Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 30/01/2008
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over zwaar verkeer op lokale gewestwegen
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik had u een schriftelijke vraag gesteld en kreeg daar van de administratie een heel bot antwoord op. Daarom heb ik deze vraag om uitleg ingediend.
Mijn vraag is niet gericht tegen de vrachtwagen op zich, integendeel. Het vrachtverkeer heeft hier al meermaals onderwerp uitgemaakt van vragen en debatten. Helaas zien we nog vaak vrachtwagens door onze dorpen rijden. Ze komen nog veel te vaak op plaatsen waar ze volgens mij niet moeten komen. Ze hebben nochtans alternatieven. Ik weet dat er een omrijfactor is. Men moet alle factoren afwegen. Een alternatief is vaak veel veiliger, geeft een regelmatiger snelheid en normaal gezien geen bijkomende files. Eigenlijk zouden die vrachtwagens dus niet mogen komen op bepaalde plaatsen.
Ik geef twee voorbeelden, uit mijn onmiddellijke omgeving. Het gaat niet over mijn eigen achtertuin. Ik ben ervan overtuigd dat er op andere plaatsen heel wat dergelijke situaties zijn. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de categorisering van wegen. Een voorbeeld is het vrachtwagenverkeer uit Riemst-Maastricht richting Luik of Brussel. Dat heeft te maken met de A2 in Nederland. Heel wat vrachtwagens willen de autosnelweg niet nemen. In de toekomst zal hier een oplossing voor komen, namelijk de autosnelweg A2, die dwars door Maastricht loopt. We zien dat die vrachtwagens de bestaande wegen nemen en via het centrum van Tongeren rijden, om vervolgens in Borgworm de E40 op te rijden. Nochtans is er een alternatief: ze kunnen de E40 oprijden via de E313.
Dan is er nog een ander voorbeeld. Dat heeft betrekking op vrachtwagengenererende bedrijven. Ik denk dan aan de cementindustrie. Eind jaren tachtig heeft men speciaal een verbinding gemaakt over het Albertkanaal en over de Maas, om een vlotte verbinding te hebben met de autosnelweg. In werkelijkheid rijdt, behalve richting Nederland, al dat vrachtwagenverkeer door de dorpskernen, om zo uiteindelijk de E313 te bereiken. Daar zit trouwens een heel grote transporteur, namelijk De Luyker. Die is u welbekend, mijnheer de voorzitter. Via de autosnelweg zouden die vrachtwagens een veel regelmatiger traject hebben. Ik geef toe dat er inderdaad ook sprake is van een omrijfactor.
Dan geef ik een voorbeeld van hoe de administratie blijkbaar plots wel een en ander kan, namelijk de doortocht van Munsterbilzen. Dat is heel goed: er mag geen vrachtverkeer door. Alleen plaatselijk verkeer is toegelaten. Het vrachtverkeer wordt omgeleid, ook met een omrijfactor, langs een aantal expreswegen om vervolgens de autosnelweg te bereiken.
Dat zijn maar een aantal voorbeelden. Net als bij de voorgaande interpellatie heeft de administratie hier een signaalfunctie, die ze echter niet wil vervullen. Ze vindt dat het niet haar pakkie-an is. Een weg is een weg, volgens haar. Ik heb daar een andere mening over.
Mevrouw de minister, ik hoop dat u op mijn suggesties zult ingaan. Het gaat niet alleen over mijn eigen achtertuin. Het gaat over vele situaties in Vlaanderen. Werd de problematiek van het zwaar verkeer dat, via alternatieve routes, kernen en lokale gewestwegen belast, al onderzocht? Zo ja, met welke concrete resultaten? Zo neen, acht u het wenselijk om met een dergelijk onderzoek te beginnen? Is uw antwoord positief, dan wil ik vragen dat Limburg een pilootprovincie zou zijn. Dat is misschien de provincie die nog het minst wordt belast door files. Bestaat er al een overzicht van de locaties en trajecten waar deze problematiek zich voordoet? Ik heb geen tijd om dat zelf te bekijken, maar ik denk dat uw administratie heel goed geplaatst is ter zake. Welke concrete maatregelen denkt u te nemen om een antwoord te bieden op dit toch wel belangrijke probleem?
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Ik kan de bezorgdheid van de heer Peumans deels volgen, maar mijn spontane reactie is dat de belangrijkste partners in dit overleg vermoedelijk de lokale overheden zijn. Mevrouw de minister, wordt over deze problematiek structureel of occasioneel overlegd met de lokale overheden?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, u weet allen dat het wegennet gecategoriseerd is. Dat betekent dat elke weg ingedeeld is in een hoofdcategorie: hoofdwegennet, primair net, secundair net en lokaal net. Die hoofdcategorieën zijn dan nog eens ingedeeld in subcategorieën. Als we een ingreep doen op een wegvak of kruispunt, dan is de wegcategorie een zeer belangrijk uitgangspunt om de inrichting en het beeld van de weg in kwestie te bepalen. Op die wijze, met die categorie en de functie van die weg, is het mogelijk om de weginrichting en het wegbeeld vrij goed met elkaar in overeenstemming te brengen. Ook als er snelheidsbeperkingen worden opgelegd, en zelfs voor de bewegwijzering, zijn de wegcategorie en de functie zeer belangrijke uitgangspunten.
Als we dit omgekeerd bekijken en uitgaan van het standpunt van de weggebruiker zal die, als hij een keuze heeft tussen twee trajecten, een traject kiezen aan de hand van een aantal parameters. Hij heeft een beeld van het vertrekpunt van de beide trajecten. Hij houdt rekening met de groentijd van eventuele verkeerslichten naar de diverse mogelijke assen. Hij houdt rekening met de bewegwijzering en met de toegelaten snelheden op de wegvakken van de trajecten in kwestie. Als al die elementen een bepaald traject bevoordelen, dan zal de weggebruiker een bestaande omrijfactor minder zwaar inschatten of zelfs verwaarlozen. Het vlot ergens komen wordt als prioritair beschouwd. Zo nodig kan er nog drastischer worden ingegrepen, bijvoorbeeld door een gewichtsbeperking, behalve voor de lokale bediening. Dat is zeker het geval bij bepaalde doortochten. Daar zijn een aantal voorbeelden van gekend.
Een inrichting is absoluut nodig om het net vermelde geheel van factoren te verwezenlijken. Dat gebeurt stap per stap bij elke ingreep op het traject in kwestie. Dan kom ik meteen tot de vraag van de heer De Meyer. Hij vroeg of er ter zake structureel overleg is. Er is structureel overleg: heel wat gemeenten gaan bij de opmaak van hun mobiliteitsplan heel sterk rekening houden met het zwaar vervoer en maatregelen om dat in goede banen te leiden. In dat geval worden de maatregelen op de gewestwegen hieraan aangepast en mee gepland. De mobiliteitsplannen zijn zeer belangrijke instrumenten ter zake.
Mijnheer Peumans, de problematiek van het zwaar verkeer maakt een vast onderdeel uit van de bespreking van de mobiliteitsplannen. Bovendien wordt de problematiek nu nog meer dan vroeger ter sprake gebracht bij het structurele overleg tussen de gemeentebesturen en de provinciale afdelingen van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV).
Ik heb de administratie gevraagd of aanvullend studiewerk nuttig zou kunnen zijn om die aanpak wat te versnellen. Op basis van de adviezen die ik van hen zal krijgen, kan dan beslist worden of extra studiewerk noodzakelijk is. We moeten de aanpak van de problemen uiteraard vooropstellen. De mobiliteitsplannen moeten daar zo veel mogelijk rekening mee houden. Voorts is het heel interessant dat bij de investeringswerken van de AWV heel specifiek rekening wordt gehouden met de factoren die ik daarnet opgesomd heb.
Er bestaat geen overzicht van alle locaties en trajecten waar de problematiek zich voordoet, maar ik kan u wel zeggen dat de problematiek zich op een groot aantal plaatsen voordoet. Telkens wanneer er een heraanleg is, probeert men te remediëren volgens het concept dat ik daarnet geschetst heb.
De herinrichting van veel doortochten en de realisatie van de ontbrekende schakels in het hoofdwegennetwerk zijn twee illustraties van de uitvoering van de doelstelling om zwaar vervoer door de dorpskernen te ontmoedigen of zelfs onmogelijk te maken. Ik verwijs onder meer naar de noord-zuidverbinding in de Kempen.
Met betrekking tot de concrete maatregelen heb ik een aantal zaken opgesomd aangaande de conceptmatige aanpak. Indien u dat wenst, mijnheer Peumans, kan ik u een overzicht laten bezorgen van de concrete maatregelen die op dit ogenblik gebundeld genomen worden op diverse plaatsen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, uw administratie heeft u een zeer theoretisch antwoord gegeven. In hun redenering zou de categorisering van de wegen betekenen dat er bij mijn concrete voorbeelden zelfs geen vrachtwagens meer door mogen.
De categorisering van de wegen is tot nu toe altijd een theoretische oefening geweest. We hebben dat hier al enkele keren duidelijk naar voren gebracht. Uw toezegging om te kijken of een aanvullend onderzoek nuttig is, zullen we verder opvolgen. U koppelt dat aan de missing links, maar dat is een heel ruim niveau, en daar koopt de man in de straat bij wijze van spreken niets mee.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom het bij de doortocht van Munsterbilzen wel kan en op andere plaatsen niet. U verwijst wel naar de snelheidsbeperking, maar ik denk dat de meeste wegen, en zeker de lokale gewestwegen, een snelheidsregime van 70 kilometer per uur hebben. Ik zou graag weten hoe de theoretische afweging getoetst wordt aan de dagelijkse realiteit.
Ik vrees dat veel mobiliteitsplannen in de lade blijven liggen en dat zij vaak opgesteld zijn om infrastructuurwerken op het grondgebied erdoor te krijgen. Die evaluatie moet u ook eens kunnen maken.
U sprak tot slot over structureel overleg met de gemeenten. Ik geef u één voorbeeld dat compleet in tegenspraak is met wat u zegt. Al het verkeer dat van Antwerpen naar Maastricht moet, ging vroeger via Bilzen, en nu via Riemst. Ik stel vast dat uw dienstdoende ingenieur nooit met de gemeente overlegd heeft. Dat is volledig in tegenspraak met wat er zich in Maastricht afspeelt.
Ik ben een beetje teleurgesteld, mevrouw de minister. Ik wacht op de aanvullende gegevens om te kijken wat ik verder zal doen.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, er zijn inderdaad een aantal gewestwegen die naar dezelfde eindbestemming kunnen gaan. Wanneer het om een lokale gewestweg gaat waar zwaar verkeer moet passeren, krijgt men natuurlijk problemen in de dorpskern.
Mevrouw de minister, u had het in uw antwoord over de categorisering van de wegen. We hebben met een aantal collega´s in deze commissie al herhaaldelijk gesteld dat er wat schort aan die categorisering. Een heroriëntering van de categorisering is absoluut noodzakelijk. Een aantal gewestwegen worden als volwaardige gewestweg beschouwd, maar eindigen gewoon aan een lokale weg. Op die manier creëert men problemen.
Wie gaat de hercategorisering van de wegen doorvoeren? Bestonden daar al plannen voor? Ik dacht dat minister Van Mechelen daarmee bezig was, maar ik meen dat u toch ook een aantal richtlijnen moet geven en moet aangeven wat de problematiek precies is.
De heer Frans Peeters: Collega´s, de categorisering van de wegen moet inderdaad bekeken worden door Mobiliteit en Ruimtelijke Ordening. Er is echter ook nood aan een globale visie, anders kunnen we het probleem nooit ten gronde oplossen.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Ik ben het ermee eens dat bij de herinrichting van een bepaalde doortocht in een gemeente misschien te weinig rekening wordt gehouden met de effecten voor andere gemeenten of wegen. De provinciale auditcommissie moet daarover haar licht laten schijnen. Men zou eigenlijk kunnen verwachten dat er principes zijn die gelijk zijn voor iedereen. Ik wil zeker uw stelling niet tegenspreken. Het is best mogelijk dat door de aanpassing van de doortocht in de ene gemeente problemen ontstaan in de andere. Dat betekent dat we de werking van die auditcommissies misschien eens van naderbij moeten bekijken om te zien welke algemene principes worden gehanteerd.
Het feit dat de ene doortocht niet identiek is met de andere, is vaak het gevolg van zeer intens overleg met de gemeentebesturen. In tegenstelling tot wat u zegt, wordt er dus wel degelijk overleg gevoerd. Voor elk project wordt getracht om een oplossing op maat te bieden.
We moeten van nabij bekijken wat de effecten zijn op gelijkaardige wegen in de omgeving. Daar kan ik u in volgen.
Tenzij ik me vergis, maakt de categorisering deel uit van het globale mobiliteitsplan. Alle bevoegde actoren moeten die zaak aanpakken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.