Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 13/11/2007
Vraag om uitleg van de heer Dirk de Kort tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de stand van zaken in de opleiding Conservatie/Restauratie van de Hogeschool Antwerpen
De voorzitter: De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, op 11 januari 2007 werd over dit onderwerp al een vraag om uitleg gesteld. Daaraan was een klachtenbrief aan minister Anciaux en uzelf voorafgegaan van ontevreden studenten van de opleiding Conservatie/Restauratie van de Hogeschool Antwerpen. In 2003 was er een visitatie geweest. Uit dat visitatierapport kwamen allerlei problemen in verband met de opleiding aan het licht. In principe is het nu wachten op de eventuele accreditatie van de opleiding in 2010.
Mijnheer de minister, in uw antwoord van januari 2007 sprak u over de aanwerving van een opleidingscoördinator die de opdracht kreeg het curriculum te reorganiseren en de kwaliteitszorg binnen de opleiding te versterken. U had de indruk dat die aanwerving een signaal was dat de hogeschool ernstig werk wilde maken van het remediëren aan de verbeterpunten. Als kwaliteitszorgprocedure en de plaats daarin van de overheid is dat alles volledig conform de goedgekeurde regelgeving, waar ook wij uiteraard achter staan.
Vanuit de opleiding bereiken ons echter stemmen dat het wachten op de uitslag van de lopende accreditatieprocedure geen oplossing is. Veel uitmuntende medewerkers hebben er de voorbije jaren de brui aan gegeven. Er is een veelheid aan problemen, en de nodige voorwaarden voor een hoogstaande opleiding blijken dan ook niet vervuld te zijn. Bovendien zou er binnen de Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen (AUHA) de bereidheid bestaan om een goede oplossing te vinden voor deze unieke opleiding. Zo zou de opleiding eventueel op een geschiktere plaats dan in een kunstdepartement kunnen terechtkomen. Ten slotte is er nog het bericht dat er in het kader van het hangende ontwerp van decreet over de nieuwe financiering van het hoger onderwijs, 1 miljoen euro extra is toegevoegd voor de kunstopleidingen.
Mijnheer de minister, hebt u nog nieuwe informatie vanuit de Antwerpse opleiding Conservatie/Restauratie die erop kan wijzen dat gestaag verder wordt gewerkt aan de accreditatievereisten in 2010? Geeft dat hoop? Ziet u mogelijkheden om binnen de AUHA tot een oplossing voor deze opleiding te komen, eventueel mits een nieuw regelgevend initiatief? Beschouwt u dergelijke denkpiste binnen de AUHA als weinig realistisch?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Kort, de Hogeschool Antwerpen heeft bevestigd dat ze wel degelijk de accreditatie wil halen voor haar opleiding Conservatie/Restauratie. Die bevestiging is belangrijk, maar het is natuurlijk nog belangrijker dat de hogeschool daar dan ook het gepaste gevolg aan geeft. Want mocht ze dat niet doen, dan wacht ze de accreditatie eerlijk gezegd beter niet af.
Dat voornemen vertaalt zich gelukkig in concrete acties. De hogeschool heeft laten weten dat ze ten opzichte van de situatie bij de visitatie in 2003 een aantal stappen heeft ondernomen. Zoals u daarnet zelf aangaf, werd er inmiddels een opleidingscoördinator aangeworven die als specifieke opdracht heeft de academisering en accreditatie van deze specifieke opleiding intensief te begeleiden. Zo worden de voortgang van de academisering en het zelfevaluatierapport met het oog op de visitatie voorbereid vanuit een vernieuwde aanpak van de kwaliteitszorg binnen het totale departement Beeldende Kunst, in samenwerking met de coördinator kwaliteitszorg van de hogeschool. Mede door de academiserings- en onderzoeksmiddelen neemt de opleiding deel aan onderzoeksprojecten in samenwerking met de Universiteit Antwerpen. Daardoor is op het gebied van wetenschappelijk onderzoek de performantie van de opleiding sterk toegenomen. De opleiding werkt ook mee aan een aantal IWT-Tetra projecten. Ook op internationaal niveau werkt de opleiding mee aan een tweetal wetenschappelijke projecten. In het kader van het academiseringsproces zijn dit belangrijke verwezenlijkingen. Er zijn lectoren in het departement en de opleiding die inmiddels een doctoraat zijn gestart aan de Universiteit Antwerpen. Ook op het vlak van maatschappelijke dienstverlening werkt de opleiding aan interessante restauratie- en conservatieprojecten. Dit geeft aan dat de opleiding, of toch op zijn minst bepaalde componenten ervan, wel degelijk het vertrouwen geniet van de erfgoedsector. Op het gebied van infrastructuur stelt de hogeschool dat de in het eerste visitatierapport geformuleerde tekortkomingen werden weggewerkt. Zowel op het vlak van ICT-voorzieningen, waar het visitatierapport wees op de noodzaak van een grote inhaalbeweging, als op het vlak van ateliers, studio- en laboratoriumuitrusting, zijn belangrijke inspanningen geleverd.
Desondanks kent de opleiding inderdaad nog een aantal problemen. Die hebben onder andere te maken met de 'verwetenschappelijking' van beroepen uit de erfgoedsector. In conservatie en restauratie neemt het belang van natuur- en technische wetenschappen alleen maar toe. Dit betekent onder meer dat het docentenkorps zich meer op die wetenschappen zal moeten oriënteren. In die zin is de opleiding Conservatie en Restauratie, zelfs al is ze in een kunstdepartement ingebed, meer dan een louter artistieke opleiding. In de opleiding moet als het ware een bredere wetenschappelijke onderbouw worden ingebouwd. Een mogelijke oplossing voor dit probleem sluit nauw aan bij het antwoord op de tweede vraag van de heer de Kort.
Hoewel het eigenlijk meer een voetnoot is, wil ik hier tevens opmerken dat ik ondertussen al heb verklaard bijkomende middelen voor het hoger kunstonderwijs uit te zullen trekken. Het gaat hier om een bedrag van 1 miljoen euro. Het hoger kunstonderwijs heeft een zekere rationalisatie nodig. In de mate dat die rationalisatie wordt doorgevoerd, zullen onderwijsinstellingen middelen uit het door de Vlaamse Regering goedgekeurd rationalisatiefonds kunnen putten. Dit is uiteraard geen absolute zekerheid. Ik kan niet zeggen wat na een toekomstige accreditatie en bijkomende financiële injectie het voordeel voor deze opleiding zou zijn. Er zal zeker een voordeel zijn, maar ik kan dit momenteel niet verder preciseren. Ik vermeld dit enkel om aan te tonen dat we wel degelijk inspanningen voor het hoger kunstonderwijs leveren.
Wat de associatie betreft, heb ik al naar het academiseringsproces en naar de verbreding van de wetenschappelijke onderbouw van opleidingen zoals de opleiding Conservatie en Restauratie verwezen. De associatie biedt een antwoord op die uitdaging. De opleiding werkt momenteel reeds samen met de departementen Geschiedenis en Chemie van de Universiteit Antwerpen. Die verwevenheid zal in de toekomst zeker nog veel groter worden.
Er leven allerlei ideeën over de toekomst van de vroegere tweecycli-opleidingen, van zodra ze geacademiseerd en geaccrediteerd zijn. Ook binnen de Antwerpse associatie worden hierover plannen gemaakt. Zoals blijkt uit diverse discussies die in de Antwerpse regio worden gevoerd, betreffen die discussies niet enkel dit studiegebied.
Het plaatje is nog niet helder getekend. Het jargon wordt stilaan uitgebreid. Zo zijn er geïntegreerde en geassocieerde faculteiten, opleidingen die al dan niet kantelen en universiteiten waar al dan niet 'colleges' aan worden toegevoegd. De ontwikkeling van de woordenschat toont aan dat het werkveld in beweging is. Als minister ben ik uiteraard bereid om, samen met de Antwerpse en de andere associaties, te kijken hoe de overheid een ondersteunende rol kan spelen.
De voorzitter: De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort: Ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord en voor de acties die reeds zijn ondernomen. Het is duidelijk dat elke verdere beweging van het werkveld met de nodige aandacht wordt gevolgd. Het gaat hier om een belangrijke opleiding. Ons cultureel erfgoed moet in de toekomst immers de nodige aandacht kunnen blijven krijgen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.