Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 14/02/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de functiewijziging en de definitie van 'een goed uitgeruste weg'
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, de 'goed uitgeruste weg' is al meermaals onderwerp van discussie geweest. Er is een uitvoeringsbesluit, specifiek met betrekking tot de goed uitgeruste weg. In combinatie met de functiewijziging stellen we vast dat zich op het terrein nog heel wat onduidelijkheden voordoen.
Wat de functiewijziging betreft, kunnen bijvoorbeeld voor de hoofdfunctie landbouw een aantal nieuwe bestemmingen worden ingevuld, bijvoorbeeld de functie opslag. Een van de voorwaarden die daaraan gekoppeld is, is dat het moet gelegen zijn aan een goed uitgeruste weg. Daarvoor wordt verwezen naar artikel 100 van het decreet op de ruimtelijke ordening waar heel summier wordt verwezen naar die goed uitgeruste weg. Ik ben op zoek gegaan naar een aantal interpretaties, maar daar blijkt nog heel wat discussie en onduidelijkheid over te bestaan.
Mijnheer de minister, wat moet worden verstaan onder een goed uitgeruste weg in de zin van artikel 100 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, in combinatie met het functiewijzigingsbesluit? Heeft het betrekking op de verharding van de weg? In het uitvoeringsbesluit wordt een uitzondering gemaakt. Het hoeft niet per se te gaan om een verharding van de weg. In combinatie met het functiewijzigingsbesluit lijkt dit me niet zo evident.
Kan bijvoorbeeld een grindweg een goed uitgeruste weg zijn? Of gaat het effectief over een geasfalteerde weg? Is er ook een afwegings- of toetsingskader dat de vergunningverlenende overheid kan gebruiken bij het interpreteren van een goed uitgeruste weg? Kan een verband worden gezocht met de nieuwe bestemming of de nieuwe functie van het gebouw dat gelegen is buiten de geëigende bestemmingszone?
Zijn er andere afwegingen die in overweging kunnen worden genomen bij de nieuwe bestemming van het gebouw en de interpretatie van de goed uitgeruste weg? Mijnheer de minister, u plant ook een soort afwegingskader voor het begrip goede plaatselijke ordening. Is het mogelijk om ook een afwegingskader op te stellen voor de goed uitgeruste weg?
De lokale overheid blijft soms in gebreke om een weg opnieuw aan te leggen of goed uit te rusten. Kan in zulke gevallen geen functiewijziging worden toegestaan? Kan de geplande heraanleg van een weg mee in overweging worden genomen als goed uitgeruste weg?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: In het besluit op de zonevreemde functiewijzigingen werd in artikel 2, paragraaf 3, opgenomen dat functiewijzigingen enkel kunnen worden toegestaan als voldaan is aan de bepalingen van artikel 100, paragraaf 1, eerste lid, van het decreet.
Dit artikel bepaalt dat er geen stedenbouwkundige vergunning kan worden verleend op een stuk grond dat, gelet op de plaatselijke toestand, onvoldoende is uitgerust. In het artikel wordt een definitie van 'een voldoende uitgeruste weg' geformuleerd: ongeacht de plaatselijke toestand, wordt als minimale uitrusting beschouwd een met duurzame materialen verharde weg, voorzien van een elektriciteitsnet.
De minimale uitrusting is dus een met duurzame materialen verharde weg, voorzien van een elektriciteitsnet. 'Duurzaam' wordt in Van Dale gedefinieerd als 'bestemd om te duren, weinig vergankelijk, voor lange duur'.
De achterliggende reden voor dit artikel is dat men wil voorkomen dat gemeenten worden verplicht tot zeer zware investeringen in infrastructuurwerken. Met andere woorden, een weg moet aan bepaalde voorwaarden voldoen voor de vergunningen voor de gebouwen kunnen worden afgeleverd, dit om te vermijden dat er dynamieken ontstaan zonder dat de gepaste weginfrastructuur aanwezig is, en dat de gemeentebesturen achteraf moeten opdraaien voor de uitvoering en de kosten van de uitrusting.
Het artikel is overigens genuanceerd. Afgezien van de minimale uitrusting - een duurzame verharding en elektriciteit - wordt het dwingende karakter van de verplichting enigszins afgezwakt met de formulering dat rekening gehouden wordt met 'de plaatselijke toestand'. De eisen die de gemeente aan de weg kan stellen, worden immers mee bepaald door de voorzieningen die in die gemeente voorhanden zijn en die door haar eigen beleid naar voren worden geschoven. Essentieel voor dit artikel is dat de vraag of de weg voldoende is uitgerust, geval per geval door de vergunningverlenende overheid moet worden beoordeeld.
De meeste grindwegen beantwoorden normalerwijze niet aan de hierboven geformuleerde definitie van een met duurzame materialen verharde weg. Er moet regelmatig een onderhoud worden uitgevoerd om putten weg te werken. Er zou een uitzondering kunnen worden gemaakt voor zeer degelijk aangelegde grindwegen. Het gaat dan om een voldoende dikke grindkoffer, opgevuld met bijvoorbeeld gestabiliseerd zand. Die verharding is zo goed dat ze probleemloos als fundering voor een klassieke asfaltverharding zou kunnen dienen. In dergelijke gevallen kan men wel spreken van een voldoende uitgeruste weg. De vergunningverlener moet dit dan wel verantwoorden in zijn vergunningsbesluit. Er zijn ook wegen die op een andere manier dan de klassieke, dus met asfalt of met stenen van welke aard ook, zijn aangelegd. Daarbij is de gemeente vragende partij om die wegen niet te verharden met duurzaam materiaal.
Wat het afwegings- en toetsingskader betreft, zijn er heel wat kapstokken om uw besluit aan op te hangen. Een met duurzame materialen verharde weg, voorzien van een elektriciteitsnet, is dus de minimale toetsing die moet gebeuren. Dat staat in artikel 100. Daar kan men niet van afwijken. Men zal dus altijd moeten motiveren waarom een weg wordt beschouwd als een duurzaam aangelegde weg.
In dat artikel is ook een nuance ingebouwd. Daarbij kan rekening worden gehouden met de plaatselijke toestand die moet worden beoordeeld. Dat kan gebeuren ten opzichte van de bestaande voorzieningen en het gemeentelijke beleid ter zake, waarbij men soms uitdrukkelijk vraagt dat wegen niet in asfalt worden aangelegd. Bijvoorbeeld in Sint-Martens-Latem zijn er voorbeelden van dreven die men niet in asfalt wil aanleggen. We hebben daar trouwens hoog oplopende discussies over gehad.
Ook de geplande werken hebben natuurlijk een invloed. Ik denk dat de gemeente bijzonder geschikt is om te beoordelen wat de nieuwe functies zijn en of die meer mobiliteit genereren. Als de functiewijziging leidt tot extra mobiliteit kan men een veel strenger beoordelingskader hanteren.
Er is dus subsidiariteit, waardoor we niet vanuit Brussel, vanuit onze ivoren toren, gaan zeggen welke weg geschikt is om een functiewijziging toe te laten. Men moet dat, zoals steeds, ad hoc kunnen beoordelen op basis van de plaatselijke toestand.
Een herbestemming met een lage verkeersdynamiek kan in sommige gevallen aanvaard worden aan een eenvoudige weg. Maar op het moment dat het geïntensifieerd wordt, ontstaat een nieuwe uitdaging. De vraag is hoe we dat gaan beoordelen.
Ik geef een voorbeeld. Een stalplaats voor seizoensgebonden materiaal kan evolueren naar een permanente opslagplaats voor een bouwbedrijf, zonder dat hiervoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is. Ook hier is wikken en wegen belangrijk. In de vergunning kan men eventueel beperkende maatregelen opnemen. Dat is de subsidiariteit die door gemeenten kan worden doorgevoerd. Eens de bestemmingswijziging is goedgekeurd heeft men nog weinig instrumenten om nadien in te grijpen. Ook hier: bezint eer ge vergunt, zonder dat te dramatiseren.
Mevrouw Schauvliege, ik denk dat het uitvoeringsbesluit over de zonevreemde functiewijzigingen zelf een aantal andere aandachtspunten bevat. De functiewijzigingen kunnen enkel worden toegestaan aan bestaande, niet-verkrotte en vergunde gebouwen. Het is niet zo dat we van een hoop miserie iets nieuw gaan maken. De functiewijzigingen kunnen niet worden toegestaan in ruimtelijk kwetsbare gebieden, noch in recreatiegebieden, noch in overstromingsgebieden. We zeggen dus heel nadrukkelijk dat daar het besluit niet geldt. De functiewijzigingen kunnen enkel worden toegestaan als het gebouw of het gebouwencomplex bouwfysisch geschikt is voor de nieuwe functie. Dat zijn toch al drie kapstokken voor het al of niet vergunnen.
Artikel 11 stelt ten slotte dat de functiewijzigingen enkel kunnen worden toegestaan op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. In de motivering hiertoe wordt rekening gehouden met een aantal aspecten: de invloed op het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op het mobiliteitsaspect; de relatie met de omgeving en de daar aanwezige functies; de relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen en het al dan niet bouwfysisch geschikt zijn voor het nieuwe gebruik. Ook hier is er een duidelijk kader waar de gemeente mee rekening kan houden in haar besluitvorming.
Mevrouw Schauvliege, in het besluit is een deel van het toetsingskader uitgewerkt. Persoonlijk denk ik niet dat we vanuit het Vlaamse Gewest supplementaire maatregelen moeten uitwerken. Ik denk dat de gemeenten hier voor een deel hun verantwoordelijkheid moeten opnemen.
We hebben een minimaal afwegingskader aangereikt. Op basis daarvan kan zowel de gemeente, als de burger-ondernemer aanvrager zijn dossier opstellen of het dossier toetsen, teneinde over te gaan tot de beoordeling. Ik meen, in het kader van subsidiariteit, dat dit soort knopen vanzelfsprekend best door de gemeente zelf wordt doorgehakt, omdat zij nadien verantwoordelijk zijn voor de situatie die wordt gecreëerd.
Mevrouw Schauvliege, het is decretaal niet mogelijk om met geplande wegverbeteringen rekening te houden bij het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen. Dat geldt voor functiewijzigingen, maar in de praktijk ook voor nieuwbouw. U weet dat geplande wegverbeteringen soms langer kunnen uitblijven, al is het maar om budgettaire redenen, dan uiteindelijk voorzien. Artikel 100 wordt getoetst aan een uitgeruste weg en niet aan een nog uit te rusten weg.
Ik wil ook verwijzen naar het antwoord dat ik in deze commissie gaf op 26 april 2007 aan de heer Decaluwe, met betrekking tot sociale woningen die niet bewoond konden worden, omdat de nodige basisinfrastructuur, zoals riolering, elektriciteit en waterleiding, niet werd aangelegd. Dat is een extreem voorbeeld, dat we ondertussen hebben kunnen uitklaren.
Ik denk dat de vergunningverlenende overheid met artikel 100 van het decreet een goed instrument heeft om haar verantwoordelijkheid te nemen, maar ook om haar uitgaven inzake uitrusting van het wegennet onder controle te houden. Ook hier kunnen gemeenten wikken en wegen binnen het decretale kader en het besluit dat werd uitgevaardigd.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik alle elementen samen leg, hebt u één uitgangspunt: het moet duurzaam zijn. Het mag geen aardeweg zijn, tenzij de lokale besturen niet willen dat er iets duurzamer komt. Heb ik dat zo goed geïnterpreteerd? Eventueel kan een aardeweg, in het perspectief van een lokaal bestuur, beschouwd worden als een goed uitgeruste weg.
Minister Dirk Van Mechelen: Met een aardeweg moeten we zeer goed opletten. Er is een voorbeeld van een gemeente in Vlaams-Brabant, waar in overleg tussen de gemeente en het Vlaamse Gewest een specifieke regeling is getroffen in een plan van aanleg.
Maar in principe is een aardeweg een niet-uitgeruste weg, want het is niet met duurzaam materiaal gebeurd. Er is natuurlijk ook een verschil tussen grind. Men kan een vrachtwagen grind uitkappen op een aardeweg en zeggen dat het een grindweg is. Maar als een koffer van een weg wordt gebouwd - en een koffer voor een stevige weg is ongeveer achttien centimeter dik -, is die weg goed en stevig uitgerust, los van het feit of er al dan niet een laag asfalt van drie of vier centimeter bovenop komt.
Het gaat hier natuurlijk over functiewijzigingen. We moeten natuurlijk weten of die weg dient om één keer per week over te rijden, of dat in de functiewijziging een hoogdynamische activiteit komt, waardoor twintig vrachtwagens er twintig keer per dag doorrijden. Dat is de afweging die we niet in een decreet kunnen stoppen, maar wat de vergunningverlener moet afwegen bij de beoordeling.
De voorzitter: Het incident is gesloten.