Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 31/01/2008
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het onderwijs voor gedetineerden
Vraag om uitleg van mevrouw Laurence Libert tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over onderwijs in gevangenissen
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, veel gedetineerden zijn laaggeschoolden, dat is een vaststaand feit. Daarom is het een goede zaak dat onder meer via onderwijs aan gedetineerden de mogelijkheid wordt geboden om een zinvolle invulling te geven aan hun gevangenisstraf, die anders louter verloren tijd is.
Hierdoor krijgen gedetineerden die hun straf hebben uitgezeten, meer kansen op een baan. Onder meer de gevangenis Leuven Centraal beschikt dankzij een publiek-private samenwerking over een nieuwe computerklas, waardoor gedetineerden de kans wordt geboden om zich binnen de gevangenismuren toch in bepaalde mate te ontplooien.
Mijnheer de minister, welke initiatieven kunt u nog nemen om het onderwijs voor gedetineerden in Vlaanderen te bevorderen?
De voorzitter: Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw Laurence Libert: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 15 januari 2008 verscheen er in de pers een artikel betreffende het onderwijs in gevangenissen. Slechts een op vier gedetineerden in de Vlaamse en Brusselse gevangenissen volgt een opleiding. Integratie in de maatschappij is daarbij de voornaamste drijfveer.
De opleidingen zijn erg divers, met Nederlands als tweede taal, ICT en het behalen van een rijbewijs als populairste. Ook de opleidingsvormen zijn verschillend. De opleiding kan gevolgd worden in het kader van volwassenenonderwijs - wat overigens de grootste groep vormt -, via basiseducatie, via een openleercentrum en via onderwijs op afstand.
Het lage deelnemerspercentage is te wijten aan verschillende factoren: gevangenen worden niet vrijgesteld van hun werk voor cursussen, er zijn praktische problemen op het vlak van lokalen en bezoeken van advocaten, er is het probleem van uitval wanneer een gedetineerde met zijn zaak bezig is in geval van verschijning voor het Hof van Assisen, en tot slot maken ook de vele transfers van de ene naar de andere gevangenis continuïteit erg moeilijk.
De overheid voorziet in een aanmoedigingspremie van 0,62 euro per lesuur, maar daar zijn voorwaarden aan verbonden. Men moet minstens 9 uren per week les volgen en er is een maximum van 36 uren per week.
Mijnheer de minister, welke maatregelen hebt u genomen om de deelname aan opleidingen voor gedetineerden te verhogen? Wat zijn de resultaten hiervan? Leiden ze daadwerkelijk tot een betere integratie in de maatschappij wanneer men is ontslagen uit de gevangenis?
De voorzitter: De heer Marginet heeft het woord.
De heer Werner Marginet: Mevrouw de voorzitter, aangezien reïntegratie in de maatschappij het voornaamste doel lijkt voor de gedetineerden, vraag ik me af in welke mate het gevolgde onderwijs thuis te brengen is binnen de klassieke onderwijsstructuren. In welke mate hoort het misschien beter thuis bij de begeleiding eigen aan penitentiaire instellingen? Is een samenwerking tussen het onderwijs dat de cursus aanreikt en de penitentiaire instellingen die het kader bieden, aangewezen om de maatschappelijke component van de lesinhoud zwaarder te accentueren? Wat betreft het halen van het rijbewijs, hoop ik dat het louter om het theoretische examen gaat.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, dames en heren, ik wil eerst het algemeen kader schetsen. Eind 2000 keurde de Vlaamse Regering het Strategisch Plan voor Hulp- en Dienstverlening aan Gedetineerden goed. Dit plan wordt binnen een tijdspad van tien jaar geïmplementeerd. Het plan voorziet in de uitbouw van een aangepast welzijns-, cultuur-, werk-, sport- en onderwijsaanbod in alle Vlaamse en Brusselse gevangenissen.
In 2002 werden er in uitvoering van dit plan drie pilootprojecten opgericht met betrekking tot de coördinatie van het onderwijsaanbod en de uitbreiding van dit aanbod in de betrokken gevangenissen. Deze pilootprojecten situeerden zich in de regio's Antwerpen, de Vlaamse Ardennen en de Kempen. Sinds 2002 hebben een aantal Vlaamse partners betrokken bij het strategisch plan, het aantal pilootregio's uitgebreid. Onderwijs koos er echter voor het verloop van het project in de drie pilootregio's verder te zetten, te evalueren en bij te sturen. Daarnaast werd het nieuwe decreet betreffende het volwassenenonderwijs afgewacht om het onderwijs aan gedetineerden een meer structurele basis te geven.
Het nieuwe decreet betreffende het volwassenenonderwijs werd in juni 2007 door dit parlement goedgekeurd en voorziet in een volledige implementatie van het onderwijsluik van het strategisch plan. Onderwijs realiseert hiermee als eerste beleidsdomein een volledige implementatie van het strategisch plan voor gedetineerden. Ik ben daar eerlijk gezegd ook een beetje fier op. De decretale regeling voor het onderwijs aan gedetineerden werd gebaseerd op de ervaringen opgedaan in de drie pilootprojecten.
Ik kom dan tot wat meer uitleg bij de noodzakelijke coördinatie. Het zwaartepunt van de coördinatie van het onderwijsaanbod in de gevangenissen ligt bij de nieuwe samenwerkingsplatformen, de consortia volwassenenonderwijs. In de pilootfase werd de coördinatie van het onderwijsaanbod in de gevangenissen opgenomen door de centra voor basiseducatie. Deze centra hadden hiertoe ook een decretale opdracht gekregen. De centra voor basiseducatie hebben deze taak naar best vermogen uitgevoerd, maar dit bleek geen eenvoudige zaak. Ze waren zowel aanbieder als coördinator. Daarenboven zijn de centra voor basiseducatie erg kleine centra in vergelijking met andere aanbieders zoals de centra voor volwassenenonderwijs.
De coördinatieopdracht zal vanaf 1 september 2008 opgenomen worden door de consortia volwassenenonderwijs. Dit zijn regionale samenwerkingsverbanden tussen de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie. De consortia volwassenenonderwijs ontvangen ook de nodige middelen voor het realiseren van deze coördinatieopdracht. Van de dertien consortia hebben er elf één of meerdere gevangenissen binnen hun werkingsgebied. De jaarlijkse subsidie voor de consortia volwassenenonderwijs bedraagt 3.600.000 euro. Hiervan wordt een bedrag van 650.000 euro gekleurd voor de coördinatie van het onderwijs aan gedetineerden. Dit bedrag stemt overeen met een volume van 12 voltijdse equivalenten. Deze middelen zullen onder de betrokken consortia verdeeld worden, rekening houdend met onder meer het aantal gevangenissen en het aantal gedetineerden binnen het werkingsgebied.
Deze onderwijscoördinatoren moeten de centra ondersteunen bij de uitwerking van een onderwijs- en vormingsbeleid voor gedetineerden, het detecteren van de onderwijs- en vormingsbehoeften en de begeleiding van het onderwijstraject van gedetineerden. De uitvoering van de opdracht in verband met de coördinatie en de ondersteuning van de centra op het vlak van onderwijs aan gedetineerden zal via een samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en de consortia worden uitgewerkt. Ook zullen de consortia ervoor moeten zorgen dat de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie een behoeftedekkend onderwijs- en vormingsaanbod voor gedetineerden uitwerken in de gevangenissen in hun regio. Ook dit zullen we regelen via de samenwerkingsovereenkomsten met de consortia.
Ik kom nu bij de ondersteuning. Het decreet Volwassenenonderwijs voorziet ook in een nieuwe ondersteuningsstructuur voor het volwassenenonderwijs. Een van de elementen van deze nieuwe ondersteuningsstructuur is de omvorming van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie (VOCB) naar het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs (VOCVO). Tot hiertoe stond het VOCB in voor de ondersteuning en begeleiding van de Centra voor Basiseducatie voor de uitvoering van hun decretale opdracht naar gedetineerden. De onderwijscoördinatoren van de consortia zullen ook in de toekomst op de ondersteuning en begeleiding van het nieuwe VOCVO en de vier pedagogische begeleidingsdiensten kunnen rekenen.
Dan kom ik bij het punt van het inschrijvingsgeld. Het nieuwe decreet op het volwassenenonderwijs heeft een aantal wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot het systeem van inschrijvingsgelden. Het vrijstellingsbeleid ten aanzien van gedetineerden werd echter niet gewijzigd. Gedetineerde cursisten blijven vrijgesteld van inschrijvingsgeld. Op basis van het nieuwe systeem ontvangen de centra voor volwassenenonderwijs een hoger bedrag aan gederfde inschrijvingsgelden voor cursisten die vrijgesteld zijn. Nu ontvangen de centra een bedrag van 0,75 euro in plaats van het vroegere bedrag van 0,39 euro per lesuurcursist. Dit geldt dus ook voor de lesurencursist gepresteerd in de gevangenissen. Centra die werken in de gevangenis krijgen dus meer werkingsmiddelen door het nieuwe decreet betreffende het volwassenenonderwijs.
Dan kom ik bij een organisatorisch punt. Een van de knelpunten in de organisatie van het onderwijs in de gevangenis is dat er een zeer flexibel aanbod georganiseerd moet worden. Anders dan met het gewone aanbod volwassenenonderwijs is het voor gedetineerden niet altijd mogelijk om de klassieke langlopende cursussen te blijven volgen. Ze kunnen worden overgeplaatst naar een andere gevangenis of ze kunnen hun straftijd beëindigd hebben en vrijgelaten worden. De gevangenispopulatie is ook heterogeen en de leervragen kunnen sterk verschillen. Het is niet altijd mogelijk om een gepast onderwijsaanbod in groep aan te bieden. Het is dus een uitdaging om het aanbod zo flexibel mogelijk te organiseren, een aanbod dat sterk inspeelt op de noden van alle gedetineerden.
Het nieuwe decreet op het volwassenenonderwijs voorziet in een reeks van instrumenten om zo'n flexibel aanbod mogelijk te maken. Deze maatregelen zijn stuk voor stuk toe te passen in een doelgroepenbeleid dat zich richt naar gedetineerde cursisten. Ik som enkele maatregelen op, in de hoop niet te exhaustief te zijn. Ten eerste: individuele leertrajectbegeleiding werd ingeschreven als decretale opdracht voor alle centra. Ten tweede is er de mogelijkheid om openleercentra in te richten waarbij cursisten individueel op zelfstandige basis komen leren, maar toch ondersteuning kunnen krijgen van een aanwezige leerkracht. Een methodiek die in de gevangenissen nu veel toegepast wordt door basiseducatie. Ten derde: de centra voor basiseducatie enerzijds en de centra voor volwassenenonderwijs met een aanbod NT2 of algemene vorming anderzijds ontvangen extra omkadering voor de organisatie van trajectbegeleiding, openleercentra en activeringsactiviteiten. Deze extra omkadering kan ook worden gebruikt voor het aanbod in de gevangenissen. Ten vierde: het volledige aanbod volwassenenonderwijs wordt gemodulariseerd. Ten vijfde: de mogelijkheden van gecombineerd onderwijs worden uitgebreid. Ten slotte worden de opleidingen die in aanmerking komen voor het behalen van een diploma secundair onderwijs uitgebreid.
Door een heel arsenaal aan maatregelen maken we het soort flexibiliteit mogelijk dat nodig is in de gevangenissen.
Dan waren er vragen over het overleg met Justitie. Mevrouw Libert heeft absoluut gelijk dat er een aantal factoren zijn die deelname aan onderwijs in de gevangenis bemoeilijken. U hebt me nog nooit horen zeggen dat dit tot nu toe overal een groot succesverhaal is geweest. Het verschilt nogal van plaats tot plaats. Er zijn inderdaad wel wat knelpunten. Er zijn soms problemen met lokalen en bezoeken van advocaten, met transfers van gedetineerden, met het niet ontvangen van een aanmoedigingspremie zoals die wel voor werk wordt toegekend enzovoort.
Deze problemen zijn vaak structureel van aard en zijn niet gemakkelijk op te lossen. Binnen Justitie staat de veiligheid binnen de gevangenismuren uiteraard voorop en komen de onderwijsactiviteiten daarom soms in het gedrang. Sommige problemen binnen Justitie, zoals de vaak gebrekkige infrastructuur, hebben ook een negatieve impact op het onderwijs dat in de gevangenis wordt georganiseerd. Er zijn echter zeer goede contacten tussen mijn onderwijsdiensten en het federale gevangeniswezen. Beide partijen zijn er helemaal van overtuigd dat we verder moeten investeren in het onderwijs aan gedetineerden. Deze contacten moeten leiden tot een betere organisatie van het onderwijs aan gedetineerden. Zo gaan mijn kabinet en mijn administratie samen met het VOCVO naar het zesmaandelijkse regionale overleg van gevangenisdirecties om de verschillende knelpunten te bespreken.
De opvolging en de evaluatie van het onderwijsbeleid voor gedetineerden zal door het VOCVO worden opgenomen als onderdeel van de decretale opdracht. Hiertoe zal het ondersteuningscentrum, samen met de onderwijscoördinatoren van de consortia volwassenenonderwijs, een systeem van monitoring opzetten met betrekking tot het aantal gevolgde opleidingen, het aantal behaalde certificaten of deelcertificaten en de doorstroom naar vervolgopleidingen, al dan niet buiten de gevangenis. Op iets langere termijn zal bekeken worden of het rendement van onderwijs aan gedetineerden kan worden opgenomen als onderzoeksthema in het kader van het OBPWO - dat staat voor onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek.
Ik wil het volgende wel onderstrepen. De effectieve impact van het volgen van onderwijs in de gevangenis op de maatschappelijke integratie na vrijlating is erg moeilijk te meten. Ex-gedetineerden willen na hun vrijlating zo volledig mogelijk breken met hun verleden in de gevangenis. Ze wensen niet meer op dit verleden aangesproken te worden en hierover geen informatie meer vrij te geven. In dezen speelt het recht op privacy dan ook een belangrijke rol.
Ik denk persoonlijk dat we hier een mooi werk aan het doen zijn. Ik vind dat een samenleving die mensen opsluit en ze daarna weer vrijlaat, wel iets moet ondernemen opdat die mensen reële kansen zouden hebben op reïntegratie. Daar moet heel wat voor worden gedaan, ook al weten we vandaag niet met zekerheid wat het effectief oplevert. Ik ben dan ook erg blij dat de Vlaamse Regering daar de nodige middelen voor heeft uitgetrokken.
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de minister, ik sta er volledig achter dat we verder investeren in onderwijs aan gedetineerden, anders had ik u die vraag niet gesteld. Ik vraag me wel af of er vanuit de gedetineerden vraag is naar onderwijs. Het is niet omdat wij denken of menen dat het voor hen nuttig is, dat de gedetineerden het ook zo zien. Hebt u daar zicht op? Zijn daar cijfers over?
Minister Frank Vandenbroucke: Ik durf daar niet over te improviseren. Ik heb tot nu toe twee gevangenissen bezocht. Ik heb een derde bezoek jammer genoeg niet kunnen afleggen. Het beeld dat ik dan krijg is dat er wel interesse en motivatie is. Men zal het ongetwijfeld zo aan boord leggen dat bij een bezoek van de minister alles goed ingekaderd is en goed verloopt. U mag ook niet vergeten dat gedetineerden op die manier ook wat om handen hebben, buiten het werk dat ze eventueel doen. Het leidt tot contacten. Dat is misschien niet de intrinsiek belangrijkste motivatie, maar we mogen niet vergeten dat volwassenen die helemaal niets met de gevangenis te maken hebben, soms ook volwassenenonderwijs volgen om contacten te hebben, om iets om handen te hebben. We mogen daar niet te neerbuigend over doen. Mijn gevoel is dat er een grote behoefte is. Er zijn veel knelpunten en het is niet zo gemakkelijk om te zeggen wat dit nu precies oplevert. Ik denk wel dat we dit binnen een aantal jaar beter zullen kunnen beoordelen.
De voorzitter: Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw Laurence Libert: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het heel positief dat u dit dossier ter harte neemt, dat u bezig bent met overleg en manieren zoekt om het onderwijs binnen de gevangenissen nog te versterken. Ik ben blij dat u zult onderzoeken wat daar het effect van is. Ik kan me voorstellen dat het inderdaad heel moeilijk meetbaar is. We moeten steeds voor ogen houden dat reïntegratie de belangrijkste basis is. Ik wil ook de klemtoon leggen op NT2. Het blijkt dat heel wat mensen in de gevangenis het Nederlands helaas niet machtig zijn. We moeten daar onze pijlen op richten. We kunnen in de toekomst misschien zelfs discussiëren over een eventuele verplichting. Ik laat dit nu in het midden. Er moet in elk geval veel aandacht naar NT2 gaan.
Minister Frank Vandenbroucke: Dat is ongetwijfeld een waardevolle bedenking. Ik durf niet uit mijn hoofd zeggen hoe belangrijk het aanbod Nederlands in het geheel is. Ik heb vooral de behoefte gezien om een diploma secundair onderwijs te halen en de behoefte om technische competenties op punt te stellen. Ik moet navragen wat het aanbod Nederlands betekent in het geheel.
De voorzitter: Het incident is gesloten.