Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 08/01/2008
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de toepassing van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen op de autonome provinciebedrijven en de gevolgen hiervan voor de bestuurders-provincieraadsleden
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, ik veronderstel dat de meeste aanwezigen enige ervaring met of minstens enige kennis van het fenomeen der autonome provinciebedrijven met rechtspersoonlijkheid hebben. Voor de volledigheid wil ik evenwel toch een paar belangrijke punten naar voren brengen.
Het Provinciedecreet bepaalt dat een provincieraad de inrichtingen en de diensten van industriële of commerciële aard in de vorm van autonome provinciebedrijven met rechtspersoonlijkheid kan organiseren. Dat geldt overigens ook op lokaal niveau.
Autonome provinciebedrijven met rechtspersoonlijkheid worden door een raad van bestuur geleid. De raad van bestuur moet jaarlijks een ondernemingsplan opstellen. In dat plan worden de doelstellingen en de strategie van het bedrijf op middellange termijn vastgelegd. Tevens wordt een activiteitenverslag opgesteld. Het ondernemingsplan en het activiteitenverslag worden aan de provincieraad meegedeeld. De provincieraad kan de raad van bestuur te allen tijde vragen over de activiteiten van het bedrijf stellen.
Artikel 114undecies van het Provinciedecreet bepaalt dat, tenzij de wetgeving hier uitdrukkelijk van afwijkt, de artikelen 53 tot en met 67 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen op de autonome provinciebedrijven van toepassing zijn. Deze wetsartikelen betreffen onder meer de aansprakelijkheid van vennoten.
De erkende oppositiefracties in een provincieraad zijn ook in de raden van bestuur van de autonome provinciebedrijven vertegenwoordigd. Hetzelfde geldt overigens ook op lokaal niveau.
In de praktijk blijken autonome provinciebedrijven soms het volledige beleid van een provinciale bestuurscoalitie uit te voeren. Ik heb het hier vooral over de situatie in West-Vlaanderen. Het autonome provinciebedrijf Westtoer is belast met de beleidsvoorbereiding en met de beleidsuitvoering, meer bepaald met betrekking tot het provinciaal toerisme- en recreatiebeleid. De provincie beschikt hiernaast over geen enkele andere entiteit die zich met deze materie bezighoudt.
Ik vraag me af of de toepassing van de artikelen 53 tot en met 67 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen op de autonome provinciebedrijven met rechtspersoonlijkheid geen beletsel of hindernis voor de beleidscontrole door de oppositiefracties in de provincieraad vormt. In de praktijk blijken beleidscontrolerende of kritische opmerkingen over welbepaalde aspecten van het provinciaal beleid door de meerderheid als een aanval op de werking van een autonoom provinciebedrijf te worden geïnterpreteerd. De vertegenwoordigers van de oppositiepartijen worden hierbij steevast op hun verantwoordelijkheid als leden van de raad van bestuur gewezen. Ze worden erop gewezen dat kritische beschouwingen het autonoom provinciebedrijf en zijn personeelsleden kunnen schaden. De meerderheid verwijst hierbij zelfs naar de plichten van de bestuurders die in de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen staan vermeld. In het geval van Westtoer blijft het trouwens niet enkel bij verwijzingen naar de verantwoordelijkheid van bestuurders. Er wordt zelfs met ontslag gedreigd. Hieruit blijkt dat mensen die in de raad van bestuur van een autonoom provinciebedrijf zetelen, niet langer onbevangen en onafhankelijke kritiek op het door ditzelfde bedrijf uitgevoerde provinciaal beleid kunnen uitbrengen. Mijns inziens kan dit nooit de bedoeling zijn geweest van de beslissing om de deelname van elke erkende fractie aan het bestuur van autonome provinciebedrijven mogelijk te maken.
Mijnheer de minister, wat is uw visie op de geschetste problematiek en op de mogelijke hindernissen of beperkingen die een functie in de raad van bestuur van een autonoom provinciebedrijf voor een provincieraadslid met zich meebrengt? Blijven de problemen tot het door mij geschetste voorbeeld in West-Vlaanderen beperkt? Hebt u weet van soortgelijke problemen in andere provincies?
In welke mate kan een bestuurder-provincieraadslid van een autonoom provinciebedrijf tijdens de bespreking van een aantal decretaal verplicht te agenderen stukken of documenten op de provincieraad zijn taak nog correct uitvoeren? Wat zijn de rechten en de plichten van een bestuurder-provincieraadslid van een autonoom provinciebedrijf?
Het autonoom provinciebedrijf heeft ook een link met het toeristisch beleid op Vlaams niveau. In hoeverre kan een bestuurder van de raad van bestuur van een autonoom provinciebedrijf informatie doorgeven aan een parlementslid dat daar op Vlaams niveau vragen over wil stellen?
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Sintobin, u stelt een heel interessante vraag. U vraagt in welke mate de verkozen mandataris het controlerecht behoudt binnen het democratisch verkozen forum - de gemeenteraad of de provincieraad - voor materies die zijn toegewezen aan een autonoom provinciebedrijf of een autonoom gemeentebedrijf. Vroeger werd diezelfde materie - het gaat dan over de sectoren van de vrije tijd zoals cultuur, jeugd, sport en toerisme - toegewezen aan gemeentelijk of provinciale vzw's.
Het controle- en vraagrecht voor de verkozen mandataris is absoluut. Daar moet wel op een volwassen manier mee worden omgegaan. Wanneer er problemen zijn, dan moeten die in eerste instantie worden aangekaart binnen de bestuurorganen.
Het Wetboek van Vennootschappen werd in 1999 grondig herzien en volledig hernummerd. De nummers waar u naar verwijst, kloppen dus niet helemaal. Artikel 114undecies van de Provinciewet waarnaar u verwijst, werd ingevoerd bij wet van 25 juni 1997 en verwijst nog naar de oude nummering van de Vennootschappenwet. Het artikel stelt dat de artikelen 53 tot 67 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen van toepassing zijn op de autonome provinciebedrijven. Artikel 53 van deze gecoördineerde wetten verwijst bijvoorbeeld naar het huidige artikel 517, dat bepaalt dat de bestuurders al dan niet bezoldigd worden. De overeenstemmende bepalingen kunt u terugvinden in de concordantietabel die verschenen is in het Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1999.
De aansprakelijkheid van de bestuurders onder de regeling van de Provinciewet wordt geregeld door de artikelen 61, 527 en 528 van het Wetboek van Vennootschappen. Artikel 61 zegt dat de bestuurders niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de vennootschap. De artikels 527 en 528 luiden als volgt: "De bestuurders zijn overeenkomstig het gemeen recht verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur. De bestuurders zijn, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtredingen van de bepalingen van dit wetboek of van de statuten van de vennootschap. Ten aanzien van de overtredingen waaraan zij geen deel hebben gehad, worden zij van die aansprakelijkheid slechts ontheven indien hun geen schuld kan worden verweten en zij die overtredingen hebben aangeklaagd op de eerste algemene vergadering nadat zij er kennis van hebben gekregen." Deze laatste bepaling moet in het kader van een autonoom provinciebedrijf gelezen worden alsof de algemene vergadering de provincieraad is.
In het Provinciedecreet wordt niet meer verwezen naar bepalingen uit het Wetboek van Vennootschappen, maar wordt de aansprakelijkheid beschreven in het artikel 229, paragraaf 3 van het Provinciedecreet. De bepaling komt overeen met de oude regeling, behalve dat de aansprakelijkheid niet langer hoofdelijk is en er ook expliciet in een kwijting door de provincieraad wordt voorzien.
Voor autonome provinciebedrijven die hun statuten nog niet in overeenstemming hebben gebracht met de bepalingen van het Provinciedecreet, geldt weliswaar nog steeds de regeling uit de Provinciewet en dus de bepalingen uit het Wetboek van Vennootschappen.
Uit de bepalingen leid ik af dat elke bestuurder zijn eigen verantwoordelijkheid heeft en er juist veel belang bij heeft om kritisch te zijn. Hij zal immers slechts van zijn aansprakelijkheid kunnen worden ontheven ten aanzien van overtredingen indien hij kan aantonen dat hij er geen deel aan heeft gehad. Dat kan bijvoorbeeld als de bestuurder heeft tegengestemd en zijn afkeuring heeft meegedeeld aan de provincieraad.
De bepaling dat elke fractie vertegenwoordigd moet zijn in de raad van bestuur heeft als bedoeling de oppositie de kans te geven het bestuur van het autonoom provinciebedrijf mee te bepalen en te controleren. Het is geenszins de bedoeling om hen door deze deelname de mond te snoeren.
De provincieraad blijft steeds bevoegd voor de grote beleidslijnen. Het bepalen van het beleid kan nooit in zijn geheel worden doorgeschoven naar een autonoom provinciebedrijf. Enkel de beleidsuitvoering en eventueel het helpen bij de beleidsvoorbereiding kan aan een autonoom provinciebedrijf worden toevertrouwd. De provincieraadsleden-bestuurders zijn op elk niveau verantwoordelijk voor de daar te nemen beslissingen.
In de provincieraad wordt beslist over de oprichting van een autonoom provinciebedrijf voor een aantal doelstellingen. De concretisering van de wijze waarop het autonoom provinciebedrijf haar taken en doelstellingen uitoefent, moet worden geregeld in een beheersovereenkomst. Over de oprichting, de statuten en de beheersovereenkomst moeten de provincieraadsleden debatteren en beslissen in de provincieraad. Deze elementen kunnen dan niet langer in vraag gesteld worden door de provincieraadsleden-bestuurders op het niveau van de raad van bestuur van het autonoom provinciebedrijf. In de raad van bestuur kunnen zij echter vrij debatteren en beslissen over alle zaken waarvoor de raad van bestuur bevoegd is binnen de krijtlijnen die de statuten en de beheersovereenkomst hebben uitgetekend. Het is ook niet de bedoeling dat elke beslissing die op de raad van bestuur moet worden genomen ter discussie wordt gesteld in de provincieraad en omgekeerd. Ter gelegenheid van de jaarrekening, het ondernemingsplan, het activiteitenverslag of een informatiemoment, kan de werking van het bedrijf worden besproken in de provincieraad.
Een provincieraadslid moet in de provincieraad het belang van de provincie nastreven en kan vrij beslissen en beschikken over documenten die het autonoom provinciebedrijf aangaan, ongeacht of dat provincieraadslid ook bestuurder is. Van een echte belangenvermenging kan hier dan ook moeilijk sprake zijn.
De provincieraad - en dat wil ik onderstrepen, mijnheer Sintobin - is het controlerend orgaan en heeft volheid van bevoegdheid. Er kan dus wel degelijk een debat gevoerd worden, ook door de provincieraadsleden-bestuurders. Maar het kan natuurlijk niet dat dezelfde persoon in de raad van bestuur bijvoorbeeld een jaarrekening goedkeurt en dat niet doet in de provincieraad. Daar moeten we op een volwassen manier mee omgaan.
Ik vind dat de democratisch verkozen organen voluit hun rol moeten kunnen spelen. De verkozenen moeten daar ook hun rol kunnen vervullen en tezelfdertijd moet men dat op een volwassen manier doen. Vragen stellen in het autonoom gemeente- of provinciebedrijf, die dan woordelijk herhalen in de provincieraad en hopen dat iemand een komma anders plaatst, om te kunnen zeggen dat er een verschil is tussen beide antwoorden, is flauw. Dat is niet de bedoeling.
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het beantwoordt aan mijn verwachtingen dat het controle- en vraagrecht van een raadslid, lid van de raad van bestuur, eigenlijk absoluut is. Blijkbaar hebben bepaalde mensen in onze provincie daar een andere opvatting over. Misschien moet u hen ook het antwoord op de vraag meedelen.
Een specifiek verhaal bij ons is dat de voorzitter van het autonoom provinciebedrijf tevens gedeputeerde is in de provincie West-Vlaanderen. Als oppositiepartij kan men niets anders dan kritische vragen stellen tijdens de provincieraad zelf.
Mijnheer de minister, ik ben het volledig met u eens dat we hier op een volwassen manier mee moeten omgaan.
De voorzitter: De heer Tavernier heeft het woord.
De heer Jef Tavernier: Mijnheer de minister, ik denk dat uw antwoord zeer duidelijk was. Ik zou er alleen nog iets aan toe willen voegen.
Ik veronderstel dat het mutatis mutandis ook geldt voor de autonome gemeentebedrijven. Mijnheer de minister, in uw inleiding stelt u dat er niets nieuw is, omdat we vroeger vzw's hadden, vooral dan in de veeleer zachte sectoren. We worden nu natuurlijk geconfronteerd met autonome gemeente- en provinciebedrijven in de harde sectoren. Dat betekent dat het dikwijls over veel zwaardere engagementen gaat en ook over veel meer geld. Bovendien zijn er soms ook dochterondernemingen. Bij het bezoek van deze commissie aan de provincie West-Vlaanderen kwam deze problematiek ter sprake. Zo waren er bijvoorbeeld problemen met een dochteronderneming in het buitenland.
Ik heb de indruk, ook op basis van uw antwoord, dat sommige bestuurders hun verantwoordelijkheid onderschatten. Ik heb duidelijk genoteerd dat men ofwel deelneemt aan een beslissing ofwel er uitdrukkelijk afstand van neemt door tegen te stemmen. Zeggen dat men van niets weet en gewoon heeft meegestemd, kan niet als bestuurder. Dat is toch belangrijk.
Ik ben ook van plan om in de toekomst vragen te stellen over vzw's, maar ook over directiecomités. Het decreet spreekt over bestuurders en de raad van bestuur, maar iedereen weet dat in een verdere fase soms een directiecomité wordt opgericht. Dat is veelal om evidente redenen, maar dan rijzen toch vragen. Maar dat is het onderwerp van een latere vraag.
Mijnheer de minister, ik ben zeer tevreden met de teneur en de basisstelling van uw antwoord.
De voorzitter: De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren: Mijnheer de minister, op een bepaald moment hebt u gezegd dat de kwijting aan de bestuurders gegeven wordt door de algemene vergadering, met name door de provincieraad. Dat lijkt me zeer vreemd. De kwijting wordt gegeven door de algemene vergadering van het bestuur. Het controlerecht van de provincieraad en/of gemeenteraad heeft betrekking op het algemeen beleid.
Minister Marino Keulen: Ik zal nog even herhalen wat ik heb gezegd. In de provinciewet staat: "Ten aanzien van de overtredingen waaraan zij geen deel hebben gehad, worden zij van die aansprakelijkheid slechts ontheven indien hun geen schuld kan worden verweten en zij die overtredingen hebben aangeklaagd op de eerste algemene vergadering nadat zij er kennis van hebben gekregen." Ik heb daaraan toegevoegd dat deze laatste bepaling in het kader van een autonoom provinciebedrijf moet worden gelezen alsof de algemene vergadering de provincieraad is.
De heer Francis Vermeiren: In de tekst staat wel "alsof".
Minister Marino Keulen: Inderdaad. Bij een autonoom provinciebedrijf is er echter geen algemene vergadering.
De heer Jef Tavernier: De provincie- en gemeenteraad hebben de facto een algemene vergadering.
De heer Francis Vermeiren: Het zal wel duidelijker worden als we de tekst ter beschikking hebben. Het leek me alleen nogal vreemd toen u de tekst voorlas.
Minister Marino Keulen: In het decreet staat dat de provincieraad jaarlijks beslist. Dat is zeer belangrijk. Het klopt dat sommigen soms niet goed beseffen welke verantwoordelijkheid ze dragen.
In het decreet staat: "Jaarlijks beslist de provincieraad over de aan de bestuurders te verlenen kwijting, na goedkeuring van de rekeningen. Die kwijting is alleen rechtsgeldig als de ware toestand van het autonoom provinciebedrijf niet wordt verborgen door enige weglating of onjuiste opgave in de rekeningen of in de rapportering betreffende de uitvoering van de beheersovereenkomst." Ik verwijs naar artikel 229, paragraaf 3 op pagina 219 van het decreet.
De voorzitter: Het incident is gesloten.