Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 15/01/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over het aandeel van personen met een handicap in het personeelsbestand van de Vlaamse overheid
Vraag om uitleg van mevrouw Anissa Temsamani tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de maatregelen om de vertegenwoordiging van kansengroepen bij het personeel van de Vlaamse overheid te verhogen
De voorzitter: Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier: Mijnheer de minister, mijn vraag dateert van 4 december. Ondertussen heb ik in de pers gelezen dat u al bepaalde maatregelen hebt getroffen om het aantal personen met een handicap in de Vlaamse overheid te doen toenemen. Toch heb ik nog enkele vragen.
De Vlaamse overheid legt voor zichzelf streefcijfers op om ervoor te zorgen dat de diversiteit van de Vlaamse samenleving wordt weerspiegeld in haar personeelsbestand. Zo streeft ze ernaar het aandeel personen met een arbeidshandicap tegen 2010 tot 4,5 percent op te trekken. Volgens de resultaten van het actieplan van de dienst Emancipatiezaken - Gelijke kansen en diversiteit - Actieplan 2008 - ziet de situatie er niet rooskleurig uit. Dit rapport stelt:?De situatie van personeelsleden met een handicap zit niet goed. Hun aantal blijft onder l percent hangen.? Als we kijken naar die cijfers is er nog een lange weg af te leggen.
Via een schriftelijke vraag vroeg ik de verschillende Vlaamse ministers naar het aantal actieve personen met een arbeidshandicap in hun entiteiten en hun initiatieven om dit aantal te doen toenemen. Verschillende keren kreeg ik het antwoord dat er geen correcte cijfers bekend zijn. Een arbeidshandicap wordt in het Vlaams Intermodulair Personeelssysteem (Vlimpers) geregistreerd op vraag en/of met goedkeuring van de betrokken werknemer. Er wordt in termen van ´percentage handicap´ geregistreerd en dit op basis van een ingediend attest, opgesteld door bevoegde diensten. Het is dan ook moeilijk om na te gaan of de streefcijfers gehaald worden.
Mijnheer de minister, hoe toetst de Vlaamse overheid haar doelstelling af om tegen 2010 4,5 percent personen met een arbeidshandicap in dienst te hebben? Wordt er bij de werknemers gesensibiliseerd om hun eventuele arbeidshandicap kenbaar te maken in het systeem? Zal de aanpak rond personen met een arbeidshandicap herzien worden in het licht van de tegenvallende cijfers? Misschien zijn die te wijten aan een onvoldoende kennis van de reële cijfers.
De voorzitter: Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw Anissa Temsamani: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, vorige week konden we in de krant lezen dat de bevoegde minister van plan is om een vast percentage - 1 percent - van de vacatures bij de Vlaamse overheid voor te behouden aan personen met een handicap. Werkzoekenden met een zware handicap zouden via de VDAB aangetrokken worden, zonder dat ze moeten deelnemen aan een van de gangbare vergelijkende wervingsexamens. Hoewel deze concrete maatregel er nu toch wel plots lijkt te komen, past dit alles in het beleid van de Vlaamse Regering om te remediëren aan de ondervertegenwoordiging van bepaalde groepen binnen het Vlaamse ambtenarenkorps. Tegen 2015 wil men het kleine aandeel van 0,7 percent personen met een handicap binnen het totale personeelsbestand van de Vlaamse overheid optrekken naar het streefcijfer van 4,5 percent.
Voor allochtonen en andere kansengroepen wordt op dezelfde manier gewerkt. De Vlaamse Regering heeft zich tot doel gesteld om tegen 2015 het huidige aandeel van 0,2 percent allochtonen in de Vlaamse overheidsdiensten op te trekken tot 4 percent. Mijnheer de minister, ik weet natuurlijk ook dat er over de definitie van allochtonen wel wat discussies bestaan. Minister Vandenbroucke berekende wat dit concreet betekent: 9,5 percent van de 1700 mensen die de Vlaamse overheid jaarlijks aanwerft, moet de volgende jaren van allochtone origine zijn. Tegelijk wil men op nog kortere termijn zorgen voor meer vrouwen in de middenkaders, zodat de vertegenwoordiging in 2010 33 percent bedraagt.
Reeds eind 2006 werd gestart met een intense samenwerking met de VDAB, waarbij kansengroepen en beschikbare vacatures bij de Vlaamse overheid beter gelinkt worden. De huidige beslissing van de minister zie ik dan ook als het logische, pragmatische vervolg op deze maatregelen, omdat personen die ontegensprekelijk met een handicap kampen, binnen de reguliere aanwervingsprocedure in de praktijk vaak pas aangeworven kunnen worden door in een specifieke aanwervingsprocedure te voorzien. Blijkbaar wijst ook de ervaring binnen de bestaande samenwerking met de VDAB in die richting.
Wil men effectief de gestelde streefcijfers halen, dan moet een aantal vicieuze cirkels krachtig doorbroken worden. Voor mij is dat geen discriminatie, op voorwaarde dat de kwaliteit van het geleverde werk op de eerste plaats blijft komen en we tegelijk ook verder werken aan andere aspecten van een duurzaam personeelsbeleid, bijvoorbeeld met betrekking tot de evaluatie, het erkennen van elders verworven competenties en bijscholing op de werkplek.
Mijnheer de minister, het mag dan ook niet verbazen dat de beslissing om voor bepaalde jobs binnen de Vlaamse overheid de toegangscriteria te versoepelen voor één bepaalde kansengroep, meteen de vraag doet rijzen waarom de andere kansengroepen zich daar niet op kunnen beroepen. Volstaat het voorbehouden van 1 percent van de vacatures, of gemiddeld 17 personen per jaar, om het streefcijfer van 4,5 percent personen met een handicap binnen de Vlaamse overheid te halen? Maakt u een onderscheid bij de uitwerking van deze maatregel naargelang het functieniveau van de vacatures? In welke alternatieve selectieprocedures wordt voorzien voor wie niet moet deelnemen aan de reguliere wervingsexamens? Wordt de nu voorgestelde maatregel met betrekking tot het aanwerven van personen met een handicap op een vergelijkbare manier geïmplementeerd voor de andere kansengroepen?
De heer Kurt De Loor: Mijnheer de minister, ik treed een beetje als bevoorrechte getuige op. In het OCMW van Zottegem loopt er een pilootproject waarbij personen met een handicap worden tewerkgesteld. We moeten er ons mee verzoenen dat er bij een bepaald segment van de doelgroep van personen met een handicap een stuk rendements- en kwaliteitsverlies is. Het begint al bij de aanwervingsprocedure. Er wordt dikwijls gesproken van een aangepaste procedure, maar in de praktijk ´blokkeert´ een bepaald segment uit de doelgroep wanneer er over een aanwervingsprocedure, laat staan een examen, wordt gesproken. Er gebeurt dan ook een natuurlijke selectie, waardoor een bepaald segment uit de boot valt. Dat leidt tot een blokkering van aanwerving, waardoor de kansen van die personen met een handicap nagenoeg tot nul worden herleid. Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover dit euvel van de aanwervingsprocedure?
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik dank u voor de interesse in deze problematiek. Ik ben ervan overtuigd dat dit probleem maar goed kan worden opgelost als er een heel breed draagvlak voor is: zowel bij de regering en het parlement als bij de organisaties en de hele samenleving. De acties die we ondernemen, zijn erop gericht om sterk te sensibiliseren. De streefcijfers zijn ambitieus en de praktische problemen die moeten worden opgelost, heel moeilijk.
Ik begin met de vragen van mevrouw Fournier. Binnen de Vlaamse overheid werken we met het systeem van vrijwillige registratie. Dit systeem is als enige verenigbaar met de privacywetgeving. Dat betekent dat personen met een arbeidshandicap zelf de keuze maken of ze een erkende handicap wensen op te geven. Dit systeem heeft als nadeel dat niet iedereen dit wil doen. Met dit soort tellingen krijgen we dan ook niet voor 100 percent de juiste cijfers. De echte aanwezigheid van de kansengroep ligt hoger, maar ik kom daar straks op terug.
We werken met het systeem van vrijwillige registratie en ook met streefcijfers. Die worden opgenomen in de beheersovereenkomsten die we hebben gesloten met de diverse agentschappen. De andere leidend ambtenaren moeten daar in hun planning en acties uitvoering aan geven omdat we met hen geen beheersovereenkomsten sluiten. Er moet uiteraard steeds rekening worden gehouden met de maat van de entiteit. De streefcijfers zijn in heel kleine entiteiten vaak veel moeilijker te halen dan in een grotere groep. Daarom is in de beheersovereenkomsten opgenomen dat de streefcijfers moeten worden gehaald op maat van de entiteit. Hoe groter de groep en hoe meer tewerkgestelden van niveau D, hoe minder moeilijk het is om het streefcijfer te halen.
De dienst Emancipatiezaken zal mij via de jaarlijkse opvolging van de beheersovereenkomsten, de jaarlijkse P&O-rapportering en de jaarlijkse gelijkekansen- en diversiteitsplannen informeren over de voortgang van de streefcijfers in de verschillende entiteiten. Op die manier kunnen de Vlaamse Regering en het parlement dit jaarlijks opvolgen en kunnen daarover vragen worden gesteld.
We werken inderdaad met een systeem van sensibiliseren. Elk personeelslid is aangeschreven en ingelicht over het waarom en de doelstellingen van de meting. We hebben meegedeeld dat we een zicht willen krijgen op het aantal medewerkers uit de kansengroep en op welke niveaus ze werken, en dat die gegevens ons toelaten positieve acties te voeren en ze te verfijnen. Personeelsleden kunnen zich ook aanmelden als ze uitgenodigd willen worden op de Dialoogdag die jaarlijks voor deze doelgroep wordt georganiseerd. Elk personeelslid krijgt ook duidelijk de boodschap dat de registratie vrijwillig is en dat de gegevens onderworpen zijn aan de bescherming door de privacywetgeving. Iedere entiteit organiseert de telling en de communicatie daarover zelf. Bij de organisatie van de telling worden de entiteiten op maat ondersteund en geadviseerd door de dienst Emancipatiezaken, ook over het meest aangewezen communicatietraject.
De vraagstelling naar een arbeidshandicap is ook een onderdeel van de intake bij personeelsleden die in dienst komen. Personen met een arbeidshandicap die gebruik maken van maatregelen die hun tewerkstelling ondersteunen, worden ook meegeteld. Als er rendementsondersteuning is of aanpassingen aan de werkomstandigheden gebeuren, weten we uit objectieve gegevens dat die persoon beantwoordt aan de omschrijving. De emancipatieambtenaar zal dit jaar nog een bijkomende sensibiliseringsactie ondernemen, gericht op managers en medewerkers.
Mevrouw Fournier, ik wil ontkennend antwoorden op uw derde vraag. Ik ben niet van plan om het vooropgestelde streefcijfer van 4,5 percent te herzien in het licht van de lage cijfers. Ik ga straks dieper in op alle streefcijfers en het jaartal waartegen ze moeten worden gehaald. Dit streefcijfer is het meest moeilijk te halen. Ik denk dat we de andere streefcijfers zullen kunnen halen, maar 4,5 percent tegen 2010 is het meest moeilijke en het meest ambitieuze. We hebben al een aantal maatregelen genomen zoals de rendementsondersteuning die ik in maart 2007 lanceerde. Die geldt ook in de privésector. Nu wordt het nieuwe instrument van de voorbehouden betrekkingen ingevoerd. De Vlaamse Regering heeft die beslissing genomen en die ligt nu voor bij de Raad van State. Als het advies binnen is, kan de definitieve goedkeuring gebeuren en kan dit - hoop ik - in werking treden vanaf maart of ten laatste april. Ik zal daarover een omzendbrief verspreiden.
De dienst Emancipatiezaken zal in 2008 een rondetafelgesprek organiseren met de betrokken organisaties. De emancipatieambtenaar zegt me dat het de beste manier is om contact te hebben met de organisaties die kunnen zorgen voor het toeleiden van mensen die bereid zijn om te solliciteren. We richten ons daar speciaal op bij stages. We vragen de lijnmanagers om die mensen stage te geven, waardoor ze al contacten hebben.
Mijnheer de voorzitter, u hebt over uw eigen ervaringen gesproken. Uit eigen ervaring weet ik dat het aangewezen is om met die organisaties contact op te nemen. Heel vaak kunnen ze iemand sturen die geschikt is voor een bepaalde job. Voor een job in onthaal of telefonie bijvoorbeeld selecteren ze iemand uit hun ledenbestand. Het vergt uiteraard maatwerk en intense inspanningen van de lijnmanagers en de selectoren, die daar job per job telkens opnieuw mee bezig moeten zijn.
Mevrouw Fournier, het klopt dat het niet gemakkelijk zal worden om de doelstelling te halen, temeer omdat er nog een bijkomend gegeven is. Uit gegevens van de VDAB blijkt dat het overgrote deel van de mensen met een arbeidshandicap onder categorie D valt. We werken met A´s, B´s, C´s en D´s, en 78,3 percent van de werkzoekenden met een arbeidshandicap kan enkel op niveau D aan de slag. Voor niveau A is dat maar 0,7 percent, voor niveau B 2,3 percent en voor niveau C 18,7 percent. Het is echter een algemeen fenomeen, ook in de privésector, dat het aandeel tewerkgestelde D´s relatief vermindert. Dat is in de Vlaamse overheid niet anders. Voor het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap was in 2001 nog 37 percent van de tewerkgestelden van niveau D, in 2005 was dat nog maar 29,6 percent. Die tendens zet zich verder door omdat er steeds minder ongeschoolde arbeid is. Steeds minder mensen zonder handicap verlaten het onderwijs. Dat is een bijkomende uitdaging, maar ik wil het streefcijfer toch behouden. Het zou maatschappelijk een heel slecht signaal zijn om dit los te laten.
Dit is het enige streefcijfer dat nog is vastgesteld door de vorige regering en waar de datum van 2010 aan is verbonden. De streefcijfers die ik heb vastgelegd, moeten worden gehaald tegen 2015, met één uitzondering. Tegen 2015 moeten we 33 percent vrouwen in topfuncties halen. Tegen 2010 moeten we 33 percent vrouwen in het middenkader halen. Tegen 2010 moeten we 4,5 percent mensen met een arbeidshandicap halen. Tegen 2015 moeten we 4 percent mensen van allochtone afkomst halen. Ik heb de cijfers voor 2007 jammer genoeg nog niet. Ik geef die van eind 2005 en eind 2006 om aan te tonen dat er vooruitgang is bij de diverse doelgroepen. Het aantal vrouwen aan de top steeg van 11 naar 17 percent. Het aantal vrouwen in het middenmanagement steeg van 23 naar 27 percent. Bijna de helft van alle Vlaamse ambtenaren zijn vrouwen, meer bepaald 46 percent. In 2005 telden we 0,4 percent medewerkers van allochtone afkomst, eind 2006 was dit al 1,1 percent.
Het enige cijfer dat tegenvalt en niet voldoende vooruitgaat, is dat met betrekking tot personeelsleden met een arbeidshandicap. Hun aantal blijft onder 1 percent. Voor de entiteiten die onder het Vlaams personeelsstatuut vallen, zitten we op een 0,84 percent op een totaal van 28.227 personeelsleden. Daar vallen alle entiteiten onder en de agentschappen die onder het kaderdecreet vallen. De VRT en de VLOPERA bijvoorbeeld vallen hier niet onder. In de beheersovereenkomst met de VRT is door mij opgelegd om eigen streefcijfers inzake diversiteit voorop te stellen. Als we met alle cijfers rekening houden, dus ook met die die niet onder het kaderdecreet vallen, zitten we op 0,7 percent. Er zijn dus zelfstandige entiteiten, zoals de VRT, die daar zelf werk van moeten maken.
Ik heb aan het begin van mijn antwoord gezegd dat dit cijfer een onderschatting is. Onze diensten zeggen dat we mogen rekenen op 1,1 percent mensen met een arbeidshandicap. Dat is een gevolg van de vrijwillige registratie waarop niet iedereen ingaat. Sommigen willen dit niet meedelen. De dienst Emancipatiezaken en de administratie gaan ervan uit dat we op 1,1 percent zitten. Dat betekent dat we tegen 2010 nog 3,4 percent moeten inhalen, of 960 personeelsleden.
Alvorens in te gaan op de concrete vragen van mevrouw Temsamani wil ik de maatregel ´voorbehouden betrekkingen´ nog eens uitdrukkelijk toelichten. Dit slaat niet op 1 percent van de aanwervingen, maar op 1 percent van het totaal aantal medewerkers. We willen naar 4,5 percent gaan van het totale aantal medewerkers. 1 percent van alle betrekkingen wordt voorbehouden voor mensen met een zware handicap en die worden vrijgesteld van een vergelijkend examen. Het grondmotief dat ook de toets van het gelijkheidsprincipe doorstaat, is dat die mensen er niet in slagen om door zo´n examen te geraken, vanwege hun handicap. Ongeveer 80 percent van de mensen met een handicap die we aanwerven, moet wel examen afleggen, net zoals iedereen. We hebben de categorie ´mensen met een zware arbeidshandicap´ geobjectiveerd in samenwerking met de VDAB. Dat zijn mensen die in aanmerking komen voor werk in een beschutte werkplaats. Die zijn erkend door de VDAB. Het gaat ook om mensen die in de privésector in aanmerking komen voor ondersteuning.
Betekent dit dat deze mensen niet moeten bewijzen dat ze geschikt zijn voor de job? Neen, ze moeten geschikt zijn voor de job en worden daarop door de selector of lijnmanager beoordeeld. Het kan dat iemand met een aangepast toetsenbord, scherm en dergelijke perfect de job kan uitoefenen, maar in normale omstandigheden niet kan slagen voor een examen. Ik geef deze duiding omdat ik gemerkt heb dat sommigen twee zaken verwarren. Mensen met een arbeidshandicap moeten in de regel examen afleggen, alleen deze categorie niet.
Het gaat dus niet over 1 percent van de vacante betrekkingen maar over 1 percent van het totaal aantal betrekkingen. Dit is een goede maatregel, die met deskundigen is doorgepraat. Ze is belangrijk om te komen tot de realisatie van het totaal van 4,5 percent. Deze maatregel slaat op alle functieniveaus. Ik heb de moeilijkheid geschetst omdat er maar een klein aandeel werkzoekenden van niveau A is en een heel groot aantal van niveau D. De maatregel geldt wel voor alle categorieën en zal zo worden geïmplementeerd. In categorie A zijn er mensen die perfect kunnen meedoen aan vergelijkende examens en beschikken over diploma´s en vaardigheden. Wij moeten voor de werkomstandigheden zorgen waarin ze kunnen functioneren.
Hoe kunnen de lijnmanagers dat doen? Ze kunnen putten uit een reserve van mensen die al gekandideerd hebben. Ze kunnen ook putten uit de sollicitantenbank van de VDAB. De selector kan aan de VDAB laten weten dat er bepaalde aanwervingen gebeuren en vragen om iemand toe te leiden die in aanmerking komt. Een derde maatregel is de omzetting van een tijdelijk contract via een geschiktheidstest.
Deze maatregel wordt niet voor andere kansengroepen geïmplementeerd. Dergelijke maatregel zou voor andere categorieën de toets van het gelijkheidbeginsel niet doorstaan. Het Europees hof heeft zich daarover al uitgesproken. De maatregel die we toepassen voor al onze doelgroepen, waarbij bij gelijke kwalificatie voorrang wordt gegeven aan de ondervertegenwoordigde groep, mag zonder probleem worden geïmplementeerd totdat het streefcijfer is bereikt. We doen dat bijvoorbeeld voor vrouwen in het topmanagement. Zo zijn er topmanagers aangeworven bij gelijke kwalificatie omdat ze vrouw zijn en omdat ze behoren tot de ondervertegenwoordigde groep. Voor mensen met een zware arbeidshandicap kunnen we met gerust gemoed een uitzondering maken, precies omdat ze die toets niet kunnen doorstaan. Dat is de reden waarom 80 percent van de mensen met een arbeidshandicap wél een examen moet afleggen. Ze zijn immers in staat om op een gelijke manier in concurrentie te komen met andere sollicitanten.
De cijfers geven me goede moed. We moeten er voor alle doelgroepen in kunnen slagen om het streefcijfer te halen mits een volgehouden actie. Ik heb daar ook over gepraat met het college van ambtenaren-generaal. Ik heb hen erop gewezen dat dit een persoonlijke opdracht is en dat ze maatwerk moeten toepassen. Dat kan niet met papieren maatregelen. Het is niet voldoende om op de website mee te delen dat de job voor iedereen openstaat want dan komen die mensen niet. Er moeten echt heel veel inspanningen worden geleverd. U ziet dat er vooruitgang wordt geboekt. Ik heb de cijfers van eind 2007 nog niet, maar ik ben ervan overtuigd dat die voor alle doelgroepen nog beter zullen zijn en dat we aan het einde van de rit zullen eindigen waar we willen eindigen.
De voorzitter: Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Hebt u er zicht op wanneer de cijfers van 2007 bekend zullen worden gemaakt?
Minister Geert Bourgeois: Die cijfers worden momenteel verzameld vanuit de centrale diensten van de Vlaamse overheid. Daarna worden ze samengebracht en geanalyseerd. Pas dan kunnen we ze krijgen, ik vermoed tegen maart of april.
Mevrouw Martine Fournier: Hebt u zicht op het soort handicaps?
Minister Geert Bourgeois: Van die 4,5 percent heeft de grootste groep bijzonder secundair onderwijs gevolgd. We zijn nu het systeem van de vrijwillige registratie aan het uitrollen. Deze groep zal verhoudingsgewijs steeds meer vertegenwoordigd zijn. Van de mensen die momenteel in onze cijfers geregistreerd staan, zit verhoudingsgewijs nog een sterke vertegenwoordiging van mensen met een Vlaams-Fondsnummer. Dit zal zich in de loop van de tijd corrigeren zodat we echt een weerspiegeling krijgen van de globale definitie van personen met een handicap.
Mevrouw Martine Fournier: Wat is de timing van de sensibiliseringscampagne en de rondetafelgesprekken?
Minister Geert Bourgeois: De conferentie is in maart gepland. In maart beginnen we met de lancering van de campagne. Daarna komen er een aantal onderdelen in de campagne aan bod waarbij twee grote doelstellingen voorop staan. Ten eerste willen we alle personeelsleden sensibiliseren inzake personen met een handicap, omdat de cijfers aangeven dat daar het grootste probleem zit, en ook inzake de groep van allochtone personeelsleden. Ten tweede willen we de lijnmanagers informeren over de bestaande instrumenten, zoals de voorbehouden betrekkingen, zodat ze deze maximaal kunnen toepassen.
De voorzitter: Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw Anissa Temsamani: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik had dezelfde bijkomende vragen als mevrouw Fournier, waar u ondertussen op hebt geantwoord.
De voorzitter: Het incident is gesloten.