Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 30/01/2008
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het voorstel om goedkope energieleningen toe te kennen
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mevrouw de minister, enkele weken geleden verklaarde u in de pers werk te maken van een energielening waarmee de burger energiebesparende maatregelen kan financieren en kan terugbetalen met zijn besparing op de energiefactuur. U stelde daarbij een samenwerking te zoeken met de banken die dan dergelijke leningen zouden kunnen toekennen.
Mevrouw de minister, ook de federale regering riep een dergelijk systeem van goedkope leningen in het leven. Bij de vorige prijzenpiek op de oliemarkt in september 2005 besliste de federale regering om de burger te helpen met het financieren van energiebesparende investeringen in zijn woning. Met dat doel richtte de federale regering het Fonds voor de Reductie van de Globale Energiekost (FRGE) op. Het fonds heeft een moeilijke naam. De Raad van State vond het Energiebesparingsfonds geen goede naam omdat dat te maken had met gewestelijke bevoegdheden.
Het FRGE heeft als statutair doel: "De financiering van structurele maatregelen om reducties van de globale energiekost in particuliere woningen te bevorderen voor de doelgroep van de meest behoeftigen en het verstrekken van goedkope leningen voor structurele maatregelen om reducties van de globale energiekost in woningen bezet door privépersonen en dienstig als hoofdverblijfplaats te bevorderen."
Ter verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel stelt het FRGE zijn kapitaal aan het publiek ter beschikking in de vorm van goedkope leningen om energiebesparende investeringen in private woningen uit te voeren. Dat gebeurt via de oprichting van lokale entiteiten door lokale besturen. De oprichting daarvan heeft veel voeten in de aarde gehad. De lokale entiteiten moeten een erkenning aanvragen als kredietverlener. Dat loopt niet van een leien dakje, maar vandaag komt het toch in een stroomversnelling. De lokale entiteit opgericht door Oostende is een feit en is operationeel, ook Antwerpen, Gent en de regio van het Mechelse staan dicht bij dat punt.
Ook het Vlaamse regeerakkoord wil tegemoetkomen aan het probleem van een tekort aan financieringsmogelijkheden voor investeringen in energiebesparende maatregelen door te voorzien in "het opzetten van derdepartijfinancieringssystemen met de netbeheerder". Er is een veelheid aan initiatieven om de financiering van energiebesparende maatregelen mogelijk te maken en te stimuleren. Enige afstemming van al deze instrumenten lijkt me dan ook aangewezen.
Wat begrijpt u precies onder energieleningen? Wat is de stand van zaken van het door u aangekondigde initiatief? Betreft het hier enkel een initiatief in samenwerking met de banken of bent u van plan om ook vanuit de Vlaamse overheid voor de minderbegoeden leningen ter beschikking te stellen? Indien dat het geval is, over welke leningsbedragen spreken we en aan welke intrestvoeten? Wat zou de doelgroep zijn? Voor welke ingrepen zouden de leningen kunnen worden gebruikt? Hoe verhoudt dit initiatief zich tot de geplande goedkope leningen die door het FRGE via de lokale entiteiten zullen worden verstrekt? Is hierover overleg gepleegd met het FRGE, kwestie van complementair of versterkend te werken? Zal er gewerkt worden met een rentesubsidie aan de banken? Zo ja, in welk budget is hiervoor voorzien? Komen de middelen uit het Energiefonds? Hoe ver staat het met de uitvoering van het engagement uit het regeerakkoord om derdepartijfinancieringsytemen uit te werken met de netbeheerders? Hoe verhoudt dit initiatief zich tot dat van de goedkope energieleningen? U stelt vast dat oudere mensen vaak de inspanning om energiebesparende maatregelen uit te voeren, niet meer zien zitten. In hoeverre komt het verstrekken van goedkope leningen met een afbetaling die moet samensporen met de besparing op de energiefactuur, aan dit probleem tegemoet?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mevrouw de minister, ik sluit me aan bij de vragen van de heer Martens en heb nog een bijkomende vraag. Hoe verhoudt dit zich tot de maatregelen van subsidiëring die worden getroffen? Stelt u voor dat de overheid het hele bedrag financiert of wordt de subsidiëring daarin al meegenomen en wordt enkel het niet-gesubsidieerde bedrag gefinancierd? Ik pleit ervoor om dergelijke maatregelen heel goed te evalueren. Ze staan of vallen immers met de bekendheid die ze krijgen. We hebben bij andere maatregelen in andere beleidsdomeinen al gezien dat de kosten voor de administratie groter zijn dan de meerwaarde omdat maar enkele dossiers zijn ingediend.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, er is al heel wat te doen geweest over twee nieuwe maatregelen die in de pijplijn zitten. Een ervan is de premie voor niet-belastingbetalers en de andere de energielening. Ik benadruk dat het effectief om een lening gaat, maar daar kunnen we nog geen definitief uitsluitsel over geven. De maatregelen passen in het globaal plan om ervoor te zorgen dat het aantal energieverslindende woningen tegen 2020 drastisch zou kunnen dalen. Het energierenovatieprogramma 2020 is een coherent geheel van maatregelen: informatieverschaffing, regelgeving, financiële ondersteuning, sensibilisatie, opleiding en overleg. Het doel is dus om de hoeveelheid energieverslindende woningen aanzienlijk te verminderen.
Het energierenovatieprogramma richt zich op prioriteiten en doelgroepen die in overleg met de betrokken sectoren en organisaties zijn vastgelegd. Voor de collega's die zich interesseren voor dit thema, is er op 26 februari een zeer interessante studiedag waarop de stand van zaken omtrent de lopende maatregelen zal worden toegelicht. Het rationeel energiegebruik is een bevoegdheid van de gewesten. Die bevoegdheid wordt voor een deel uitgevoerd door het energierenovatieprogramma. Dat programma past bovendien in de aanbevelingen van de Vlaamse klimaatconferentie om een grootschalig programma op te zetten in de bestaande woningbouw.
Als bevoegde minister wil ik me bij de realisatie van dit programma niet laten vastrijden door initiatieven die door anderen met veel goede bedoelingen georganiseerd worden. De doelstellingen van ons programma werden vastgelegd. De prioriteiten werden met de Vlaamse stakeholders in consensus bepaald. Ik wil zo veel mogelijk gebruik maken van de bestaande economische circuits. Door die bestaande circuits te negeren, kan men maar zelden tot een optimale en kosteneffectieve oplossing komen.
Het FRGE heeft heel wat voeten in de aarde gehad en niet alleen juridisch vanwege de bevoegdheidsaspecten. Het fonds werd initieel een energiebesparingsfonds genoemd, maar aangezien energiebesparing een taak is van de gewesten, heeft het fonds een nieuwe naam gekregen. Ook structureel kampt het fonds met moeilijkheden: de ingewikkelde constructie met de lokale entiteiten, de relatie met de gemeenten, de betrokkenheid van de OCMW's, de noodzakelijke waarborgen, het gebrek aan ondersteuning door het fonds zelf, de onduidelijkheden over de doelgroep en de ingezette instrumenten. Het is door al deze elementen geen vanzelfsprekendheid om vooruit te gaan.
Het fonds bestaat sinds september 2005. De stroomversnelling waarnaar u verwijst, bestaat er volgens mij uit dat één lokale entiteit door het fonds erkend is en dat ook andere lokale entiteiten interesse tonen. Ik heb trouwens weinig zin om mijn beleid volledig te laten afhangen van een federaal initiatief. Ik blijf erbij dat het een zaak betreft die tot de uitsluitende bevoegdheden van de gewesten behoort.
Laten we overstappen op het concept van het energierenovatiekrediet. Laat het heel duidelijk zijn: het betreft geen nieuwe kredietinstelling van de overheid, zoals het fonds en de lokale entiteiten dat wel zijn. Het is een kader waarbinnen de overheid en de privéfinanciers elkaar vinden om de concrete doelstellingen van het energierenovatieprogramma waar te maken. Diverse kredietinstellingen hebben al financiële instrumenten om energiebesparende investeringen te financieren. Ze richten zich daarbij op een heel breed gamma van maatregelen en passen dat niet in een globale communicatie of doelstellingen in. Het is de bedoeling dat het energierenovatiekrediet veel gerichter zal zijn.
Waaruit bestaat het concept? Voor de prioriteiten van het energierenovatieprogramma, zijnde dakisolatie, vervanging van enkel glas door hoogrendementsglas en een goede verwarmingsinstallatie, kan met een bijzonder eenvoudige aanvraagprocedure een krediet worden toegestaan dat rechtstreeks aan de uitvoerende aannemer wordt uitbetaald. De consument hoeft zich niet te verplaatsen of een afspraak te maken met zijn kantoordirecteur. De aannemer zelf is niet de kredietverstrekker, maar is een bemiddelaar die zijn klant informeert over het bestaan van de formule. Elke geïnteresseerde kredietinstelling kan toetreden aan de voorwaarden die ze zelf bepaalt wat betreft het jaarlijkse kredietpercentage, met dien verstande dat het moet gaan om een lening op afbetaling, af te lossen in een aantal gelijke maandelijkse schijven, afhankelijk van het leningsbedrag. De lening moet bovendien mogelijk zijn voor beperkte bedragen, zonder dat er andere verplichtingen aan gekoppeld zijn.
De overheid geeft geen specifieke rentesubsidies, maar laat de markt spelen. De kredietinstellingen kunnen aan bijzonder aantrekkelijke voorwaarden krediet verschaffen. Ze passen immers in een algemene context zonder noodzaak aan grootschalige promotiekosten en met een verhoogde waarborg tot terugbetaling. De rentabiliteit van de investering staat garant voor de terugbetaling, dit in tegenstelling tot het klassieke consumentenkrediet.
De Vlaamse Confederatie Bouw en de Bouwunie zijn trekkers van het project. Ze hebben een aantal aannemers bereid gevonden om zich in het concept in te schrijven. Het gaat om een proefproject. Er zal dus uiteraard een evaluatie gebeuren, mevrouw De Ridder. In het proefproject zullen een twintigtal aannemers zich als kredietbemiddelaar laten registreren bij de FOD Economie (federale overheidsdienst). Daardoor kan een en ander op korte termijn starten.
Mijnheer Martens, u zegt dat ouderen vaak opzien tegen de inspanningen verbonden aan een energierenovatie en stelt dat dit probleem met premies kan worden opgelost. Ik heb een onderzoek laten doen. Als belangrijkste vaststelling voor de groep 65-plussers is uit het onderzoek gekomen dat de mensen opzien tegen de energierenovatie vanwege de renovatie op zich. Zelfs al zouden we de premies verhogen, dan nog blijven er knelpunten bestaan. We zijn voor deze doelgroep andere initiatieven aan het ontwikkelen die een belangrijk sensibiliserend effect moeten hebben. Een aantal oudere mensen woont bovendien in oudere woningen. We moeten dus een dubbel probleem oplossen.
Het is de bedoeling dat het energierenovatiekrediet afgelost kan worden met ontvangen premies en/of via een belastingvermindering alsook met de besparingen op de verwarmingsfactuur. Het is geen zuivere derdepartijfinanciering. De systemen voor derdepartijfinanciering worden dikwijls genoemd als ideale instrumenten voor energiebesparende investeringen, maar in de praktijk, zelfs in de industrie, komen ze vrij moeilijk van de grond.
Wat is het probleem? Technisch-economisch zijn ze ideaal, maar juridische en organisatorische problemen zorgen voor moeilijkheden. Vooral in de huishoudelijke context zouden de administratieve kosten voor het onderhandelen en het opstellen van de overeenkomsten en de meting of de berekening van de concrete geldbesparingen hoog kunnen oplopen, zeker in verhouding tot de verwachte besparingen.
Het fonds spreekt van een derde investeerder. In de praktijk gaat het voor wat de financiering betreft om een energierenovatielening. Het is een lening die terugbetaald wordt a rato van de besparing die gerealiseerd kan worden. Ik zal u straks twee voorbeeldjes geven waarmee het geheel wat meer concreet zal worden.
Ik wil nog opmerken dat een mogelijke derdepartijfinanciering met de netbeheerders werd onderzocht. Er zijn in het verleden een paar proefprojecten geweest maar de evaluatie daarvan heeft geleid tot de conclusie dat die derdepartijfinanciering niet geschikt is om de energierenovatie van woningen te stimuleren, vanwege praktisch-organisatorische problemen en de kosten die daaraan verbonden zijn.
Ik zal proberen het energierenovatiekrediet toe te lichten aan de hand van twee voorbeelden. Het eerste voorbeeld is een situatie waarbij een eigenaar voor 2500 euro dakisolatie laat plaatsen. Hij krijgt een paar maanden later van de gemengde netbeheerder een premie van 400 euro. Naargelang hij al dan niet belastingen betaalt, krijgt hij van de federale overheid een fiscaal voordeel van 1000 euro. Dat is nagenoeg hetzelfde in het premiestelsel dat geldt voor wie geen belastingen betaalt. Dat betekent dat die man nog 1100 euro moet betalen. Volgens het rekenmodel dat door het Vlaams Energieagentschap is ontwikkeld, kan er maandelijks 65 euro bespaard worden. Dat levert een terugverdientijd van twee jaar op.
De bedoeling van het energierenovatiekrediet is om de investering zelf door de financiële instelling te laten betalen. Daarbij worden alle belastingvoordelen door die financiële instelling gerecupereerd. De klant betaalt bijvoorbeeld 110 euro terug per maand gedurende 24 maanden. Per maand wordt er gedurende de eerste twee maanden meer betaald dan de besparing, maar na twee maanden wordt het bedrag van de premie ontvangen. Vervolgens wordt het bedrag van het fiscaal voordeel ontvangen. Vanaf dan is de besparing volledig ten bate van de eigenaar. Wat die dakisolatie betreft, krijgt men dus een heel mooi en financieel haalbaar resultaat.
Wat de condensatieketel betreft, worden we geconfronteerd met een praktisch probleem. Oorzaak daarvan is het koninklijk besluit op het consumentenkrediet, waarin staat dat alles moet worden terugbetaald binnen een termijn van 24 maanden. Daardoor komt de terugbetaling iets hoger te liggen dan de terugverdientijd die kan worden gehaald wanneer de terugbetaling gebeurt a rato van de besparing die kan worden gerealiseerd.
Het energierenovatiekrediet wil een eenvoudige formule zijn om energie-investeringen terug te betalen a rato van een theoretische besparing die opgebracht kan worden per maand. Daarbij worden de fiscale voordelen en de premies onmiddellijk aan de bank gegeven. Vervolgens wordt a rato van de besparing verder afbetaald.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mevrouw de minister, ik heb er begrip voor wanneer u zegt dat u uw beleid niet wil laten afhangen van wat er op het federale niveau gebeurt. Op Vlaams niveau stond er echter niets op de rails toen de federale overheid twee jaar geleden besliste om iets te doen aan de drempel om over te gaan tot energiebesparingsinvesteringen via de oprichting van dat fonds. De federale overheid begeeft zich daarmee net over de rand van haar wettelijke bevoegdheden. Ik denk niet dat we de federale overheid kwalijk kunnen nemen dat ze heeft gedaan wat de gewesten op dat momenten nalieten te doen, met name de burgers helpen om die energiebesparende maatregelen te kunnen doorzetten. Wat dat betreft, mevrouw de minister, vind ik uw kritiek op de federale overheid een beetje misplaatst.
Het klopt dat het systeem een trage start kende. Ik zou het echter niet hebben over een valse start. U zegt dat er één lokale entiteit is opgericht. Er zijn er echter 25 waar die dossiers worden voorbereid. Als ik goed ben ingelicht, heeft ook IGEMO, de intercommunale in het Mechelse, een erkenning als lokale entiteit gekregen. Zij zal binnenkort met goedkope leningen van start gaan. Ook Antwerpen en Gent staan daar dichtbij. Het zou verkeerd zijn om blind te zijn voor de inspanningen van de federale overheid.
Uw systeem, mevrouw de minister, zal een andere doelgroep bereiken dan degene die wordt beoogd met het federale FRGE, dat zich in het bijzonder richt naar de beschermde klant. Wanneer u er de voorkeur aan geeft om te werken met bestaande economische circuits, dan vrees ik dat een groot deel van die doelgroep niet bereikt zal worden. U herinnert zich uit het dossier van de budgetmeters dat heel wat klanten die met betalingsproblemen kampen, niet eens over een bankrekening beschikken. Wellicht zullen zij dan ook niet terecht komen bij het aanbod dat u via die bankinstellingen wilt creëren. Het lijkt me dan ook goed dat u met uw initiatief een maximale afstemming zoekt op het federale fonds. Ik denk dat hier andere doelgroepen mee kunnen worden bereikt. Het zijn precies die doelgroepen die we moeten bereiken wanneer het gaat om de strijd tegen energiearmoede. Vandaar mijn oproep om dat federale initiatief niet aan de kant te schuiven. U moet in samenspraak met de bevoegde federale minister zoeken naar een optimale afstemming. Als u gebruik maakt van de bestaande commerciële circuits, kunt u nooit een zo lage rente verkrijgen als degene die door het FRGE via de lokale entiteiten wordt aangeboden. Het FRGE zal een andere doelgroep bereiken en ook leningen aan een lager rendement kunnen verstrekken. Beide kunnen dus complementair zijn.
De derdepartijfinanciering is theoretisch een goed concept, maar tussen droom en daad staan juridische en administratieve bezwaren. In andere landen slaagt men er via een duidelijk overheidskader wel in om een brede waaier van zogenaamde ESCO's, energy saving companies, die werken op de manier van derdebetalers, in het leven te roepen. In Denemarken, Zweden en Duitsland floreren zulke bedrijven. Op de commerciële markt zijn ze schaars. Zo is er Fines nv, dat op dergelijke basis relightingprojecten uitvoert en er is Dalkia, maar dat zijn uitzonderingen. Misschien moeten we samen met de federale overheid werk maken van een duidelijk kader waarbinnen dergelijke derdepartijfinancieringssystemen kunnen gedijen en hun diensten breder kunnen aanbieden.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Martens, we hebben allebei hetzelfde doel voor ogen, namelijk ervoor te zorgen dat het Vlaamse patrimonium zo spoedig mogelijk wordt opgewaardeerd, zeker wat de parameters dak, ketel en dubbel glas betreft.
U zegt dat mijn kritiek op de federale overheid ongepast is, maar ik kan die bal terugkaatsen. Het fonds is opgericht in 2005. Nu zijn we in 2008 en er loopt één dossier in de praktijk en een paar staan op de rails. Als het in 2005 is opgericht, dan verwijt u dat de vorige regering niets heeft gedaan. Iedereen moet bij zijn of haar eigen bevoegdheid blijven en samen zullen we vooruit geraken.
Gisteren heb ik een uitgebreide babbel gehad met de bevoegde federale minister. Hij begreep mijn bezorgdheid over het respecteren van de respectieve bevoegdheden zeer goed. We hebben afgesproken hoe we de inspanningen op elkaar kunnen afstemmen, ervan uitgaande dat het gewest bevoegd is. U hoeft zich dus geen zorgen te maken, mijnheer Martens, de gesprekken lopen en ik zal me niet blind opstellen.
U verwijst naar buitenlandse systemen die floreren, maar men slaagt er nergens in om op basis van het woningniveau de effectieve besparing te berekenen. Overal worden theoretische formules gebruikt om de effectieve besparing te berekenen. Dat is juist het grootste knelpunt voor de derdebetalersystemen. Als je de besparing van woning tot woning gebruikt als parameter voor de terugbetaling, kom je in de problemen omdat de administratieve kosten te hoog zijn en dus onhaalbaar.
Als we kunnen overschakelen op theoretische modellen, zijn we een stap vooruit. Dat zijn ook de instrumenten waarover het Vlaams Energie Agentschap vandaag beschikt. Dat kan de theoretische besparingen berekenen. Het veronderstelt wel het gedrag van een goede huisvader. Na een investering moet je de deur niet open laten staan. Er zijn altijd enkele lokale omstandigheden waar je nooit rekening kunt mee houden.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Ik wil me niet inlaten met het verdedigen van de federale regering. Die beslissing werd genomen naar aanleiding van de oliepiek in 2005. Dat wordt nu geoperationaliseerd. In het regeerakkoord van 2004 was het engagement aangekondigd om tot derdepartijfinancieringsystemen te komen. Vier jaar later staan we nog nergens. We moeten dus met enige bescheidenheid naar het federale niveau kijken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.