Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 26/02/2008
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over grensoverschrijdend openbaar vervoer tussen Vlaanderen en Wallonië
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik trap een open deur in als ik zeg dat een groot aantal vacatures aan de taalgrens niet wordt ingevuld. Volgens een enquête van UNIZO zou het gaan over 13.000 vacatures voor laaggeschoolden. Ik ben van de grensregio. Bij ons bedraagt de werkloosheidsgraad 3 percent en een paar kilometer verder bedraagt die 20 tot 25 percent. Dat is een nuchtere vaststelling.
De vacatures worden al voor een deel ingevuld door Fransen. Deze mensen hebben een specifiek statuut waardoor ze gestimuleerd worden om grotere afstanden af te leggen. Het blijft echter bijzonder moeilijk om Waalse werklozen naar Vlaanderen te krijgen. Er is uiteraard de taalproblematiek. Als het echter met de Fransen lukt, waarom zou het dan niet met de Walen lukken? Veertien dagen geleden heb ik minister Vandenbroucke ondervraagd over de opleidingscentra van de VDAB. We beschikken over een goede infrastructuur met de meest moderne machines, alleen zijn er geen cursisten. Er is in samenwerking met Office Communautaire et Régional de la Formation Professionnelle et de l´ Emploi (FOREM) geprobeerd om via georganiseerd busvervoer mensen te lokken, maar dat is niet evident.
Uit de enquête blijkt dat de Walen de weg naar Vlaanderen nauwelijks vinden door een gebrek aan goede verbindingen op het vlak van openbaar vervoer. We herinneren ons nog de regionalisering van het openbaar vervoer waarbij de bus van Kortrijk naar Moeskroen aan de taalgrens stopte en de reizigers op een andere - Waalse - bus moesten overstappen. Ondertussen is het taalgrensoverschrijdend openbaar vervoer via samenwerkingsprotocollen vaak op een perfecte manier georganiseerd.
Mevrouw de minister, in een reactie hebt u gezegd dat er nog maar weinig grensoverschrijdende busverbindingen zijn. In de antwoorden op eerdere parlementaire vragen heb ik echter gelezen dat er een niet onbelangrijk aantal taalgrensoverschrijdende busverbindingen zijn. Er kan uiteraard worden gediscussieerd over de frequentie en over de ontsluiting van industrieterreinen. Er wordt daar positief aan gewerkt via netmanagement. Als inderdaad blijkt dat de grensoverschrijdende busverbindingen een probleem vormen, dan vraag ik me af waarom dit niet is opgelost via samenwerkingsprotocollen.
Mevrouw de minister, wat houdt het huidige samenwerkingsprotocol inzake grensoverschrijdend openbaar vervoer in? Welke grensoverschrijdende busverbindingen zijn er operationeel? In welke mate spelen het decreet Basismobiliteit of netmanagement hierin een rol? Dat is een bijzonder belangrijke vraag. Er zijn veel vervoersregio´s die aan de taalgrens palen en waar De Lijn de verantwoordelijkheid voor het netmanagement heeft. Op welke manier wordt dit ondervangen? Hoe wordt het tariefbeleid georganiseerd, ook inzake woon-werkverkeer? Welke initiatieven zult u nemen om het grensoverschrijdend openbaar vervoer meer concreet gestalte te geven?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de terechte vraag van de heer Decaluwe. Mijn fractie heeft daar in het verleden al herhaaldelijk vragen over gesteld en erop gehamerd dat het niet alleen belangrijk is om de eigen werklozen te activeren, maar ook om voor intermobiliteit tussen de gewesten te zorgen.
Mevrouw de minister, ik heb een bijkomende vraag over het eengemaakte registratiesysteem. We hebben daarover enkele weken geleden ook al van gedachten gewisseld. U hebt gezegd dat we op schema zitten en bezig zijn met de ontwikkeling en implementatie ervan. In dat systeem is de integratie al opgenomen. Er komt dus een ge?ntegreerd ticket, en ook de tarieven zullen naar elkaar toegroeien. In welke mate kan het probleem van de grensoverschrijdende verplaatsingen daarin worden opgenomen? Kan er een ge?ntegreerd tarief komen voor de grensstreek in samenwerking met de tegenhanger aan de andere kant van de taalgrens?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, hier is al heel wat heisa over geweest. De minister-president heeft op dat vlak ook enkele initiatieven genomen. Ik zal een uitgebreid antwoord geven, maar de toekomstige ontwikkeling van dit beleid moet ook zijn weg kunnen vinden in de initiatieven van de minister-president.
Mijnheer Decaluwe, u had een vraag over het samenwerkingsprotocol. Dat blijkt te bestaan, maar sinds ik deze bevoegdheid heb, ben ik er nooit mee geconfronteerd. Dat zegt eigenlijk genoeg. De bestaande samenwerkingsakkoorden tussen de gewesten in verband met het gewestgrensoverschrijdende openbaar vervoer waren bij hun totstandkoming vooral gericht op het vastleggen van afspraken rond de verdeling van een aantal gewestgrensoverschrijdende lijnen bij de opsplitsing. Ze zijn opgesteld om vooral de problematiek van de scheiding te regelen. In die zin hebben de samenwerkingsakkoorden niet echt een karakter dat op beleidsdynamiek is gericht. Voor de openbaarvervoersverbindingen die de grens tussen het Vlaamse en het Waalse Gewest overschrijden, is de situatie in die periode ook weinig gewijzigd. Dat geldt niet voor de overschrijdingen met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Daarover is de laatste jaren heel wat beleid ontwikkeld. Ik geef het voorbeeld van START. Bijna jaarlijks zijn er aanpassingen gebeurd van het openbaar vervoer tussen Vlaams-Brabant en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Om een dynamiek mogelijk te maken staan in de samenwerkingsakkoorden ook de procedures beschreven voor het aanbrengen van wijzigingen aan de gewestgrensoverschrijdende lijnen. De verschillende regionale vervoermaatschappijen hebben sedert de ondertekening van de samenwerkingsakkoorden op 1 januari 1991 heel wat aanpassingen aangebracht aan hun openbaarvervoersnetwerken. Zoals opgenomen in de samenwerkingsakkoorden worden over gewestgrensoverschrijdende verbindingen gegevens uitgewisseld en wordt hierover overleg gepleegd.
Ik zal een inventaris aan de commissiesecretaris overmaken van alle lijnen van De Lijn die de Waals-Vlaamse grens overschrijden. Het is wat te veel om op te sommen.
Het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de basismobiliteit is alleen van toepassing voor de woonzones binnen het Vlaamse Gewest. Hier is inderdaad niet in gewestgrensoverschrijdend vervoer voorzien. In het besluit van de Vlaamse Regering betreffende het netmanagement is wel degelijk een apart deel aan het gewestgrensoverschrijdend openbaar vervoer gewijd. Zo staat er dat de logica van het netmanagement en de samenhang van het openbaarvervoersnet vereisen dat ook verbindingen tussen Vlaanderen en de andere gewesten en het aangrenzende buitenland mogelijk worden gemaakt. Daarom worden in het besluit ook knooppunten voorgesteld in de andere gewesten en het aangrenzende buitenland. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn dat bijvoorbeeld de grote treinstations van Brussel-Noord en Brussel-Zuid of knooppunten met het MIVB-net zoals Roodebeek in Sint-Lambrechts-Woluwe. Knooppunten in Wallonië zijn bijvoorbeeld Waver of Luik. Ten slotte staan er nog knooppunten vermeld in Frankrijk, Nederland en Duitsland.
Dit laat dus toe dat De Lijn projecten in het kader van het netmanagement uitwerkt die de gewestgrenzen overschrijden. Ik sluit uiteraard niet uit dat er voorstellen zullen komen om de relaties tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië nauwer aan te halen. Mochten er voorstellen zijn om projecten uit te werken tussen Vlaanderen en Wallonië, dan zullen die worden afgewogen aan de criteria van netmanagement. We zullen er strikt op toezien dat het projecten zijn met een potentieel. Ik ben het eens met de vraag naar werkkrachten uit Wallonië, maar ik hoed me er wel voor om daar heel enthousiast over te zijn. Ik stel vast dat het woon-werkverkeer en zeker de ontsluiting van bedrijventerreinen heel moeilijk is met het klassieke openbaar vervoer. Dat is ook de reden waarom ik het Pendelfonds heb opgericht. Ik wil de twee absoluut samen bekijken.
Het kunnen voeren van een eigen tariefbeleid vormt een van de basiselementen van de regionalisering van het stads- en streekvervoer. Uiteraard worden er wel afspraken gemaakt voor het gebruik van gewestgrensoverschrijdende lijnen. Zo kunnen reizigers voor de trajecten waarop zowel de TEC als De Lijn rijden zoals tussen Brussel-Schumann en Overijse of tussen Tienen en Geldenaken, een gecombineerd abonnement TEC-De Lijn kopen. Bij de TEC kan men ook terecht voor een abonnement dat een lijn van de TEC combineert met een aansluitende lijn van De Lijn. Het is absoluut mogelijk om abonnementen met elkaar te combineren. In Luik en Moeskroen kan men met een stadsabonnement van de TEC ook de bussen van De Lijn nemen. Reizigers vanaf 12 jaar die zich verplaatsen met een abonnement TEC-De Lijn mogen verder tijdens hun verplaatsing op het net van De Lijn vier kinderen van 6 tot en met 11 jaar gratis meenemen. Ook in Brussel zijn er met de MIVB afspraken gemaakt in verband met gecombineerde vervoerbewijzen.
In de toekomst zal een combinatie van reizen met De Lijn en een van de andere openbaarvervoerbedrijven in België nog worden gefaciliteerd door de ontwikkeling van één gezamenlijk elektronisch vervoerbewijs. Dat is meteen een antwoord op de vraag van mevrouw De Ridder. Uiteraard moet dat ene ticket ertoe leiden dat er een gemakkelijke integratie mogelijk is van de verschillende tarieven van de verschillende maatschappijen. Dat is niet in contradictie met het feit dat elke vervoersmaatschappij een eigen tariefbeleid moet kunnen voeren.
Ik verwacht van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) en FOREM dat ze kunnen aangeven waar zich in Wallonië concentraties van werkzoekenden bevinden die bereid zijn om in Vlaanderen te komen werken. Dit zijn absoluut noodzakelijke gegevens waarover we moeten kunnen beschikken alvorens te kunnen overgaan tot het uittekenen van nieuwe gewestgrensoverschrijdende buslijnen. Evenzeer hebben we nood aan de kennis van de vacatures in de Vlaamse bedrijven waarvoor Waalse werkzoekenden in aanmerking kunnen komen. Om te kunnen nagaan of bijkomend gewestgrensoverschrijdend openbaar vervoer nuttig is, moeten we over de gegevens beschikken van de concentraties van werkplaatsen in Vlaanderen waar Waalse werknemers tewerkgesteld zijn of kunnen worden.
Ik heb uiteraard ideeën van gewestgrensoverschrijdende buslijnen die een antwoord zouden kunnen bieden aan de vraag van Waalse werkzoekenden - ik denk daarbij in eerste instantie aan verbindingen met Kortrijk of Sint-Truiden -, maar ik wil toch eerst overleg plegen met vertegenwoordigers van de Vlaamse werkgevers, de VDAB en De Lijn, alvorens te zeggen welke buslijnen er eventueel worden ingezet. Op 12 maart heb ik samen met minister Vandenbroucke, bevoegd voor werk, overleg gepland met de De Lijn, de VDAB en met UNIZO en Voka.
Ik wil nog eens benadrukken dat niet alleen de overheid, maar ook de bedrijven actief mee naar een oplossing moeten zoeken. Ook het Pendelplan en het Pendelfonds zijn belangrijk in dit verhaal.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U onderneemt actie, maar het is wel steeds hetzelfde: er moet eerst iets mediatieks gebeuren alvorens er in actie wordt geschoten. Het protocol dateert van 1991. Inzake netmanagement begrijp ik dat de diensten de gegevens proberen te verzamelen om daaruit dan mobiliteitsstromen te genereren en bepaalde beslissingen te nemen. Dat is een eerste belangrijke stap. Vanuit onze streek zal er zeker medewerking zijn van de streekontwikkelingsorganen. Het is immers geen vijf voor twaalf, maar één voor twaalf.
Er zijn een heleboel werklozen over de taalgrens. De motivatie om zich te verstoppen achter een gebrek aan openbaar vervoer moet worden weggenomen. Er is dan ook nood aan de nodige investeringen en beleidsdaden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.