Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 30/01/2008
Interpellatie van mevrouw Cindy Franssen tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het fietsbeleid in Vlaanderen
Interpellatie van de heer Eloi Glorieux tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de aanpak bij het aanleggen van nieuwe fietsinfrastructuur in Vlaanderen
De voorzitter: Het antwoord wordt gegeven door minister Vandenbroucke.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, begin januari pakten de kranten er breed mee uit:?100 km fietspaden op komst.? Het was bijna een nieuwjaarscadeau. Het is een mooi en schitterend initiatief van deze regering. De fietswerkelijkheid is echter toch wat complexer.
Tijdens de besprekingen van de beleidsbrieven en begrotingen over Mobiliteit en Openbare Werken werden, zoals elk jaar, heel wat punctuele vragen gesteld over diverse aspecten van het fietsbeleid. Een van de vragen was om eindelijk eens een totaaloverzicht te krijgen over het fietsbeleid. De bedenking die aan de vraag ten grondslag ligt, is dat er elk jaar nieuwe initiatieven worden genomen: de organisatiestructuur wordt veranderd, er zijn kredietverschuivingen, of er duiken nieuwe problemen op, zoals de toestand van de fietspaden langs de over te nemen provinciewegen. We hebben dat totaaloverzicht niet gekregen. Dat is ook de reden van deze interpellatie.
Door de veelheid aan goede plannen en initiatieven ziet men door de bomen het bos niet meer. Er is een totaalplan fiets, een pendelplan, een fietsmanager, fietspunten, een recreatief netwerk, een utilitair netwerk, een module 13, diverse begrotingsposten: geld voor onteigeningen, voor aanleg, voor onderhoud enzovoort. Er is een nieuw vademecum met nieuwe kwaliteitseisen voor de fietspaden. Er is verwarring tussen echte fietspaden en fietssuggestiestroken. De gemeenten hebben hun eigen initiatieven. Dat geldt nu ook voor de provincies. Maar over welke fietspaden gaat het?
Om de zwarte punten weg te werken, wordt er aan fietspaden gewerkt. Er komen fietspaden bij, of ze worden verbeterd of vervangen, bij de heraanleg van doortochten enzovoort. Ik mis echter nog steeds een allesomvattend plan over het fietsbeleid in Vlaanderen. De minister voor Mobiliteit heeft nog steeds niet duidelijk gesteld welke paden nog moeten worden aangelegd en waar dat moet gebeuren, over hoeveel kilometer het gaat, en of een einddatum op deze inhaaloperatie kan worden gezet.
Ook het vermelde krantenartikel is daarover niet duidelijk. Gaat het over 100 kilometer bijkomende fietspaden? Gaat het om een herneming van wat via de begroting 2008 zal worden uitgevoerd? Gaat het over kredieten van vorig jaar die niet zijn opgebruikt? De vraag naar een overzicht roept ook de vraag op naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het Totaalplan Fiets van 2002 en de evaluatie na vijf jaar werking van dit plan. De evaluatie van dit beleidsplan was in het Vlaams Parlement tot nu toe nog niet aan de orde. Eigenlijk zou het voorwerp van deze interpellatie de evaluatie van dit totaalplan moeten zijn.
Het plan heeft evenwel geen echte termijn dat het wil overspannen, maar kent wel bepaalde, cijfermatige doelstellingen. Hoe relevant of actueel is dit plan nog na bijna zes jaar? In het beoogde totaalplaatje van het fietsbeleid, mogen en moeten nochtans zeker ook de succesverhalen aan bod komen.
Zijn de 100 kilometer fietspaden volgens de persberichten bijkomende fietspaden, bovenop de goedgekeurde begroting 2008? Betreft de 100 kilometer het aantal kilometer fietspad dat met de voorziene kredieten in 2008 kan worden gerealiseerd? Zitten er in de 100 kilometer fietspaden die op grond van kredieten uit vroegere jaren zullen worden gerealiseerd? Betreft het projecten waarin de provincies al cofinancieren?
Hoeveel kilometer fietspad werd sinds het jaar 2000 jaarlijks aangelegd door de Vlaamse overheid? Graag een opsplitsing per provincie en een aparte detaillering over het aantal dat via module 13 werd of wordt aangelegd. Wat begrijpt de Vlaamse overheid juist onder ´fietspad´? Gaat het om de definitie uit het vademecum of wordt daaronder ook de fietssuggestiestroken verstaan?
Met betrekking tot planning en beleidskeuzes, op basis waarvan worden de prioriteiten vastgelegd? Bestaat er een lijst van missing links voor fietspaden? Hoeveel kilometer fietspad is er nog aan te leggen in Vlaanderen? Wat zal de geraamde kostprijs daarvan zijn? Kan de Vlaamse Regering zich engageren voor een einddatum waarop de netwerken zullen zijn voltooid en er langs of parallel met de gewestwegen veilige fietspaden zullen zijn?
De recreatieve fietsroutenetwerken van de provincies Antwerpen en Limburg zijn absolute toeristische trekkers. Wie co?rdineert dit? Over hoeveel kilometer gaat het in totaal? Zijn het uitsluitend gemeentelijke wegen en trajecten of niet? En liggen de functionele netwerken in elke provincie vast? Kunt u dat op kaart bezorgen? Hoe verloopt de verdere uitbouw?
Kan er een schematisch overzicht worden gegeven van de rol van de diverse actoren in het geheel? Waar gebeurt de centrale co?rdinatie? Wat is de opdracht en taak van de fietsmanager? Is hij of zij een uitvoerder? Beheert hij of zij ook het klachtenmanagement?
Wanneer werd het Totaalplan Fiets door de Vlaamse Regering formeel goedgekeurd? Bestaan er voortgangsrapporten? Zo ja, waar zijn deze te raadplegen? Is de tussentijdse evaluatie beschikbaar? Wordt een aanpassing of bijsturing gepland? Door wie zal dit gebeuren? Zal een nieuw Totaalplan Fiets een antwoord bieden op de vragen over de aan te leggen fietspaden in Vlaanderen en de missing links?
Kunt u zich in overleg met uw collega bevoegd voor Openbare Werken engageren voor een coherente, overzichtelijke rapportage over de evolutie en realisaties?
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: In tegenstelling tot mevrouw Franssen richt ik mijn vraag tot de minister van Openbare Werken. Vooral zij draagt in deze problematiek de verantwoordelijkheid. Het verwondert mij dat mevrouw Franssen de minister van Mobiliteit aanspreekt. Aanleg van fietspaden lijkt mij toch Openbare Werken.
Mevrouw Cindy Franssen: De minister van Mobiliteit heeft een co?rdinerende rol, ook voor het fietsbeleid.
De heer Eloi Glorieux: Recent gaven de Vlaamse ministers van Mobiliteit en van Openbare Werken een stand van zaken voor de nieuwe fietspaden die in 2008 in Vlaanderen worden aangelegd. Het zou in totaal over ongeveer 100 kilometer gaan, voor om en bij 60 miljoen euro. Daarvan zou 29 miljoen euro via de mobiliteitsconvenants geïnvesteerd worden, 10 miljoen via het Fietsfonds en 23 miljoen via de investeringen van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV).
Het is bekend dat ons land een historische achterstand heeft in de aanleg van veilige en comfortabele fietspaden en het onderhoud ervan. In dit licht zijn de budgetten en de snelheid waarmee de inhaaloperatie wordt ingezet, ontoereikend. Vooral de minister van Openbare Werken draagt hierin een belangrijke verantwoordelijkheid.
Wij onderschrijven volmondig de kritiek van de Fietsersbond op de berichten van de ministers in de media. De Fietsersbond berekende dat aan het huidige investeringsritme van 60 miljoen euro per jaar het nog minstens 23 jaar zal duren alvorens alleen nog maar de fietspaden van het bovenlokale fietsroutenetwerk zijn aangelegd. Hiervoor is volgens de Vlaamse Regering 1,4 miljard euro nodig. De aanleg van het lokale netwerk van fietspaden vraagt nog veel meer geld en zal dus nog langer duren.
Daarnaast is er ook meer geld nodig voor het noodzakelijke onderhoud van de vaak erbarmelijk aangelegde bestaande fietspaden. Ook zijn hier infrastructuuringrepen nodig om bijvoorbeeld kruispunten veiliger te maken voor de zwakke weggebruiker. We denken aan het conflictvrij maken van kruispunten met aparte groenperiodes voor gemotoriseerde en andere weggebruikers.
Het klopt inderdaad dat tien jaar geleden, net voor de aanvang van paars-groen, het jaarlijkse investeringsbedrag in fietsinfrastructuur slechts 12,5 miljoen euro bedroeg. Tijdens paars-groen werd dit opgetrokken en vijf geleden stond het op 75 miljoen euro. Nu wordt er aangekondigd dat men 60 miljoen euro per jaar wil investeren. Dat is vertragen in plaats van versnellen. Terecht stelt de Fietsersbond zich de vraag waarom het investeringsbedrag niet kan worden opgetrokken op het moment dat de Vlaamse begroting overschotten heeft. De 60 miljoen euro wordt niet eens geïndexeerd, dus eigenlijk wordt het elk jaar minder omdat de aanleg elk jaar duurder wordt. Er is voldoende geld en er zijn meer dan voldoende noden. Toch blijft het investeringsbedrag op 60 miljoen euro hangen.
Het door de minister eerder gebruikte argument dat ze het beschikbare jaarbedrag nu al niet op krijgt, vinden we behoorlijk zwak. Als reden wordt hierbij dan verwezen naar de procedures die vaak complex zijn en lange tijd aanslepen of naar de inertie bij sommige gemeentebesturen. Buiten de onteigeningsvergoedingen heeft de minister van Openbare Werken het grootste deel van de procedures zelf in handen. Het is aan haar om ze aantrekkelijker en efficiënter te maken en gesmeerder te laten verlopen.
Mevrouw de minister, erkent u de achterstand inzake de aanleg van veilige en comfortabele nieuwe fietspaden en het onderhoud van de in het verleden vaak erbarmelijk aangelegde fietspaden? Aan het huidige investeringsritme zal dit pas binnen enkele decennia zijn weggewerkt. Hoe kunt u dit met het oog op de begrotingsoverschotten verantwoorden? Waarom blijft de regering de verantwoordelijkheid voor de aanleg van fietspaden afschuiven op de gemeenten, nu blijkt dat dit tot inertie leidt? Is het niet effectiever indien het gewest de touwtjes terug in eigen handen neemt? Waarom hervormt de minister de procedures voor de aanleg van nieuwe fietspaden niet, om de projectaanvragen efficiënter en sneller te laten verlopen? Mevrouw de minister, mijn vragen handelen dus over hetzelfde onderwerp als die van mevrouw Franssen, maar ze hebben wel een enigszins andere teneur.
De voorzitter: De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort: Mijnheer Glorieux, u zegt dat de fietspaden niet worden aangelegd omdat de gemeentebesturen stilzitten op dat vlak. Dat is zeker en vast niet het geval. Er zijn heel wat gemeentebesturen die zich er ten volle van bewust zijn dat ze initiatieven moeten nemen. Ze zijn ook zeer tevreden over de bijsturingen die door de Vlaamse Gemeenschap zijn gebeurd. Het is duidelijk dat de Vlaamse Gemeenschap op dit vlak meer haar rol wenst op te nemen.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, mevrouw Franssen, u vertrekt van een aantal persberichten en vraagt me of de 100 kilometer fietspaden bijkomende fietspaden zijn, dus bovenop de goedgekeurde begroting 2008. De in de pers genoemde 100 kilometer fietspaden vormen het resultaat van een berekening op basis van de in 2007 vastgelegde bedragen voor investeringen in fietspaden via modulegebonden projecten, het Fietsfonds en de raming met betrekking tot projectgebonden investeringen in fietsvoorzieningen door het AWV. De 100 kilometer betreft niet het aantal kilometer fietspad dat met de voorziene kredieten in 2008 kan worden gerealiseerd. Het betreft de realisatie van fietspaden met de kredieten van 2007. De voorziene kredieten voor 2008 zijn van dezelfde grootteorde. Zitten er in die 100 kilometer fietspaden die op grond van kredieten uit vroegere jaren zullen worden gerealiseerd? Neen. De provincies subsidiëren, net als de Vlaamse overheid, de projecten die in het kader van het Fietsfonds worden gerealiseerd voor 40 percent. Enkel de provincie West-Vlaanderen subsidieert voor 60 percent. In 2007 bedroeg de bijdrage van de provincies iets meer dan 1 miljoen euro.
U vraagt me hoeveel kilometer fietspad sinds het jaar 2000 jaarlijks door de Vlaamse overheid werd aangelegd. U wilt een opsplitsing per provincie en een aparte detaillering over het aantal dat via de module 13 wordt aangelegd. Ik zal u een tabel overmaken waarin u heel veel details vindt. Het is zinledig om die voor te lezen. De tabel geeft een overzicht van het aantal kilometer fietspaden langs gewestwegen die jaarlijks in elke provincie werden aangelegd met middelen van de Vlaamse overheid in de periode 2000-2007. Dit overzicht is echter onvolledig. Omdat module 13-projecten een gemiddelde doorlooptijd hebben van 6 jaar, werd in de periode 2000-2004 slechts 18 kilometer fietspad met module 13 op het terrein gerealiseerd. In deze periode legde vooral AWV fietspaden aan. Vanaf 2005 neemt het aantal gerealiseerde modules 13 toe terwijl precieze gegevens over de door AWV gerealiseerde fietspaden in die periode ontbreken.
U vraagt wat de Vlaamse overheid juist onder fietspad begrijpt. Het Vademecum Fietsvoorzieningen verwijst naar de definitie van een fietspad, zoals vermeld in het verkeersreglement in artikel 2.7. Dat is de enige geldige definitie. Fietssuggestiestroken vallen niet onder deze bepaling en zijn trouwens niet opgenomen in het verkeersreglement. De Vlaamse overheid beschouwt fietssuggestiestroken dan ook niet als fietspaden.
U stelde vragen over de planning en beleidskeuzes en op basis waarvan de prioriteiten worden vastgelegd. Met de methode van objectieve behoefteanalyse van het AWV worden prioriteiten bepaald voor investeringen in fietspaden langs gewestwegen die deel uitmaken van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. Er worden daarbij drie criteria gebruikt: ten eerste het potentieel aantal verplaatsingen langs de route, zoals verplaatsingen woon-school, woon-werk, woon-winkel en voor- en natransport, ten tweede de toestand van de aanwezige fietsinfrastructuur en ten derde de verkeersveiligheid voor fietsers.
U vraagt of er een lijst van missing links voor fietspaden bestaat. Wat de fietspaden langs gewestwegen, die deel uitmaken van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk betreft, werd de laatste behoefteanalyse in 2005 opgemaakt. Per provincie bevat deze lijst een overzicht van prioritair aan te leggen fietspaden langs gewestwegen. Sindsdien werden natuurlijk belangrijke inspanningen geleverd inzake de aanleg van fietspaden. Momenteel vindt een conversie van de GIS-omgeving (geografische informatiesystemen) van het fietsroutenetwerk plaats waardoor een nieuwe doorrekening van de prioritaire investeringen, de missing links, pas in de loop van het voorjaar van 2008 zal kunnen plaatsvinden.
De juiste berekening van het aantal kilometer fietspaden dat nog moet worden aangelegd, is pas mogelijk nadat de actualisering van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk heeft kunnen plaatsvinden in de loop van het voorjaar van 2008. Voor een actuele benadering van het aantal kilometer fietspaden dat nog moet worden aangelegd of verbeterd langs gewestwegen, verwijs ik naar het verslag van de commissie waarin de beleidsbrief Mobiliteit 2007-2008 werd besproken. Het gaat om stuk 15, pagina 19. Ik meen trouwens dat u op die bespreking aanwezig was en dus kan ik ernaar verwijzen.
Ook voor de geraamde kostprijs verwijs ik graag naar het verslag van dezelfde commissie, bladzijde 19 van het stuk.
U vraagt of de Vlaamse Regering zich kan engageren voor een einddatum waarop de netwerken zullen zijn voltooid en er langs of parallel met de gewestwegen in veilige fietspaden zal zijn voorzien. Ook dat aspect kwam aan bod tijdens de bespreking van de beleidsbrief Mobiliteit 2007-2008. Ik zou echter willen aanvullen dat het moeilijk is om een engagement aan te gaan voor een einddatum waarop het netwerk zal zijn gerealiseerd. Niet alleen de beschikbaar gestelde kredieten vormen een bepalende factor, ook moet rekening worden gehouden met het feit dat de realisatie van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk een gezamenlijk engagement inhoudt van de Vlaamse overheid, de provincies en de gemeenten. Na de actualisering van het fietsroutenetwerk moet het mogelijk zijn om, op basis van de ervaringen met de bestaande financieringsinstrumenten en de realisatietermijnen van fietspaden, een realistische streefdatum voor de realisatie van het netwerk voorop te stellen. Uiteraard zullen ook de investeringen van het Agentschap Wegen en Verkeer de snelheid van realisatie sterk beïnvloeden.
Uw vierde reeks vragen ging over de functionele en recreatieve netwerken. De recreatieve fietsroutenetwerken vallen onder de bevoegdheid Toerisme. Toerisme Vlaanderen en de toeristische diensten van de provincies zijn verantwoordelijk voor de uitbouw en het beheer van de netwerken. Voor een precieze taakverdeling en het aantal kilometer fietsroutenetwerk stel ik voor dat u hierover minister Bourgeois, die bevoegd is voor toerisme, interpelleert. U moet natuurlijk niet, het is een suggestie.
De provincies hebben een belangrijke verantwoordelijkheid voor het vaststellen en beheren van het bovenlokale functionele fietsroutenetwerk. Het netwerk is opgenomen in het richtinggevende gedeelte van de provinciale ruimtelijke structuurplannen. De provincies beheren en evalueren eveneens de wijzigingen aan het netwerk, waarbij de Vlaamse overheid een adviserende rol heeft. Kaarten van de netwerken zijn beschikbaar op de provinciale websites, waarnaar een link is gelegd van op de website www.mobielvlaanderen.be. De huidige versie van het netwerk dateert van 2005 en kan op kaart aan de commissieleden bezorgd worden, maar binnen enkele maanden is een geactualiseerde versie beschikbaar.
U vroeg ook wie wat doet. De investeringen in de realisatie van fietsinfrastructuur door de Vlaamse overheid betreffen zowel projecten op gewestwegen als de subsidiëring van fietsvoorzieningen langs niet genummerde wegen en spoorwegen. Ook langs waterwegen worden door het Vlaamse Gewest dienstpaden geschikt gemaakt voor gebruik voor recreatief en functioneel dagelijks fietsverkeer. Meer informatie over de taakverdeling in het kader van het mobiliteitsconvenant vindt u in het ministeriële besluit betreffende de mobiliteitsconvenants van 22 februari 2007 terug. Dat besluit en uitgebreide informatie staan ook op de website www.mobiel.vlaanderen.be/mobiliteitsconvenant.
Voor de investeringen van het AWV verwijs ik naar mijn collega bevoegd voor Openbare Werken. Voor de subsidiëring van de aanleg en verbetering van fietspaden langs niet genummerde wegen op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk is in 2006 het Fietsfonds in het leven geroepen. Hiervoor werd met de provincies een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. De provincies begeleiden de gemeenten bij de uitvoering van de projecten, die voor 40 percent door de Vlaamse overheid en voor 40 percent, en in West-Vlaanderen voor 60 percent, door de provincie worden gesubsidieerd. Ook de Fietsfondsprojecten worden in de gemeentelijke begeleidingscommissie en de provinciale auditcommissie besproken.
U vroeg ook naar de centrale co?rdinatie. De monitoring van de investeringen en de realisaties die verband houden met de totstandkoming van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk, werd toevertrouwd aan de Vlaamse fietsmanager, die werkzaam is binnen het departement Mobiliteit en Openbare Werken. Hij werkt hiervoor samen met het AWV en de provincies.
Het takenpakket van de fietsmanager omvat de volgende vijf opdrachten: één, het investeringsbeleid inzake de aanleg van fietspaden op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk opvolgen, twee, het bewaken van de samenhang en de kwaliteit van de aangelegde fietsvoorzieningen op het fietsroutenetwerken conform de richtlijnen in het Vademecum Fietsvoorzieningen, drie, functioneren als aanspreekpunt voor het fietsbeleid op Vlaams niveau, vier, het opzetten en beheren van een centraal meldpunt voor knelpunten op fietspaden, dit meldpunt werd op 1 oktober 2007 operationeel, en vijf, beleidsadvisering inzake fietsbeleid. Concreet werd het ontwerp van Vlaams Totaalplan Fiets gescreend en werden prioritaire acties voorgesteld. Concreet vertaalt zich dit in de co?rdinatie, de levering van inhoudelijke bijdragen en de administratieve opvolging met betrekking tot eigen projecten en projecten die door anderen worden uitgevoerd.
In uitvoering van het Vlaams regeerakkoord van juni 1999 dat voorzag in een detaillering van het fietsbeleid in het kader van het Mobiliteitsplan Vlaanderen, werd het ontwerp van Vlaams Totaalplan Fiets op 25 oktober 2002 als mededeling op de Vlaamse Regering geagendeerd. Daar zijn toen geen opmerkingen op geformuleerd.
De behandeling door het Vlaams Parlement beperkte zich tot de bespreking van het ontwerp van totaalplan in de commissie voor Openbare Werken op 28 januari 2003 zonder verder gevolg. Op 17 oktober 2003 keurde de Vlaamse Regering de beleidsvoornemens van het Mobiliteitsplan Vlaanderen goed. Daarin werden belangrijke voornemens over de aanleg van fietsinfrastructuur geformuleerd.
Voor de operationalisering van het Vlaams Totaalplan Fiets werd verwezen naar de beleidsnota´s Mobiliteit en Openbare Werken en de jaarlijkse beleidsbrieven en budgetplannen. Tijdens het eerste Vlaamse Fietscongres, dat plaatsvond op 1 februari 2006, werd een eerste stand van zaken van het Vlaamse fietsbeleid voorgesteld. De congresdocumenten zijn eventueel beschikbaar bij de organisator van het fietscongres, de Vlaamse Stichting Verkeerskunde.
In september 2008 zal opnieuw een fietscongres plaatsvinden. Daarbij zal een balans worden opgemaakt van het gevoerde fietsbeleid van de afgelopen jaren en zal het fietsbeleid voor de komende jaren worden besproken.
Een eerste tussentijdse evaluatie van het gevoerde fietsbeleid vond plaats tijdens het Fietscongres op 1 februari 2006. De beschikbare documenten kunnen eventueel aan de leden van de commissie worden bezorgd.
De fietsmanager voerde een screening van de voorgestelde maatregelen uit het Vlaams Totaalplan Fiets uit, met de bedoeling om prioritaire acties voor de periode 2008-2009 te selecteren. Op basis van de voorstellen bepaalde de minister de prioriteiten voor het Vlaamse fietsbeleid in deze periode. Die werden opgenomen in de beleidsbrief Mobiliteit 2008.
Het Vlaams Totaalplan Fiets wordt als richtsnoer gebruikt voor het fietsbeleid van de Vlaamse overheid, hoewel het geen officiële status heeft verkregen. Uit de screening van de maatregelen is gebleken dat er intussen heel wat van dit plan gerealiseerd is. In 2009 zal de volgende minister van Mobiliteit moeten beslissen of met een vernieuwd totaalplan de inhaalbeweging wordt voortgezet.
Voor de modules 12 en 13 wil ik mij graag engageren voor een coherente en overzichtelijke rapportage over de evolutie en realisaties. De rapportage over de evolutie en de realisaties van het gevoerde fietsbeleid zal trouwens plaatsvinden op het tweede Vlaamse Fietscongres op 12 september 2008. De leden van de commissie zijn uiteraard van harte welkom op dit congres.
Voor de engagementen met betrekking tot de realisaties door het AWV verwijs ik naar het antwoord van minister Crevits.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Wat de vereiste aanleg van fietspaden betreft, erken ik, net als minister Vandenbroucke, dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Vandaag wordt binnen de beschikbare marges heel wat gerealiseerd.
Ik heb voor de leden van deze commissie een overzicht meegebracht van de investeringen in fietsinfrastructuur 2007 door onze eigen administratie. Ik zal dat bij het verslag laten voegen.
Het engagement dat destijds is aangegaan om jaarlijks met eigen middelen ruim 20 miljoen euro te investeren in de vernieuwing van fietspaden en de aanleg van nieuwe fietspaden, werd in 2007 absoluut gehaald. Het is niet zo eenvoudig om die oefening te maken. De fietspadprojecten die worden gefinancierd met eigen middelen, zitten verweven in grotere projecten. De fietspadprojecten moeten daaruit worden gelicht en daar moet dan de budgettaire berekening bij worden gemaakt. Dat is niet eenvoudig. Als men een aanbesteding doet, dan krijgt men immers de totaalprijzen aan de hand van de gebruikte materialen. Voor het fietspad en voor de weg wordt daar geen afzonderlijke berekening voor gemaakt. We hebben die oefening nu gemaakt en het is de bedoeling die ook in de toekomst te blijven maken.
Die 20 miljoen euro vertegenwoordigt 10 percent van het investeringsbudget Openbare Werken. Dat bedrag dient ook voor structureel onderhoud, heraanleg van kruispunten en wegvakken, onderhoud van kunstwerken, doortochten enzovoort. De opstelling van dit investeringsprogramma is een jaarlijkse evenwichtsoefening, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillende doelstellingen die de administratie moet verwezenlijken. Naast het bevorderen van verplaatsingen via duurzame modi zoals fiets en openbaar vervoer, gaat het ook over het bevorderen van de leefbaarheid via doortochten en geluidsmaatregelen en over het structureel onderhoud van de wegen.
Er worden ook heel wat fietspaden aangelegd via module 13. Bij de evaluatie van de mobiliteitsconvenants werden een aantal wijzigingen in de werkwijze doorgevoerd die het verloop van deze dossiers moeten vereenvoudigen. De belangrijkste maatregel die in dat kader werd getroffen, is het laten uitvoeren van de vereiste onteigeningen. Het is net die laatste procedure die de grote bottleneck vormt, ongeacht of de lokale overheid of het gewest het project trekt. Het al dan niet onteigenen vormt de bepalende factor voor de duur van een aantal fietspadprojecten. Ze zijn bij uitstek ingewikkeld. Een fietspad leg je niet in het midden van de weg, dat moet nu eenmaal aan de zijkant. Als er geen fietspad ligt, moet je in veel gevallen onteigenen. Als je pech hebt, moet dat dan ook nog eens perceel per perceel gebeuren. Zo gaat heel wat nuttige tijd verloren. Als eigenaars worden geconfronteerd met een vraag voor een fietspad, duurt het even voor die mensen daar positief op reageren.
Een ander aspect dat de aanleg van fietspaden bemoeilijkt, is dat van de nutsleidingen. Vaak zitten ze aan de zijkant van de weg en moeten ze worden verplaatst. Dat heeft vaak belangrijke gevolgen, het is een knelpunt. Als we met heel wat extra middelen over de brug komen, vraag ik me af of het allemaal zoveel sneller zou gaan. De grootste knelpunten zijn de procedure, de onteigeningen en een aantal praktische obstakels.
Mijnheer Glorieux, u zegt dat we de begrotingsoverschotten daarvoor kunnen gebruiken. Ik wil niet vooruitlopen en uitspraken doen voor een en ander in de schoot van de regering is beslist. Als we alle middelen optellen, komen we aan 60 miljoen euro die jaarlijks in fietspaden worden gestopt. U zegt dat het vroeger 70 of 80 miljoen euro was. Het gaat hier wel over vastgelegde bedragen, die dus effectief worden besteed. Ik baseer me niet op begrotingsprognoses, maar op naakte cijfers voor 2007, en die zijn niet te versmaden.
U vraagt waarom de regering de verantwoordelijkheid voor de aanleg van fietspaden afschuift op de gemeenten. Het gewest heeft bij de evaluatie van de convenants al een aantal aspecten, zoals de onteigeningen, terug in eigen handen genomen. De discussie over het volledig terug in handen nemen van de fietspadprojecten moet ook gevoerd worden in het kader van een nieuwe evaluatie van de convenants. Ik beslis daar niet alleen over. Het maakt voorwerp uit van een uitgebreid debat, dat we moeten voeren met de minister van Mobiliteit.
Mijnheer Glorieux, u vraagt ook waarom de procedures voor de aanleg van nieuwe fietspaden niet worden hervormd. Naast de specifieke convenantmodules zoals het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning, het eventueel uitvoeren van aanpassingen of studies over effecten, zijn het dezelfde procedures als die in het kader van wegenwerken. Bij grote werken moeten we via een start- en een projectnota werken. Als we aan het ene onderdeel sleutelen, moeten we aan het andere sleutelen.
Hetzelfde geldt voor de stedenbouwkundige vergunning, het verplaatsen van leidingen enzovoort. Ik ben vragende partij om alle bestaande procedures zo vlot mogelijk te laten verlopen en op elkaar te laten aansluiten. Beslissingen voor een totale herziening moeten deel uitmaken van een nieuwe evaluatie van het convenantenbeleid. Dat zal ongetwijfeld gebeuren en aanleiding geven tot een aantal vereenvoudigingen.
De voorzitter: Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen: Het antwoord van minister Vandenbroucke staaft mijn stelling en het onderwerp van mijn interpellatie. Naast enkele punctuele zaken die tijdens de begrotingsbespreking aan bod kwamen, bleef ik op mijn honger zitten inzake het totaalbeeld. Ik heb de bevindingen van het fietscongres van 1 februari 2006 grondig doorgenomen, alsook de andere sites die u exhaustief opsomt. Uit de bevindingen onthoud ik vooral de dringende noodzaak van een integrale aanpak van een fietsbeleid, net vanwege de verschillende initiatieven, die op zich goed zijn en vanwege de verschillende beleidsniveaus.
Ik blijf aandringen op een integrale aanpak door de co?rdinerende minister van Mobiliteit. Ik kijk volop uit naar het fietscongres van 2008 en hoop dat het totale plaatje daar aan bod zal komen.
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mevrouw de minister, u hebt een aantal pijnpunten aangekaart, en redenen opgegeven waarom bepaalde zaken lang duren. Mijn punt is net dat indien de Vlaamse overheid een aantal van die zaken opnieuw in eigen handen zou nemen in plaats van dat naar de gemeenten door te schuiven, ze vlotter zouden verlopen. Veel gemeentebesturen nemen inderdaad initiatieven. Het laatste wat ik wil insinueren, is dat gemeentebesturen niet geïnteresseerd zouden zijn of geen initiatieven zouden nemen. Ze doen dat zeker wel, sommige echter doen het in mindere mate. In ieder geval is het zo dat heel wat gemeentebesturen ontmoedigd raken net door de zware en langdradige procedures. Het gevolg is dat men op gevaarlijke gewestwegen over bepaalde stroken heel goede en degelijke fietspaden heeft aangelegd volgens alle regels van de kunst, maar dat die aan de gemeentegrens abrupt stoppen. Ik heb dat zaterdag aan den lijve ondervonden op de N3 tussen Bertem en Tervuren. Op het grondgebied van Bertem ligt daar een heel mooi en goed fietspad, maar eens in Tervuren stopt het plots.
Nochtans, en dat weet ik uit zeer goede bron, is het zeker niet zo dat de gemeente Tervuren niet geïnteresseerd zou zijn. Ze hebben zich daar de laatste jaren zeer actief ingespannen om het fietspad te laten doorlopen. De procedure sleept er al jaren aan, onder meer als gevolg van het bureaucratische kluwen. Vandaar onze vraag dat het Vlaamse Gewest de zaak zelf in handen zou nemen. De gemeenten moesten aanvankelijk voor 20 percent van de kosten opdraaien en waren verantwoordelijk voor de studiebureaus voor onteigeningen en zo meer. Sinds kort neemt het gewest de kosten voor 100 percent op zich, en regelt het ook de onteigeningen. Dat is zeker positief, maar het is in feite niet meer dan normaal. Het gaat tenslotte om gewestwegen. Maar de gemeenten blijven dan nog belast met de aanleg van rioleringen, voetpaden, groen, straatmeubilair en zo meer. Het resultaat is dat op sommige plaatsen prachtige fietspaden zijn aangelegd, net tot aan de gemeentegrens. Daar stoppen ze dan abrupt, wat in de ogen van de burger niet echt een voorbeeld is van goed beleid.
We vragen dat de Vlaamse Regering in meer geld zou voorzien voor de aanleg van de fietspaden en dat het geld ook effectief wordt besteed. U zegt dat nu al 10 percent van het budget naar de aanleg van fietspaden gaat. Daarnaast wordt nog eens een half miljard via Via-Invest voor de missing links geïnvesteerd, anderhalf miljard via de BAM en zo meer. Dat zijn budgetten die veel hoger liggen.
De aanleg van de fietspaden loopt dikwijls vertraging op doordat het aankoopcomité dat beslist over de vergoeding voor de onteigeningen, zich op het federale niveau bevindt. Door een aanwervingstop is het comité onderbemand en de dossiers blijven liggen. De hele onteigeningsprocedure, inclusief het aankoopcomité, kunnen inderdaad best aan het gewest worden overgedragen. Het Vlaamse Gewest heeft geen enkel excuus meer om zelf de volledige procedure uit handen te geven en ze ook sneller en efficiënter te maken zodat de situatie die zich nu soms voordoet, dat degelijke, goede fietspaden aan de gemeentegrens plots stoppen, in de toekomst kan vermeden worden.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik ben het volmondig eens met mevrouw Franssen, die pleit voor een integraal beleid. We kijken ernaar uit dat het congres er nog een belangrijke impuls aan toevoegt.
Mijnheer Glorieux, disputen tussen gemeenten kunnen worden opgelost met wat goede wil van beide gemeenten. In Tervuren heeft mijn partij niet veel te zeggen, in Bertem een klein beetje. Ik zal zeker de boodschap overmaken. Voor de rest zegt u dat de regering meer zou moeten doen. Ik noteer uw standpunt. U legt de nadruk op enkele knelpunten in de huidige staatsinrichting, wat me doet hopen dat uw partij actief meewerkt aan een nieuwe staatshervorming. Ik ben het daarmee eens.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Ik sluit mij aan bij het laatste gedeelte van het betoog van collega Vandenbroucke. Mijnheer Glorieux stelde voor om het heft terug in eigen handen te nemen. We nemen de onteigeningen opnieuw voor onze rekening maar aan de procedure kunnen we niets veranderen. Hetzelfde geldt voor de nutsleidingen. We kampen daar met problemen waarvoor we de sleutels die tot oplossingen leiden, niet in onze handen hebben.
U stelde dat we via Via-Invest nog over een pak middelen beschikken. U vergist zich als u denkt dat alle projecten die via Via-Invest of PPS worden gerealiseerd, geen rekening houden met de fietsers. Het tegendeel is waar. De noordelijke ontsluiting legt mee fietstunnels aan. Elk project dat via PPS wordt gerealiseerd, houdt niet alleen rekening met het wegverkeer maar ook met de zwakke weggebruiker, de fietser en de voetganger. Misschien is de lijst van budgetten niet volledig en moeten we aanvullen met budgetten die via PPS worden meegenomen of gerealiseerd. Maar de fietser komt zeker aan bod als het om deze middelen gaat.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Eloi Glorieux en door mevrouw Cindy Franssen werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.