluit naar voren gebrachte beslissingsvoorstellen. Het is ook mijn bedoeling om met de argumentatie rekening te houden. In het verleden heb ik al een aantal keren aangetoond dat ik niet bang ben om na een eerste vaststelling bij te sturen vooraleer over te gaan naar de tweede vaststelling.
Ik heb met de voorzitter afgesproken om na de eerste vaststelling te zorgen voor een toelichting over de grote opties. Daarna kan daarover een grondige gedachtewisseling worden gehouden. Ik weet immers dat de commissie erg ge?nteresseerd is in deze materie. Indien u dat wenst, kunnen we de timing ook aanpassen. De uiteindelijke beslissing wordt echter genomen door de regering. U weet ook dat de timing krap is. Er zijn tegenstrijdige en verschillende maatschappelijke belangen in het geding. Toch wil ik tijdig landen en een besluit publiceren. We mogen niet in een gevarenzone belanden, waardoor de tekst jaren later vernietigd wordt en we niets meer hebben aan de geleverde inspanningen.
We moeten extreme oplossingen vermijden. Het eindresultaat moet een evenwichtig en werkbaar geheel zijn, dat oplossingen biedt voor de bestaande problemen. We moeten daarbij zo veel mogelijk tegemoetkomen aan de verzuchtingen van, onder anderen, recreanten.
Er is in het afgelopen anderhalf jaar over deze problematiek overleg gepleegd met volgende organisaties: de Hubertus Vereniging Vlaanderen, Vogelbescherming Vlaanderen, GAIA, Natuurpunt en de militaire overheid. Deze organisaties hebben elk min of meer uitgebreide en min of meer onderbouwde voorstellen ingediend. Op basis van deze inbreng heeft het Agentschap voor Natuur en Bos, na overleg met mijn kabinet, aan het INBO een meervoudige adviesvraag gesteld met tien vragengroepen. Ik zal ze niet allemaal opsommen. Ze gaan onder andere over de wilde eend, de - vanuit het ecologisch en populatie-ecologisch standpunt - voor- en nadelen van een vroegere opening van de jacht. Ik heb daarover een advies gekregen. Het heeft als basis gediend voor het werk dat daarna is geleverd.
Uiteraard betekent dat niet dat er geen rekening werd gehouden met de rest. Het is een basisdocument.
De vragengroepen bouwden voort op de wensen die naar voren werden gebracht. Uiteraard werd en wordt bij het opstellen van het voorontwerp rekening gehouden met elke gemotiveerde inbreng van het afgelopen anderhalf jaar. Het is nu wachten op een eerste principiële vaststelling. Daarna kan hier een gedachtewisseling worden gehouden.
Mevrouw Van der Borght, er is inderdaad op dit moment nog geen omvattende evaluatie gebeurd betreffende de effecten op de te beschermen vogelsoorten in de vogelrijke gebieden. Daar zijn ook een aantal redenen voor. De belangrijkste reden is dat het evalueren van veranderingen in een jachtregime bijzonder moeilijk door te voeren is op een korte termijn. Dieren moeten zich kunnen aanpassen aan de veranderde situatie en bij wijze van spreken?leren´ of er al of niet gevaar dreigt. Uit buitenlandse studies is gebleken dat dit leerproces meestal verscheidene jaren duurt. Een periode van vier tot vijf jaar is niet ongewoon. De beperkingen in de vogelrijke gebieden dateren van 2003. Waarschijnlijk is een evaluatie ten vroegste pas vanaf deze winter mogelijk.
Bovendien is er een oorzakelijkheidsprobleem. Bij een dergelijke evaluatie moet immers ook rekening gehouden worden met andere factoren, zoals met de strengheid van de afzonderlijke winters, met het succes van het respectievelijk afgelopen broedseizoen, met de andere habitatkwaliteiten van het vogelrijke gebied, en, niet het minst, met de algemene populatietrend van de te beschermen soorten in kwestie. Om betrouwbare en zinvolle conclusies te kunnen trekken, moet de evaluatie dus voortvloeien uit een inspanning die over verscheidene jaren aangehouden wordt, zodat de andere oorzakelijke factoren minstens gedeeltelijk kunnen worden weggefilterd.
Deze inspanning wordt wel degelijk geleverd op dit moment. Het is niet omdat er nog geen allesomvattende evaluatie is, dat we niet ons best doen. Er gebeuren door het INBO reeds lange tijd gestandaardiseerde tellingen van watervogels binnen en buiten de vogelrijke gebieden. Die worden de volgende jaren voortgezet, zodat de ontwikkelingen op de voet kunnen worden gevolgd en een vergelijking kan worden gemaakt.
Een stand van zaken levert op dat de jachtbeperkingen in de vogelrijke gebieden tot dusver niet echt geleid hebben tot een klaarblijkelijke algemene toename van overwinterende watervogelpopulaties in Vlaanderen. De meeste soorten bleven de afgelopen jaren vrij stabiel. Maar dit zou veeleer te maken hebben met externe factoren, zoals het feit dat de temperaturen in de afgelopen winters zeer zacht waren. Dat maakt dat meer watervogels dan voorheen noordelijker bleven overwinteren.
In een aantal regio´s en gebieden werden wel merkbare veranderingen in de verspreiding van watervogels vastgesteld. Die zouden toegeschreven kunnen worden aan de doorgevoerde jachtbeperkingen in de vogelrijke gebieden. Een voorbeeld is de smient, een eendensoort die vooral in poldergebieden voorkomt. Vroeger zaten smienten overdag sterk geconcentreerd in een klein aantal jachtvrije gebieden. De afgelopen jaren heeft de soort zich echter meer en meer verspreid over verschillende poldercomplexen.
Mevrouw Van der Borght, conclusies zijn pas mogelijk na een aantal jaren. Ik hoop dat we die dit of volgend jaar kunnen trekken.
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer de voorzitter, het is goed dat we over veertien dagen de zaak grondiger bekijken in de commissie. Ondertussen zullen we het rapport met zeer veel interesse lezen.
Minister Hilde Crevits: We gaan daarop in voor de adviezen van de andere raden beschikbaar zijn. Dat is niet zo erg. Het parlement heeft daarover ook een mening.
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. We moeten nog even geduld uitoefenen vooraleer we de evaluatie hebben. Ik kijk uit naar de bespreking die we over veertien dagen zullen houden. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
De heer Bart Martens: Moeten we niet wachten tot de adviezen beschikbaar zijn? Die kunnen inspirerend werken.
De voorzitter: We houden ons aan de afgesproken regeling. Het parlement krijgt al vaak het verwijt te laat te zijn. Als het nodig is, houden we een nieuwe bespreking.
Het incident is gesloten.