Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 16/10/2007
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het toenemend sluipverkeer tengevolge het gebruik van gps
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: U zult zeggen het is oktober en hij is daar weer met een vraag over gps en sluipverkeer. Sluipverkeer en gps gaan soms hand in hand. Gps is een prachtig product, in 2006 het product van het jaar. Vorig jaar waren er al meer dan een half miljoen gps-gebruikers. Het is een goed hulpmiddel in de vrachtwagen, de wagen of op de fiets. Het wordt altijd maar gespecialiseerder, maar dat heeft ook nadelen. Daar gaat de discussie net over. Hoe kunnen we er goed mee omgaan om de negatieve bijeffecten zo veel mogelijk te beperken? Het is een nieuw product ontwikkeld door de private sector en het gevaar bestaat altijd dat de overheid te veel reglementeert.
We hebben de voorbije weken een enquête gehouden en daaruit is gebleken dat sluipverkeer door verkeerd gps-gebruik een thematiek is die in Vlaanderen leeft. Ongeveer 80 percent van de gemeenten wordt met sluipverkeer geconfronteerd. We hebben een paar weken geleden nog het voorbeeld van Veurne gezien. Er zijn toen hindermaatregelen opgesteld en een goede omleiding aangeduid, maar de meeste weggebruiker volgen gewoon hun gps. Zo komt men op veldwegen terecht of in centra of zone 30´s. Bijna iedere week lezen we wel een voorbeeld van zo´n chauffeur, laatst nog in Limburg toen een Nederlandse vrachtwagenchauffeur op een jaagpad naast het kanaal terechtkwam dat almaar smaller werd. De vrachtwagen moest ten langen leste worden weggetakeld.
De problematiek leeft in Vlaanderen. Ik zie dat de minister dat in haar antwoord op een vraag van de heer Daems ook erkent. Dat is positief. Zij beseft heel goed dat we daar iets aan moeten doen. De vraag is hoe we daar iets aan kunnen doen.
U hebt verschillende initiatieven genomen, ook op het vlak van studies. U hebt in 2005 gesteld de hele problematiek rond de gps in beeld te willen brengen en te onderzoeken.
Een jaar later hebt u gezegd dat u de snelheidsdatabanken als eerste ging lanceren, om dat later te integreren in de gps-systemen. De studie over de snelheidsdatabanken is intussen afgewerkt, maar we hebben er weinig links naar de navigatiesystemen in teruggevonden. Ik moet daar helaas uit concluderen dat u de voorbije jaren wel meermaals uw oprechte bezorgdheid hebt uitgedrukt over het toenemende sluipverkeer en ook enkele acties hebt ondernomen, maar dat we na twee jaar in de praktijk weinig vooruitgang geboekt hebben.
Bij onze noorderburen zitten de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de actoren in het openbaar vervoer regelmatig rond de tafel om die problematiek op een structurele manier aan te pakken. Sluipverkeer en gps-misbruik zullen we nooit volledig kunnen oplossen, maar als we het op zijn minst op een goede manier willen begeleiden, moet elke actor zijn verantwoordelijkheid opnemen. De overheid en de bevoegde minister moeten daarin een co?rdinerende rol spelen. Zij moeten het initiatief nemen om alle actoren - lokale besturen, de actoren in het openbaar vervoer, de kaartenmakers en de gps-producenten - rond de tafel te brengen. Ik wil u dan ook vragen om meer initiatieven te nemen dan tot op heden is gebeurd.
Mevrouw de minister, in april 2005 hebt u een specifiek onderzoek naar gps aangekondigd. Is die studie afgerond? Zijn er concrete aanbevelingen uit voortgekomen? Enkele maanden later hebt u gezegd dat er gewerkt werd aan de opmaak van een snelheidsdatabank. Er is een eerste partiële studie afgerond, maar we hebben daarin weinig links gevonden naar gps-gebruik. U hebt ook gezegd dat u een aantal bijvragen had geteld en dat er toevoegingen zouden komen. Wat is de precieze timing daarvan? Op welke wijze kan de snelheidsdatabank mee gps-systemen aansturen? Hebt u al contact opgenomen met de transportsector en de producenten van navigatiesystemen om de problematiek te bespreken? Welke initiatieven komen daaruit voort?
De gps-toestellen kunnen technisch nog verbeterd worden. De negatieve effecten kunnen verminderd worden. Ik denk daarbij aan een snelle actualisering van de informatie. Uit mijn enquête blijkt dat amper 10 percent van de gemeenten al eens contact gehad heeft met een gps-producent of een kaartenmaker. Dat is heel weinig, terwijl ze allemaal wel ge?nteresseerd zijn om via een efficiënt forum informatie over wijzigingen in hun wegennet door te sturen.
Er is ook nood aan differentiatie tussen wagens en vrachtwagens. Gps-toestellen worden steeds krachtiger, het kleinste landwegeltje zit erin. Dat betekent echter ook dat er nood is aan informatie over bijvoorbeeld tonnagebeperking voor vrachtwagens.
Uit de enquête blijkt dat sluipverkeer niet alleen slaat op vrachtwagens, maar ook op personenwagens. Maar vrachtwagens zijn nu eenmaal zichtbaarder en veroorzaken meer ergernis. Voor de vrachtwagenchauffeur zelf is het uiteraard ook niet interessant om op zo´n jaagpad terecht te komen en daar dan een paar uur tijd te verliezen. De sector is dan ook vragende partij voor gps-systemen op maat van vrachtwagens, waarin bijvoorbeeld de tonnagebeperkingen in de verschillende gemeenten kunnen worden opgenomen.
Er is in elk geval voldoende gespreksstof om met de gps-producenten rond de tafel te zitten. Zijn er systemen van labeling mogelijk om hen aan te moedigen en om het gebruik van gps te optimaliseren?
Staat u achter het Nederlandse idee van het integrale systeem van auto en openbaar vervoer, waarbij de tijdstabellen van de Nederlandse spoorwegen opgenomen werden in de producten van TomTom? Hoe staat u tegenover het idee om dat systeem uit te breiden naar Vlaanderen?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mevrouw de minister, ik heb het gevoel dat er af en toe sprake is van een minder zorgvuldige heraanleg van een bepaalde hoofdas of -straat, waardoor men het verkeer vaak richting omliggende straten stuurt. Bij de heraanleg van hoofdassen moeten we erover waken dat we die niet abrupt versmallen en dat we de capaciteit niet zomaar verkleinen. Door op die manier het verkeer te willen terugdringen, krijgt men soms het perverse effect dat er net meer sluipverkeer ontstaat in de aanpalende woonbuurten.
Wordt daarover nagedacht? Wordt die bedenking meegenomen bij de heraanleg van hoofdassen of belangrijke verkeersaders?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Collega´s, ik ben mij terdege bewust van de trage vooruitgang in dit dossier. Er is een studie geweest rond gps en de toepassing op het ISA-systeem. Dat is een andere toepassing dan die voor het sluipverkeer. Met gps kun je oneindig veel dingen doen - goede en minder goede - maar alles staat of valt met het hebben van heel accurate data. En daar knelt het schoentje wat betreft onze verantwoordelijkheid als Vlaamse Gewest. Neem nu het voorbeeld van tonnage, dat heel belangrijk is in de strijd tegen sluipverkeer: als we niet exact geregistreerd hebben welke tonnagebeperkingen er zijn, kan gps hooguit richtingaangevend zijn en verliest het een deel van zijn kracht. Dergelijke registratie is voor mij een prioriteit.
Ik wil daar tijdens deze legislatuur een absolute prioriteit van maken en de eerste stappen zetten. Ik wil in 2008 een snelheidsdatabank ontwikkelen. Het gaat dan over een databank waarin alle borden die dit land rijk is, worden geregistreerd. Dat is een zeer grote opdracht. Daarvoor hebben we het decreet op de aanvullende reglementen nodig en daar zijn we volop aan bezig. We willen enerzijds een versoepeling waardoor gemeenten niet elke keer advies moeten vragen of een aanvullend reglement er al dan niet kan komen. Ik denk dat gemeenten wijs genoeg zijn om dat zelf te beslissen. Anderzijds verplichten we ze wel om dit te melden. Dat is een eerste stap.
De tweede stap is het klaarmaken van de software en de webapplicatie. Ook daar zijn we volop mee bezig. We hebben natuurlijk een nulsituatie nodig. Eerst moeten we een zicht hebben op heel Vlaanderen om daarna de aanvullende reglementen goed te registreren. Op die manier wordt een databank ontwikkeld die zinvol is om aan een gps-systeem te linken. We moeten nog nagaan hoe we die nulmeting het beste organiseren. Dat wil ik in 2008 absoluut in gang zetten.
Dan was er een vraag over contact met de transportsector en de producenten van navigatiesystemen. Met de transportsector kunnen afspraken worden gemaakt over het gebruik, maar vooral afspraken met de producenten van navigatiesystemen zijn belangrijk. Tot op heden hebben we dat nog niet gedaan omdat we nog niets konden aanbieden. Ik moet kunnen zeggen dat we binnen een bepaalde termijn een snelheidsdatabank zullen hebben om ervoor te zorgen dat ze er mee instappen. Voor mij loopt dat parallel. Eens we weten wanneer de databank operationeel kan zijn, is het zinvol om gesprekken op te starten.
U vroeg of ik effectief zal starten met de opmaak van de snelheidsdatabank. Het antwoord daarop is ja. Momenteel heb ik reeds contacten met de dataleveranciers. Ze zijn vragende partij om hier verder werk van te maken. Op deze manier zullen ook de data die ze aanleveren naar hun klanten, de gps-producenten, veel correcter zijn. De gps-producenten werken in een markt die veel groter is dan Vlaanderen. Het is een internationale markt. Vandaar zullen we degelijke data moeten ontwikkelen om hen ervan te overtuigen om de nodige modules uit te werken.
Voor deze databank zijn er drie speciale aandachtspunten: de gebruiksvriendelijkheid van de ondersteunende tools bewaken, ondersteunen dat de ontwikkeling rekening houdt met de Europese state of the art en publiek-private samenwerking ondersteunen. De gegevens van de databank moeten in de toekomst ook nuttig zijn voor commerciële toepassingen
De timing voor de opmaak van de webtoepassing die het mogelijk maakt dergelijke data in te voeren en te beheren, is momenteel het derde kwartaal van 2008. De timing die vooropgesteld wordt voor de inventarisatie van de verkeersborden is 2008-2009.
Het is de bedoeling om volledige en correcte gegevens ter beschikking te stellen aan kaartenfabrikanten, op voorwaarde dat er garanties zijn dat de gegevens zullen worden aangewend ter ondersteuning van de beleidsdoelstellingen. We zullen ze niet zomaar aanbieden als we niet weten dat ze effectief kunnen worden ingezet voor de bestrijding van onder andere sluipverkeer.
Een gps-producent kan niet aansprakelijk worden gesteld indien hij de verkeersrichtlijnen niet volgt. De gps-producent kan namelijk moeilijk aansprakelijk worden gesteld voor de gebruiker van het toestel. Het is heel moeilijk om een juridische link te leggen tussen het gebruik en de juiste aanlevering van de data aan de kaartenmaker. Het is voor ons heel moeilijk om voor 100 percent juridische zekerheid te geven dat de data die door de gemeenten worden aangeleverd, correct zijn. Het blijft dus een ondersteunende tool.
In uw laatste vraag oppert u een interessant denkkader dat me zeker charmeert. We moeten evolueren naar ketendenken en multimodaal denken. We moeten afstand doen van onze nogal unieke relatie met de wagen. De gps kan dat ondersteunen. Er is echter nog een lange weg te gaan. Ik kijk met veel interesse uit naar wat in Nederland gebeurt. Ook daar gaat het nog om een intentie. Bij mijn weten zijn er nog geen systemen die functioneren.
Een eerste belangrijke stap die wij in de nabije toekomst willen zetten, is de integratie en zeer nauwe samenwerking tussen de dispatching van De Lijn en het verkeerscentrum. Er is een vervoersmanagement in ontwikkeling waarmee in Antwerpen zal worden begonnen. In Brussel worden ook afspraken gemaakt. In Gent moet dit nog worden opgestart. Vandaag gaat dit echter alleen nog maar over wegen en zijn er te weinig links naar het openbaar vervoer. Daar wil ik aan werken. In de toekomst zijn gps-systemen niet uitgesloten.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mevrouw de minister, ik wil u danken voor het antwoord. Ik ben blij dat u uw bezorgdheid nogmaals uitdrukt en dat u uw volle aandacht wilt besteden aan de problematiek van het sluipverkeer. Dat is heel positief.
Het verheugt me dat u in 2008 effectief werk zult maken van de databanken. Dat zal over de opstart gaan, want alles zal wel wat langer duren dan een paar maanden. Wie zullen de dataleveranciers zijn? Laat u dat over aan privéoperatoren, of zult u de lokale besturen inschakelen om de data te leveren voor de Vlaamse databank?
Van de studies van de voorbije jaren en maanden hebben we, meen ik, één studietje over de snelheidsdatabank ontvangen. Zijn de andere raadpleegbaar? Of zijn ze nog niet afgewerkt? Het zou leuk zijn om ze in een bui van transparantie te kunnen inkijken.
Als we optimistisch zijn, hebben we binnenkort een databank met informatie over verkeersborden, over de verkeerssituatie in heel Vlaanderen. Het zal dan natuurlijk een uitdaging zijn om alles te transformeren in een efficiënt gps-systeem. Het is de vraag welke criteria gehanteerd zullen worden en wat de modaliteiten zullen zijn. Wat vindt u zelf van de differentiatie tussen wagens en vrachtwagens? De kaartenlezers vertellen immers dat ze al over heel wat informatie beschikken. De heer Snauwaert heeft deze voormiddag nog op de radio gezegd dat ze de tonnagebeperkingen al kennen, dat die voor de meeste straten in Vlaanderen al in het systeem zitten. Het probleem is dat er nog veel verbeterd kan worden. Ik steun daarom uw initiatief om de databank op Vlaams niveau te maken. Het blijft een uitdaging. Overleg met de gps-producenten is noodzakelijk om alles ook in een afgewerkt gps-product te krijgen, wat mijn vraag over de differentiatie tussen wagens en vrachtwagens verklaart.
Over de hoofdrouting hebben we nog maar weinig gezegd, maar zolang de gps-producten de kortste en de snelste route als een evenwaardige optie blijven hanteren, blijven ze het sluipverkeer vergemakkelijken. Voor vrachtwagens zouden een aantal straten echt afgesloten moeten worden. Dat is een uitdaging die nog overblijft wanneer wij een heel ge?pdatete sterke, krachtige databank hebben. We moeten alles vertalen in een gebruiksvriendelijk product waar de opmerkingen in verwerkt worden - en ik zeg dit met respect voor de makers van het product.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, de aanlevering van de data bevat twee aspecten. Eerst is er de nulmeting. We zullen moeten zien hoe die wordt georganiseerd, want het houdt in dat elk bord in Vlaanderen wordt ge?nventariseerd. Dat is natuurlijk een immens werk. We moeten die nulmeting dus nog eens goed bekijken. Als die er is, is het makkelijker om de updates te organiseren. De lokale besturen plaatsen samen met het Agentenschap Infrastructuur de borden op de gewestwegen. Voor alle duidelijkheid: als het over gewestwegen gaat, beschikken we al over de gegevens. Die databank bestaat al, maar ik weet niet hoe accuraat die is. Dat zijn de belangrijkste dataleveranciers voor de databank waar wij aan werken.
Ik zal nog eens kijken hoe het zit met de studies. Ik dacht dat ze allemaal beschikbaar waren.
Ik ben het absoluut eens met uw laatste vraag. Ik wil zeker eens samen zitten met de gps-producenten, maar niets houdt hen tegen om de opsplitsing tussen vrachtverkeer en personenverkeer vandaag al te maken. Als het helpt dat ik eens met hen praat, dan wil ik dat wel doen, maar ik heb de tools niet in handen om hen te verplichten. Over die hefboom beschik ik niet. Ik zeg zeker geen ?neen´ tegen dit voorstel. Ik zal het nog eens bekijken.
Mevrouw De Ridder, uw vraag betreft veeleer Openbare Werken dan Mobiliteit. Vandaag gebeurt het steeds met respect voor de categorisering van de wegen. Er worden dus geen wegen gedownsized tot een eenbaansweg als dat niet overeenkomt met de categorisering van de wegen.
Ik voel wel aan, ook tijdens de discussie daarnet, dat er altijd een heel moeilijke evenwichtsoefening moet worden gemaakt. Dat is ook het geval bij een aantal tramlijnverlengingsprojecten. Steeds weer moet een evenwichtsoefening worden gemaakt. Aan de ene kant staan de wensen van een lokaal bestuur. Heel vaak gaat het dan over winkelstraten. Lokale besturen vinden het - terecht - heel belangrijk dat mensen op de meest veilige en aangename manier kunnen winkelen. Aan de andere kant is er de vraag naar een bredere mobiliteit, denken we maar aan de doorgang van zwaar vervoer. Het gaat dan over de tonnageverplichting.
Het initiatief in Veurne is begrijpelijk, maar ik kan me inbeelden dat als ergens het zwaar vrachtvervoer zou worden verboden, al dan niet met een aanvullend reglement, de naburige gemeenten het slachtoffer worden. Dat is altijd een heel moeilijke evenwichtsoefening, en er is telkens discussie als er een nieuwe weg wordt aangelegd. Het is niet altijd gemakkelijk voor ons om de juiste balans te vinden tussen de leefbaarheid van een stad of een gemeente en de bredere mobiliteitsafwikkeling. Er moeten heel vaak drastische beslissingen worden genomen om het probleem ten gronde op te lossen.
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Ik wil een voorbeeld geven, zonder erover te willen uitweiden, namelijk het verhaal van Mortsel. Daar werden twee rijstroken teruggebracht tot één, met het perverse effect dat heel Edegem, maar ook bijvoorbeeld Mortsel of Kontich, momenteel veel moeilijkheden hebben met doorgaand verkeer. De autobestuurders begeven zich door de woonwijken om die hoek van de Grote Steenweg-Liersesteenweg te vermijden. Dat is ook terecht.
Het is een goed voorbeeld van hoe het in de rest van Vlaanderen ook kan evolueren: de bestuurders beginnen in de aanpalende woonwijken te rijden om een bepaalde hoek te vermijden die versmald is. Ik denk dat het soms beter is om de capaciteit van een baan te behouden om te vermijden dat het verkeer zich een weg zoekt door woonwijken. Als men dan nadien die woonwijken gaat afsluiten, is het gebied onbereikbaar. Het is een moeilijke evenwichtsoefening, maar het is zeker niet altijd zo dat de categorisering wordt behouden zonder capaciteitsverlies.
De voorzitter: De heer Van Aperen heeft het woord.
De heer Jul Van Aperen: Het kan nuttig zijn om databanken op te stellen, maar we moeten geen dubbel werk leveren. De leveranciers van kaarten hebben heel wat informatie vergaard. Ze doen dat door continu rond te rijden met digitaal uitgeruste bestelwagens, die bijna dag en nacht op de weg zijn om de gebieden in kaart te brengen. Het is belangrijk om overleg te plegen met die sector en na te gaan wat er al ter beschikking is en wat er nog nodig is als aanvulling.
Er zijn mensen in die sector die al veel informatie hebben. Bijvoorbeeld de firma VDO is momenteel bezig om specifiek voor vrachtwagens routeplanners te maken. Men houdt niet alleen rekening met tonnage maar ook met bruggetjes van 3,60 meter bijvoorbeeld, waar een vrachtwagen van 4,05 meter niet over kan, niettegenstaande er met de tonnage geen probleem is. De firma Map & Guide heeft een systeem waarbij je kunt differentiëren naar personenwagens, lichte vrachtwagens en zware vrachtwagens, met of zonder tolwegen. Er zijn al veel gegevens voorradig. Het zou dom zijn om dubbel werk te leveren, want dat kost heel veel geld.
De voorzitter: Het incident is gesloten.