Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 12/02/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Cindy Franssen tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de vervoersarmoede na de invoering van het decreet Basismobiliteit
De voorzitter: Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen: Mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, het decreet Basismobiliteit dat in april 2001 goedgekeurd werd door dit Vlaams Parlement, voorziet in de uitbreiding van het stads- en streekvervoer van De Lijn in Vlaanderen. Hiermee geldt de basismobiliteit als een sociaal recht dat ook afdwingbaar is.
Eind 2006 moest er vanaf elk huis in een plattelandsgemeente binnen een straal van 700 meter een bushalte zijn. Voor kleinstedelijke gebieden was dat zelfs een straal van 650 meter en voor de grootstedelijke gebieden een straal van 500 meter. Op het platteland zijn er extra lijnen ingelegd. Er zijn heel wat goede dingen gebeurd dankzij het decreet Basismobiliteit. In de steden is het bestaande openbare vervoer verder verbeterd en uitgebreid.
Met de hulp van een prioriteitenlijst hebben alle Vlaamse gemeenten geleidelijk aan hun openbaar vervoer op het niveau van basismobiliteit kunnen tillen. De Vlaamse minister van Mobiliteit publiceert ook elk jaar een lijst met gemeenten die aan dat niveau voldoen. Burgers uit deze gemeenten hebben recht op een compensatie indien niet voldaan wordt aan de norm van basismobiliteit. Elk jaar trekt de Vlaamse Regering bovendien 25 miljoen euro extra uit om de invoering van de basismobiliteit mogelijk te maken. De afgelopen jaren zijn er ook heel wat discussies gevoerd over de invulling van het begrip door De Lijn zelf, over de wijze van meten en tellen, over de prioriteit van de projecten enzovoort. Daarover ga ik niet verder uitweiden.
Vandaag zal ik het wel hebben over vervoersarmoede. In 2001 werd op basis van onderzoek gesteld dat 45.000 mensen in vervoersarmoede verkeren. Via de invoering van het decreet Basismobiliteit probeerde en probeert men nog steeds een antwoord te geven op de problematiek van vervoersarmoede, maar uit de mededelingen van De Lijn zelf blijkt dat we een eindpunt hebben bereikt. Er is inderdaad al heel wat gerealiseerd: het aanbod van de reguliere lijnen is verhoogd, er is de belbus, het minimumaanbod in de woongebieden. Er zijn alternatieve vervoerssystemen opgericht zoals de mindermobielencentrale om tegemoet te komen aan vervoersarmoede.
De impact van het decreet op vervoersarmoede kwam in het debat nog niet aan bod. Echo´s op het terrein zelf - van welzijnsschakels, van OCMW´s - geven aan dat vervoersarmoede met het decreet Basismobiliteit niet is weggewerkt. Meer nog, men vreest en onderlijnt dat vervoersarmoede nog toeneemt.
Ik heb een aantal vragen, onder meer over het decreet zelf. Mevrouw de minister, is het decreet nu volledig geïmplementeerd? Kan er een lijst gegeven worden van regio´s en/of steden waar het niet het geval is? Welke termijn is er aan de uitvoering verbonden?
In het verleden zijn er in het Vlaams Parlement stemmen opgegaan voor een verruimde interpretatie van het begrip basismobiliteit. Overweegt het beleid alsnog stappen in die richting te zetten, of gaat men het opnieuw ter discussie stellen? Hebben de criteria voor opeenvolgende toewijzing van de projecten voldoening gegeven? Hoeveel heeft de uitvoering van het decreet Basismobiliteit de Vlaamse overheid gekost?
Ik heb ook een vraag over de impact van het decreet op vervoersarmoede. Hoeveel van de 45.000 personen die in 2001 in vervoersarmoede verkeerden, zijn dankzij het decreet of de invoering van het decreet Basismobiliteit en de opvolging ervan, niet meer in vervoersarmoede? Als er nog personen in vervoersarmoede verkeren, welke initiatieven worden er dan voor hen genomen? Overweegt u een meer vraaggerichte aanpak voor de overblijvende problemen? Momenteel is het decreet Basismobiliteit vooral een aanbodmodel, maar een aantal mensen en doelgroepen dreigen nog steeds uit de boot te vallen. Ik vraag om hier de nodige aandacht aan te besteden, want het is alom geweten dat vervoersarmoede rechtstreeks verbonden is met kansarmoede.
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mevrouw de minister, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, ik denk dat registratie heel belangrijk is. In het verleden hebben we daarover in de commissie al herhaaldelijk gediscussieerd. Als we willen weten welke groepen er nog steeds uit de boot vallen ondanks het systeem van basismobiliteit en netmanagement, moeten we eerst weten hoe en waar het openbaar vervoer gebruikt wordt. Dat kan volgens onze fractie enkel en alleen indien er werk wordt gemaakt van een registratiesysteem.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, basismobiliteit zit vervat in een decreet, en is niet gelijk aan het bestrijden van vervoersarmoede. Daarvoor is dit decreet onvoldoende. Dat weten we allemaal. Ik kom daar straks nog op terug, maar laat er geen verwarring over bestaan.
Laten we beginnen bij de implementatie van het decreet. Het decreet werd uitgevoerd binnen de richtlijnen van de Vlaamse Regering. Ik verwijs naar het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2002, maar ook naar het regeerakkoord van deze Vlaamse Regering, waarin uitdrukkelijk aangedrongen wordt op een maximale efficiëntie bij de invulling van basismobiliteit. Het is evident dat dit een organisch iets is en dat er regelmatig zaken aan veranderen, ook binnen deze regeerperiode.
De principes werden overgenomen en beklemtoond in mijn beleidsnota en in mijn visienota van 19 september 2005 over ´Meer en beter openbaar vervoer´. Bij de bespreking van de evaluatie basismobiliteit werd ook in deze commissie de nadruk gelegd op het doelmatig invoeren van de normen basismobiliteit. Het is belangrijk dat de kosten en de baten goed worden afgewogen.
Uit de evaluatie is duidelijk gebleken dat op dit moment 90 percent van de Vlamingen basismobiel is volgens de criteria van het decreet. We hadden politiek duidelijk vastgelegd dat dit tegen 2007 voor 90 percent van de Vlamingen zou gelden, en we hebben onze doelstelling gehaald.
Ik heb in deze commissie ook altijd benadrukt dat de laatste 10 percent ten eerste verder moet worden bekeken binnen het netmanagement, en dat daarbij moet worden bekeken hoe het zit met de onderzoeken naar het potentieel en met de bijkomende criteria voor de lokale besturen en met de ondersteuning van lokale besturen voor het openbaar vervoer. Ten tweede is basismobiliteit binnen de contouren van het decreet, geen statisch gegeven. Als de minister van Ruimtelijke Ordening het stedelijke gebied anders afbakent, dan krijgen we al direct een andere toepassing van het decreet omdat de normen anders zijn voor het stedelijke gebied dan voor het niet-stedelijke gebied. Een ander voorbeeld is de creatie van nieuwe woongebieden, en ook daarmee zijn we gelukkig nog altijd bezig. Ook dat creëert opnieuw rechten die moeten worden ingelost.
We hebben 90 percent uitgevoerd en de overige 10 percent is een heel dynamisch gegeven dat we steeds onderzoeken en bekijken binnen de nieuwe uitdagingen van het netmanagement.
U vraagt me naar de verruiming van de interpretatie van het begrip. Ik ben niet helemaal zeker of ik goed weet waar u naar peilt. Het criterium voor basismobiliteit is duidelijk gelinkt aan de criteria die opgenomen werden in het decreet. Een verruimde interpretatie zou betekenen dat een nieuw kader moet worden ontwikkeld. Ik zeg niet dat we dat in de toekomst niet moeten doen, want misschien moeten we in de toekomst eens bekijken of we het decreet niet moeten uitbreiden. Dat is een heel terechte politieke vraag die moet worden bekeken, maar mijn doelstelling voor deze legislatuur was het uitvoeren van het decreet Basismobiliteit binnen de contouren van het regeerakkoord, zoals ik u al heb geschetst, en het volledig opstarten van het netmanagement, en daarmee zijn we volop bezig.
Er worden ontzettend veel nieuwe projecten opgestart via de criteria van het netmanagement. We hebben duidelijk gezegd welke doelstellingen we nastreven: de netto reizigerswinst, een modale verschuiving van de auto naar het openbaar vervoer, de modale verschuiving heel specifiek gericht op het motief woon-werkverkeer, de reizigersopbrengst ten opzichte van de kost, de verkeersveiligheid, het milieu en het oplossen van structurele capaciteitsproblemen. Ik herhaal nogmaals dat uiteraard ook missing links binnen het decreet Basismobiliteit aan bod kunnen komen via het netmanagement.
U vraagt of de criteria voor de toewijzing van de projecten voldoening hebben gegeven. Dit is een subjectieve vraag. Ik vermoed dat elke burgemeester er een andere interpretatie aan geeft. Dat is ook zijn of haar goed recht. Ik kan toch wel met felle overtuiging zeggen dat op basis van het decreet Basismobiliteit, de criteria er in ieder geval voor hebben gezorgd dat er op acht jaar tijd in elke gemeente - met uitzondering van twee omwille van heel specifieke redenen - een verruimd aanbod aan openbaar vervoer is gekomen. Dat is spectaculair.
De kostprijs voor de uitvoering van het decreet Basismobiliteit bedroeg op het einde van de rit in 2007 ongeveer 126 miljoen euro. Het exacte cijfer is 125.923.000 euro. Dit bedrag werd cumulatief opgebouwd. Het begon in 2000 met 8.676.000 euro. Ik zal u de exacte bedragen per jaar bezorgen. In totaal heeft de Vlaamse Regering specifiek voor de uitvoering van het decreet Basismobiliteit afgerond 126 miljoen euro uitgegeven.
U had het ook over het decreet Basismobiliteit versus vervoersarmoede. Het is niet alleen met basismobiliteit en zeker niet met het decreet Basismobiliteit dat de vervoersarmoede wordt opgelost. Wel heeft het decreet een belangrijke bijdrage geleverd, maar er zijn andere criteria en factoren die meespelen. De fysieke beperking is hiervan een voorbeeld: niet iedereen kan op het openbaar vervoer. We werken daaraan via een andere beleidslijn. Ook de prijs van mobiliteit in het algemeen en van openbaar vervoer in het bijzonder, is een heel belangrijk aspect van vervoersarmoede. Inzake de tarieven zijn we een voluntaristisch beleid blijven voeren tijdens deze legislatuur.
Onze abonnementen zijn de goedkoopste, zeker van België, maar ook in vergelijking met de ons omringende landen. Ik verwijs naar de Buzzy Pazz, die zeer goedkoop is, zeker voor een gezin met twee of drie kinderen. Een jaarabonnement van De Lijn voor min-25-jarigen kost 162 euro. Voor personen tussen 25 en 59 jaar kost een jaarabonnement 211 euro. Bij de MIVB betaalt een gebruiker daarvoor respectievelijk 280 en 415 euro. Dat is een groot verschil. Bovendien kun je met dat abonnement in heel Vlaanderen reizen. Brussel is vooralsnog een beetje kleiner. Daarnaast zijn er nog heel veel voordeeltarieven, zoals de korting op de Buzzy Pazz en het abonnement voor mensen met een leefloon of mensen met een WIWG-abonnement. Die mensen betalen slechts 25 euro per jaar.
Er zijn nog andere factoren die zorgen voor vervoersarmoede. Zo werken we erg hard aan een betere informatieverstrekking. Daar zal binnenkort extra geld voor worden vrijgemaakt. Ook dat hangt samen met vervoersarmoede. Niet iedereen heeft dezelfde toegang tot informatie. Dat heeft te maken met fysieke, maar ook met niet-fysieke beperkingen van mensen. Mee door betere, rechtstreekse en realtime-informatie zullen we vervoersarmoede wegwerken.
Misschien nog meer voor de hand liggend is de veiligheid. Ook daar werken we hard aan. Mensen durven bijvoorbeeld ´s avonds of op heel drukke momenten het openbaar vervoer niet meer te nemen, omdat ze zich onveilig voelen. Ons veiligheidsplan wordt volop uitgevoerd. Dat moet de kwaliteit van het openbaar vervoer verbeteren.
Om de meer algemene sociale impact van basismobiliteit na te gaan, loopt er momenteel een onderzoek. Daarbij wordt nagegaan bij welke bevolkingsgroepen aan welke behoefte tegemoet is gekomen bij de implementatie van het decreet Basismobiliteit. Daar komen we dus zeker nog op terug. We zullen daar zeker ook conclusies uit kunnen trekken met betrekking tot de vraag of het decreet moet worden aangepast of integendeel goed heeft gefunctioneerd.
U hebt me vervolgens gevraagd welke initiatieven er nog worden genomen. Naast het voluntaristische beleid ten aanzien van het openbaar vervoer komen we het meest tegemoet aan de bestrijding van de vervoersarmoede. Naast de basismobiliteit en het tarievenbeleid lopen er nog een aantal initiatieven die ook heel belangrijk zijn. Ik verwijs naar de diensten aangepast vervoer, die ook onder mijn bevoegdheid vallen, zij het die van Gelijke Kansen. Ik ben echter volop bezig dit over te hevelen naar de bevoegdheid Mobiliteit omdat het er meer thuishoort. Momenteel loop er een pilootproject in de gemeenten Mol en Leopoldsburg, om na te gaan hoe die diensten voor openbaar vervoer en de belbussen kunnen worden geïntegreerd. Met De Lijn zijn we immers al heel lang bezig met het verruimen van dat concept van de basismobiliteit, door te werken met belbussen en taxi´s in te schakelen. Ik verwacht dat dit op termijn ook heel wat soelaas zal brengen voor mensen met een beperking.
Ten slotte stelde u de vraag naar een meer vraaggerichte aanpak. Zoals gezegd worden, na het verwezenlijken van het grootste deel van de basismobiliteit, de nieuwe middelen van De Lijn nu geïnvesteerd in de projecten inzake netmanagement. De motivatie voor het opstarten van deze projecten is inderdaad veeleer vraaggericht, in tegenstelling tot het decreet Basismobiliteit. Dat betekent dat de aanwezigheid van een bepaald potentieel aan reizigers eigenlijk een van de hoofdcriteria is. Ook voor het oplossen van problemen met betrekking tot vervoersarmoede zal steeds worden onderzocht in welke mate er reële noden en vragen op het terrein bestaan, alvorens dat te verhelpen door netmanagement. We zijn dus al veel meer bezig met dat vraaggerichte aanbieden van openbaar vervoer.
Mevrouw De Ridder, de meest recente stand van zaken m.b.t. registratie zal ik voor u laten opzoeken. Dat dossier loopt volop. Het is echter gekoppeld aan het éénticketdossier. Dat dossier betreft ook andere vervoersmaatschappijen. Zoals u weet, is het ons doel dat er één ticket voor alle vervoersmaatschappijen zou komen. Dat hangt samen met heel de nieuwe technologie die we zullen aanschaffen voor De Lijn, en het vervangen van het Prodata systeem door een geïntegreerd systeem waardoor het niet meer nodig is het ticket in een machine te steken, maar ook het abonnement kan worden gescand en rechtstreeks geregistreerd. Nu wordt nog onderzocht in welke mate we dat zullen verbinden aan de criteria en onze abonnementsgegevens. De aanbesteding ter zake moet nog gebeuren.
U weet dat we 2010 als streefdatum voor de implementatie hebben vooropgesteld. We volgen dat op de voet. Die streefdatum is nog niet aangepast: voor mij en De Lijn is dat nog altijd 2010. Ik wil echter de nodige omzichtigheid aan de dag leggen, omdat we ook met het éénticketdossier zitten, en zoals u weet, is het veel moeilijker als er met meerdere maatschappijen moet worden samengewerkt. Ik vind het echter heel belangrijk dat de nieuwe technologie en registratie en het éénticketsysteem niet van elkaar worden losgekoppeld.
De voorzitter: Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard weten we dat basismobiliteit veel meer is dan vervoersarmoede alleen. Toch wil ik de vinger aan de pols houden als het gaat over mensen die in vervoersarmoede verkeren. U stelt dat 90 percent basismobiel is. U zult het me dan ook niet kwalijk nemen dat die 10 percent me het meest na aan het hart ligt.
Het stemt me wel tevreden dat u overleg pleegt met de minister van Ruimtelijke Ordening als het gaat over nieuw aan te snijden woongebieden. Ook daar moet de basismobiliteit worden verzekerd, zeker in de toekomst. Het verheugt me ook vooral te vernemen dat de diensten aangepast vervoer nu volledig onder de bevoegdheid van De Lijn zullen vallen, zoals de meerderheid dat had gevraagd in een motie naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrief Gelijke Kansen.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Ik wil toch nog een nuance aanbrengen ten opzichte van de 10 percent die niet is uitgevoerd. Ondertussen, onder meer door netmanagement, zou dat al 8 percent kunnen zijn, dus ik moet dat nog eens opnieuw laten berekenen. Een deeltje is niet uitgevoerd, dus er zijn een aantal plaatsen in Vlaanderen waar, als we rekening houden met de criteria afstand tot de halte en het aantal bussen dat voorbijrijdt, het decreet niet volledig is uitgevoerd. Als we straks het decreet volledig uitvoeren, hebben we niet per definitie een goede stap gezet naar de vermindering van de vervoersarmoede. Het zou totaal fout zijn om ons te concentreren op die 10 percent.
We doen dat laatste stukje niet omdat het niet meer efficiënt is, ook niet voor de vermindering van de vervoersarmoede. We weten dat, ook als we er een bus inleggen, er bijna niemand zal opstappen. De enkele personen die daardoor niet de volle rechten hebben van het decreet, kunnen we beter dienen door bijvoorbeeld meer een taxi in te zetten.
We moeten het in dat licht zien. Op een bepaald moment hebben we gezegd dat het te gek is om daar Vlaamse middelen in te investeren. We kunnen die beter, via netmanagement en potentieelonderzoek, investeren op plaatsen waar er een grote vraag is. Als we verder willen werken aan de bestrijding van vervoersarmoede, moeten we eigenlijk veeleer initiatieven nemen op het vlak van tarieven, informatieverstrekking en veiligheid, en voor de zwakke groep van mensen met beperkingen, want zij kunnen ook niet op een gewone bus. Het systeem van belbussen moeten we eigenlijk nog versterken.
Mevrouw Franssen, ik zeg niet dat u dat hebt gezegd, maar we moeten het absoluut nuanceren. De doelstelling moet niet zijn het invullen van die 10 percent. Dat is in ieder geval niet mijn politieke doelstelling.
Mevrouw Cindy Franssen: Mevrouw de minister, ik deel uw analyse. Op dat vlak zitten we op dezelfde golflengte. Daarom stel ik de vraag om niet alleen op de aanbodzijde verder te werken, maar ook aan de bereikbaarheid van voorzieningen te werken en alle versnipperde vervoerssystemen zoals de Mindermobielencentrale meer te co?rdineren vanuit De Lijn.
De voorzitter: Het incident is gesloten.