Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 06/03/2008
Vraag om uitleg van mevrouw An Michiels tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de benaming van 'master in de industriële wetenschappen' en de gevolgen hiervan voor de internationale herkenbaarheid van de opleiding tot industrieel ingenieur
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 22 juni 2007 heeft de Vlaamse Regering het besluit goedgekeurd tot vaststelling van de lijst van bachelor- en masteropleidingen en afstudeerrichtingen binnen een masteropleiding met bijkomende titel. In het besluit werd ook gesteld dat degene die gerechtigd is de titel van master te voeren, ook de titel, vermeld in de lijst, mag voeren als hij of zij de desbetreffende opleiding of afstudeerrichting heeft voltooid.
De omvangrijke bijlage van het besluit leert ons dat bijvoorbeeld een master in de toegepaste economische wetenschappen, handelsingenieur de titel van handelsingenieur mag voeren, een master in de ingenieurswetenschappen die van burgerlijk ingenieur en een master in de bio-ingenieurswetenschappen die van bio-ingenieur. Hierbij blijft dus niet alleen in de titel, maar ook in de aanduiding van de graad en kwalificatie duidelijk dat het om een ingenieursopleiding gaat, wat zowel nationaal als internationaal gezien niet onbelangrijk is voor de herkenning van de opleidingen.
Voor de industrieel ingenieurs ligt de zaak enigszins anders. Zij mogen volgens het besluit wel nog de titel van industrieel ingenieur gebruiken eens zij de opleiding voltooid hebben, maar in de aanduiding van de graad en kwalificatie van hun opleiding vervalt elke verwijzing naar een ingenieursopleiding. Zij worden immers gekwalificeerd als master in de industriële wetenschappen of als master in de biowetenschappen, waarbij dus elke verwijzing naar het feit dat het om een ingenieursopleiding gaat, ontbreekt.
Dat zorgt voor enige ongerustheid bij ingenieursverenigingen, die vrezen dat de benaming 'industrieel ingenieur' op termijn helemaal zal verdwijnen, waardoor deze studies niet alleen minder aantrekkelijk dreigen te worden voor heel wat studenten, maar bovendien veel minder herkenbaar zullen zijn voor het bedrijfsleven, zowel nationaal als internationaal.
De ingenieursverenigingen verwijzen naar de situatie aan de andere kant van de taalgrens. Daar werd bij de nieuwe benaming duidelijk gekozen voor de nationale en internationale herkenbaarheid van de studies. In de nieuwe benaming werd de titel van industrieel ingenieur dan ook duidelijk opgenomen. Men spreekt daar van 'master en sciences de l'ingénieur industriel'.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de vrees dat de nieuwe benaming van master in de industriële wetenschappen zal leiden tot een verminderde herkenbaarheid van deze ingenieursopleiding? Bent u bereid om ook in de aanduiding van de graad en kwalificatie van deze studies duidelijk te maken dat het om een ingenieursopleiding gaat?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, collega's, uw vraag verwondert mij enigszins, en wel om twee redenen. Om te beginnen hebben de hogescholen bij de omvorming van de opleidingen naar de bachelor-masterstructuur zelf de benaming van de graad en de kwalificatie 'master in de industriële wetenschappen' voorgesteld. Die benaming is dus niet door de overheid opgelegd of bepaald.
Bovendien wordt de titel 'industrieel ingenieur' op het diploma zelf vermeld. Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 over de vorm en de inhoud van het diploma en het diplomasupplement bepaalt immers dat het diploma de titel vermeldt die mag gevoerd worden overeenkomstig artikel 25 van het Structuurdecreet. En dat artikel verwijst, naast de algemene titels van bachelor en master, heel duidelijk ook naar de specifieke titels die met bepaalde opleidingen zijn verbonden.
Inzake herkenbaarheid zie ik dus niet meteen een probleem. Voor het behoud van een duidelijk profiel voor de industrieel ingenieurs is het misschien zelfs aan te raden dat er geen verwarring kan ontstaan met de ingenieurswetenschappen, die burgerlijk ingenieurs afleveren. Mocht men dat toch anders ervaren, dan voorziet het Structuurdecreet wel in een procedure voor het behandelen van aanvragen om naamswijziging. Het is de Erkenningscommissie die dergelijke aanvragen beoordeelt en de criteria die zij daarbij hanteert, zijn eveneens in het Structuurdecreet opgenomen.
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Ik dank u voor het antwoord, dat me een en ander duidelijk maakt. Wel vraag ik me af of die mensen u al hebben gecontacteerd met de mededeling dat er zich een probleem stelt.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik ben daar niet helemaal zeker van. Ik denk het niet, want ik zie geen enkele aanduiding daarvan in mijn dossier en kan me daarover ook niets herinneren. Maar zeker ben ik niet. Het zou dus kunnen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.