Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 23/10/2007
Interpellatie van de heer Bart Caron tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het verspreiden van een speciaal nummer van het kindertijdschrift Zonnekind betreffende de relatie tussen verschillende generaties onder alle scholieren van zes tot acht jaar
Vraag om uitleg van mevrouw Anissa Temsamani tot de heer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de gratis verspreiding van een speciaal themanummer van Zonnekind op initiatief van de minister
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik was niet alleen als kind, maar ook als ouder, een fervente lezer van Zonnekind. Ik wil het politieke werk niet vermengen met de privésfeer, maar ik heb een groot gezin en heb dus heel veel nummers van Zonneland en Zonnekind zien passeren en heb heel veel abonnementen betaald. Als interpellant wil ik vandaag dus zeker niet de beschuldiging horen dat ik iets zou hebben tegen Uitgeverij Averbode, want dat is helemaal niet het geval en ik heb er allerlei reminiscenties bij. Als kind had je met de tijdschriften allerlei klussen die je moest doen, ook klussen die je niet leuk vond. Later, als ouder, werd je altijd zachtjes moreel gedwongen om het abonnementsgeld te betalen. Niet dat ik dat niet kon of niet wilde, maar het werd wel voorondersteld in onze leefwereld. Ik wil ervoor opletten dat mijn vraag niet te filosofisch gekleurd geraakt, maar ik heb dus geen negatief gevoel over die bladen. Die indruk wil ik geenszins wekken.
Mijnheer de minister, het gaat over de vraag in welke mate dit de juiste methode is om een zeer goede doelstelling te bereiken. U doet een oproep tot begrip tussen de generaties en tot intergenerationele solidariteit.
Met spirit hebben we in april 2006 een congres gehad met als titel 'Familiale omstandigheden'. Daar was een hoofdstuk gewijd aan die intergenerationele solidariteit. Ik vind dat de samenleving en het beleid mogen en moeten inzetten op het begrip tussen generaties, zeker in tijden dat meer generaties dan ooit samenleven. De generaties zijn overigens ook heel gemengd. Wie kan zeggen dat zijn stamboom nog lineair is en dat er geen zijtakken zijn door echtscheidingen en hertrouwde mensen? Het begrip 'intergenerationeel' dekt dus heel veel ladingen.
Mijnheer de minister, ik deel uw bezorgdheid en doelstelling. Laat dat duidelijk zijn. Ik vind het ook goed dat u probeert om kinderen er al vroeg gevoelig voor te maken en appelleert aan de taak van het onderwijs.
We mogen niet alle verantwoordelijkheid van de samenleving voor de opvoeding op de schouders van het onderwijs leggen. Ik geef toe dat ik in het verleden, met andere petjes op, vaak een beroep heb gedaan op het onderwijs om te werken aan mentaliteitsbeïnvloeding, denk bijvoorbeeld aan de invloed van het onderwijs op het vlak van cultuur.
Mijnheer de minister, in een persbericht konden we lezen dat u voor alle kinderen tussen zes en acht jaar het thema en de doelstelling wilt aanbrengen. Het middel daarvoor was een speciaal themanummer van Zonnekind, dat op vrijdag 12 oktober verspreid zou moeten zijn.
Ik heb geen kinderen meer in het eerste en tweede leerjaar, dus ik heb niet kunnen checken of het tijdschrift in de lagere school ook effectief verdeeld werd. Mijnheer de minister, u hebt 29.000 euro uitgetrokken om het initiatief te financieren. 180.000 exemplaren van Zonnekind zouden aan alle kinderen van alle Vlaamse basisscholen worden bezorgd. Ook de kinderen die niet geabonneerd zijn op Zonnekind krijgen een gratis exemplaar, evenals de leerkrachten, waarvoor een aparte bijdrage is opgenomen om een educatieve werking op te zetten. In het nummer is ook een spel opgenomen waardoor kleinkinderen en grootouders elkaars leefwereld verkennen of beter begrijpen.
Mijnheer de minister, de doelstelling is oké, maar de werkwijze doet toch vragen rijzen. Ik ben niet filosofisch-ideologisch vooringenomen voor een of andere kleur of geur. Dat is het voordeel van mijn positie, maar de situatie roept toch vragen op. Stel dat minister Crevits een nummer van Zonneland huurt om de stille ruimtes in de natuur en de natuurbeleving te promoten. Stel dat minister Ceysens een nummer van Kits, uitgegeven door De Eenhoorn, inhuurt over games en computers. Waar begint het en waar eindigt het? Welke boodschap willen we kwijt en welk instrument zetten we daarvoor in?
Mijnheer de minister, we doen dat wel allemaal met overheidsgeld. Er worden ook een aantal tijdschriften verspreid door Onderwijs. Er wordt, terecht, heel veel geld in ons Vlaams onderwijs gestopt. Ik kan misschien eens een schriftelijke vraag stellen om na te gaan of er op andere terreinen nog ministers zijn die dat doen, want het zou best mogelijk zijn dat ik daarvan niet op de hoogte ben. Ik wil er niet flauw over doen, maar als dat het geval is, moet er toch eens nagedacht worden over een gecoördineerde aanpak, liefst via een iets neutraler kanaal. De pers van Averbode is immers christelijk geïnspireerd. Ik heb er alle respect voor, maar die inspiratie is een hinderpaal voor ouders die haar niet delen. In deze diverse wereld moeten we daar respect voor tonen en eerbied voor hebben. Ik denk trouwens ook aan het interculturele aspect van het onderwijs. Heel veel kinderen hebben een moslimachtergrond. Er zijn verschillende schoolnetten. De onderwijswereld is heel divers, maar toch wordt er een beroep gedaan op een instrument dat uitdrukkelijk vertrekt vanuit één inspiratiebron: de christelijke. We kunnen ons afvragen of dat wel zo verstandig is.
Er zijn nog meer bladen die zich richten tot kinderen. Er zijn nog uitgeverijen die publicaties maken die gericht zijn op kinderen. Ik ben geen onderwijsspecialist, maar tijdens mijn zoektocht en in mijn gesprek met een lokale directie, heb ik gemerkt dat hiervoor een hele rits aanbiedingen en mogelijke kanalen bestaan. Waarom werd uitdrukkelijk voor dit kanaal gekozen? Werd de zaak op voorhand commercieel onderzocht? Werd via een overheidsopdracht gewerkt? Ik wil u nergens van beschuldigen, mijnheer de minister, maar in deze tijden lijkt deze vraag me toch wel legitiem.
Mijnheer de minister, hebt u over het initiatief zelf vooraf overleg gepleegd met de verschillende onderwijsnetten? Wat was hun reactie? Of hebt u geen overleg gepleegd? Hebt u overlegd met de minister van Onderwijs?
Hebt u vooraf geïnformeerd bij de diverse uitgevers van tijdschriften voor kinderen in het eerste en tweede leerjaar? Het hoeft trouwens niet alleen te gaan over uitgevers van tijdschriften, er zijn ook uitgevers van andere publicaties die specifiek op kinderen gericht zijn. Hebt u uw keuze gemaakt in het licht van de wet op de overheidsopdrachten? Ik weet wel dat het totaalbedrag niet zo groot is dat er zware procedures moeten worden gevolgd, maar de geest van de wet op de overheidsopdrachten is toch ook van belang. Wat heeft de administratie ter zake gedaan of niet gedaan? Is dit geen gratis reclame voor één uitgever en voor één tijdschrift?
Werden alle 180.000 exemplaren verdeeld? Wat is de dekkingsgraad van de scholen uit de verschillende netten? Hebben alle scholen het tijdschrift gekregen of werd er een selectie gemaakt? Zijn er scholen die het tijdschrift geweigerd hebben?
Zou het niet nuttiger zijn om de financiële middelen in te zetten voor concrete projecten op het terrein, projecten die een voorbeeldrol kunnen spelen op het vlak van de kennisuitwisseling tussen de generaties en die concreet mee kunnen bouwen aan een mentaliteitswijziging? Zeker in verband met de doelgroep van het eerste en tweede leerjaar heb ik grote vragen bij de effectiviteit van een krantje als middel om de mentaliteit te beïnvloeden. Proefprojecten kunnen misschien meer effect hebben.
De voorzitter: Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw Anissa Temsamani: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de zaak werd al een beetje geschetst. In tal van dossiers is het onderwijs vragende partij voor een goede samenwerking met het departement Welzijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de problematiek van het spijbelen, de time-outprojecten, de opvoedingsondersteuning en de verhoogde participatie aan het kleuteronderwijs. Dat zijn maar enkele voorbeelden. Op het niveau van de scholen zelf groeit de vraag om de toenadering te versterken tussen pedagogen en welzijnswerkers. Vaak neemt die toenadering heel concrete vormen aan.
Zowel op het Vlaamse niveau als op het lokale vlak merken we dat de samenwerking en de financiering van projecten in het raakvlak tussen Onderwijs en Welzijn niet altijd even vlot op gang kwamen, hoewel we tegelijk de goede intenties in het kader van de Vlaamse plannen tegen spijbelen en voor een verhoogde participatie aan het kleuteronderwijs willen onderstrepen.
In die context waren we toch een beetje verbaasd over het persbericht dat u op 11 oktober verspreidde en waaraan al werd gerefereerd. Daarin werd aangekondigd dat u, blijkbaar nogal vlotjes, 29.000 euro uittrok om "kinderen kennis te laten maken met de verschillende generaties". Dat zal gebeuren door een speciaal themanummer over grootouders van het weekblad Zonnekind. Het is de bedoeling om het blad gratis uit te delen aan de 180.000 kinderen van het eerste en het tweede leerjaar in alle Vlaamse basisscholen. Ook de kinderen die niet geabonneerd zijn op Zonnekind, zullen voor de eerste keer een gratis exemplaar ontvangen - dat vind ik wel een positief gegeven. Voor leerkrachten is in een aparte bijdrage voorzien met suggesties om in de klas aan het thema 'oma en opa' te werken.
Op zich is er natuurlijk niets mis met de intentie om kinderen kennis te laten maken met de verschillende generaties en zo de leefwereld van jongeren en ouderen dichter bij elkaar te brengen. Wat wij niet begrijpen, is dat uitgerekend Zonnekind moet doorgaan als de drager van die boodschap. Zonnekind is een publicatie van Uitgeverij Averbode. Op haar website lezen we dat zij: "door middel van een aangepaste en kwaliteitsvolle communicatie met christelijke inspiratie op blijvende wijze wil bijdragen tot de vorming en ontplooiing van jongeren tot evenwichtige en verantwoordelijke volwassenen." In elk nummer van Zonnekind krijgt die "communicatie met christelijke inspiratie" concrete vorm in een speciaal daartoe geschreven rubriek over godsdienst in het algemeen en het christelijke geloof in het bijzonder.
Ik sta niet vijandig tegen Zonnekind. Ik heb zelf nog school gelopen in het vrij onderwijs, en ik was op Zonnekind geabonneerd. De essentie is echter dat de minister, wat zijn politieke kleur ook is, zich levensbeschouwelijk neutraal moet opstellen. Dat is zelfs grondwettelijk verankerd en is tevens een voorwaarde voor het pluralisme in onze samenleving en de vrijheid van onderwijs. Deze weinig verholen steun aan een uitgeverij die op levensbeschouwelijk vlak duidelijk niet neutraal is, kan dus niet. De overheid kan, ook in het katholieke onderwijs, niet optreden als de verspreider van een levensbeschouwelijk gekleurde boodschap. Als het katholieke net dat zelf zou doen, met haar eigen budgetten, dan is er geen probleem. Maar het onderwijs dat door de Vlaamse Gemeenschap wordt ingericht, moet de levensbeschouwelijke neutraliteit bewaren of op zijn minst het pluralistische karakter van dit soort initiatieven bewaken.
Wat me echter nog het meest stoort, is wat ook de heer Caron heeft gezegd: het kan niet dat deze opdracht aan één bedrijf wordt toegewezen. Komt dat niet neer op reclame voor één tijdschrift? Waarom is precies voor dat tijdschrift gekozen? Wellicht was het bedrag iets te laag om een openbare aanbesteding uit te schrijven. De vraag kan worden gesteld of er ook andere uitgevers zijn gecontacteerd. Op basis van welke criteria gaf de minister de prioriteit aan een actie ter bevordering van de intergenerationele dialoog boven andere inspanningen die Welzijn in het onderwijsdomein onderneemt?
Hoe verantwoordt de minister de keuze voor een levensbeschouwelijk niet-neutraal medium om deze actie te voeren? Vreest hij hiermee niet op zijn minst de indruk te wekken reclame te maken voor dit specifieke blad, dat vooralsnog in het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap alleen wordt gebruikt door de leerkrachten katholieke godsdienst, terwijl andere levensbeschouwelijke vakken ook hun specifieke tijdschriften hebben? Was het niet beter geweest deze actie te voeren via een speciaal themanummer van Yeti, het door het departement Onderwijs uitgegeven blad voor leerlingen van het lager onderwijs?
Bij het speciale themanummer van Zonnekind hoort een enquête "over wat kinderen graag samen met hun grootouders doen". Welke garantie is er dat de opgestuurde gegevens niet worden gebruikt door de uitgeverij, bijvoorbeeld voor commerciële acties? In de krant lazen we een verbaasde reactie van de minister van Onderwijs. Zijn kabinet suggereerde dat het misschien toch beter was geweest om, zoals dat gebruikelijk is in onderwijsdossiers, dit initiatief voorafgaandelijk met de verschillende netten te overleggen. Heeft de minister de bedoeling om deze werkwijze in de toekomst te herhalen? Of, anders gezegd: is het de bedoeling om ook in de toekomst dit soort initiatieven te nemen zonder overleg met de onderwijsverstrekkers? Is er met de minister van Onderwijs zelf overlegd? Wordt de actie via Zonnekind stopgezet, gezien de terechte weerstand van het onderwijsveld en de mogelijkheid dat er juridische procedures worden opgestart? Deze vraag is natuurlijk achterhaald, want het nummer is ondertussen gedrukt en verspreid.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik sta versteld van de reacties in de pers en ook van de bewoordingen die de heer Caron en mevrouw Temsamani hebben gebruikt, al moet ik zeggen dat die laatste nog vrij gematigd zijn in vergelijking met wat de journalisten schrijven. Zelfs een zogenaamde kwaliteitskrant die ooit nog het 'AVV-VVK' in haar hoofding droeg, bekritiseert dit initiatief vrij zwaar. Er staat trouwens uitdrukkelijk bij vermeld dat de kritiek is geïnspireerd door de Unie van Vrijzinnige Verenigingen en de Humanistische Jongeren. Ik deel die kritiek niet.
Ook de twee voorgaande sprekers heb ik geen woord van kritiek over het project horen uiten. Het is positief dat kinderen worden bewustgemaakt van de relatie tussen de verschillende generaties. Wat mij betreft, maakt u geen misbruik van de onschuldige kinderzieltjes, zoals in de pers wordt geïnsinueerd. Men vraagt zich af waarom u de opdracht aan dit bedrijf hebt gegeven. Als u de opdracht had gegeven aan een bedrijf of tijdschrift met een humanistische inslag, dan had niemand, ook niet de mensen die de opinies van Zonnekind delen, eraan gedacht hierover een vraag te stellen. (Opmerkingen van mevrouw Anissa Temsamani)
Mevrouw Temsamani, ik ben benieuwd of er een reactie zou zijn in een dergelijk geval.
Mijnheer de minister, voor mij zijn het echt geen aanbevelingen van een tijdschrift van christelijke signatuur, dat, zoals ik heb kunnen lezen, allerminst als levensbeschouwelijk neutraal kan worden omschreven. Ik denk ook niet dat u ervan beschuldigd kunt worden een persoonlijke campagne te voeren. Tegen de tijd dat die kindjes van zes tot acht jaar ooit mogen gaan stemmen, zullen ze u al heel lang vergeten zijn, als u dan nog op het politieke toneel aanwezig bent. (Opmerkingen van mevrouw Anissa Temsamani)
Ik heb ook kinderen. Ze behoren niet meer tot de leeftijdsgroep die Zonnekind leest. Ik denk echt niet dat de ouders zich door dit soort artikelen laten beïnvloeden, wel integendeel.
Mijnheer de minister, noch in deze commissie, noch in de commissie voor Onderwijs, die ik, zoals mevrouw Temsamani weet, geregeld probeer te volgen, heb ik commentaar gehoord over andere artikelen die in Zonnekind en Zonneland zijn verschenen. Regelmatig verschijnen daarin bijdragen over maatschappelijke thema's, zoals islam, verdraagzaamheid, boeddhisme, en de migrantenproblematiek. En het zijn ook niet altijd artikelen die deze kwesties op een neutrale manier benaderen. Ik ben dan ook niet echt gelukkig met de teneur van deze vraag. Mocht deze 'actie' gelanceerd worden via een tijdschrift met een humanistische achtergrond, dan zou niemand in deze commissie daar een woord over hebben gezegd. Mijnheer de minister, hebt u overleg gepleegd met de minister van Onderwijs?
Daarnaast heb ik ook nog een vraag over het budget. Als ik goed ben ingelicht, zou het gaan om een project dat 29.000 euro kost. Ik weet ook wel dat dit een beperkt bedrag is. Elke week discussiëren we echter in deze commissie over heel belangrijke noden die dringend wachten op een oplossing: de wachtlijsten, de problematiek van de schuldbemiddeling enzovoort. Binnenkort discussiëren we over de begroting. We zullen dan dieper kunnen ingaan op deze dossiers. Als we deze noden aankaarten, antwoordt u steeds dat de budgetten beperkt zijn. Ik weet dat ook. Is het dan nodig om dit - relatief - klein budget te besteden aan een dergelijk project? Voor mij zijn er in Vlaanderen toch wel belangrijkere doelstellingen, die een meer prioritaire aandacht verdienen.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mijnheer de voorzitter, ik heb er geen groot probleem mee dat minister Vanackere in deze zaak kleur bekent. In mijn tijd heb ik voor de blabla-boemboemcampagne ook geen advies gevraagd aan de minister van Onderwijs. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Het is inderdaad de taak van het parlement om de minister daarover te ondervragen. Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Elke minister zal vanuit zijn eigen overtuiging zijn beleid kleuren.
Mijnheer de minister, toch is er iets dat me stoort. Ik woon in Deurne. In mijn gemeente worden zeven van de tien kinderen geboren in een gezin waar thuis geen Nederlands wordt gesproken. Voor een groot deel gaat het om allochtonen, van wie waarschijnlijk de helft helemaal geen grootouder in de buurt heeft. U woont in het Brusselse. Normaal gezien moet u die situatie ook kennen. Destijds gaf ik aan dat het kleuter- en lager onderwijs niet aangepast was aan de leefwereld van allochtone kinderen. Als voorbeeld haalde ik dan de projecten aan die werden georganiseerd over de grootouderwerking, waarbij een school een hele week werkt rond het begrip 'grootouder'. Op het eind van de week worden de grootouders dan uitgenodigd.
In heel wat stedelijke scholen, in een stedelijke omgeving zijn die grootouders niet in de buurt. (Opmerkingen van de heer Luc Martens)
Ze zijn er wel maar hun taak wordt op een heel andere manier ingevuld. Ik heb net Zonnekind even ingekeken. Daarin wordt echt uitgegaan van grootouders uit de middenklasse. Ze gaan met hun kleinkinderen zwemmen, wandelen. In de tekeningen wordt verwezen naar blanke, hippe, slanke grootouders, zoals die in Plus Magazine staan. Dat beantwoordt absoluut niet aan de realiteit. Als in die termen over grootouders wordt gesproken, dan missen een aantal kinderen van een lagere sociale komaf of van allochtone origine een deel van de belevingswaarden die men net wil meegeven.
Mijnheer de minister, was u niet beter een beetje origineler uit de hoek gekomen in plaats van een zoveelste kopie te maken van de didactische plannen over grootouderwerking die al jaren bestaan? De beelden daarin zijn steeds dezelfde: we gaan met de grootouders naar het park, we gaan met grootouders zwemmen, wat doen we graag met de bomma, wat doen we graag met de bompa? Dat is wel een beeld dat erg gericht is op de middenklasse.
De voorzitter: De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene: Ik begrijp de discussie niet goed. Mijn verstand is allicht te klein. Ik wens de minister proficiat met het initiatief. Mocht de minister een eigen boekje hebben uitgegeven, had het veel meer gekost. Dan had men zeker gesproken van pure propaganda. Ik begrijp niet dat men het woord propaganda in de mond durft te nemen. De minister staat zelfs niet eenmaal in het boekje vermeld.
Ik ben blij dat de minster een bestaand kanaal heeft gebruikt om deze belangrijke boodschap over te brengen. Ik betreur de invalshoek van mevrouw Vogels, die waarschijnlijk focust op de stad Antwerpen. Vlaanderen is wel veel groter dan Antwerpen. Ik kan me niet inbeelden dat de kinderen waar zij het over heeft, geen grootouders zouden hebben. De grootouders waarvan zij spreekt, verblijven al lang niet meer in de landen waarnaar zij verwijst. Het is een wat kortzichtige benadering. Ik juich alleen maar toe dat de minister ook al een brochure heeft rondgestuurd over de schuldenproblematiek. Ik ben zeer blij dat de minister op dit punt het voortouw heeft genomen. Ik heb er de minister van Onderwijs vorige week nog verschillende vragen over gesteld. Hij is geen vragende partij om de scholen, toch wel een belangrijk kanaal, te gebruiken om deze belangrijke signalen en accenten door te sturen en daarvoor te sensibiliseren. Ik ben dus blij met dit initiatief en heb maar één vraag: wanneer mogen we een volgend nummer verwachten?
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Wat de rolmodellen betreft, is het misschien waar dat de mensen van allochtone origine een andere vorm van grootouderschap kennen. Het zou goed zijn om ook op dit vlak diversiteit te brengen en die in het tijdschrift te tonen. Dat moet op een positieve manier gebeuren. Mevrouw Vogels benaderde het wat negatief. Het respect dat in de allochtonengemeenschap voor de grootouders wordt betoond, is vaak nog heel groot. De relatie met de ouderen verloopt vaak nog met heel veel respect. Het zou goed zijn om dat ook te tonen zodat er een interculturele uitwisseling plaatsgrijpt en de goede aspecten van de verschillende culturen aan bod komen en de kinderen van elkaar kunnen leren.
De heer Luc Martens: De redenering van mevrouw Vogels komt mij ook wat bizar over. In het leven van de kinderen doen zich vandaag de meest diverse situaties voor zoals gebroken relaties, nieuwe relaties of wisselende relaties. Er kan ook iemand wegvallen door overlijden. Dat betekent niet dat sommige grondrelaties, die in de natuur der dingen vervat liggen, niet kunnen worden besproken. Wij maken deel uit van een keten van overgrootouders, grootouders, ouders en na ons schoppen we vaak kinderen in de wereld die de keten op hun beurt kunnen doorgeven.
Toch kan de droom leven van een relatie die veiligheid en stabiliteit biedt. Zou dat onbespreekbaar moeten zijn in een klas met vele kinderen waarvan mama of papa niet altijd aanwezig is? Ik begrijp niet dat men deze redenering handhaaft. Het onderwijs zelf moet altijd een vorm van utopie nastreven. Als mensen het ver willen schoppen, en de eigen situatie overstijgen, moeten ze iets utopisch nastreven, wel wetende dat de werkelijkheid rauw is. Ofwel conformeert men zich volledig, ofwel blijft de ambitie overeind om zich er telkens opnieuw uit los te trekken en de werkelijkheid te overstijgen. Ik kan mezelf niet terugvinden in de redenering van mevrouw Vogels.
Mevrouw Mieke Vogels: Ik ben het absoluut met u eens. Het didactische materiaal dat hier door Zonnekind wordt aangereikt, houdt totaal geen rekening met de rauwe realiteit. Het is een model dat een hele week toewerkt naar een apotheose waarbij de grootouders naar de klas komen. Kinderen die door de rauwe realiteit of door migratie geen grootouder in de buurt hebben, voelen zich daar niet goed bij. Ik heb dat meegemaakt in de school van mijn kinderen. Daar gaat het tenslotte over.
De heer Luc Martens: Het gaat niet over de verspreiding van een blad. De vraag is natuurlijk hoe een leerkracht daarmee omgaat. De interpretatie van het didactische materiaal is ook belangrijk. Het blad is geen doel op zich. Ik heb zelf het plezier gehad om twaalf jaar les te mogen geven. De leerkracht kan op een creatieve manier met het materiaal omgaan. Voor een groot deel kan uw bekommernis op die manier worden opgevangen. U zou gelijk hebben als iemand het op een bijna slaafse manier zou weergeven. Ik ga ervan uit dat onze leerkrachten meestal toch meer creatief en geïnspireerd zijn.
Mevrouw Mieke Vogels: Dat klopt. Er zijn 26 variaties mogelijk op dit didactische model. Leerkrachten in de grootsteden hebben veel meer nood aan een didactisch model met informatie over het begrip grootouders in de berberlanden, of in Oost-Europa.
De heer Luc Martens: Zelfs als hij didactisch materiaal krijgt, dan nog wordt een te grote claim gelegd op de leraar van vandaag. Hij moet een duizendpoot zijn en er over alle maatschappelijke vragen de juiste mening op nahouden. Dat is echter niet zo. Gelukkig niet. Gelukkig faalt hij, heeft hij geen mening over een aantal punten en blijven dingen open, zodat zoeken en tasten mogelijk blijft. Een leerkracht heeft ook nog altijd het recht om iets niet te gebruiken. Hij blijft nog steeds de grote vrijheid hebben om al dan niet gebruik te maken van dat blad, of het althans te gebruiken als een aanleiding om er op zijn eigen manier iets over te maken, toegesneden op zijn eigen model en situatie. Mevrouw Vogels, misschien zijn er wel een paar leerkrachten die datgene hebben gedaan waarvoor u pleit. Zij hebben zich afgevraagd wat dit voor hun leerlingen betekent en hoe ze daarmee kunnen omgaan. Ik zou dus voorzichtig zijn met het oordelen over zoiets. Het is een instrument dat hoe dan ook in een bepaalde situatie functioneert.
Ik zou begrip kunnen opbrengen voor wat de heer Caron en mevrouw Temsamani zeggen, mocht het zo zijn dat een minister - we hebben ook een tijd deze opdracht kunnen vervullen - systematisch vanuit één hoek iets promoot. Dan zou ik zeggen: dit kan niet. Vlaanderen is vandaag gelukkig een vrij open samenleving geworden, op een paar haarden van verzet na, die in alle milieus bestaan. Daar proberen mensen nog vast te houden aan een bepaald verleden. Als ze daar dan gelukkig mee zijn, dan til ik daar niet te zwaar aan. Die openheid in onze samenleving komt tot uiting door het feit dat mensen gemakkelijk kunnen omspringen met de instrumenten van anderen. Er wordt vaak gezegd dat de overheid neutraal moet zijn. Er wordt ook gezegd dat de overheid tegelijk pluralistisch moet zijn. Die begrippen verwart men gemakkelijk, maar het gaat hier niet over hetzelfde. Soms worstelt ook het gemeenschapsonderwijs met dit probleem: moet het pluralistisch zijn, of moet het neutraal onderwijs aanbieden? En betekent dat pluralisme intern of extern pluralisme? Daarmee zijn we bij een heel moeilijke kwestie beland. Als er goede publicaties bestaan - van welke aard of vanuit welke hoek ook - dan moet men nagaan of men, door ze aan te reiken, op de ene of andere wijze voeding kan geven aan de leerkracht. Die kan er dan mee aan de slag, in het kader van zijn eigen situatie en van het project van zijn school. Ik herhaal echter: dat moet altijd met het nodige respect en de nodige terughoudendheid gebeuren.
Persoonlijk sluit ik me dus aan bij de woorden van de heer Dehaene, hoewel ik niet zo enthousiast ben als hij. Hij heeft het voordeel van de jeugd. Wie jong is, mag al wat enthousiaster zijn. Van mij wordt verwacht dat ik dat wat minder uitdrukkelijk doe. Hoewel, schijn kan bedriegen. In sommige omstandigheden kan ik ook wel eens heel enthousiast zijn. Laat dit duidelijk zijn: zelf heb ik hier geen probleem mee, maar ik zeg er meteen bij dat dergelijke dingen met veel terughoudendheid moeten gehanteerd worden.
Mijnheer de minister, ik weet niet in welke mate u overleg hebt gepleegd met de minister van Onderwijs, maar u hebt alleszins impliciet gedaan wat hij vraagt. Hij pleit voor de brede school. Die kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. De heer Caron of mevrouw Temsamani heeft ernaar verwezen. De brede school is een concept waarbij een school zegt: wij staan er niet alleen voor, we aanvaarden een breed partnerschap, met diverse partners, deskundigheden en overtuigingen. Die school probeert, door die partners te mobiliseren, elk van die jonge mensen in een heel curriculum naar best vermogen te benaderen, in de totaliteit van hun persoon. In een brede benadering moet dit zijn plaats kunnen hebben, in die mate dat dit terughoudend en zeker niet opdringerig gebeurt. Ik weet niet of ik daarmee een mening vertolk die ook bij de minister leeft.
De voorzitter: Minister Vanackere heeft het woord.
Minister Steven Vanackere: Dit eerste uur van deze commissievergadering heeft al heel veel ideeën opgeleverd die een reactie en een standpuntbepaling vragen.
Ik zal beginnen met iets dat niet voorbereid is, maar dat ik bedacht toen ik mevrouw Vogels terecht hoorde spreken over atypische situaties. Mijn moeder zei me vaak vergoelijkend, wanneer ze het had over iemand waarbij ze bedenkingen had, dat die persoon ook het kind van iemand was. Nu kan ik daaraan toevoegen: het is ook iemands kleinkind. Wat we allemaal delen, is dat we afstammen van vier grootouders. Er loopt geen mens op deze wereld rond die niet in dat geval is. In mijn geval zijn ze alle vier dood, maar ik heb ze wel.
Mevrouw Vogels, we gaan het straks nog hebben over stereotypes. De wereld van de grootste stereotypes is tegelijk ook de wereld die kinderen het meest aanspreekt, namelijk die van de sprookjes. Het gaat hier over zes- tot achtjarigen aan wie bepaalde dingen worden verteld die te maken hebben met de waarden van verschillende generaties, die respect kunnen opbrengen voor elkaar en die de dialoog kunnen aangaan met elkaar, steunend op het vermogen zich in te leven in de andere generatie. Het gaat over 180.000 exemplaren. Mevrouw Vogels, u hebt overschot van gelijk als u opmerkt dat dit niet voor iedereen juist is, maar dat is nu eenmaal het medium waarvoor werd gekozen. Op een bepaald ogenblik moeten we vertrekken van een bepaalde basis en rekenen op de leerkrachten om ermee aan de slag te gaan. Dat wou ik toch even zeggen, als antwoord op die bijkomende vraag.
Solidariteit en begrip tussen generaties is een belangrijke pijler. Elke vraagsteller heeft zich gehaast om dat te onderstrepen. Ik ga daarbij dus niet te lang blijven stilstaan, maar wil gewoon twee voorbeelden geven waaruit mag blijken dat het hier niet gaat over een eendagsvlieg, over iets dat zomaar even ter sprake komt.
De Vlaamse Jeugdraad en de Vlaamse Ouderenraad zijn het afgelopen jaar met elkaar in gesprek gegaan over het thema 'intergenerationele solidariteit'. De Vlaamse Ouderenraad heeft als thema voor de ouderenweek 2007, van 19 tot 25 november 2007, gekozen voor het ontmoeten van generaties onder de slogan 'Generaties verschillen? Ontmoeting verrijkt'. De Vlaamse Ouderenraad wil verschillende generaties dichter bij elkaar brengen en ouderen aanzetten om in dialoog te gaan met de andere generaties. Dat is ook van toepassing op de generaties binnen de verschillende culturen. Het verbeteren van de contacten tussen alle jongeren en de verschillende oudere generaties staat hierbij centraal. Ik pik in op wat elk van u heeft gezegd, namelijk hoe belangrijk de boodschap van intergenerationele solidariteit en onderling begrip is. Ik situeer dat in de grote actualiteit. Het is nu meer dan ooit wijs om ook ten aanzien van de allerjongsten dat verhaal te vertellen, op maatschappelijk niveau, niet op experimenteel klein niveau. Het verhaal moet zo breed mogelijk worden verspreid om die boodschap te ondersteunen.
Dan komen we tot de keuze voor het medium Zonnekind. Mevrouw Temsamani, ik heb niet gekozen voor Zonnekind om het als een paard van Troje naar de klassen te laten trekken met de opdracht om zieltjes te bekeren. Het is ook niet om reclame te maken voor een uitgever of voor een tijdschrift. De reden waarom er voor Zonnekind is gekozen, is dat het tijdschrift op de markt een unieke positie markt heeft om jongeren en leerkrachten in de eerste graad van het basisonderwijs te bereiken met didactisch materiaal. Het tijdschrift Yeti, waar u naar verwijst, richt zich tot kinderen van de derde graad van het basisonderwijs en komt niet in aanmerking voor de actie die heel specifiek bedoeld was voor de kinderen van de eerste graad.
Sommigen zullen er misschien verbaasd over zijn, maar ik wil toch even in herinnering brengen dat het helemaal niet uitzonderlijk is dat de Vlaamse overheid een beroep doet op de publicaties van Averbode. Ik geef drie voorbeelden. In 2006-2007 was er in Zonneland een dossier van acht pagina's over hout. De houtbewerking is immers een knelpuntberoep en er moeten initiatieven komen om de studierichting hout wat populairder te maken bij de kinderen. Op de persconferentie van dat initiatief heeft minister Vandenbroucke gesproken. In Zonneland nummer 20 van het schooljaar 2001-2002 werd op initiatief van minister Vogels de folder 'Doe mee met de tijdrovers', verspreid, met een enquête over de tijdsindeling binnen het gezin. In Zonneland was er ook - met de steun van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) en de Europese Unie - een dossier van acht pagina's om kinderen te sensibiliseren voor vis en visserij. Ook over andere thema's zijn er speciale nummers geweest, bijvoorbeeld over energiebewustzijn en -besparing, media en voeding, steeds op vraag van en in samenwerking met de Vlaamse overheid of administraties.
Waarom gebeurt dat? Omdat het vehikel bestaat, mevrouw Temsamani, en omdat het in een bepaalde doelgroep het enige vehikel is dat in staat is een boodschap op een zo ruime schaal te verspreiden. Averbode is inderdaad gespecialiseerd in de productie en distributie van kinder- en jeugdtijdschriften en is in nagenoeg alle scholen aanwezig, over alle netten heen. Zonnekind wordt gebruikt door de leerkrachten in de klas en door de kinderen thuis. Het bereikt wekelijks 73.000 Vlaamse kinderen van zes tot acht jaar en 9000 Vlaamse leerkrachten van het eerste en tweede leerjaar. Meer dan driekwart van de leerkrachten hebben een abonnement op de PLUS-versie, het tijdschrift met de pedagogische bijlage. Het mag dus duidelijk zijn wat de appreciatie is van het onderwijs voor dat tijdschriftje, over alle netten heen. Ter informatie: binnen het vrije net is ongeveer 56 percent van de kinderen abonnee, bij de andere netten is dat 24 percent.
Ik kom tot de neutraliteit en het al dan niet godsdienstige karakter. Ik ben in de verleiding gekomen om heel de lezersbrief van Lucas Vanclooster van dit weekend voor te lezen, maar ik zal hem niet helemaal voorlezen. Hij is een eminent redacteur geweest van Nitro, het blad van de Humanistische Jongeren. Hij schrijft het volgende: "Vanmiddag kwam mijn dochtertje, eerste leerjaar gemeentelijk onderwijs, thuis met het door sommige geledingen van de vrijzinnige beweging zo gevreesde opa- en omanummer van Zonnekind, uitgegeven door de paters van Averbode. Mijn kind volgt geen katholieke godsdienst en ik heb het blad meteen uit haar handen gerukt en gescand. Van katholieke indoctrinatie geen spoor. Opa god en oma Maria duiken nergens op, zelfs niet stiekem om de hoek. Voorts voert Altiora geen reclame voor de eigen publicaties, er is geen abonneerformulier ingesloten en, vreemd, mijn dochtertje heeft niet gezanikt om Zonnekind elke week te mogen ontvangen. Overigens, ze hield van het boekje en ik vond het ook best fijn en zinvol." Lucas Vanclooster zegt ook waar hij vandaan komt. De laatste zin laat ik voor uw eigen lectuur en heeft te maken met de appreciatie van de heer Vanclooster ten aanzien van degenen die daar een punt van maken. (Opmerkingen) Op vraag van de leden wil ik het dan wel voorlezen: "Kunnen sommige vrijzinnige groupuscules hun achterhoedegevechten nu alstublieft eens staken en een andere bezigheidstherapie zoeken?"
Ik kom terug op het verhaal van de godsdienst. De editie bevat niets over godsdienst. In de speciale editie werd expliciet verwezen naar de eindtermen en naar de leerplandoelen van de verschillende netten, met inbegrip van die van het gemeenschapsonderwijs. Er waren geen verwijzingen naar eindtermen of leerplandoelen inzake godsdienst of andere levensbeschouwelijke visies. In geen enkel opzicht wordt in het themanummer verwezen naar een godsdienstige of filosofische levensbeschouwing. Het blad is vrij algemeen verspreid, ook buiten het vrije net. Ik wil trouwens opmerken dat de leerlingen van het eerste leerjaar van alle scholen elk schooljaar het eerste nummer van Zonnekind ontvangen. (Opmerkingen van mevrouw Anissa Temsamani)
Van twee zaken één: ofwel vindt u dat dit niet kan…
Mevrouw Anissa Temsamani: Ik vind wel dat Zonnekind zelf dat mag, maar niet dat een minister dat kan.
Minister Steven Vanackere: Straks zal ik het hebben over de kostprijs, maar eerst heb ik het over de wet op de overheidsopdrachten. Het project is op 26 juni goedgekeurd na een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, zoals voorzien in de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten. Die wet is natuurlijk van toepassing, maar ze laat zeer veel zaken toe. Dit initiatief past daarin. Er is geen beroep gedaan op de mededinging. Het departement motiveerde deze werkwijze als volgt: "De diensten kunnen omwille van hun technische en artistieke specificiteit slechts aan één bepaalde dienstverlener toevertrouwd worden. Via het tijdschrift Zonnekind van Uitgeverij Averbode worden wekelijks 73.000 Vlaamse kinderen van zes tot acht jaar bereikt en 9000 Vlaamse leerkrachten van het eerste en het tweede leerjaar."
Men moet vaststellen dat niemand erin zou slagen om met minder dan 30.000 euro een nummer van een blad te maken dat onder 180.000 kinderen wordt verspreid. Mevrouw Dillen heeft gevraagd of het geld wel goed besteed is. We hebben eenmalig 30.000 euro vrijgemaakt voor de verspreiding van een boodschap op 180.000 exemplaren. De kostprijs bedraagt dus 16 cent per exemplaar. Dat kan men natuurlijk niet verbeteren. De kosten voor de realisatie van dit nummer en voor de verspreiding ervan naar de abonnees worden door Uitgeverij Averbode zelf gedragen. De subsidie is voor de bijkomende exemplaren van de niet-abonnees. Mevrouw Temsamani vroeg ook wat er gebeurt met de adressen die men via de enquête kan inzamelen. We hebben aan de uitgeverij gevraagd om geen commercieel gebruik te maken van de adresgegevens. De uitgeverij heeft expliciet toegezegd dat dit niet zal gebeuren.
Men vraagt me of ik heb overlegd. De beslissing is al op 26 juni genomen, en daarover is niet overlegd. Ik wil gerust zeggen dat we dat wellicht beter hadden gedaan. Een uitgebreider overleg, meer dan wat mondeling overleg tussen twee ministers, ware beter geweest. Volgende vrijdag zal ik mijn collega op mijn kabinet ontvangen om te spreken over de wisselwerking tussen Welzijn en Onderwijs. Afgelopen weekend waren we samen aanwezig op een studiedag over incest, uitgerekend in Averbode. We hebben er afgesproken om goed te overleggen, want dat is erg nuttig. Er is niet overlegd, en dat is voor verbetering vatbaar.
Ik kan de actie niet stopzetten, want het gaat om een eenmalig initiatief. Bij wijze van besluit wil ik nog pleiten voor een ontspannen kijk op deze kwestie. Wie pluralisme verwart met een verbod om de verschillende inspiraties in de samenleving te tonen, bewandelt een heilloos pad. Het echte pluralisme is een actief pluralisme, dat verdraagt dat verschillende inspiratiebronnen verschillende nuttige bijdragen aan een goede samenleving kunnen realiseren. Het gaat er dus niet om de ene of de andere inspiratie monddood te maken of te dwingen om zonder overheidshulp te functioneren. In dit geval ging het over 30.000 euro om 180.000 kinderen te bereiken. De oplossing bestaat erin verschillende bloemen te laten bloeien en ongecomplexeerd met elkaar om te gaan.
Ik verzet me tegen een opvatting van pluralisme die neerkomt op een geurloze, kleurloze en inspiratieloze neutraliteit die eigenlijk betekent dat men niets meer mag zeggen. Ik voel me perfect thuis bij andere politieke gezagsdragers zoals minister Vandenbroucke en ex-minister Vogels, die in het verleden Averbode en Zonnekind hebben gebruikt als een vehikel om op een gemakkelijke en snelle manier een positieve boodschap - die niemand in vraag heeft gesteld - te verspreiden.
Mevrouw Mieke Vogels: Aan de Blabla-boemboemcampagne wou Averbode niet meewerken.
Minister Steven Vanackere: Daarop heb ik geen commentaar gegeven. Dat is stof voor een andere interpellatie.
Laten we met deze zaak ontspannen omgaan en laten we vooral niet te veel met samenzweringstheorieën werken. Wat ik vandaag heb gehoord, dat kan er nog mee door. Op sommige ogenblikken heb ik echter het gevoel gekregen dat er na deze actie een groot intentieproces wordt gevoerd. De betrokken uitgeverij wordt er overigens door niemand van de aanwezigen van beschuldigd dat ze indoctrineert of slinkse methoden gebruikt. Sommige hebben me dat wel gezegd buiten deze zaal, of ze hebben dat geschreven. Dat heeft me erg verbaasd. Ik blijf tegenover dat soort van kritieken een welbegrepen pluralisme verdedigen. Dat laatste staat toe dat iedereen spreekt, maar respect heeft voor het standpunt van anderen, en dat alles evenwichtig wordt afgewogen.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Uw antwoorden op mijn vragen een, vijf en zes bevredigen me echter niet. Kunt u de antwoorden aanvullen?
Minister Steven Vanackere: Verontschuldig me, ik heb niet op alle vragen geantwoord. Op de vraag of alle exemplaren verdeeld zijn, kan ik alleen antwoorden dat we dat niet gecontroleerd hebben. Een deurwaarder hebben we niet gestuurd. Ik had dat misschien kunnen doen, om iedereen helemaal gerust te stellen.
Ik kan u de dekkingsgraad in de scholen van de verschillende netten geven. Zonnekind is onder alle 180.000 kinderen verspreid. Er zijn 73.000 abonnementen. 19 percent van de abonnementen - 14.000 abonnementen - gaan naar kinderen die school lopen in andere netten dan het vrije net. 14.000 op 59.000 leerlingen of 24 percent is abonnee. In het vrije net - dat goed is voor 81 percent van de abonnementen - zijn er 59.000 abonnementen op 106.000 leerlingen. Daar is 56 percent abonnee.
De heer Bart Caron: Eigenlijk wil ik iets anders weten. Ik neem aan dat Altiora voor de verspreiding zijn eigen kanalen heeft gebruikt. Ik zou het interessant vinden te weten in welke mate die netten dat nummer ook daadwerkelijk hebben verspreid. Ik ben er niet zeker van dat ze dat hebben gedaan. U hebt er alle belang bij dat de nummers ook in handen van de kinderen terechtkomen. Kunt u dat laten onderzoeken?
Minister Steven Vanackere: Ik wil alvast zeggen dat ik geen enkele aanwijzing heb dat de verspreiding niet zo goed als perfect is verlopen. Ik heb geen signalen ontvangen dat er scholen zijn die een of andere vorm van boycot of verzet tegen het initiatief hebben georganiseerd. Ik zal het evenwel nagaan.
De heer Bart Caron: Wat de ideologische aspecten betreft, wil ik vooreerst zeggen dat ik niet op gespannen voet leef met welke ideologische of levensbeschouwelijke stroming ook. Ik zie ook geen spoken. Ik ben me ervan bewust dat er voor die doelgroep niet veel alternatieven zijn met een vergelijkbare dekkingsgraad. Toch noopt mijn eigen christelijke opvoeding me om daar zeer voorzichtig mee om te gaan.
Averbode maakt fantastische dingen. Ik zou er geen enkel probleem mee hebben dat de knowhow van Averbode wordt gebruikt om een project en een doelstelling van de Vlaamse overheid te helpen realiseren. Hier gaat het echter tezelfdertijd om een nummer van Zonnekind. Het is geen bijzondere uitgave, maar een nummer van dat blad. Dat kan een commerciële rol hebben gespeeld. Het bezorgt me wel een ongemakkelijk gevoel.
Mevrouw Dillen vroeg zich af of we ook zouden hebben geprotesteerd als voor deze actie een vrijzinnig blad zou zijn gebruikt. Ik had dat zeker gedaan. De minister verwijst naar voorbeelden uit het verleden. Ik weet niet of de vergelijking altijd opgaat. Gaat het om een uitgave van een blad, of om het kopen van een katern in een blad? Wordt het verspreid onder alle abonnees, of onder alle kinderen? Dat zijn belangrijke vragen. Ik heb er trouwens geen problemen mee dat u voor de realisatie van uw doelstellingen ruimte koopt in bestaande publicaties koopt om uw blijde boodschap of uw heilzame leer uit te dragen. Ik meen dat echt. Onderwijs en Welzijn kunnen op een aantal terreinen zinvol samenwerken. Laten we daarin investeren. Ik ben dus blij dat u daarover met de minister van Onderwijs zult overleggen.
Ik heb de indruk dat de commercieel-financiële aspecten in orde zijn. Ik ben blij met uw antwoord ter zake. De kostprijs is laag, maar dat is niet zo uitzonderlijk. Elke uitgever kan op zo'n grote oplages zeer goedkoop werken. U stelt dat slechts één uitgever dit kan. Ik neem daar akte van. Misschien is dat zo: op dat vlak ben ik niet goed op de hoogte. Ik heb niets tegen Uitgeverij Averbode of tegen de visie van de uitgeverij. Ik vraag wel dat we dit soort van zaken secuur aanpakken. Blijkbaar ben ik daar voorzichtiger in dan anderen.
Er is gesproken over het typisch Vlaamse gezin. Mag ik vragen om eens nuchter vast te stellen dat dit ideaaltype niet langer bestaat? Het heeft geen zin om een model of een sjabloon uit te werken dat haaks staat op de realiteit. Kijk eens rond in uw eigen omgeving en kijk hoeveel kinderen twee ouders en vier grootouders hebben. Ik heb het dan nog niet eens over hun 'Vlaamse' origine.
Ik heb zelf een kleinkind uit een andere cultuur. Ik ben gescheiden en hertrouwd. Mijn kinderen hebben dus eigenlijk meer grootouders. Ik ben trouwens zeer blij dat de relatie met de familieleden prima verloopt. Er zijn echter problemen. Als op school een feestje wordt gegeven, komen mijn kinderen met meer mensen dan anderen. Dat is net het tegenovergestelde van wat mevrouw Vogels daarnet heeft gezegd, namelijk dat kinderen niemand meebrengen. Laten we blij zijn dat de familiale band goed is. Ook dat maakt deel uit van het begrip en de solidariteit tussen generaties.
De diversiteit van families heeft te maken met scheiden en hertrouwen, met verschillende culturen en leefstijlen. Ik roep dan ook op om daar in de toekomst rekening mee te houden. Als u vandaag aan kinderen uit het lager onderwijs vraagt waar ze het vaak over hebben, dan zullen ze antwoorden dat het net over die problemen gaat. In mijn kindertijd werd ik daar niet mee geconfronteerd. De werkelijkheid van vandaag is nu eenmaal anders. Laten we dat dan ook duidelijk maken. We moeten daar zeker aan toevoegen dat die werkelijkheid niet zo negatief moet zijn als sommigen denken en dat begrip en solidariteit zeker mogelijk zijn.
De voorzitter: Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw Anissa Temsamani: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Toch blijf ook ik op mijn honger zitten. Ik wil voor alle duidelijkheid herhalen dat het me hier niet gaat om Zonnekind of om de inhoud van dat blad, maar over uw initiatief om aan één bedrijf een opdracht toe te kennen. Ik ben overigens niet verantwoordelijk voor al degenen die vanuit hun levensbeschouwelijke overtuiging hun meningen hebben geventileerd in allerlei kranten. Mij gaat het vooral over het feit dat het om één specifieke firma gaat. U hebt een aantal argumenten aangehaald om die keuze voor dat specifieke blad te verdedigen. Ik twijfel overigens ook niet aan de kwaliteit van het bedrijf of van Zonnekind. Ik heb al gezegd dat ik het vroeger ook heb gelezen.
U hebt gezegd dat pluralisme betekent dat daarop niet zo erg mag worden gefocust. Voor mij houdt pluralisme in dat gelijke steun wordt gegeven aan andere organisaties met een andere inspiratie. Mijnheer de minister, op dat vlak blijf ik op mijn honger zitten. Ik kan me best inbeelden dat u een opdracht had gegeven aan een neutrale organisatie, die dan een eenmalige publicatie had kunnen verzorgen. De inhoud had dezelfde kunnen zijn. Eventueel had ze gebruik kunnen maken van de knowhow van Averbode. Daar heb ik geen probleem mee. Ik vraag me alleen af waarom er voor Averbode werd gekozen. (Opmerkingen)
Het feit dat u verwijst naar uw voorgangers, geeft toch ook aan dat op regelmatige basis met datzelfde bedrijf wordt samengewerkt.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de minister, ik blijf me verzetten tegen dit soort van selectieve verontwaardiging. Ik hoor hier zeggen dat het niet verantwoord is dat u een beroep hebt gedaan op Zonnekind. Ik zit toch al vrij lang in het Vlaams Parlement. Ik heb deze reactie nooit gehoord over eenzelfde initiatief van minister Vandenbroucke, die tijdens deze regeerperiode ook een beroep heeft gedaan op een van de uitgaven van de abdij van Averbode. Tijdens de vorige regeerperiode heb ik evenmin van iemand een reactie gehoord op het initiatief van mevrouw Vogels. Ik betreur de houding die hier wordt aangenomen.
Ik heb bedenkingen over het financiële aspect. Inhoudelijk zie ik er echter geen graten in. Ik heb echt de moeite gedaan om het artikeltje te lezen. Ik vraag me af of degenen die hier het woord hebben genomen, dat ook hebben gedaan. Het is een braaf stukje. Daar wordt echt geen kinderzieltje mee gewonnen. Geen enkele mama of papa wordt daardoor overtuigd om voor minister Vanackere of zijn partij te stemmen. (Opmerkingen van de heer Bart Caron en van mevrouw Anissa Temsamani)
Jawel, mevrouw Temsamani. In het begin hebt u wel gezegd dat u zich afvraagt of het hier niet gaat om propaganda voor minister Vanackere.
Mijnheer de minister, u hebt gelijk. Het gaat inderdaad om een klein budget dat maar één keer is ingeschreven op de begroting. Ik blijf er echter bij dat er belangrijkere noden zijn in Vlaanderen. Ik zou liever hebben dat het geld in de toekomst anders besteed wordt.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mijnheer de minister, net als u vind ik dat respect betonen voor ouders en grootouders zeer belangrijk is. Toch mag u mijn opmerking niet zo maar onder tafel vegen. In de provincie Antwerpen is een op de vijf kinderen niet meer van Vlaamse afkomst. In Deurne en in de stad Antwerpen zijn dat er zeven op tien.
Het zou interessant kunnen zijn om na te gaan waar de abonnees van Zonnekind vandaag wonen en waar het blad geen abonnees heeft. Met de mensen van Averbode kan dan worden nagedacht hoe ze hun expertise kunnen uitbreiden, zodat een leerkracht weet hoe hij kan werken rond dit thema als de grootouders niet in de buurt zijn.
De voorzitter: De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene: Ik heb het blad wel gelezen omdat mijn kinderen het hadden meegebracht. Ik was wat ontgoocheld dat mijn kinderen niet tegen me riepen dat ze het boekje van Steven hadden gekregen. (Gelach/Opmerkingen)
Mijnheer de minister, ik ben blij dat u gebruik hebt gemaakt van een bestaand kanaal om deze boodschap over te brengen. Mijnheer Caron, u zegt dat u verscheidene uitgevers kunt vinden die voor 29.000 euro hetzelfde kunnen doen. U mag me die adressen doorspelen. Over anderhalf jaar komen die van pas. De cijfers die ik in gedachten heb, zijn van een andere orde van grootte.
Ik blijf er bij dat ik de reactie vreemd vind. Ik zal er de stukken op nalezen om te zien of er vragen zijn gesteld over het initiatief van minister Vandenbroucke. Mijnheer Caron, als u de parlementaire verwijzing van dat stuk hebt, mag u me die gerust geven. Dat bespaart me tijd.
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Mevrouw Vogels, u spreekt hierover altijd met de idee van de stad als achtergrond. In een stad zijn er natuurlijk verscheidene culturen aanwezig. Voor mij is het even belangrijk dat de verdraagzaamheid overal in Vlaanderen groeit en dat racisme wordt ingedijkt. Ook op het platteland moeten de mensen kennis maken met andere culturen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.