Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 20/11/2007
Interpellatie van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de bijeenkomst van de burgemeesters van de zes faciliteitengemeenten uit de Vlaamse Rand met hun Brusselse collega's op 7 november 2007 enerzijds, en over de uitspraken van de waarnemend burgemeester van Wezembeek-Oppem van 8 november anderzijds
Interpellatie van de heer Mark Demesmaeker tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de uitspraken van de waarnemend burgemeester van Wezembeek-Oppem
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u zult begrijpen dat mijn interpellatie in een wat ander daglicht staat, gelet op de gebeurtenissen en de beslissingen van vorige week.
Mijnheer de minister, u bent eigenlijk geen staatsman of althans geen staatsman in de Belgische zin van het woord. Dat siert u, want een Belgische staatsman had ongetwijfeld nog een beetje gewacht met de beslissing om een aantal burgemeesters van wie het dossier nog hangende was, te benoemen of niet te benoemen. U hebt dat niet gedaan en u hebt blijkbaar een beslissing genomen op het ogenblik dat het advies van de gouverneur binnen was. U hebt dus beslist om drie van de vier kandidaat-burgemeesters van wie de benoeming nog hangende was, uiteindelijk niet te benoemen.
Wij vinden die beslissing niet meer dan logisch. De personen in kwestie hebben immers bewust en meermaals en heel provocatief de taalwetgeving overtreden. Ook tijdens vorige legislaturen hebben we hier eindeloos geïnterpelleerd over Wezembeek-Oppem en over het hele circus nadat de milieubelasting op een verkeerde manier werd geïnd. Er werden oproepingsbrieven verstuurd voor de verkiezingen van 2006 en 2007 die ingingen tegen de omzendbrieven en tegen de taalwetgeving zoals die werd geïnterpreteerd door minister Peeters. Bovendien werd op 22 oktober een wat u terecht een circusvertoning hebt genoemd, georganiseerd door bewust extra gemeenteraden bijeen te roepen met als enige doel het gebruik van het Frans. Als provocatie kon dat tellen. Mijnheer de minister, uw beslissing ter zake vinden we dus niet meer dan logisch.
Toch stellen we ons een aantal vragen bij de zaak. Waarom benoemde u alleen die drie burgemeesters niet, maar wel de waarnemende burgemeester van Sint-Genesius-Rode? Zij ging toch ook in de fout, zeker in 2006 door het bewust verkeerd opsturen van de oproepingsbrieven voor de gemeenteraadsverkiezingen. Waarom benoemde u wel de burgemeester van Sint-Genesius-Rode en ook de voorzitters van de OCMW's van wie de dossiers nog hangende waren? Wat Sint-Genesius-Rode betreft zou men de indruk krijgen - en misschien bent u daarvoor wel 'genoeg staatsman' - dat wordt gezegd "één keer is geen keer". Misschien was dat uw overweging, maar ik stel vast dat één keer toch ook één keer is en dat Sint-Genesius-Rode vóór de omzendbrief-Peeters definitief werd gevalideerd door de Raad van State, al verschillende keren in de fout is gegaan. Mijnheer de minister, graag kreeg ik hier wat uitleg over.
Mijnheer de minister, we stellen vast dat de reacties van de Franstaligen min of meer hilarisch te noemen zijn. Men sprak van 'une giffle', van 'une provocation' en men zei dat u niet had mogen optreden omdat de democratie had gespeeld en de drie heerschappen van Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem toch wel de meeste stemmen hadden gehaald. Dus werd u gesommeerd door de Franstalige partijen om de burgemeesters te benoemen of om alsnog een oplossing te zoeken. Het kon in geen geval, noch voor MR, noch voor FDF, noch voor cdH, noch voor Ecolo, noch voor PS, dat een Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden op een normale en logische manier zijn voogdijfunctie uitoefende. Ik vraag mij af waar ze zich eindelijk mee moeien. Wij moeien ons er toch ook niet mee wanneer een Waalse gewestminister van Binnenlandse Aangelegenheden een corrupt persoon van de PS benoemt in Charleroi. Wij zullen daar misschien wel bedenkingen bij hebben, maar ik zie niet gebeuren dat de partijvoorzitters van de Vlaamse partijen op de barricaden klimmen en eisen dat er iets aan gedaan wordt en dat de benoeming ongedaan wordt gemaakt. De Franstaligen mengen zich alweer in onze zaken.
Het is duidelijk, mijnheer de minister, dat als het van de Milquets, de Di Rupo's, de Maingains en de Reyndersen van deze wereld afhangt, het volstaat om verkozen te zijn en voldoende stemmen te hebben. Daarna moet men maar benoemen, ongeacht de achtergrond of de al dan niet gerechtelijke kasserollen die men achter zich aan sleept. Dat is natuurlijk te gek voor woorden, maar het duidt wel op het feit dat niet alleen de betrokken kandidaat-burgemeesters, maar alle Franstalige partijen nog steeds de taalgrens niet aanvaarden en dat ze nog steeds de taalwetgeving niet aanvaarden, Ze aanvaarden zelfs arresten van de Raad van State niet, want het arrest dat de omzendbrief-Peeters heeft gevalideerd, werd maar door 'une chambre flamande' uitgesproken. In de Belgische context moet daar blijkbaar niet te veel rekening mee gehouden worden. Dus zij aanvaarden ook niet dat Vlaanderen nu eenmaal de voogdijoverheid is voor alle Vlaamse gemeenten, ook de gemeenten met taalfaciliteiten.
Mijnheer de minister, de kous is dus nog lang niet af. U bent aan een avontuur begonnen. Op 7 november werd op het stadhuis van Brussel een vergadering belegd tussen Brusselse burgemeesters enerzijds en de burgemeesters en de toen nog waarnemend burgemeesters van de faciliteitengemeenten anderzijds. Die vergadering was dan weer een antwoord op de stemming in de Kamercommissie Binnenlandse Zaken over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Op die vergadering, een zogezegde grote solidariteitsvergadering, werd afgesproken dat men een bindend referendum zou organiseren waarbij de bevolking van de zes zou worden gevraagd zich uit te spreken of men vindt dat de gemeenten al dan niet bij Brussel moeten worden aangesloten.
Mijnheer de minister, hiermee gaan de burgemeesters van alle zes gemeenten, en niet alleen de drie die u niet hebt benoemd, opnieuw hun boekje zwaar te buiten met als enige bedoeling opnieuw olie op het communautaire vuur te gooien. Ze weten immers zeer goed dat het organiseren van een dergelijk zogenaamd referendum volslagen onwettelijk is. De burgemeesters geven hiermee nog maar eens te kennen dat ook zij de taalgrens niet respecteren en dat ze u als Vlaamse voogdijoverheid niet aanvaarden.
Daar komt dan nog bij dat een dag later, op 8 november, de nu nog altijd waarnemend burgemeester van Wezembeek-Oppem, de heer Van Hoobrouck, er als de kippen bij was om nog een duit in het zakje te doen. Hij heeft verklaard dat hij boudweg in de toekomst elke Vlaamse regelgeving naast zich neer zal leggen en niet zal toepassen. Hij zei dat hij in staat van oorlog was en dat Vlaanderen de vijand was. Na het niet benoemen heeft hij er nog een schep bovenop gedaan. Toen men hem op de RTBF voorlegde dat het juridisch onmogelijk is om Frans te gebruiken tijdens de gemeenteraden, zei hij dat het best kan zijn dat het juridisch niet kan maar dat hij politiek gesproken een signaal moest geven en zich moest verzetten tegen een onrechtvaardige situatie. Hij zei dat hij bij zijn standpunt bleef. De heer Van Hoobrouck is dus niet alleen niet benoemd, maar bevindt zich nu, volgens zijn eigen woorden, in een staat van oorlog met de Vlaamse overheid.
Mijnheer de minister, de kous is niet af, we weten nu al dat de gemeenteraden van Linkebeek en Kraainem opnieuw dezelfde personen zullen voordragen als kandidaat-burgemeester. Het zou ons niet verwonderen dat Wezembeek-Oppem zal volgen. We zijn dus nog voor vele jaren weg en zitten in een carrousel die te vergelijken is met de carrousel in de jaren tachtig in Voeren en in Kraainem, met de voorzitter van het OCMW, de heer Capart. De krachtmeting is nog maar begonnen. Ten aanzien van de nu nog niet benoemde burgemeester van Wezembeek-Oppem maar ook ten aanzien van de gemeenteraden die opnieuw dezelfde niet benoemde kandidaat-burgemeesters zullen voordragen, kunt u niets anders dan daartegen de tuchtprocedure instellen. Ik kan me moeilijk voorstellen dat u nu de kandidaturen wel zult aanvaarden en dat u ze in de toekomst wel zult benoemen.
Men wil ook nog eens het al dan niet benoemen van die heerschappen meebrengen in de federale regeringsonderhandelingen die nu aan de gang zijn. Ik neem aan dat het voor u uitgesloten is dat een dergelijke koehandel zou worden opgezet. De carrousel is nu begonnen. Als gebaar van goede wil van de Franstaligen hebben we in het grootste deel van Halle-Vilvoorde vanwege de Union des Francophones een vrij uitgebreid pamflet in de bus gekregen onder de titel 'Bruxelles compte 62 communes'. De Franstaligen vragen van ons een geste, een gebaar van goede wil, om in alle sereniteit en met alle evenwichten die er zijn, te kunnen onderhandelen over Brussel-Halle-Vilvoorde en over de staatshervorming. U redeneert logisch en juridisch. U zegt dat u correct handelt en redeneert. Wat doen die heerschappen? Ze spuwen u in het gezicht. U hebt al eens gezegd dat u het spuugzat was. Ik denk dat u het nog spuugzatter bent dan toen en dat u een tandje bij moet steken en de krachtmeting ten volle moet aangaan. U moet niet vlug terugkrabbelen en zien welke dossiers er komen, want dan zitten we in die carrousel. Er is één man, één regering en één parlement die die carrousel kunnen doen stoppen, en dat bent u, dat is de Vlaamse Regering en dat is dit parlement. Alle initiatieven die u zult nemen om die carrousel te stoppen om nu eens eindelijk te tonen wie in Vlaanderen de baas is ten aanzien van iedereen en dus ook ten aanzien van de gemeentebestuurders in de faciliteitengemeenten, kunnen op onze steun kunnen rekenen.
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt inzake de bijeenkomst van de burgemeesters en de waarnemend burgemeesters van de zes faciliteitengemeenten met de Brusselse burgemeesters op 7 november? Hebt u hen er reeds op gewezen dat zij in de volslagen illegaliteit handelen en zichzelf hiermee buiten de wet stellen? Wat is uw standpunt ten aanzien van de uitspraken van de heer Van Hoobrouck, die zich in staat van oorlog verklaart met Vlaanderen en de Vlaamse overheid? Bent u het met ons eens dat, in de gegeven omstandigheden, de zes burgemeesters hun ambt niet langer waardig zijn en er tegen hen een tuchtprocedure dient te worden gestart die moet leiden tot hun definitieve afzetting? Is het uw bedoeling om, indien in Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem opnieuw dezelfde personen worden voorgedragen, die personen niet te benoemen, en ze integendeel af te zetten als eerste schepen? Is het dan de bedoeling om die gemeenten onder curatele van de Vlaamse Regering te stellen en een regeringscommissaris te sturen die de gemeenten ten minste op een ordentelijke manier kan besturen?
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de minister, u hebt altijd aangekondigd dat u zou handelen op basis van een dossier. U hebt dat ook gedaan, en wij willen u daarvoor feliciteren. U hebt gedaan wat u moest doen, namelijk de drie burgemeesters niet benoemen, op basis van het dossier.
De heer Van Hauthem heeft de uitspraken van de heer Van Hoobrouck op de VRT-radio op 8 november, in een reactie op de stemming over de splitsing Brussel-Halle-Vilvoorde, niet geciteerd. Ik wil dat hier toch even doen, want die uitspraken waren de aanleiding voor mijn interpellatie. Hij zei: "We verkeren in staat van oorlog. Ik ben voor het principe 'oog om oog, tand om tand'. Ik zal in principe en in de realiteit alle maatregelen nemen om ons te verdedigen met alle maatregelen die noodzakelijk zijn. De houding van de Nederlandstaligen gisteren is onaanvaardbaar in een democratisch land. Ik zie niet in waarom ik in dit geval de Vlaamse wetgeving nog moet respecteren. We zullen ons organiseren. Ik ben voor scherpe reactie." De interviewer vroeg dan naar een concreet voorbeeld van zo'n scherpe reactie, maar daar wou hij niet op antwoorden: "Ik geef mijn wapen niet aan de vijand."
Met die uitspraken blaast waarnemend burgemeester Van Hoobrouck alle bruggen op. Dat hij niet benoemd kon worden, is hiermee uiteraard ten overvloede bewezen. Ik wil echter nog een stap verder gaan, mijnheer de minister. Op dit moment is de waarnemend burgemeester schepen van de gemeente Wezembeek-Oppem. Ik breng graag artikel 71 van het Gemeentedecreet in herinnering: "De Vlaamse Regering kan de burgemeester, schepen of voorzitter van de gemeenteraad schorsen of afzetten wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid." Wij vinden dat het kennelijke wangedrag met dergelijke uitspraken opnieuw bewezen is. Een tuchtprocedure ten aanzien van de heer Van Hoobrouck, in zijn hoedanigheid van schepen van Wezembeek-Oppem, dringt zich dan ook op.
Wat indien een willekeurige andere schepen of burgemeester, waar dan ook in Vlaanderen, dergelijke uitspraken zou doen ten aanzien van een deel van zijn bevolking? In dit geval wordt een deel van de bevolking geïntimideerd, bijna bedreigd. Hij gebruikt oorlogstaal, het is kwetsende, opruiende taal. Wat zou u doen, mijnheer de minister, mocht een andere schepen of burgemeester in Vlaanderen hetzelfde soort uitspraken doen? Voor alle duidelijkheid wil ik nog opmerken dat deze uitspraken niet in het dossier zitten dat ertoe geleid heeft dat u de burgemeester niet hebt benoemd.
Ik wil ook even de aandacht vestigen op de toestand in Sint-Genesius-Rode. De waarnemend burgemeester, mevrouw Rolin, wordt daar wél benoemd. De verkozene van de Vlaamse eenheidslijst Samen, mevrouw Sobrie, reageerde ontgoocheld: "Puur juridisch heeft de burgemeester van Sint-Genesius-Rode inderdaad niets verkeerds gedaan met betrekking tot de organisatie van de federale verkiezingen, maar dat verandert haar keiharde standpunten tegenover de Vlamingen in onze gemeente niet. Ik was al blij dat er dit keer een onderzoek werd gevoerd naar de overtredingen die mevrouw Rolin beging, maar jammer genoeg blijft ze in het zadel."
De burgemeester is inderdaad niet verantwoordelijk voor het versturen van Franstalige oproepingsbrieven in Sint-Genesius-Rode, maar wel de eerste schepen, de heer Eric Libert van het FDF. Zo ontspringt mevrouw Rolin de dans, maar blijft het probleem gewoon bestaan. Dus blijft de vraag: quid Eric Libert? Hoe zit het met het aparte onderzoek tegen schepen Libert?
Mevrouw Sobrie voegt daar nog aan toe dat, door de benoeming van mevrouw Rolin, een extra schepen in het college zitting neemt. Naar alle waarschijnlijkheid wordt dat Georges Clerfayt, net zoals de heer Libert een extreme FDF'er. Dat is toch wel slecht nieuws voor de Vlamingen in die gemeente.
Mijnheer de minister, wat mij meer en meer begint te storen in, onder andere, het taalgebruik van de pers, en waar we ons, mezelf incluis, soms ook aan bezondigen, is dat we heel vaak de logica van de Franstaligen beginnen over te nemen. Een deel van het probleem hebben we dan ook aan onszelf te danken. We spreken al te vaak over de 'Franstalige' burgemeesters van Linkebeek, van Kraainem, van Wezembeek-Oppem. We spreken over de 'Franstalige' schepenen. We spreken heel vaak over 'de Rand van Brussel'. We spreken over 'de faciliteitengemeenten'. We vervallen daarmee in het denkkader en de semantiek van het FDF, dat stelt dat er in Vlaams-Brabant een minderheid woont die privileges moet krijgen.
Mijnheer de minister, waarom zijn dat 'Franstalige' burgemeesters? In mijn ogen zijn dat Vlaamse burgemeesters. Ze zijn burgemeester in Vlaanderen. Ze zijn verkozen en benoemd in een Vlaamse gemeente. Dus zijn het Vlaamse burgemeesters. Waarom spreken we over de 'Vlaamse' schepen in Sint-Genesius-Rode. Wat zijn die andere schepenen dan? Zijn zij dan geen Vlaamse schepenen?
We maken niet genoeg het onderscheid tussen persoonlijke aangelegenheden en het institutionele aspect. Welke taal er thuis wordt gesproken, welk geloof iemand aanhangt, voor welke voetbalclub iemand supportert, welke muziek iemand graag hoort, is één zaak. Wie echter in Vlaanderen woont, is lid van de Vlaamse Gemeenschap, waar het Nederlands de bestuurstaal is, waar de Vlaamse decreten, rondzendbrieven enzovoort overal van toepassing zijn. Ook de zogenoemde faciliteitengemeenten zijn Vlaamse gemeenten, met weliswaar een afwijkende taalregeling, die exclusief voor de inwoners geldt. Wie daar ook komt wonen, het blijven Vlaamse gemeenten.
Waarom hebben we het dan ook niet gewoon over Vlaamse gemeenten? Als we dat niet doen, bevestigen we de denkpatronen en de semantiek in de UF- en FDF-blaadjes, die het voortdurend hebben over de 'francofone minderheid' tegenover de Nederlandstaligen. Voor het overige werpen ze zich op als de perfecte Belgen. Dat leidt er dan inderdaad toe dat academici op Kanaal Z zeggen dat we die gemeenten kwijt zijn en dat we ze moeten overleveren aan Brussel, dat we moeten durven spreken over de uitbreiding van Brussel en de aansluiting van die gemeenten bij het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Politologen zoals Carl Devos gebruiken dezelfde redenering.
Als we dat taalgebruik hanteren, is het vanzelfsprekend dat er compensaties worden gegeven voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Dan gebruikt men de logica van het FDF, dat vindt dat in naam van de democratie, in naam van de vrijheid, in naam van de tolerantie, het vanzelfsprekend is dat in België overal het Frans gebruikt en gesproken moet kunnen worden, dat België eigenlijk een Franstalige staat is. In het noorden wonen dan wel mensen die een andere taal spreken. Dat verhindert die partij er echter niet van te vinden dat Franstaligen het recht hebben om overal het Frans te gebruiken.
Zo wordt er in de FDF-handleiding 'Droits des francophones' gewoon opgeroepen om waar dan ook in Vlaanderen, en niet alleen in de faciliteitengemeenten, in de privécontacten en de contacten met ondernemingen, de regionale, provinciale en plaatselijke overheid steeds het Frans te gebruiken. Als die dan in het Nederlands antwoorden, 'continuez à parler en français', wordt er nog aan toegevoegd. Dat staat letterlijk in een handleiding van het FDF.
Voor hen is het dan wel weer wiedes dat in het zuiden van het land uitsluitend Frans wordt gesproken. In het FDF-magazine 'Perspectives francophones', dat in een groot deel van Vlaams-Brabant wordt gebust, wordt veel aandacht besteed aan heel wat Franstalige initiatieven in Vlaanderen. Er wordt ook heel wat kritiek gegeven op initiatieven van Vlaamse gemeentebesturen zoals Halle, Zaventem, Merchtem enzovoort. Ik kan u trouwens illustreren wat de mentaliteit bij de Franstaligen is. Zo maken ze zich druk over een firma in Henegouwen, aan de grens met West-Vlaanderen, die ook Nederlandstalige reclame voert. Want "la clientèle francophone a droit, puisque le siège de l'entreprise est situé en région de la langue française, à une information commerciale unilingue française".
Mijnheer de minister, uiteraard bent u op de hoogte van de uitspraken van de burgemeester van Wezembeek-Oppem. Wat is uw standpunt daarover? Een waarnemend burgemeester die een oproep doet om in de onwettelijkheid te treden, die een aankondiging tot ongehoorzaamheid lanceert en met zijn oorlogstaal bijna tot geweld oproept, die zijn burgers tegen elkaar opzet, zijn Vlaamse inwoners intimideert, kan een sanctie niet meer ontlopen. Welke concrete maatregelen zult u nemen om de waarnemend burgemeester tot de orde te roepen? Bent u van plan een tuchtprocedure op te starten om deze mandataris zijn schepenambt te ontnemen? Welke maatregelen zult u nemen om de belangen van de Nederlandstaligen in deze gemeente ook na de opruiende taal van deze mandataris te vrijwaren?
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Mijnheer de voorzitter, het zal allicht weinigen verbazen dat ik hier even het woord wil nemen. Het is geweten dat ik beknopt ben en dat ik steeds concrete, duidelijke standpunten inneem. Ik wil een aantal duidelijke vragen stellen. Het moet mogelijk zijn hier duidelijke antwoorden op te geven en duidelijke standpunten in te nemen.
Ik wil hier nogmaals benadrukken dat de minister terecht kordaat tegen de drie kandidaat- burgemeesters in de faciliteitengemeenten heeft opgetreden. Zoals de voorbije weken en maanden al een aantal keren is verklaard, staat heel het Vlaams Parlement achter die beslissing. De situatie is immers duidelijk. De kandidaat-burgemeesters hebben de taalwetgeving overtreden. Ze hebben de omzendbrief-Peeters niet toegepast. Er is zelfs sprake van een oorlogsverklaring en van het oog-om-oog en tand-om-tandprincipe.
Sommige van die politici hebben de mogelijkheid geopperd de Vlaamse decreetgeving in de toekomst niet meer toe te passen. Dit is onbegrijpelijk en volledig ontoelaatbaar. We mogen niet vergeten dat dezelfde personen allicht opnieuw als kandidaat-burgemeester zullen worden voorgedragen. De minister heeft nochtans gevraagd andere kandidaten voor te dragen.
Zoals de heer Van Hauthem daarnet al heeft aangehaald, hebben we enkele weken geleden in plenaire zitting al een hele discussie over dit onderwerp gevoerd. Ik heb toen een oplossing aangereikt, met name het sturen van een regeringscommissaris om in de faciliteitengemeenten eindelijk orde op zaken te stellen. Mijns inziens, moet de minister ten aanzien van de uitvoerende mandatarissen in deze gemeenten een tuchtprocedure opstarten. Op geen enkel ogenblik mag een toegeving in functie van de lopende federale regeringsonderhandelingen worden overwogen.
Mijnheer de minister, zult u, naast de weigering de halsstarrige kandidaat-burgemeesters te benoemen, op basis van het tuchtonderzoek van de gouverneur eindelijk ook de betrokken schepen tuchtrechtelijk vervolgen? Welke tuchtstraffen overweegt u? Waarom zet u de heer Van Hoobroeck niet af naar aanleiding van zijn onaanvaardbare verklaringen? Kunt u hier duidelijk verklaren dat geen enkel element van de beslissing met betrekking tot de burgemeesters een element van de lopende federale regeringsonderhandelingen zal worden? Een duidelijk ja of neen is hier vereist. Zoals gezegd, stel ik enkel vragen die een duidelijk antwoord vergen.
De mensen die hier daarnet het woord hebben gevoerd, hebben het in het verleden al vaak over de situatie in de Vlaamse Rand, over de burgemeesters van de faciliteitengemeenten en over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde gehad. Ook in dit verband moet er meer duidelijkheid komen. Ik vind het belangrijk dat we, over de partijgrenzen heen, op dezelfde golflengte blijven. Dit geldt zeker voor de situatie in deze regio. Er is daarnet al verwezen naar wat zoal in de tijdschriften en in de kranten is verschenen. De inhoud van de afgelopen weekend verschenen kranten heeft mij alvast verbaasd. Blijkbaar bestaan binnen het kartel CD&V-N-VA verschillende posities over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik zou de heer Demesmaeker dan ook willen vragen hierover enige duidelijkheid te verschaffen.
De voorzitter: De heer Van Eyken heeft het woord.
De heer Christian Van Eyken: Mijnheer de voorzitter, aangezien dit me enigszins gevaarlijk lijkt, wil ik hier geen beeldspraak gebruiken. In de pers is over kaakslagen en zelfs over een nakende derde kaakslag gesproken. In de Bijbel staat dat wie een slag in het gezicht krijgt zijn andere wang moet aanbieden. Aangezien een gezicht maar twee kanten heeft, vraag ik me af waar die derde kaakslag moet terechtkomen. (Gelach)
Er is daarnet verwezen naar de cijfers die in het blaadje van de Union des Francophones (UF) zijn verschenen. Wie die cijfers over de aansluiting van bepaalde gemeenten bij het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wil citeren, moet hier eigenlijk bij vermelden dat het gaat om de resultaten van een lopend universitair onderzoek. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
De heer Demesmaeker heeft daarnet verklaard dat er in feite geen minderheid is. Ik begrijp niet hoe hij zich zo halsstarrig kan opstellen. Tijdens de federale en de gewestelijke verkiezingen behalen de Franstalige partijen immers veel stemmen.
Aan Franstalige zijde leeft de overtuiging dat met twee maten en twee gewichten wordt gewerkt. U hebt effectief drie van de vier burgemeesters niet benoemd en dat wordt toch beschouwd als een sanctie. In het verslag las ik dat u dat deed omdat ze de oproepingsbrieven voor de federale verkiezingen in de taal van de belanghebbende hebben verstuurd. Een tweede feit werd gevormd door de gemeenteraden waar Frans werd gesproken door de gemeenteraadsleden. Ik wil trouwens benadrukken dat het enkel de gemeenteraadsleden waren die Frans spraken en niet de burgemeesters of schepenen. Ze hebben daarvoor - volgens mij terecht - verwezen naar een arrest van het Arbitragehof van 1998. Dat is de ene kant.
Aan de andere kant is er de houding van de burgemeesters van Vlaams-Brabant die de verkiezingen hebben geboycot. Ik weet wel dat de federale verkiezingen in die gemeenten plaatsvonden, maar dat gebeurde dankzij de inmenging van de gouverneur. Ik weet met zekerheid dat de oproepingsbrieven van Overijse verstuurd werden door de gouverneur van Vlaams-Brabant, terwijl dat normaal de taak is van het college van burgemeester en schepenen. Toch hebt u zelf gezegd, mijnheer de minister, dat die mensen niet gesanctioneerd zullen worden en dat u uw hand daarvoor in het vuur steekt. Aan Franstalige zijde wordt dit beschouwd als meten met twee maten en twee gewichten. (Opmerkingen van de heer Mark Demesmaeker)
Er is ook een regel die zegt dat de burgemeester de verkiezingen moet organiseren in zijn gemeente. De betrokken burgemeesters hebben gezegd: "Wij willen het niet doen." (Opmerkingen)
Ik wil het ook hebben over de procedure van de niet-benoeming van verleden week. Ik vind het toch een beetje eigenaardig dat we kennis hebben moeten nemen van het advies van de gouverneur via de site van De Standaard. De burgemeesters hebben me verteld dat ze het verslag niet hebben gekregen, maar gewoonweg hebben kunnen downloaden van die site. Hoe zijn de kopieën van het verslag daar terechtgekomen? Is dat geen schending van de privacy? Ik zou hierover graag een verklaring krijgen.
In uw besluit vraagt u een nieuwe voordrachtsakte. Er staat duidelijk in dat het geen andere hoeft te zijn. In de pers lees ik soms dat de gemeenteraad hiervoor moet instaan. Artikel 59, paragraaf 1, van het Gemeentedecreet bepaalt dat het de meerderheid van de gemeenteraadsleden is die een nieuwe voordrachtakte moet doen, niet de gemeenteraad. (Rumoer)
Wat gaat u doen indien er nieuwe voordrachten komen met dezelfde kandidaten? (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ik vel daar geen oordeel over, ik stel de vraag aan de minister.
Mijnheer de minister, ik heb nog een laatste punt. Ik heb kennis genomen van het advies van de gouverneur en van uw beslissing. De feiten waarop u alludeert om de niet-benoeming te doen, zijn dus de oproepingsbrieven voor de federale verkiezingen en het feit van oktober 2007. De feiten vonden plaats in mei/juni 2007 en in oktober 2007. Waarom werden de burgemeesters niet zoals alle andere burgemeesters al in januari benoemd? Op 20 december 2006 was er al een eerste rapport van de gouverneur. Wat stond er feitelijk in dat rapport? Werden dezelfde problemen er al in aangehaald? Waarom werden de burgemeesters niet benoemd in januari 2007 en eventueel - volgens uw appreciatie - daarna gesanctioneerd?
De kandidaat-burgemeester van Linkebeek kan niets worden weerlegd, aangezien hij geen uittredend burgemeester was. Het gaat immers enkel over feiten van mei/juni 2007 en van oktober 2007. Nochtans hebt u alles op één lijn gezet.
Ik blijf de indruk hebben dat alles samenhangt, want plots worden ook de OCMW-voorzitters in de andere gemeenten en in de faciliteitengemeenten benoemd. U hebt altijd gezegd dat er geen enkele samenhang is tussen de twee feiten. Het is dus 'par hasard' dat dit nu opeens op hetzelfde moment gebeurt.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de rapporten van de gouverneur over de kandidaat-burgemeesters worden overgemaakt aan het parlement. Het zijn openbare documenten. De heer Van Eyken vraagt hoe ze op de site van De Standaard terechtgekomen zijn. Dat komt doordat de krant ze heeft gevraagd. Iedereen die ze vraagt, kan ze krijgen. Dat staat los van de privacy, want het gaat over openbare bestuursdocumenten. We zullen ze bezorgen aan de commissie. De voorzitter zal er samen met onze gewaardeerde commissiesecretaris wel voor zorgen dat ze bij de geïnteresseerden terechtkomen - ook de voorzitter wordt uiteraard gewaardeerd.
Ik kom tot de beslissing die ik heb genomen. Het is altijd goed om de geschiedenis achter een dossier te kennen. De historici die hier aanwezig zijn, zullen dat alleen maar beamen. In 2001 hebben we samen met de Franstaligen afgesproken om de bevoegdheid over het benoemen van de burgemeesters en alles wat ermee te maken heeft, het toezicht op het lokale en provinciale bestuur, toe te vertrouwen aan de gewesten. Dat waren de zogenaamde Lambermontakkoorden die we sloten met de Franstaligen. Wat ik doe, is dus gewoon het uitoefenen van mijn bevoegdheid. Ik heb altijd gezegd dat dit een zaak is van de gewestregeringen. Ik heb me daarmee op de legalistische lijn geplaatst. Dit kan dus geen onderdeel zijn van de federale onderhandelingen. De heer Van Hauthem heeft me de laatste keer dat hij het over dit onderwerp had, zelfs verplicht om dat drie keer te herhalen.
Een aantal onder u doet alsof de beslissing om de drie burgemeesters niet en anderen wel te benoemen, de evidentie der dingen is, maar laten we eerlijk zijn: het is een zware en moeilijke beslissing geweest. Ik ben echt niet over één nacht ijs gegaan en ik denk ook niet dat velen voor mij een soortgelijke beslissing genomen hebben. Wij hebben ons eigenlijk gewoon principieel opgesteld. Bij mij was altijd het uitgangspunt dat ik hetzelfde zou doen als met een
soortgelijk dossier om het even waar in Vlaanderen en met om het even welke kandidaat-burgemeester. Of het nu om Gent, Antwerpen of Borgloon had gegaan, een burgemeester die dezelfde feiten had gepleegd, zou ook niet door de benoemingsprocedure zijn geraakt. Ik heb om dezelfde reden de kandidaat-burgemeesters van Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem niet benoemd.
Ik ben een redelijk mens. Ik heb wel de burgemeesters benoemd die door een Franstalige meerderheid werden voorgedragen in Drogenbos, in Wemmel en in Sint-Genesius-Rode. Ik heb dat ook gedaan met de zes voorzitters van de OCMW's in die zes faciliteitengemeenten. Wat Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem betreft, zal ik een uitdrukking gebruiken die iedereen begrijpt: trop is te veel. Er zijn nu eenmaal grenzen overschreden en daarvan moet men de gevolgen dragen. Ik heb echt waar - en degenen die me kennen, kunnen dit bevestigen - niets tegen Franstaligen. Ik heb wel iets tegen mensen die systematisch de wet met de voeten treden. Om aan te tonen dat ik niets tegen Franstaligen heb, moet ik maar verwijzen naar Drogenbos, Wemmel en naar Sint-Genesius-Rode en naar de 6 OCMW-voorzitters.
Waarom heb ik dit nu gedaan? Op een zeker ogenblik is een procedure afgerond. Het rapport van de gouverneur is binnengekomen. Ik heb het bekeken en ik heb het besproken met mijn medewerkers. We hebben het langs alle kanten bekeken. Ik benadruk dat het om een vrijblijvend advies van de gouverneur ging. Ik wil me niet achter zijn rug verstoppen. Het was een duidelijk advies, gebaseerd op juridische gronden, niet op politieke overwegingen. Uit het advies bleek dat hij ongunstig adviseerde voor Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem. Hij zei eigenlijk "ik maak voorbehoud", maar dat is ambtenarentaal om te zeggen "ik adviseer ongunstig". Hij gaf gunstig advies bij Sint-Genesius-Rode.
Een aantal onder u vroegen hoe ik tot de positieve beslissing voor Sint-Genesius-Rode kwam. Het klopt dat mevrouw Delacroix-Rolin fout gestart is. Er zijn fouten gebeurd bij de oproepingsbrieven voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 8 oktober 2006. Ze heeft zich herpakt en heeft ervoor gezorgd dat bij de Kamer- en Senaatsverkiezingen van 10 juni van dit jaar, de fout niet herhaald werd. Ze heeft evenmin meegedaan aan de circusvertoningen op 22 oktober. Meer nog, ze heeft niet alleen niet deelgenomen aan het bijeenroepen van de speciale gemeenteraad op instigatie van Olivier Maingain, maar toen de dag nadien een 'normale' gemeenteraad plaatsvond, heeft ze degenen die probeerden om het woord te voeren in het Frans, afgeblokt. Toen men niet van ophouden wou weten, heeft ze op een zeker ogenblik de zitting geschorst. Ze heeft haar verantwoordelijkheid getoond. Het is belangrijk dat de Vlaamse overheid tegemoet komt aan de Franstaligen die zich inschrijven op onze lijn en doen wat de toezichthoudende overheid van hen als burgemeesters mag verwachten. Het is belangrijk om aan die mensen een signaal te geven en hen de kans te geven om zich te herpakken en te verbeteren. Ik kan u trouwens meedelen - en dit zal voor de meesten nieuws zijn - dat mevrouw Delacroix-Rolin deze middag de eed als burgemeester heeft afgelegd bij de gouverneur. Ze is op dit ogenblik ingezworen als burgemeester en is formeel in functie.
In de media wordt de hele tijd gesteld dat de kandidaat-burgemeesters opnieuw voorgedragen zullen worden. Laat het volgende duidelijk zijn. Ik heb de kandidaat-burgemeesters niet benoemd en ik zal ze ook niet benoemen over drie dagen of over drie maanden. Laat het duidelijk zijn dat ik op mijn lijn blijf. Het is niet zo dat er een soort van herexamen en deliberatie komt. Ik blijf duidelijk op mijn lijn. De kandidaten die ik niet heb benoemd als burgemeester, zal ik niet benoemen.
Er wordt verwezen naar de democratie. Uiteraard is de democratie uitermate belangrijk. Ik ben een democraat tot in mijn tenen. Laat ook dat duidelijk zijn. Naast democratie bestaat er ook iets dat heel belangrijk is voor een burgemeester: respect voor de wettelijkheid. Alle ministers die verantwoordelijk zijn voor het binnenlandse bestuur, krijgen te maken met commentaar van burgemeesters. Een burgemeester mag een andere politieke opinie hebben dan de voogdijminister en mag er duidelijk afstand van nemen in publieke verklaringen. Constant zijn er burgemeesters die me vragen om iets te doen of anders te doen, of die opmerkingen maken over een teveel aan verplichtingen. Ik heb heel veel sympathie voor de burgemeesters, maar ik verwacht van alle burgemeesters, ongeacht hun strekking en wat ze denken over de toezichthoudende overheid, dat ze de wetten uitvoeren. Ze moeten de wet toepassen. Als ze vinden dat de wet niet correct is, moeten ze op het niveau waar de wet moet worden veranderd maar politieke initiatieven laten nemen. Het is dan aan de parlementariërs en de parlementen om initiatieven of pogingen in die richting te ondernemen, of aan de regering om maatregelen te nemen om reglementeringen of voorschriften te veranderen. Een burgemeester past de wet toe.
Mevrouw De Wachter, ik vermoed dat u in dezen optreedt als woordvoerder van de hele sp.a. Men moet wel maat houden. Ik blijf erbij dat de beslissing die ik heb genomen, een zeer zware beslissing is. Men doet nu alsof wat ik heb gedaan, de normaalste zaak van de wereld is. In de Franstalige pers echter geeft men de indruk dat Marino Keulen de slechtste mens op aarde is. Er zijn er niet veel voor mij die een soortgelijke beslissing hebben genomen. Laten we begrijpen dat de kandidaat-burgemeesters van Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem aangeslagen zijn. Laten we een kat een kat noemen. Ze hebben waarschijnlijk gedacht dat de kwestie federaal zou worden geregeld in het kader van de formatie. Vele leden van deze commissie en van het Vlaams Parlement hebben dat ook gedacht. Ik begrijp anders niet, mijnheer Van Hauthem, dat ik tot drie keer achter elkaar, zoals Petrus die zijn meester verloochende…
De heer Joris Van Hauthem: Die verraadde hem drie keer, dat hebt u niet gedaan.
Minister Marino Keulen: Het altijd opnieuw stellen van de vraag, ook al was ze nog maar twee seconden oud, geeft aan dat er heel veel wantrouwen ten aanzien van mij en van dit dossier bij u schuilging.
Mevrouw De Wachter, een regeringscommissaris kan nooit het bestuur van een gemeente overnemen. Dat is wettelijk niet voorzien, dat bestaat niet. Een regeringscommissaris kan eventueel een onwettige beslissing of bestuursdaad corrigeren. Bijvoorbeeld als een bestuur weigert om iemand in te schrijven in de bevolkingsregisters, dan kan de minister een regeringscommissaris sturen die dan in de plaats van het gemeentebestuur die persoon inschrijft. Dat is dan een wettelijke beslissing en men moet zich daar aan houden. Maar een regeringscommissaris die even zegt dat het college aan de kant moet gaan staan en die zelf de sterke man of sterke vrouw gaat spelen, bestaat niet. Dat zal nooit gebeuren zolang ik hier zit. De regeringscommissaris bestaat nu om fouten en onrechtmatige beslissingen te corrigeren.
U zegt dat ik moet beloven om dit dossier niet opnieuw in verband te brengen met de federale regeringsonderhandelingen. Door de beslissing die ik heb genomen, namelijk aan de ene kant de benoeming van de burgemeester in Sint-Genesius-Rode en van de OCMW-voorzitters en aan de andere kant het niet-benoemen van de burgemeesters in Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem, heb ik een heel duidelijke illustratie gegeven van hoe onafhankelijk ik in dezen ben en kan opereren. Het stoort me een beetje dat sommigen zeggen dat het evident is dat ik hen niet heb benoemd en dat ik nu maar eens moet tonen dat ik haar op mijn tanden heb en een tuchtonderzoek moet instellen. We moeten maat houden. Een bewuste Vlaming vindt dat men de wet moet respecteren, maar ook dat men redelijk moet zijn. De gouverneur heeft trouwens geen tuchtonderzoeken gevoerd, maar administratieve onderzoeken.
Het feit dat dit nu gebeurt, hebben de drie kandidaat-burgemeesters aan zichzelf te danken door die circusvertoning. De heer Van Hoobrouck spande de kroon door te zeggen dat hij iets ging doen dat hij niet mag, maar dat hij het toch zou doen. Toen heb ik gezegd: ik ben het beu, ik ben het beu tot en met, ik ben het spuugzat. Ik heb gezegd dat het gedaan was met onderzoeken, dat het dossier moest worden binnengeleverd, dat er een advies bij moet en dat ik mijn verantwoordelijkheid wel zal nemen. Ik heb dat ook gedaan.
Waarom heb ik mevrouw Delacroix-Rolin, die vandaag de eed heeft afgelegd, wel benoemd? Omdat ze zich heeft herpakt, mijnheer Van Eyken. Ze heeft ingezien dat in de Vlaamse gemeenten het Vlaamse toezicht geldt. Daar zijn alle mogelijke federale wetten, Vlaamse decreten en andere voorschriften en verordeningen op van toepassing. De taalwetten zijn trouwens geen Vlaamse decreten, dat zijn federale wetten. Soms zegt men dat men zich houdt aan de federale wetten maar niet aan de Vlaamse taaldecreten. Alles wat met taal te maken heeft, is federaal. Op de eerste plaats overtreden ze de federale wetten.
Ik blijf het belangrijk vinden dat de Vlaamse overheid mensen die van origine Franssprekend zijn en zich op onze lijn stellen, de kans moet geven om zich te herpakken en in dit geval te benoemen tot burgemeester.
Het advies van de gouverneur zal ik bezorgen aan het parlement. Iedereen mag dat lezen. U vraagt waarom ik ze niet benoemd heb in januari 2007. Ik heb dat wel gedaan in Drogenbos en in Wemmel, maar dat hoort men niet graag aan de Franstalige kant. Het zijn gemeenten met een Franstalige meerderheid maar die hebben zich correct gedragen. Ik heb ze samen met het gros van de kandidaat-burgemeesters benoemd. Bij de andere was er onduidelijkheid. De gouverneur heeft een onderzoek gedaan en men gaf ofwel nietszeggende antwoorden ofwel antwoorden naast de kwestie.
Door wat gebeurd is, heb ik gezegd: het is gedaan. We hebben de circusvertoningen gehad. Er is dezelfde fout van de oproepingsbrieven gebeurd bij de parlementaire verkiezingen. Dat vind ik stuitend. Men weet dat er al een onderzoek loopt naar fouten die men heeft begaan in oktober het jaar voordien, en men maakt die fouten opnieuw. Dat vind ik een bezwarend feit. Dan zijn er tussendoor allerhande incidenten en provocaties gebeurd, dat kunt u lezen in het rapport van de gouverneur.
Ik heb ook via de media vernomen dat er een ontmoeting is geweest van de kandidaat-burgemeesters in de Rand met de burgemeesters van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, naar aanleiding van de stemming in de commissie Binnenlandse Zaken van het federale parlement over de splitsing van het kiesarrondissement BHV. Laat het duidelijk zijn dat het gaat over een politiek initiatief waarover ik mij in het kader van de communautaire pacificatie zelf wel ernstige vragen stel, maar een dergelijke bijeenkomst valt binnen de grenzen van de vrijheid van vergaderen. Dat is een grondwettelijk recht en kan niet worden ingeperkt. Voor zover ik weet, was deze bijeenkomst van de burgemeesters niet het gevolg van een beslissing die is genomen in de schoot van de gemeenten, zodat de bijeenkomst als een louter privé-initiatief moet worden gecatalogeerd. Op het loutere feit dat de bijeenkomst plaats had, wens ik dan ook geen reactie te geven. Inhoudelijk kwam de vraag naar een bindend referendum aan bod. Het ging daarbij om een politieke uitspraak van de deelnemers aan de vergadering, niet om een juridisch correct genomen besluitvorming door een ter zake bevoegd orgaan.
U weet dat bindende referenda in België uitgesloten zijn. Ze zijn ongrondwettelijk. Wanneer de uitlatingen van de burgemeesters als doel hebben gehad dat ze een gemeentelijk referendum willen organiseren in elke gemeente afzonderlijk, dan is dat evenzeer onmogelijk. Gemeentelijke volksraadplegingen zijn maar mogelijk met respect voor het recht, kunnen niet bindend zijn en kunnen bovendien enkel handelen over aangelegenheden die behoren tot de eigen gemeentelijke bevoegdheden. Het overhevelen van Vlaamse gemeenten naar een ander gewest, is geen gemeentelijke materie, maar kan enkel gebeuren op basis van een wet, aangenomen met een bijzondere meerderheid. Dat zegt artikel 4 van de Grondwet.
Wat betreft de benoeming van de voorgedragen kandidaat-burgemeesters, heb ik een beslissing genomen en die heb ik uitvoerig toegelicht. Wat betreft het voordragen van dezelfde kandidaten als degene die zijn afgewezen, heb ik al verwezen naar de stelling die ik heb ingenomen. Degenen die ik gisteren of eergisteren heb afgewezen, ga ik overmorgen niet benoemen. Ik blijf op dezelfde lijn. Die mensen zijn niet benoemd en worden door mij ook niet binnen twee of drie maanden wel benoemd. Ik kan me voorstellen dat men verrast is. Men had verwacht dat alles in orde zou komen en in de plooi zou vallen. Ik begrijp menselijkerwijze dat ze zich willen afreageren. Ik ga niet meteen beginnen met een tuchtonderzoek. Ik heb een heel zware beslissing genomen die hen treft, namelijk de niet-benoeming. Ik kan me voorstellen dat dat voor hen de zwaarste sanctie is die denkbaar is. Het is geen sanctie want het was geen voorwerp van een tuchtonderzoek dat tot deze beslissing heeft geleid. Een administratief onderzoek heeft tot deze beslissing geleid. Ik heb nog altijd niets ontvangen van deze gemeenten. Dat zal nog even duren, want het moet zijn weg gaan, via de gemeente naar de provinciegouverneur. De gouverneur maakt daarbij een advies op dat mij bereikt.
Als men systematisch en herhaaldelijk poogt met mijn voeten te spelen, dan zal ik op een zeker ogenblik niet nalaten om wel mijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb al bewezen dat ik bereid ben mijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb er absoluut geen schrik van om eventueel met een tuchtonderzoek te beginnen. Ik wil de zaak nu laten bekoelen. Ik denk dat de Vlaamse publieke opinie dat begrijpt gezien de zware beslissing die amper ondertekend is. De beslissing is genomen midden vorige week, dus vrij recent. Laat het echter ook duidelijk zijn dat het niet kan dat men volhoudt en dat de afgewezen figuren alsnog in aanmerking zouden komen voor een benoeming.
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Wat betreft Sint-Genesius-Rode zegt u: één keer is geen keer. Daar komt het op neer. Nochtans is dat gemeentebestuur in het verleden ook al in de fout gegaan: in 2000 heeft men ook oproepingsbrieven bewust verkeerd verstuurd, want de provinciegouverneur heeft de bedragen die daarvoor zijn uitgetrokken, uit de jaarrekeningen gehaald. Het was niet de eerste keer, misschien wel de eerste keer na de validering door de Raad van State van de omzendbrief-Peeters.
U maakt wel degelijk ook een politieke afweging. U zegt in de krant: dit is geen politieke beslissing, dit is enkel en alleen een juridische beslissing. Dat is niet waar. Het is een politieke beslissing, gebaseerd op juridische elementen. Het is en blijft hoe dan ook een politieke beslissing om de ene niet te benoemen en de andere wel. Op de vraag waarom de OCMW-voorzitters dan wel benoemd zijn, hebben we trouwens geen antwoord gekregen. Dat zullen we misschien in het advies van de gouverneur lezen, tenzij het gaat over een ander advies.
In Sint-Genesius-Rode is het tuchtonderzoek naar de heer Libert, de eerste schepen, nog lopende, neem ik aan. U hebt op een gegeven moment gezegd dat u een tuchtonderzoek naar hem ging opstarten. U zegt dat de kandidaat-burgemeesters verrast waren en dat u dat menselijk gesproken kunt begrijpen. Mijnheer de minister, na alles wat ze hebben uitgespookt! Ik wantrouw u niet zozeer persoonlijk, integendeel. Ik wil u steunen om niet te bezwijken onder de druk van de federale onderhandelingen waar men zou kunnen vragen om ermee te wachten of er een oplossing voor te vinden. We zeggen dat die beslissing logisch is. U bent geen staatsman in de Belgische zin van het woord, dat siert u.
U zegt dat wanneer dezelfde kandidaturen opnieuw worden voorgedragen, het niet kan dat u hen alsnog zou benoemen. Het lijkt me niet meer dan logisch, want het dossier blijft hetzelfde. Het zou compleet onlogisch zijn mocht u, twee maanden na een beslissing, plots een andere beslissing nemen.
Waar we minder tevreden mee zijn, is uw antwoord over de samenkomst van de verschillende burgemeesters. U maakt zich daar, politiek gesproken, nogal gemakkelijk van af door die samenkomst af te doen als een privébijeenkomst. Zij waren daar niet als gewone burgers, maar in hun hoedanigheid van burgemeester, bovendien niet gemandateerd door gemeenteraad of schepencollege. U draait de zaken dus om. Ze gaan als burgemeesters samen zitten, maar wegens het feit dat ze niet gemandateerd zijn, catalogeert u dat als een privébijeenkomst, terwijl het duidelijk om een bijeenkomst ging met een uitgesproken politiek karakter. De Brusselse burgemeesters waren overigens ook niet gemandateerd door hun schepencolleges.
In de jaren negentig is er door de COCOF een dergelijke vereniging opgericht met Franstalige mandatarissen uit Brussel en de Rand. Dat ging dan om een echte vereniging, die ook in het Staatsblad verschenen is. De Raad van State heeft de oprichting toen vernietigd op vraag van de Vlaamse Regering.
Mijnheer de minister, u wilt nu nog geen tuchtmaatregelen nemen, en dat ontgoochelt ons. U stelt dat de kandidaat-burgemeesters al voldoende in de put zitten wegens hun niet-benoeming en dat u ze eerst wilt laten bekomen. U hebt in het verleden gezegd dat het administratieve onderzoek ook al een aanleiding zou kunnen zijn tot een eventuele tuchtprocedure. Vandaag komt u ons echter zeggen dat er geen aanleiding is om een tuchtprocedure te starten. Dan vraag ik mij af hoever iemand te ver kan gaan, en ik heb het dan vooral over de waarnemend burgemeester van Wezembeek-Oppem. Wanneer is voor u de grens bereikt om een tuchtprocedure op te starten? Ook na zijn niet-benoeming gaat hij immers verder met zijn oorlogstaal. U bent er nog lang niet van af, tenzij u nu zegt dat het genoeg geweest is.
Mijnheer de minister, u voelt wellicht ook dat hier in het parlement meer en meer mensen - niet alleen onze fractie, maar ook die van N-VA en sp.a-spirit - zeggen dat dit niet langer mag duren. De krachtmeting is nog maar pas begonnen, u kunt ze maar beter meteen aangaan. Er zijn nu al drie fracties die u vragen om ten aanzien van de heer Van Hoobrouck een tuchtprocedure te overwegen. Dat kunt u niet zomaar naast zich neerleggen. Wij zullen in elk geval een met redenen omklede motie indienen.
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt duidelijk gezegd dat u de drie burgemeesters ook in de toekomst niet zult benoemen. Dat stemt ons tevreden. Ik heb echter geen antwoord gekregen op mijn vraag over de heer Libert. Wellicht krijg ik daar straks wat meer uitleg over.
U zegt dat er voorlopig geen tuchtprocedure komt. Ik kan aannemen dat u wilt handelen op basis van een dossier en dat u pas een tuchtprocedure wilt opstarten wanneer de feiten daartoe aanleiding geven. Maar die feiten zíjn er, zowel in het verleden als in het heden. We hebben de uitspraken van waarnemend burgemeester Van Hoobrouck gehad, en de bijeenkomst van 25 burgemeesters van Brussel en van een aantal Vlaamse gemeenten. Die feiten kunt u niet negeren.
U stelt zich nogal vergoelijkend en begripvol op tegenover de uitspraken van de heer Van Hoobrouck, die hij "in het heetst van de strijd" gedaan heeft. Ik heb het daar moeilijk mee. Wat zou u doen indien welke andere Vlaamse burgemeester dan ook dergelijke uitspraken zou doen? De heer Van Hoobrouck intimideert een deel van zijn bevolking. Hij roept op tot onwettigheid en zegt dat hij de Vlaamse wetgeving niet zal respecteren.
Mijnheer de minister, ik kan u voorspellen dat die mandatarissen u zullen blijven uitdagen. Daarom wil ik u vragen om een tuchtonderzoek toch nog eens te overwegen en die mogelijkheid ook in de toekomst open te houden, zoals u zelf enige tijd geleden gezegd hebt in de plenaire vergadering. "Het hoofdstuk sancties is niet afgesloten", hebt u toen gezegd. We houden u aan die uitspraak.
Mijnheer Van Eyken, u trekt mijn redenering in twijfel en insinueert dat wij met de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde Franstalige stemmen willen afsnoepen. Dat is ook het soort duiding dat u in de Franstalige pers geeft en dat jammer genoeg al te vaak wordt overgenomen. Mijnheer Van Eyken, een splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde ontneemt u geen enkel democratisch recht. Wilt u met MR-FDF een lijst indienen in de gesplitste kieskring Halle-Vilvoorde, dan kan dat perfect. Wilt u een kartellijst Union des Francophones indienen, zoals u dat bij de Vlaamse verkiezingen doet, dan kan dat. Het enige verschil is dat het een lijst met plaatselijke kandidaten zal zijn, en niet meer met de kopstukken uit Brussel. Want dát is uw probleem. U wilt de uitbreiding van het Brusselse Hoofstedelijke Gewest. U maakt daar geen geheim van, het staat zelfs zo in uw publicaties.
U bent zelf degene die met twee maten en twee gewichten meet. U, die niet aanvaardt dat de Vlaamse gemeenten rond Brussel Vlaamse gemeenten zijn. Er zijn duizenden Vlamingen die in Wallonië zijn gaan wonen. Zij hebben zonder problemen aanvaard dat zij in het Franse taalgebied terechtkwamen. Zij wisten heel goed dat het Frans daar de bestuurstaal is en hebben zich perfect geïntegreerd. Maar wat geldt voor het Franse taalgebied, geldt in uw ogen niet voor het Nederlandse taalgebied. U eigent zich het recht toe om overal in Vlaanderen het Frans te mogen gebruiken. U aanvaardt niet dat de principes die in het Franse taalgebied gelden, ook in het Nederlandse taalgebied gelden.
Wie niet kan aanvaarden dat het Nederlands de officiële taal is in Vlaanderen, wie het als een soort onmenselijke lijfstraf ervaart om in Vlaanderen de taalwetten toe te passen en wat Nederlands te leren, moet maar zijn conclusies trekken. Enkele kilometers verder komt u in het Franse taalgebied terecht, daar hebt u daar geen last meer van.
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil nog even beklemtonen dat ik altijd in naam van mijn fractie gesproken heb, maar ook vanuit de regio. Het is belangrijk om dat nog even te benadrukken.
U hebt een kordate beslissing genomen. Ook vandaag hebt u een kordate aanpak tentoongespreid door erop te wijzen dat het om een zaak van de gewestregeringen gaat en dat deze kwestie niet gelinkt kan worden aan regeringsonderhandelingen. U hebt ook gesteld dat er geen sprake van kan zijn dat de kandidaat-burgemeesters in de toekomst alsnog benoemd zouden worden. Dat is zeer duidelijk.
Wij zullen dit dossier uiteraard met argusogen blijven volgen. We hebben u in het verleden altijd gewezen op de problematiek, maar hebben u ook gesteund in uw beslissingen. Het is heel belangrijk dat we daar in de toekomst samen werk blijven van maken.
Wat de bijeenkomst van de burgemeesters en de kandidaat-burgemeesters uit de faciliteitengemeenten met de Brusselse burgemeesters betreft, zijn er mijns inziens twee aspecten. Enerzijds moeten we de vrijheid van vergaderen absoluut respecteren. Anderzijds is de vraag wat uw standpunt zal zijn indien er samenwerkingsovereenkomsten gesloten worden, want dan gaat het al veel verder dan een gewone vergadering. In het verleden werden die door minister Peeters altijd onmiddellijk vernietigd.
De voorzitter: De heer Van Eyken heeft het woord.
De heer Christian Van Eyken: Mijnheer de minister, u zegt dat u lang nagedacht hebt alvorens u die beslissing nam, maar u hebt ook gezegd dat u eerst het advies van de regering gevraagd hebt. U hebt dus de steun gevraagd van de hele Vlaamse Regering.
Minister Marino Keulen: Dat klopt niet. Ik heb altijd gezegd dat ik, in mijn hoedanigheid van minister van Binnenlands Bestuur, de verantwoordelijke minister ben als het gaat over burgemeestersbenoemingen. Ik heb er wel aan toegevoegd dat ik, gezien het delicate karakter van het dossier en gezien het feit dat ik hierover veelvuldig ondervraagd ben, ook vanuit de meerderheidsfracties, mijn collega-ministers niet wou verrassen en dat ik hun die beslissing daarom eerst meegedeeld heb. Ik wou niet dat ze dat via de media moesten vernemen. Dat zou niet netjes geweest zijn.
Ik heb de beslissing wel zelf genomen. Ik draag daar de volle verantwoordelijkheid voor.
De heer Christian Van Eyken: Maar de hele Vlaamse Regering stond wel achter uw beslissing.
Minister Marino Keulen: Ik heb niemand horen protesteren. (Gelach)
De heer Christian Van Eyken: U hebt vandaag duidelijk gezegd dat de drie kandidaat-burgemeesters nooit benoemd zullen worden. Nochtans hebt u gezegd dat mevrouw Delacroix-Rolin zich herpakt heeft. Zou het niet kunnen dat de drie kandidaat-burgemeesters zich alsnog herpakken en uiteindelijk toch benoemd raken?
Mijnheer Demesmaeker, u hebt gezegd dat er in Vlaanderen geen Franstalige minderheid bestaat, maar u moet toch ook toegeven dat er een Franstalige meerderheid bestaat in de Rand. Daarover zullen wij ons standpunt niet veranderen.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Van Eyken, er moet me toch iets van het hart. In de Franstalige gemeenten met faciliteiten voor de Vlamingen, zoals Komen, worden nooit problemen gesignaleerd. Ik heb u gezegd dat ik de burgemeesters nu niet heb benoemd. Ik ben absoluut niet van plan om ze overmorgen, over drie of zes maanden te benoemen. Ik heb natuurlijk niet het eeuwige leven. Ik weet niet hoelang ik nog in functie ben. Ik ben echter niet van plan om mijn vorige beslissing in de nabije toekomst te veranderen en de burgemeesters wel te benoemen.
Het dossier over de OCMW-voorzitters staat helemaal los van die van de benoeming van de burgemeesters. Doordat in die gemeenten en in Voeren een bijzonder regime geldt, moest ik een advies krijgen van de procureur-generaal. Ik heb die adviezen pas ontvangen op het einde van de grote vakantie. Er waren nog onderzoeken van de gouverneur bezig over de verantwoordelijkheden in verband met het versturen van oproepingsbrieven. We wensten zeker te zijn dat deze mensen daar niet bij betrokken waren. Het onderzoek in verband met de heer Libert is nog aan de gang. Ik zal aan de provinciegouverneur van Vlaams-Brabant vragen wat de stand van zaken is.
De bijeenkomst van die burgemeesters - 6 van de faciliteitengemeenten en 19 van Brussel - staat niet gelijk met een bestuurshandeling. Ze nemen geen beslissingen. Dat is een vergadering. Zolang er geen rechtshandelingen worden gesteld, treden we niet op en geldt het toezicht niet. Burgemeesters komen permanent bijeen om kritiek te geven over, bijvoorbeeld, het Gemeentefonds, of omdat ze vinden dat decreten over de ruimtelijke ordening, mobiliteit enzovoort moeten worden bijgestuurd of aangepast. We treden daar ook niet tegen op. Nochtans zijn ze ook dan kritisch tegenover de toezichthoudende overheid. Daar speelt echter de politieke vrijheid van eenieder.
Vanaf het ogenblik dat beslissingen worden genomen, zullen we die toetsen aan de bestaande wetten en decreten, aan het normale wettelijke referentiekader en zullen we daar al dan niet tegen optreden. Zolang mensen gewoon bijeenkomen, treden we daar zeker niet tegen op.
Er is nog geen tuchtonderzoek. Ik heb niet gezegd dat ik dat voor eeuwig en voor altijd uitsluit. Er moet met een zekere maat worden opgetreden. We hebben de burgemeesters niet benoemd. Voor de betrokkenen is dat een zware beslissing. Ze hebben die ook uitsluitend aan zichzelf te danken. Ik ben een redelijk mens, zoals ik ook heb bewezen in andere dossiers.
Mijnheer de voorzitter, ik meen oprecht dat ik een goede beslissing heb genomen. Enerzijds zeggen de Franstaligen dat wat ik doe slecht is, en anderzijds stellen de vertegenwoordigers van het Vlaams Belang dat ik nog niet ver genoeg ben gegaan. Mijn beslissing is dus zeer redelijk en zeer goed.
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem: Mijnheer de minister, ik was niet de enige die aandrong op een tuchtprocedure. We zullen de dossiers natuurlijk blijven opvolgen.
Mijnheer Van Eyken, met de Franstaligen is het altijd hetzelfde liedje. Als ze in de minderheid zijn, vragen ze het statuut van minderheid en dus een bepaalde bescherming, onder andere op het gebied van de taal en het taalgebruik. Als ze daardoor de meerderheid halen, dan zeggen ze dat de macht van het getal speelt en beslissen ze in de gemeente of ze zich al dan niet bij Brussel voegen. Dat is altijd het mechanisme geweest, op kleine schaal in de Rand en op grotere schaal in het hele land.
Als voormalig burgemeester van Linkebeek hebt u in de jaren tachtig en negentig trouwens ook gemeenteraden in het Frans gehouden. We zaten toen samen in de zaal, u iets langer dan ik. Toen bestonden er nog geen omzendbrieven-Peeters.
In de blaadjes van de Union des Francophones wordt gewoon niet aanvaard dat die gemeenten bij Vlaanderen horen, dat daar een bepaalde taalwetgeving heerst. De heer Demesmaeker heeft gelijk als hij stelt dat er in geen enkele Waalse gemeente met faciliteiten problemen zijn. U zou zich beter afvragen hoe dat zou komen. (Opmerkingen van de heer Christian Van Eyken/Rumoer)
Nog zo'n opmerking en het licht gaat uit.
De Maingains, de Di Rupo's en de Milquets van deze wereld mogen toch ook eens weten dat u, als verkozene, uw zeg mag doen in het Vlaams Parlement. Dat lijkt me ook normaal. In de jaren tachtig was de heer Van Overstraeten verkozen voor de Waalse Gewestraad. Hij werd toen manu militari buitengezet. Als u het hier nog eens over intolerantie en onverdraagzaamheid hebt, moet u daar ook eens even aan denken!
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de minister, ik wacht uw informatie over de zaak-Libert af. Ik heb begrepen dat het nog altijd mogelijk is dat sancties worden getroffen. De dossiers worden verder opgevolgd. Ook wij zullen dat doen.
Mijnheer Van Eyken, wie vrijwillig in Vlaanderen komt wonen, weet heel goed dat dit land een bepaalde grondwettelijke indeling heeft. Hij weet heel goed dat de bestuurstaal in Vlaanderen het Nederlands is. Hij zou dat alleszins moeten weten en die bepalingen ook moeten respecteren. In Wallonië geldt net hetzelfde principe. De afgelopen jaren zijn heel wat Vlamingen naar Wallonië getrokken. Ze hebben er geen enkel probleem mee om de ook daar geldende taalwetten volledig te respecteren.
Het probleem van de Franstaligen is dat ze niet kunnen loskomen van hun superioriteitsgevoel en taaldominantie. Ik verwijs naar wat Jean-Claude Van Cauwenberghe in zijn boek 'Osez être wallon' schrijft. Hij stelt: "Notre identité première est donc française, dont le recours à un outil culturel unique est incomparablement supérieur à celui que constitue la langue néerlandaise."
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Van Hauthem en door de heer Demesmaeker werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.